In de wetenschap wordt de waarheid vaak gezien als iets voorlopig, iets wat altijd onderhevig is aan revisie naarmate nieuwe ontdekkingen worden gedaan. Dit is niet slechts een theoretisch standpunt, maar een essentieel aspect van hoe wetenschappers omgaan met de werkelijkheid. De wetenschappelijke methodologie is gebaseerd op het idee dat onze huidige kennis altijd verbeterd kan worden door toekomstig onderzoek, en dat wat we vandaag weten misschien morgen al achterhaald kan zijn. Zelfs wetenschappelijke theorieën die als betrouwbaar worden beschouwd, worden uiteindelijk vervangen door nieuwe theorieën die beter in staat zijn de complexiteit van de wereld te verklaren.

Dit idee van voorlopigheid komt duidelijk naar voren in de werken van de Franse filosoof Jean-François Lyotard. Lyotard stelde dat wetenschappers opereren onder het principe: "Zolang ik bewijs kan leveren, is het toegestaan om te denken dat de werkelijkheid is zoals ik deze beschrijf," maar slechts "zolang dat het geval is". Wetenschappelijke claims zijn dus tijdelijk waar, afhankelijk van de bewijzen die op dat moment beschikbaar zijn. Dit benadert de principes van Bayesiaanse logica, die ons in staat stelt om waarschijnlijkheden te berekenen op basis van de informatie die we hebben, zelfs als we niet in staat zijn om absolute zekerheden te bereiken. Dit biedt een belangrijke context voor het begrijpen van het fenomeen van postwaarheid, dat zich vaak afspeelt in een wereld van onbewezen beweringen die zich richten op overtuiging in plaats van op feitelijke onderbouwing.

Fuzzy logica, een concept geïntroduceerd door Bart Kosko, biedt ook waardevolle inzichten in dit proces. Kosko daagde de traditionele opvatting uit dat waarheid en falsiteit absolute categorieën zijn, en stelde dat "alle feiten een kwestie van gradaties zijn". Volgens Kosko zijn feiten altijd vaag, onduidelijk of onnauwkeurig in zekere mate. Waarheid is dus niet iets absoluut, maar eerder een "scorebord" dat de mate van waarheid in een bepaalde situatie weergeeft. Dit idee van "gedeeltelijke waarheid" stelt ons in staat om een meer flexibele benadering van wetenschappelijke kennis te hanteren, hoewel het geen rechtvaardiging is voor de willekeurige beweringen die kenmerkend zijn voor postwaarheid. In het geval van nepnieuws, zoals de bewering van het Bowling Green-massacre, kan de waarheid wel degelijk worden vastgesteld: het is simpelweg niet waar.

David Hume, een van de meest invloedrijke sceptici in de filosofie, leverde ook een belangrijke bijdrage aan het begrip van wetenschap als iets dat niet absoluut is. Hume betoogde dat de relatie tussen oorzaak en gevolg niet zo voorspelbaar is als vaak wordt aangenomen. Hij stelde dat we geen interne kennis hebben die ons in staat stelt om met zekerheid te zeggen dat een bepaalde oorzaak altijd dezelfde effect zal hebben. Wat wij ervaren als noodzakelijkheid is eigenlijk slechts gewoontes die we hebben opgebouwd door eerdere waarnemingen. Voor Hume is er geen "noodzakelijke verbinding" tussen oorzaak en gevolg, en de uniformiteit die we in de natuur aannemen is slechts een resultaat van onze menselijke ervaring, niet een garantie voor de toekomst.

Deze benadering van wetenschap als voorlopig en onvoorspelbaar wordt versterkt door het werk van Ludwig Wittgenstein, die stelde dat de opkomst van de zon morgen een hypothese is, geen garantie. We kunnen niet met zekerheid zeggen dat de zon zal opkomen, ook al is het al miljoenen jaren gebeurd. Dit perspectief wordt ondersteund door Bayesiaanse probabiliteitstheorie, die de waarschijnlijkheid van toekomstige gebeurtenissen niet als absoluut ziet, maar als een statistisch proces gebaseerd op het verleden.

In wetenschappelijke termen is waarheid dus niet iets dat absoluut en definitief is, maar iets dat voortdurend wordt bijgesteld op basis van nieuwe informatie. Dit is essentieel voor de vooruitgang van de wetenschap. Wetenschappers moeten openstaan voor twijfel en bereid zijn hun overtuigingen aan te passen op basis van nieuwe bewijzen. De wetenschap stopt niet bij tegenspraken, maar ziet ze juist als een kans om verder te onderzoeken en nieuwe theorieën te ontwikkelen. Wetenschappelijke kennis is daarom altijd in beweging, en deze dynamiek is fundamenteel voor het proces van ontdekken en begrijpen.

