Voor de commerciële exploratie en het ecologisch onderzoek van polymetallische knollen, hydrothermale sulfiden en cobaltrijke korsten in de diepzee, zijn specifieke semi-kwantitatieve beoordelingsschalen (DSSQ) en geannoteerde fotografische gidsen voor levensvormen ontwikkeld. Deze hulpmiddelen maken het mogelijk om diverse minerale en sedimentaire “facies” te onderscheiden en de megafaunale assemblages die hiermee samenhangen nauwkeurig in kaart te brengen, met een bijzondere focus op polymetallische knollen. De DSSQ-schalen zijn gebaseerd op uitgebreide datasets van monsters, videobeelden en foto’s, verzameld door onder andere IFREMER, met gebruik van een breed scala aan platformen zoals de “Troika” benthische slee, het onbemande submersible “Épaulard”, het bemande submersible “Nautile” en de modernere ROV Victor 6000.

Deze schalen zijn ontwikkeld door een deskundig team van sedimentologen en geologen die parameters als topografie, erosie door diepzee- stromingen en regionale depositiemodellen integreerden. Zo konden verschillende typen nodule-facies worden onderscheiden, elk met karakteristieke morfologische, sedimentaire en geochemische eigenschappen. De huidige classificatie omvat vijf hoofdtypen, die onder meer verschillen in grootte, vorm (rond, ellipsvormig, schijfvormig), textuur (glad, korrelig, botryoïdaal) en mate van begraving in het sediment. Bijvoorbeeld nodule-facies C kenmerkt zich door grote, ellipsvormige knollen met een oneffen oppervlak die diep in de sedimentlaag zijn ingebed en vaak breukfissuren vertonen. Deze facies bevat waardevolle mineralen zoals mangaan (circa 30%), nikkel en koper en wordt daarom beschouwd als een aantrekkelijk doelwit voor commerciële diepzeemijnbouw.

De taxonomische identificatie van megafauna binnen deze ecosystemen wordt ondersteund door wereldwijd erkende databanken, zoals het World Register of Marine Species (WoRMS) en het Ocean Biodiversity Information System (OBIS). Een specifiek voor dit doel ontwikkeld identificatiehandboek, gebaseerd op meer dan 200.000 foto’s en 22 uur filmmateriaal, maakt nauwkeurige toewijzing aan taxa mogelijk. Alle determinaties zijn beoordeeld door wereldwijde experts op het gebied van taxonomie. Dit resulteert in een gedetailleerd overzicht van soorten die samenleven in nodule-gebieden, wat van cruciaal belang is om de ecologische functies en biodiversiteit van deze afgelegen diepzee-omgevingen te begrijpen.

Sinds de jaren ’60 en ’70 heeft het belang van megafauna voor het functioneren van diepzee-ecosystemen geleidelijk aan meer aandacht gekregen. Fotografie en videotechnieken, gecombineerd met bemande en onbemande duikplatformen, leverden waardevolle kwantitatieve gegevens op over soortenrijkdom, gedrag en ruimtelijke verdeling van epibenthische organismen. Deze kennis vormt de basis voor monitoring- en beheersmaatregelen die essentieel zijn om de impact van menselijke activiteiten, zoals diepzeemijnbouw, op deze kwetsbare habitats te beperken.

Naast de gedetailleerde beschrijvingen van minerale facies en fauna is het essentieel om ook de dynamiek van sedimentaire processen en de hydrodynamische omstandigheden te begrijpen die de distributie en samenstelling van knollen en hun bijbehorende biota bepalen. De wisselwerking tussen geologische factoren en biologische gemeenschappen beïnvloedt niet alleen de ecologische integriteit van de diepzee, maar bepaalt ook de haalbaarheid en duurzaamheid van mijnbouwactiviteiten.

