Het is onmiskenbaar dat persvrijheid de fundamenten van elke democratie beschermt. In de Verenigde Staten speelt de pers een cruciale rol bij het informeren van het publiek en het waarborgen van verantwoording van overheidsfunctionarissen. Het was daarom niet zonder reden dat de "Committee to Protect Journalists" (CPJ) in 2016 alarm sloeg over de potentiële bedreiging van de persvrijheid die Donald Trump, destijds kandidaat voor het presidentschap, zou kunnen vormen. De verklaring van Sandra Mims Rowe, voorzitter van het bestuur van CPJ, benadrukte dat de aanvallen van Trump op journalisten ernstige gevolgen zouden kunnen hebben, niet alleen voor de pers in de Verenigde Staten, maar ook wereldwijd.
Trump's retoriek tegen de media begon al vroeg in zijn campagne. Hij noemde de pers herhaaldelijk "oneerlijk" en "het vuil", en viel individuele journalisten persoonlijk aan. Dit was niet slechts een geïsoleerd incident, maar een voortdurende strategie die werd ingezet om de berichtgeving over zijn campagne te beïnvloeden. Hij gebruikte termen als "sleaze" en "scum" om journalisten te beledigen, wat zijn minachting voor de pers en haar rol in de democratie onderstreepte. Deze aanvallen werden zelfs verder gedreven door acties die de persvrijheid direct bedreigden, zoals het weigeren van toegang tot bepaalde mediaorganisaties, waaronder grote namen als The Washington Post en BuzzFeed, die kritisch waren over zijn campagne.
Daarnaast ging Trump nog verder door te suggereren dat hij de libelexplosie zou "openstellen" als hij president zou worden, waarmee hij juridisch actie zou kunnen ondernemen tegen journalisten en media die hem negatief portretteerden. Deze woorden waren geen holle bedreigingen, zoals sommigen in zijn campagneteam beweerden. CPJ beschouwde het als een directe aanval op de Grondwet van de Verenigde Staten en de kernprincipes van persvrijheid die daarin verankerd zijn.
Wat nog verontrustender was, was Trumps openlijke bewondering voor autoritaire leiders zoals de Russische president Vladimir Poetin, ondanks Poetin's lange geschiedenis van gewelddadige onderdrukking van journalisten. Toen Trump gevraagd werd naar Poetin's rol in de dood van kritische journalisten in Rusland, antwoordde hij op een manier die suggereerde dat dergelijke zorgen irrelevant waren. Dit gaf het signaal af dat Trump bereid was om de vrijheid van de pers op het wereldtoneel in twijfel te trekken, wat de situatie voor journalisten wereldwijd zou kunnen verergeren.
Toen Trump eenmaal president was, ging zijn vijandigheid tegenover de media door, en zelfs zijn acties als zodanig hadden verregaande gevolgen voor journalisten. In november 2018 werd CNN-journalist Jim Acosta het recht ontzegd om de persconferenties van het Witte Huis bij te wonen, nadat hij een scherpe vraag stelde over Trumps retoriek over immigranten. Deze beslissing was ongekend en zou de basis kunnen leggen voor verdere repressie van journalistiek werk in de toekomst. Acosta klaagde tegen de beslissing, en hoewel zijn toegang weer werd hersteld, liet het incident zien hoe ver Trump bereid was te gaan om journalisten te straffen die hem niet goedgezind waren.
Het gevaar van dergelijke aanvallen is niet alleen theoretisch; het heeft verstrekkende gevolgen voor de manier waarop de pers wordt behandeld, zowel in de Verenigde Staten als wereldwijd. Een presidentschap van Trump zou niet alleen de persvrijheid in Amerika onder druk zetten, maar het zou ook een verontrustend voorbeeld stellen voor andere autoritaire regimes die de media al onderdrukken. In landen waar de pers al zwaar wordt gecontroleerd, zou de passiviteit van de VS ten aanzien van persvrijheid de moed kunnen inboezemen bij dictators om de onderdrukking van journalisten verder te intensiveren.