Wetenschappers moeten zich altijd bewust zijn van de waarde van "geïnformeerd gokken", een benadering die we dagelijks toepassen wanneer we handelen met onvolledige informatie. Dit betekent niet dat we willekeurig handelen, maar dat we op basis van de beste beschikbare kennis redelijke inschattingen maken. In tegenstelling tot dogmatisme, dat ervan uitgaat dat er één absolute waarheid is, vereist geïnformeerd gokken een bereidheid om de onzekerheid te omarmen en beslissingen te nemen met een zekere mate van waarschijnlijkheid.

Hoewel Hume’s scepticisme over de mogelijkheid van absolute kennis het een extreme benadering maakt, is het belangrijk te erkennen dat wetenschappers in het dagelijks leven vaak vertrouwen op de stabiliteit van wetenschappelijke kennis, zolang de waarnemingen consistent zijn. Het is dit vertrouwen dat ons in staat stelt om te handelen zonder constant te twijfelen aan de waarheid van onze kennis. Maar wanneer onverwachte resultaten optreden, kan dat juist de aanleiding zijn voor nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen en herzieningen van bestaande theorieën. Wetenschappelijke vooruitgang is dus afhankelijk van het vermogen om twijfel te accepteren en te gebruiken als een motor voor verdere ontdekkingen.

Het is echter van cruciaal belang om te begrijpen dat de wetenschappelijke benadering van waarheid fundamenteel verschilt van de postwaarheid. Waar postwaarheid zich baseert op overtuigingen die niet onderbouwd zijn door bewijs, gaat de wetenschap altijd uit van de beste beschikbare informatie en maakt ze ruimte voor twijfel en aanpassing. Wetenschap is niet dogmatisch, maar veeleer een continu proces van verfijning en bijstelling van onze kennis.

Hoe ideologieën en de strijd om waarheid zich verhouden tot de kleine verhalen

De opkomst van de postwaarheid heeft het wereldbeeld waarin we verkeren grondig veranderd. Grote ideologieën, die zich vaak als de enige betrouwbare bron van waarheid presenteren, verliezen steeds meer hun grip. De zogenaamde "metanarratieven" die deze ideologieën dragen, blijken bij nadere beschouwing vaak te steunen op veronderstellingen die niet alleen verkeerd zijn, maar ook onterecht als waar worden geaccepteerd door het brede publiek. Wat zij propageren is in wezen gebaseerd op tradities die geen andere legitimiteit bezitten dan die van hun eigen volharding.

In dit kader komt het idee van de 'kleine verhalen' naar voren. Kleine verhalen bieden weerstand tegen de homogeniserende krachten die binnen veel Westerse culturen opereren, zoals beschreven door postmoderne denkers zoals Lyotard. Deze kleine verhalen kunnen als een soort tegenwicht dienen voor de universele claims die metanarratieven maken. Ze laten zien dat waarheid niet absoluut is, maar relatief en afhankelijk van het perspectief van de verteller. Deze verhalen benadrukken dat ideologieën, hoe verankerd ze ook lijken, altijd gevoelig zijn voor alternatieve verhalen en perspectieven die zich aan de heersende macht ontsnappen.

Lyotard zelf leek de kleine verhalen vooral vanuit een anti-establishment perspectief te bekijken, met een nadruk op links-gericht verzet. Echter, zoals in de praktijk blijkt, kunnen kleine verhalen ook vanuit uiterst rechtse hoeken komen, zoals bijvoorbeeld de Tea Party-beweging in de VS. Ondanks dat deze beweging zich tegen de gevestigde politieke orde verzette, was haar ideologie verre van progressief. De Tea Party zocht naar een radicaal vermindering van de centrale overheid en handhaafde een uiterst conservatieve visie op de Amerikaanse samenleving, waarbij het herstructureren van culturele diversiteit een centraal doel werd. Dit idee van ‘kleine verhalen’ kan dus in wezen ook in een reactionaire richting wijzen, en niet alleen in de liberale of revolutionaire zin die Lyotard misschien beoogde.

De Tea Party en vergelijkbare bewegingen geven een complexere invulling aan het idee van kleine verhalen. Ze werken binnen een rechtse ideologie, die zichzelf presenteert als de verdediger van een ‘echte’ identiteit tegen een vermeende culturele verval. Hierbij worden vaak minderheden zoals immigranten en moslims als zondebokken aangewezen, zoals we ook zien in de retoriek rondom Donald Trump. Wat we in deze gevallen zien, is dat zelfs kleine verhalen kunnen worden gemobiliseerd in de dienst van grotere, autoritaire metanarratieven. Dit wijst op de moeilijkheid om de ‘kleine verhalen’ altijd te categoriseren als progressief of bevrijdend. Ze zijn vaak complexer dan ze op het eerste gezicht lijken.