Het is van groot belang dat lezers beseffen dat de classificatie van nodule-facies en megafauna slechts een deel van het bredere ecosysteem weerspiegelt, waarin ook microbieel leven, biogeochemische cycli en de complexe interacties tussen organismen een rol spelen. Het behoud van biodiversiteit en de functies van diepzeebodems vereist daarom een geïntegreerde benadering die ecologische, geologische en chemische kennis samenbrengt. Zo kunnen ontwikkelingen in de diepzeemijnbouw verantwoord worden vormgegeven, waarbij de onschatbare waarde van deze onontgonnen ecosystemen wordt erkend en beschermd.

Hoe kan de industrie voldoen aan de vraag naar batterijmetalen vanuit terrestrische en mariene bronnen?

De beschikbaarheid van batterijmetalen zoals nikkel, kobalt en koper uit terrestrische bronnen wordt steeds meer onder druk gezet door de snelle groei van elektrische voertuigen (EV's) en de daarmee samenhangende vraag naar schone energie. Hoewel deze metalen traditioneel als bijproducten worden gewonnen, is het onduidelijk of de mijnbouwindustrie in staat is om het toenemende aanbod daadwerkelijk te leveren. Recente studies (Heijlen et al., 2021a, 2021b) tonen aan dat, zelfs met een ambitieus uitbreidingsprogramma, nieuwe landgebaseerde mijnen en de ontwikkeling ervan onvoldoende zullen zijn om aan de vraag te voldoen die voortvloeit uit de klimaatdoelstellingen van het Akkoord van Parijs.

Het probleem wordt verergerd doordat de bouw en inbedrijfstelling van mijnen een lange doorlooptijd kennen, wat betekent dat zelfs bij snelle groei van de vraag, het aanbod met vertraging volgt. Recycling, substitutie en secundaire bronnen dragen bij, maar hun bijdrage blijft relatief beperkt, waardoor de noodzaak voor primaire toevoer onverminderd blijft. Bovendien speelt de geopolitieke situatie een rol; meer dan de helft van de wereldwijde kopermijnen bevindt zich in politiek instabiele regio’s, wat de leveringszekerheid onder druk zet.

De Internationale Energieagentschap (IEA) benadrukt dat recycling weliswaar de primaire vraag met 10 tot 30% kan verminderen tegen 2040, maar dat dit niet afdoende is om de behoefte aan nieuwe mijnbouw te elimineren. De risico’s rond leveringszekerheid worden hierdoor complex en divers, met onder meer prijsvolatiliteit, geopolitieke spanningen en milieukwesties die de transitie naar schone energie kunnen vertragen.

Naast landgebaseerde mijnen is er een toenemende interesse in mariene bronnen, met name de diepzeebodemferromangaan-nodules die aanzienlijke hoeveelheden nikkel, koper, kobalt en mangaan bevatten. Deze knoedels bevinden zich buiten nationale jurisdicties en worden beheerd door de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) conform het VN-zeerechtverdrag. Hoewel het economisch haalbaar maken van het winnen van deze mariene hulpbronnen nog uitdagingen kent, bieden ze een potentieel stabiele en minder geopolitiek kwetsbare toevoer van kritieke metalen. De technologie om deze hulpbronnen te winnen is in ontwikkeling, maar investeringsrendementen liggen momenteel nog onder het niveau dat investeerders inspireert.

Belangrijk is ook dat diepzeebodembronnen, hoewel technisch gezien laagwaardige ertsen zijn, qua metaalinhoud vergelijkbaar kunnen zijn met sommige lateritische nikkelertsen op het land, vooral door de aanwezigheid van mangaan. Hierdoor kan de economische waarde van deze bronnen significant zijn, mits de prijzen en verwerkingsmethoden zich gunstig ontwikkelen.

Het wereldwijde aanbod van batterijmetalen is niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare reserves, maar ook van de complexe, vaak geografisch verspreide waardeketens, die meerdere mijnen, concentratiefabrieken en raffinaderijen omvatten. Dit maakt het moeilijk om een eenduidige productieprognose op te stellen en levert een extra onzekerheidsfactor voor investeerders en beleidsmakers.