Hoewel de kritiek van CPJ bedoeld was om politiek neutraal te blijven, was de waarschuwing duidelijk: de retoriek en acties van Trump zouden de vrijheid van de pers bedreigen op een schaal die niet eerder in de moderne geschiedenis was gezien. Voor de internationale gemeenschap zou het falen van de Verenigde Staten om haar eigen persvrijheid te handhaven, een gevaarlijk precedent kunnen scheppen voor de rechten van journalisten wereldwijd.
Een belangrijk aspect dat vaak over het hoofd wordt gezien, is de impact die zulke aanvallen op de pers kunnen hebben op de samenleving als geheel. Het vertrouwen van het publiek in de pers is essentieel voor een gezonde democratie. Wanneer journalisten systematisch worden aangevallen en hun geloofwaardigheid in twijfel wordt getrokken, kan dit leiden tot polarisatie en desinformatie, waardoor het vermogen van de burgers om weloverwogen beslissingen te nemen wordt ondermijnd. In dit licht moeten we niet alleen kijken naar de woorden van politici, maar ook naar hun daden en de implicaties daarvan voor de vrije pers.
Waarom de Waarheid Onder Vuur Staat: De Dreiging van Autoritaire Taal in de Hedendaagse Politiek
In februari wuifde de Syrische president Bashar al-Assad het rapport van Amnesty International weg, waarin werd gesteld dat ongeveer 13.000 mensen omkwamen in één van zijn militaire gevangenissen. Hij reageerde met: "Je kunt tegenwoordig alles vervalsen, we leven in een tijd van 'nepnieuws'." In de Filippijnen klaagde president Rodrigo Duterte over het feit dat hij werd "gedemoniseerd" door "nepnieuws". De maand daarvoor, met onze president "lachend naast hem", noemde Duterte verslaggevers "spionnen". In juli klaagde de Venezolaanse president Nicolas Maduro tegen een Russische propagandazender dat de wereldmedia "veel valse versies, veel leugens" over zijn land hadden verspreid, en voegde eraan toe: "Dit is wat we vandaag 'nepnieuws' noemen, nietwaar?" En zo gaat het maar door. Een staatsfunctionaris in Myanmar verklaarde onlangs: "Er bestaat geen Rohingya. Het is nepnieuws." Hij had het over de vervolgde etnische groep. Leiders in Singapore, een land dat bekend staat om het beperken van de vrijheid van meningsuiting, hebben wetgeving tegen "nepnieuws" beloofd voor het komende jaar, enzovoort.
Deze vicieuze cirkel is schandelijk. Niet alleen heeft het afgelopen jaar een Amerikaanse president gezien die autoritaire taal leende om de vrije pers aan te vallen, maar het lijkt erop dat hij op zijn beurt dictators en autoritairen heeft geïnspireerd met zijn eigen taalgebruik. Dit is verwerpelijk. We leven niet in een tijd van "nepnieuws", zoals Bashar al-Assad beweerde. In plaats daarvan bevinden we ons in een tijdperk waarin de autoritaire drang zich opnieuw aandient en een uitdaging vormt voor vrije mensen en vrije samenlevingen overal. In ons eigen land, van triviale zaken tot werkelijk gevaarlijke ontwikkelingen, is het de breedte en de regelmaat van de onwaarheden die we zien, die aanleiding moeten geven tot diepe bezorgdheid en tot actie.