Wat we in het kader van deze discussies ook moeten meenemen, is Lyotards concept van de ‘differend’. Het idee van de differend gaat over conflicten tussen twee partijen, waarbij het onmogelijk is om beide standpunten op een rechtvaardige manier te vergelijken, omdat er geen gemeenschappelijke maatstaf bestaat die voor beide geldt. Dit probleem wordt vaak zichtbaar in ideologische conflicten, waarbij de ene partij haar eigen waarheid probeert op te leggen aan de andere partij, die haar waarheid niet erkent. Dit is vaak het geval in koloniale situaties, waar de machtige partij de regels bepaalt en de andere partij volledig uitsluit van het discours.

De historische situatie waarin kolonisten hun waarheid opdrongen aan de gekoloniseerde volkeren, door bijvoorbeeld een Europees rechtssysteem op te leggen, is een duidelijke illustratie van het idee van een differend. In dergelijke gevallen komt waarheid niet voort uit een objectieve waarheid, maar uit een machtsstrijd. Lyotard beschrijft dit als een ‘fout’, omdat de partij die oordeelt, niet de legitimiteit van de andere partij erkent. Het negeren van culturele verschillen in deze context leidt tot ernstige conflicten die vaak decennia of zelfs eeuwen kunnen duren.

Wat in dit geheel essentieel is, is het idee dat waarheid nooit absoluut is, maar altijd afhankelijk van het perspectief van de betrokkenen. Dit besef leidt tot een beter begrip van de dynamiek van conflicten en hoe deze opgelost zouden kunnen worden. Lyotard stelt dat we elke situatie op haar eigen merites moeten beoordelen, zonder ons vast te houden aan een vooraf bepaalde set van regels. Dit benadrukt de noodzaak van een open geest, iets wat vaak ontbreekt in de huidige politieke sfeer, vooral wanneer we kijken naar de post-waarheidsdiscursussen die vandaag de dag veelal heersen.

Een laatste belangrijk punt betreft Michel Foucault, die ideologieën ook als vormen van macht en controle beschouwt. Voor Foucault is ideologie niet gebaseerd op een universele waarheid, maar op het vermogen van een groep om haar normen en waarden op de rest van de samenleving af te dwingen. Dit leidt tot een repressieve aanpak van andersdenkenden. Gedrag dat niet past binnen de heersende normen wordt gecategoriseerd als afwijkend, en in sommige gevallen zelfs als crimineel. Dit kan leiden tot de marginalisatie of zelfs de vervolging van groepen die buiten de gevestigde norm vallen.

Het is dus van cruciaal belang om te begrijpen dat ideologieën vaak slechts instrumenten zijn van macht, en niet de belichaming van een objectieve waarheid. Het herkennen van deze machtsdynamieken stelt ons in staat om beter te navigeren in de complexe politieke en culturele landschap waarin we ons bevinden. De discussie over kleine verhalen en metanarratieven blijft dan ook niet enkel een academische kwestie, maar heeft directe implicaties voor hoe we omgaan met de conflicten die ons dagelijks leven bepalen.

Post-liberalisme: De Gevaren van een Nieuwe Politieke Orde

Post-liberalisme wordt vaak gezien als een reactie op de tekortkomingen van het traditionele liberalisme. Waar liberalisme oorspronkelijk werd gepromoot als een systeem dat individuele vrijheden en rechten beschermt, is het post-liberalisme een bredere en veelal kritische benadering die zowel de successen als de tekortkomingen van de liberale democratie ter discussie stelt. De vraag rijst echter: is post-liberalisme een vernieuwing van het liberale ideaal of een afwijzing ervan?

De recente verschuiving van liberale democratieën naar post-liberale benaderingen toont een verontrustend patroon. In landen zoals de VS, het VK en verschillende Europese staten zijn er tekenen van een groeiend wantrouwen tegen de principes die de liberale democratie eeuwenlang ondersteunden. Immigratie, economische ongelijkheid, en het groeiende nationalisme hebben veelal geleid tot een afkeer van de open en inclusieve benadering van traditionele liberale systemen. In plaats van het promoten van universalistische waarden zoals mensenrechten en sociale rechtvaardigheid, zien we steeds vaker een terugkeer naar conservatieve en zelfs reactionaire opvattingen. Dit kan soms in de vorm van sociaal conservatisme of een radicalere versie van neoliberalisme, waarbij de rechten van individuen ondergeschikt worden gemaakt aan de belangen van de elite en de corporaties.