Voor het bereiken van de klimaatdoelen is het van essentieel belang dat naast uitbreiding van bestaande mijnbouwcapaciteit en recycling, alternatieve bronnen zoals mariene nodules serieus worden onderzocht en duurzaam ontwikkeld. Tegelijkertijd moeten de milieueffecten, sociaal-maatschappelijke risico’s en geopolitieke risico’s zorgvuldig worden gemonitord om de leveringszekerheid te waarborgen.

Naast deze technische en economische aspecten is het van belang om te begrijpen dat het winnen van batterijmetalen ook nauw verbonden is met mondiale sociale en milieukwesties. Het minimaliseren van negatieve effecten op ecosystemen, lokale gemeenschappen en het naleven van strenge milieu- en sociale governance (ESG)-normen is cruciaal voor een rechtvaardige en duurzame energietransitie. Investeringen in innovatie en technologieën die hogere efficiëntie en betere recyclingsmogelijkheden bieden, kunnen het totale druk op primaire bronnen verminderen.

Hoe Kan Batterijrecycling De Toekomst Van Elektrische Voertuigen Ondersteunen?

De groei van de productie van elektrische voertuigen (EV's) heeft de vraag naar batterijmaterialen, zoals lithium, kobalt en nikkel, sterk verhoogd. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om te begrijpen hoe batterijrecycling kan bijdragen aan de duurzaamheid van deze technologie en de beschikbaarheid van grondstoffen in de toekomst kan waarborgen. De recyclingcapaciteiten van batterijen zijn essentieel om deze uitdagingen aan te gaan, maar er zijn zowel mogelijkheden als beperkingen die verder moeten worden geëvalueerd.

In 2015 was de wereldwijde capaciteit voor batterijrecycling voor lithium-ionbatterijen (Li-ion) al aanzienlijk, met bedrijven zoals Umicore in België en Toxco in Canada die jaarlijks duizenden tonnen verwerkte batterijen rapporteerden. De focus lag daarbij op het herwinnen van waardevolle materialen zoals lithium en kobalt, die cruciaal zijn voor de batterijproductie. Recente innovaties in hydrometallurgische processen, die gericht zijn op het verkrijgen van batterij-grade materialen, hebben geleid tot de ontwikkeling van grote verwerkingsfaciliteiten, zoals de Rochester Hub van Li-Cycle in New York, die jaarlijks tot 35.000 ton black mass (verbrande batterijcomponenten) kan verwerken. Dit benadrukt de groeiende rol van batterijrecycling in het wereldwijde materiaalbeheer.

Andere belangrijke bedrijven in de recyclingsector zijn onder meer CATL en BYD, die hun recyclingcapaciteiten blijven uitbreiden om te voldoen aan de stijgende vraag naar gerecycled batterijmateriaal. CATL heeft bijvoorbeeld plannen om zijn capaciteit tegen het einde van het decennium te verhogen tot meer dan 500.000 ton per jaar. Dit komt voort uit de toenemende vraag naar lithium en andere essentiële materialen die noodzakelijk zijn voor de productie van nieuwe batterijen.

Hoewel de vooruitgang in batterijrecycling bemoedigend is, zijn er verschillende beperkingen die de efficiëntie en de snelheid van de processen kunnen belemmeren. Een belangrijke uitdaging is de beschikbaarheid van afgedankte batterijen voor recycling. Het verzamelen van voldoende batterijen is vaak traag, en de veiligheid tijdens het transport van batterijen blijft een punt van zorg. In de Europese Unie zijn fabrikanten verplicht om te zorgen voor de inzameling en recycling van gebruikte batterijen, terwijl in China de verantwoordelijkheid bij autofabrikanten ligt. Het waarborgen van de veiligheid van de werknemers die betrokken zijn bij de demontage van batterijen is een andere uitdaging, aangezien dit vaak handmatig moet gebeuren.

Recyclingtechnieken zoals pyrometallurgie, die gebruikt worden om waardevolle materialen uit batterijen te extraheren, brengen hun eigen risico's met zich mee. Ze kunnen bijvoorbeeld leiden tot hoge energiekosten en inefficiëntie in het terugwinnen van materialen. Ook vereist het proces vaak gedetailleerde kennis van de chemische samenstelling van de batterijen, wat in veel gevallen moeilijk toegankelijk is, wat de snelheid en effectiviteit van het proces verder beperkt.