Wat we nu ervaren, is niet enkel de verspreiding van onwaarheden, maar ook de doorlopende gewoonte om waarheden als leugens te beschouwen en leugens als waarheden. Dit vormt een recept voor rampen. George Orwell waarschuwde: "Hoe verder een samenleving zich van de waarheid verwijdert, hoe meer zij degenen zal haten die deze waarheid uitspreken." Iedereen die tijd heeft doorgebracht in het publieke leven, heeft wel eens nieuwsdekking meegemaakt die zij als bevooroordeeld of oneerlijk beschouwden. Echter, in onze posities is het gebruiken van zelfs maar loze dreigingen, of het inzetten van wetten of regels om kritiek te onderdrukken, schadelijk voor onze democratische instellingen. Eenvoudig gezegd, het is de plicht van de pers om de waarheid over macht te onthullen. Het is het recht van het volk om hun regering te bekritiseren, en het is onze taak om dit te accepteren.
De vraag is, wat is het doel van het belegeren van de waarheid? In zijn plechtige toespraak ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de Voice of America gaf president John F. Kennedy een welsprekend antwoord op deze vraag. Hij zei: "Wij zijn niet bang om de Amerikaanse mensen onplezierige feiten, buitenlandse ideeën, vreemde filosofieën en concurrerende waarden toe te vertrouwen. Want een natie die bang is om haar mensen de waarheid en leugens te laten beoordelen in een open markt, is een natie die bang is voor haar mensen." De vraag waarom de waarheid nu zo hevig wordt aangevallen, zal wellicht door historici moeten worden bepaald. Wat echter voor degenen die de Amerikaanse constitutionele democratie koesteren van belang is, is het effect op Amerika en haar mensen, en haar positie in een steeds instabieler wordende wereld, die nog instabieler wordt door deze zelfde vervalsingen. Wat van belang is, is de dagelijkse ontmanteling van onze democratische instellingen. We zijn een volwassen democratie. Het is hoog tijd om deze aanvallen op de waarheid niet langer goed te praten, te negeren of, erger nog, goed te keuren. Want als we de waarheid compromitteren voor onze politiek, zijn we verloren.
Veel politici hebben kritiek ervaren die zij als onterecht of bevooroordeeld beschouwden, maar als het om de pers gaat, is het belangrijk te begrijpen dat scherpe en effectieve kritiek altijd als beledigend zal worden ervaren door de ontvanger. Dit betekent niet dat dergelijke kritiek kan worden gebruikt om vijandige retoriek tegen de pers te rechtvaardigen. De pers speelt een cruciale rol in het waarborgen van de democratie door de macht te controleren. Het is hun taak om de waarheid over de machthebbers te onthullen, ook als die waarheid ongemakkelijk of schadelijk is voor de regering. Het recht van het volk om de regering te bekritiseren, is essentieel voor het functioneren van de democratie. Wanneer politici hun macht gebruiken om de pers in de mond te snoeren, ondermijnen zij het fundament van de democratie zelf.
De gevaarlijkste ontwikkeling is echter de ondermijning van het concept van waarheid zelf. Wanneer regeringen en politici "alternatieve feiten" gaan verkondigen, zoals gebeurde tijdens de regering van Donald Trump, en wanneer journalisten en nieuwsorganisaties worden beschuldigd van het verspreiden van "nepnieuws", wordt de fundamentele waarheid als zodanig bedreigd. Dit creëert een situatie waarin het publiek in verwarring verkeert en het moeilijk wordt om te bepalen wat feit is en wat verzinsel. De toename van desinformatie op sociale media maakt deze situatie alleen maar complexer.
Het is essentieel dat de samenleving zich bewust blijft van de gevaren die schuilen in de voortdurende aanvallen op de waarheid en de vrije pers. De democratie kan niet functioneren zonder toegang tot de waarheid, en de waarheid kan niet veilig worden gesteld zonder een vrije en onafhankelijke pers die haar bewaakt en verdedigt.