Het voorbeeld van China is in dit verband bijzonder relevant. De Chinese overheid, met haar strikte controle over de samenleving, wordt vaak geprezen om haar economische prestaties, die in wezen het neoliberale model volgen zonder de democratische waarden die vaak met neoliberalisme worden geassocieerd. De westerse multinationals hebben zich prima aangepast aan deze autoritaire praktijk, zolang hun winst niet wordt aangetast. De winst van bedrijven komt op de eerste plaats, en mensenrechten en politieke vrijheden blijven een verwaarloosbare kwestie. De nadruk ligt hier op financiële vrijheid, maar zonder de traditionele liberale nadruk op politieke en sociale rechten.

De opkomst van post-liberale houdingen kan ook worden waargenomen in de manier waarop westerse samenlevingen reageren op de vluchtelingencrisis. In plaats van de traditionele liberale waarden van solidariteit en medemenselijkheid te omarmen, hebben veel landen in Europa hun houding ten opzichte van vluchtelingen sterk verscherpt. In eerste instantie werden vluchtelingen verwelkomd en geprobeerd te integreren, maar al snel werden quota ingevoerd om de instroom te beperken. De publieke opinie keerde zich tegen de liberale benadering, en de politieke elite in verschillende landen, zoals Italië, speelde in op de groeiende angst en weerstand tegen vluchtelingen. Het idee van ‘liberalisme’ als een universalisme dat voor iedereen ten goede komt, begint steeds meer te vervagen. Dit laat zien hoe het liberalisme, met al zijn idealen, vaak niet opgewassen is tegen de realiteit van de politiek.

De kritiek op liberalisme komt niet alleen van rechts, maar ook van degenen die zich zorgen maken over de toenemende concentratie van macht en rijkdom. Terwijl het liberalisme oorspronkelijk werd gepromoot als een systeem dat mensen zou bevrijden van de dominantie van monarchieën en autoritaire regimes, lijkt het in de praktijk steeds meer een systeem te worden dat de macht in handen van een kleine, welvarende elite houdt. Neoliberalisme, met zijn nadruk op vrije markten, heeft de kans gegeven voor corporaties om buitenproportioneel veel invloed uit te oefenen, terwijl de sociale mobiliteit van de gewone burger is afgenomen. De nadruk op persoonlijke vrijheid en economische groei is daardoor niet altijd te verenigen met de waarden van gelijkheid en rechtvaardigheid.

De spanningen over vrije meningsuiting vormen een ander belangrijk aspect van het post-liberalisme. In traditionele liberale samenlevingen wordt vrije meningsuiting gezien als een fundamenteel recht, maar in de praktijk wordt dit recht vaak in twijfel getrokken wanneer het leidt tot de verspreiding van haatzaaiende uitlatingen of extremistische ideologieën. Het ‘no platform’-beleid op universiteiten, dat bedoeld is om racisme en andere vormen van haatdragende retoriek tegen te gaan, heeft geleid tot een vicieuze cirkel van beschuldigingen van politieke correctheid en censuur. De far-right maakt hiervan gebruik om zichzelf te positioneren als verdediger van ‘echte’ vrije meningsuiting, terwijl zij zelf vaak rigide en intolerante standpunten verdedigen zodra zij politieke macht verwerven. Het gevaar bestaat dat in een post-liberale maatschappij de bescherming van de vrijheid van meningsuiting niet meer wordt gewaarborgd en dat de ruimte voor politieke oppositie steeds kleiner wordt.

Als we post-liberalisme verder onderzoeken, is het duidelijk dat het een dubbelzinnig fenomeen is. Het kan worden gezien als een poging om het liberalisme te verbeteren door zijn zwaktes te adresseren, wat zou kunnen leiden tot een ‘liberale democratie 2.0’. Dit zou een systeem zijn dat de idealen van menselijke rechten en egalitarisme behoudt, maar in een meer praktische en realistische vorm. Aan de andere kant kan post-liberalisme ook een radicale breuk zijn met het liberalisme, waarbij de principes van gelijkheid en vrijheid worden opgegeven ten gunste van een meer autoritaire of zelfs reactionaire staat. In deze context wordt post-liberalisme vaak geassocieerd met een afwijzing van het liberalisme, waarbij de nadruk komt te liggen op de bescherming van nationale soevereiniteit, culturele identiteit en economische belangen boven de rechten van individuen.

De toekomst van het post-liberalisme zal afhangen van hoe samenlevingen reageren op de uitdagingen van de 21e eeuw. Het is essentieel om te begrijpen dat post-liberalisme niet per definitie een stap vooruit is. Het kan net zo goed een stap terug zijn naar meer autoritaire en exclusieve vormen van politiek en samenleving. De keuzes die we vandaag maken, zullen bepalen of we vasthouden aan de principes van de liberale democratie of een andere, minder inclusieve, meer gesloten toekomst omarmen.