Een andere belangrijke factor is de innovatie in batterijtechnologieën zelf. Aangezien de chemische samenstelling van batterijen varieert, is het noodzakelijk dat recyclers flexibele processen ontwikkelen die efficiënt kunnen omgaan met verschillende soorten batterijen. Dit vraagt niet alleen om technische vooruitgang, maar ook om strengere regelgeving en beleidsmaatregelen die het hergebruik van materialen bevorderen.

De vooruitgang in batterijrecycling is dus een cruciaal element in de overgang naar duurzame energie. De groeiende infrastructuur van recyclingfaciliteiten en de verbetering van recyclingtechnieken zullen essentieel zijn om de vraag naar metalen voor de productie van nieuwe batterijen te dekken. Tegelijkertijd blijft het van groot belang dat beleidsmakers en de industrie samenwerken om de logistieke en veiligheidsuitdagingen van batterijverwerking aan te pakken, zodat de recyclingcapaciteit effectief kan bijdragen aan de duurzame ontwikkeling van elektrische voertuigen.

Het is van groot belang dat de recyclingindustrie blijft investeren in innovatieve technologieën en schaalvergroting, maar tegelijkertijd moeten bedrijven ook aandacht besteden aan het beheersen van de milieu-impact van hun processen. De samenwerking tussen overheid, industrie en consument is essentieel voor het succes van deze initiatieven. De focus moet liggen op het verbeteren van de efficiëntie van het recyclingproces en het versterken van de infrastructuur om het volume van afgedankte batterijen effectief te verwerken.

Hoe Kan Diepzeemijnbouw Duurzaam en Acceptabel Worden voor de Toekomst?

De wereld maakt zich op voor een ingrijpende verschuiving in de vraag naar metalen, aangewakkerd door de mondiale transitie naar schone energie. Het rapport van de Internationale Energie Agentschap (IEA) voorspelt een aanzienlijke stijging van de vraag naar materialen die essentieel zijn voor de productie van technologieën voor hernieuwbare energie. Zo kan de marktwaarde voor bepaalde metalen, zoals koper, met wel 65% stijgen. Echter, de vooruitzichten wijzen op een significant gat tussen de verwachte vraag en het aanbod van sommige metalen. In het bijzonder voor koper wordt aangenomen dat de toekomstig geplande leveringen niet voldoende zullen zijn om de stijgende vraag bij te houden. Voor nikkel en kobalt blijkt de balans tussen vraag en aanbod nauw, hoewel de situatie kan worden beheerd met behulp van toekomstige projecten.

Om te voldoen aan de ambitieuze klimaatdoelen, zoals het beperken van de opwarming van de aarde tot 1,5°C tegen 2050, moeten er echter substantiële vooruitgangen worden geboekt op het gebied van mijnbouwprojecten. De meerderheid van de mijnbouwactiviteiten op land zijn echter gepaard met hoge milieukosten. Veel van deze risico’s zouden vermeden kunnen worden door landmijnbouw in risicovolle gebieden te vervangen door diepzeemijnbouw, bijvoorbeeld door het mijnen van polymetallische knobbels op de oceaanbodem. Deze verschuiving vereist een holistische benadering, waarbij de milieu-, sociale en economische dimensies van duurzame ontwikkeling centraal staan.

Het omarmen van diepzeemijnbouw als een acceptabele activiteit vereist de ontwikkeling van een robuust en transparant regelgevend kader. Dit moet gepaard gaan met een verkenning van de milieu-impact van deze activiteiten, ondersteund door gedegen wetenschappelijk onderzoek. Het vergroten van kennis over de effecten van diepzeemijnbouw op de mariene ecosystemen en het ontwikkelen van technologieën om negatieve effecten te beperken, is cruciaal. Deze technologieën moeten voldoen aan wetenschappelijk gedefinieerde drempels voor ecologische duurzaamheid.