Hoe Politieke Bias van Journalisten de Betrouwbaarheid van de Media Beïnvloedt
In de Verenigde Staten draagt minder dan 0,3 procent van de mediawerknemers bij aan politieke campagnes. De meerderheid van de donateurs die zich als "journalist" omschrijven, vermelden geen werkgever, wat erop wijst dat zij freelancers of zelfs bloggers zijn. Aangezien de gegevens van de Federale Kiescommissie (FEC) gebaseerd zijn op zelfgerapporteerde beroepen, is het moeilijk te bepalen welk werk in deze telling is opgenomen. Net als bij donaties is een overweldigende meerderheid van de journalisten niet geregistreerd bij een politieke partij, beschrijft zichzelf als politiek onafhankelijk en onthoudt zich vaak van stemmen (Willnat en Weaver, 2014). Volgens een enquête van Willnat en Weaver uit 2014 identificeerde ongeveer de helft van de journalisten zichzelf als onafhankelijk, 7 procent als Republikeinen, 28 procent als Democraten en ongeveer 15 procent als gelieerd aan een andere partij.
Hoewel sommige politici zoals vertegenwoordiger Smith suggereren dat de politieke bijdragen van journalisten en wat zij beschouwen als een vooringenomenheid tegen Republikeinen de geloofwaardigheid van de pers ondermijnen, is het belangrijk te begrijpen dat dergelijke uitspraken vaak juist het vertrouwen in de journalistiek zelf aantasten. Het idee is dat persoonlijke politieke voorkeuren van journalisten de manier beïnvloeden waarop zij politieke kandidaten behandelen. Dit is een veelgehoorde klacht van degenen die journalisten willen ondermijnen, maar het negeert de realiteit van het redactiewerk, dat doorgaans zo georganiseerd is dat het werk van een individuele journalist wordt beoordeeld door meerdere andere redacteuren en factcheckers voordat het wordt gepubliceerd. Het gaat ervan uit dat journalisten niet in staat zouden zijn om de waarheid te zoeken en eerlijk te rapporteren op basis van feiten.
Veel journalisten en mediastudies suggereren dat objectiviteit geen neutrale houding is die een journalist aanneemt, maar eerder een praktijk die het rapporteren begeleidt. Dit betekent dat een journalist persoonlijke politieke overtuigingen kan hebben, maar zich toch zou moeten inspannen om een objectieve benadering te gebruiken bij het rapporteren van een verhaal, ongeacht persoonlijke meningen. Bovendien hebben mediatheoretici gesuggereerd dat structurele vooroordelen, zoals de neiging om slecht nieuws en conflicten te belichten en verhalen als narratieven te framen, veel meer invloed hebben op journalisten dan persoonlijke politieke overtuigingen.
Het Pew Research Center’s Project for Excellence in Journalism analyseerde de mediaberichtgeving tijdens de presidentscampagne van 2008 van 8 september tot 16 oktober, een periode na de conventies en tot de laatste presidentsdebatten. De studie onderzocht 2.412 campagnethema’s van 48 nieuwsuitzendingen en concludeerde dat de berichtgeving over Obama in het begin na de conventies negatiever werd, maar naarmate de peilingen in zijn voordeel veranderden, werd deze positiever. In totaal werd voor Obama, in de periode die werd geanalyseerd, "iets meer dan een derde van de verhalen duidelijk positief van toon (36 procent), terwijl een vergelijkbaar aantal (35 procent) neutraal of gemengd was. Een kleiner aantal (29 procent) was negatief" (Pew Research Center, 2008). Ondertussen begon de berichtgeving over McCain positief, maar werd deze negatiever naarmate hij reageerde op de financiële crisis: "Pogingen om de dialoog af te leiden van de economie door aanvallen op Obama’s karakter deden McCain’s mediaberichtgeving schaden, maar die van Obama was zelfs nog negatiever" (Pew Research Center, 2008). Van de verhalen over McCain die in de studie werden opgenomen, was 57 procent duidelijk negatief, 14 procent positief en 28 procent neutraal of gemengd.