De Verenigde Naties (VN) Conventie van de Zee van 1982 (UNCLOS) biedt een solide basis voor de voortgang op dit gebied, zelfs na dertig jaar. De Conventie stelt ook het principe vast van eerlijke verdeling van de economische voordelen van activiteiten in de zogenaamde 'Area', een internationaal gebied dat buiten de nationale jurisdictie valt, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van ontwikkelingslanden. Specifieke aandacht gaat hierbij uit naar de Kleine Eilandstaten (SIDS), die een groot deel van de oceaanbronnen beheren en tegelijkertijd extreem kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering en natuurrampen. Deze landen hebben beperkte landoppervlakken en kunnen profiteren van eerlijke partnerschappen die hen in staat stellen om hun ontwikkelingsdoelen te behalen.

SIDS bevinden zich in een unieke positie om duurzame praktijken te omarmen bij de exploitatie van diepzee-mineralen, ondersteund door de betrokkenheid van inheemse gemeenschappen en lokale bewoners, die een schat aan traditionele kennis en culturele praktijken bezitten die nuttig kunnen zijn voor het behoud van mariene ecosystemen. Dit vereist echter een doordachte benadering waarbij toekomstige voordelen, zoals werkgelegenheid en belastinginkomsten, daadwerkelijk ten goede komen aan de gemeenschappen in de producentenlanden.

Tegelijkertijd moet de discussie over mijnbouwactiviteiten ook breder worden getrokken, waarbij wordt nagedacht over de noodzaak van recyclage, productinnovatie en gedragsverandering. De VN Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), zoals SDG 12, benadrukken het belang van verantwoorde consumptie en productie, met als doel het minimaliseren van hulpbronnenverbruik en afvalproductie. De overgang naar een circulaire economie, waarin metalen en andere kritieke materialen gerecycled worden, zal echter tijd kosten en vereist een aanzienlijke investering in infrastructuur en technologie.

De verwachting is dat recycling een belangrijke rol zal spelen in de dekking van de toekomstige vraag naar materialen, maar in de tussentijd zal er nog steeds een aanzienlijke behoefte zijn aan mijnbouwactiviteiten om aan de wereldwijde vraag te voldoen. In dit verband moet de wereld zich voorbereiden op een langetermijnstrategie die zowel duurzame mijnbouw als recycling bevordert, zonder de ecologische balans van de oceaan te verstoren.

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen in de naleving en handhaving van diepzeemijnbouwregulaties?

Het ontstaan van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) en de bijbehorende regels voor het prospecteren en verkennen van mineraalrijke ferromangaankorsten heeft tal van juridische en administratieve vraagstukken met zich meegebracht, vooral met betrekking tot de naleving van de regels (Inspection, Compliance and Enforcement, oftewel ICE). De ISA werd opgericht met het doel de “gemeenschappelijke erfenis van de mensheid” op een rechtvaardige en eerlijke manier te beheren, maar de implementatie van deze ambitie stuit op aanzienlijke obstakels. Een van de belangrijkste uitdagingen is de interactie tussen verschillende organen binnen de ISA, zoals de Legal and Technical Commission (LTC) en de nieuwe Compliance and Risk Management Unit (CARMU).

De werking van deze instanties vertoont onduidelijkheden over de verdeling van verantwoordelijkheden. Het is niet altijd even duidelijk wie welke taken moet uitvoeren in termen van naleving, en de interactie tussen de LTC, die moet zorgen voor naleving op basis van het VN Zeerechtverdrag (UNCLOS), en CARMU, een administratieve eenheid binnen de ISA, leidt regelmatig tot verwarring. CARMU werd als een tijdelijke oplossing opgericht om de nalevingsfunctie te versterken, maar het ontbreken van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden leidt tot politieke en administratieve complicaties. Deze onduidelijkheden komen ook tot uiting in de manier waarop inspecties worden uitgevoerd. Zo heeft CARMU bijvoorbeeld een rapport uitgebracht over een inspectie van een contractor, waarin werd gesteld dat er geen ernstige schade aan het milieu was aangericht, hoewel de vraag of CARMU de bevoegdheid had om een dergelijke conclusie te trekken, door sommige lidstaten werd betwijfeld.

De juridische en administratieve structuur binnen de ISA maakt het moeilijk om consistente naleving van de regels af te dwingen. Dit wordt verder bemoeilijkt door de samenstelling van de Raad van de ISA, waar veel leden van lidstaten ook vertegenwoordigers zijn van entiteiten die zelf deel uitmaken van de gereguleerde groep, zoals exploratiecontractanten. Dit creëert een situatie waarin de belangen van de lidstaten conflicteren met hun rol als toezichthouders. Zo blijkt dat een aanzienlijk aantal lidstaten van de Raad verantwoordelijk is voor de exploratiecontracten van de ISA, wat kan leiden tot belangenverstrengeling.

Daarnaast speelt de scheiding van machten een belangrijke rol in de discussie over de naleving van exploitatiecontracten. Er zijn zorgen over de mogelijkheid dat de ISA tegelijkertijd wetgeving opstelt en de naleving ervan handhaaft. Dit heeft geleid tot voorstellen om een nieuw orgaan te creëren dat zich uitsluitend richt op handhaving, om te voorkomen dat dezelfde instantie zowel wetgeving maakt als toeziet op de naleving ervan.

De situatie wordt verder gecompliceerd door de regelgeving van de sponsoringstaat, die binnen de nationale wetgeving van veel landen een specifieke instantie aanwijst om toezicht te houden op de naleving van de regels met betrekking tot de sponsoring van diepzeemijnbouwprojecten. De mate van detail in de aanwijzing van deze instanties varieert echter sterk. In veel gevallen betreft dit een ministerie of een andere overheidsinstantie, die dan verantwoordelijk is voor de implementatie van de internationale en nationale regels. Dit kan leiden tot verschillen in de manier waarop de regels nationaal worden uitgevoerd, afhankelijk van de politieke en juridische context van het betreffende land.

Een ander belangrijk aspect is de wijze waarop milieu-impactbeoordelingen (EIA's) worden uitgevoerd. De richtlijnen voor EIA's zijn belangrijk voor het waarborgen van de bescherming van het mariene milieu tijdens de prospectie- en exploratiefases. Echter, de aanbevelingen van de LTC zijn niet juridisch bindend en vormen slechts richtlijnen voor de contractanten, waardoor de effectiviteit van de naleving van milieuregels onzeker blijft. Dit maakt het moeilijk om te garanderen dat de activiteiten niet schadelijk zijn voor het milieu, wat van cruciaal belang is voor het behoud van het mariene ecosysteem.

Het is ook belangrijk om te benadrukken dat hoewel CARMU inspeekties uitvoert, de resultaten hiervan niet altijd eenduidig zijn en soms de indruk wekken dat er een gebrek aan onafhankelijkheid en objectiviteit is. De effectiviteit van het toezicht wordt verder ondermijnd door de politieke en juridische dynamiek binnen de ISA, waar conflicten over belangenverstrengeling de slagkracht van de organisatie in de weg staan. De moeilijke onderhandelingen over de rol van CARMU en andere toezichthoudende instanties in de toekomst van de diepzeemijnbouw benadrukken de complexiteit van het probleem en de noodzaak van een duidelijkere, meer transparante structuur.

Er is een breed gedragen overtuiging dat de ISA en andere betrokken organisaties meer moeten doen om de onafhankelijkheid, expertise en flexibiliteit van hun compliance- en handhavingsmechanismen te waarborgen. Maar ondanks de erkenning van deze behoeften blijft het politieke debat over de beste manier om deze functies uit te voeren, en de invloed van de verschillende belangengroepen, een struikelblok. Dit alles maakt het proces van naleving en handhaving van de diepzeemijnbouwregulaties een uiterst complex en omstreden onderwerp, waar nog veel werk te verzetten is voordat er een werkbare oplossing gevonden wordt.