Deze positieve of negatieve berichtgeving kan voortkomen uit mediavooroordelen, maar ook uit campagne-tactieken. De studie stelde vast dat "horse race"-berichtgeving, die zich richtte op peilingen en veranderingen in de peilingen, de meerderheid van de berichtgeving over de verkiezingen tijdens die periode uitmaakte. De berichtgeving over een kandidaat die aan de leiding staat in de peilingen zal dus positiever zijn dan over een kandidaat die achterloopt of zijn voorsprong verliest. Deze studie is slechts een aanwijzing voor de toon van de media-aandacht voor de twee kandidaten en houdt geen rekening met de toon die door de campagnes zelf wordt bepaald.
Een aanval op de eerlijkheid van de pers, gedaan door een zittend vertegenwoordiger in het Huis, ondermijnt de geloofwaardigheid van de pers, vooral bij mensen die op de Republikeinen stemmen. Dit gebeurt al vaker door politici die zich slachtoffer voelen van onrechtvaardige berichtgeving, zoals het fenomeen van de "hostile media effect", waarbij sterke aanhangers aan de verschillende zijden van een probleem de media als bevooroordeeld tegenover hun kant beschouwen. Politieke filosofen zoals John Stuart Mill schreven in “On Liberty” dat elke krachtige en effectieve kritiek als beledigend zal worden ervaren door degene die wordt bekritiseerd. Vertegenwoordiger Smith was slechts één van de vele politici die zich verzetten tegen de media, die zij beschouwen als onterecht tegenover hun partij.
Het is belangrijk te realiseren dat politieke beschuldigingen van onpartijdigheid vaak een middel zijn om de publieke perceptie van de pers te manipuleren, vooral in een tijd van snel veranderende mediaomgevingen. De situatie is verder gecompliceerd door de afname van het aantal journalisten in de redacties van grote kranten, wat de manier waarop politieke verslaggeving plaatsvindt, beïnvloedt. Dit leidt tot steeds meer afhankelijkheid van freelancers en kleinere media-initiatieven, die mogelijk minder middelen en redactionele controle hebben om te zorgen voor evenwichtige berichtgeving.
Hoe de Media de Raciale Spanningen in de VS Miskennen: Het Gebrek aan Communicatie en Inzicht
De belangrijkste zorg van de Commissie met betrekking tot de media is niet zozeer de verslaggeving over oproerige gebeurtenissen, maar het falen om adequaat verslag te doen over de rasverhoudingen en de problemen in de getto’s, en om meer Afro-Amerikanen op te nemen in de journalistiek. Deze zorg werd uitgedrukt door verschillende deelnemers tijdens ons congres in Poughkeepsie. Oproeren vormen slechts één aspect van de dilemma's en moeilijkheden van de rasverhoudingen in Amerika. Bij het definiëren, uitleggen en verslag doen van dit bredere, complexere en uiteindelijk veel fundamentelere onderwerp, hebben de communicatiemedia, ironisch genoeg, gefaald in hun taak om te communiceren.
Ze zijn er niet in geslaagd om de meerderheid van hun publiek, dat overwegend uit witte Amerikanen bestaat, het gevoel te geven van de degradatie, ellende en hopeloosheid die het leven in de getto’s met zich meebrengt. Ze hebben niet in staat gesteld dat witte Amerikanen de moeilijkheden en frustraties begrijpen van het zijn van een Afro-Amerikaan in de Verenigde Staten. Evenmin hebben de media een gevoel van de Afro-Amerikaanse cultuur, gedachten of geschiedenis kunnen overbrengen. Net zo belangrijk is het dat de meeste krantenartikelen en tv-programma’s volledig negeren dat een aanzienlijk deel van hun publiek zwart is. De wereld die televisie en kranten aan hun zwarte publiek tonen, is bijna volledig wit, zowel in uiterlijk als in houding.
Zoals eerder gesteld, toont ons bewijs aan dat de zogenaamde “witte pers” op zijn best wordt miskend en op zijn slechtst met minachting wordt behandeld door veel Afro-Amerikanen. Te vaak handelt de pers en spreekt ze over Afro-Amerikanen alsof deze geen deel uitmaken van hun publiek. Dit is misschien begrijpelijk in een systeem waarin de meerderheid van de redacteuren en journalisten blank is. Maar dergelijke attitudes, vooral in zo’n gevoelig en explosief gebied als dit, verergeren de vervreemding van Afro-Amerikanen en versterken de vooroordelen van witte Amerikanen.
De problemen van de berichtgeving over rasverhoudingen gaan verder dan incidenten van witte vooringenomenheid. Veel redacteuren en nieuwsdirecteuren, die worstelen met personeelstekorten en het gebrek aan betrouwbare contacten en informatiebronnen in de stad, hebben de betekenis van de problemen in de stedelijke gebieden niet herkend en zijn er niet in geslaagd om middelen te ontwikkelen die nodig zijn om deze adequaat te dekken. Veel nieuwsorganisaties hebben geen directe toegang tot gevarieerde nieuwsbronnen in de getto’s. Ze hebben zelden een volledig begrip van wat er daar gebeurt.
De verantwoordelijkheid hiervoor ligt deels bij de Afro-Amerikaanse leiders die de media niet vertrouwen en niet openlijk willen communiceren met vertegenwoordigers van de witte pers. Maar de echte verantwoordelijkheid ligt bij de nieuwsorganisaties zelf. Zij hebben, net als andere elementen van de witte gemeenschap, de getto’s decennialang genegeerd. Nu zoeken ze onmiddellijke acceptatie en samenwerking. Het ontwikkelen van goede contacten, betrouwbare informatie en begrip vereist meer tijd en inspanning dan een occasioneel bezoek van een team journalisten voor een reportage over een nieuw ontdekt probleem in de getto’s. Dit vraagt om journalisten die permanent toegewezen worden aan deze verslaggeving. Ze moeten goed getraind en ondersteund worden om het verhaal van een maatschappelijke omwenteling, zo complex en explosief als deze, te kunnen vertellen.
Het Afro-Amerikaanse perswezen, bemand door mensen die in en werken vanuit de getto’s, zou een bijzonder nuttige bron van informatie kunnen zijn voor het verkrijgen van inzicht in de activiteiten in de zwarte gemeenschap. Journalisten en redacteuren van Afro-Amerikaanse kranten en radiostations moeten betrokken worden bij elke conferentie tussen media en politie-stadsvertegenwoordigers. Grote nieuwsorganisaties zouden er goed aan doen om betere communicatielijnen op te zetten naar hun tegenhangers in de Afro-Amerikaanse pers.
Kortom, de nieuwsmedia moeten manieren vinden om de problemen van de Afro-Amerikanen en de getto’s dieper en betekenisvoller te verkennen. Aan redacteuren die zeggen: "We hebben duizenden regels over de getto geschreven die niemand leest", en aan tv-directeuren die klagen over scores van niet-gekeken documentaires, zeggen we: vind meer manieren om dit verhaal te vertellen, want het is een verhaal dat jullie als journalisten moeten vertellen—eerlijk, realistisch en met verbeeldingskracht. Het is de verantwoordelijkheid van de nieuwsmedia om het verhaal van de rasverhoudingen in Amerika te vertellen, en met enkele opmerkelijke uitzonderingen, zijn de media nog niet in staat om deze taak aan te gaan met de wijsheid, gevoeligheid en expertise die het vereist.
De pers heeft, net als het land als geheel, te lang in een witte wereld vertoefd, en kijkt daaruit, als ze al kijkt, met de ogen van een witte man en een witte perspectief. Dat is niet langer voldoende. Het pijnlijke proces van heraanpassing dat van de Amerikaanse nieuwsmedia wordt verlangd, moet nu beginnen. Ze moeten de integratie in zowel hun product als hun personeel een werkelijkheid maken. Ze moeten de hoogste normen van nauwkeurigheid handhaven—niet alleen het zorgvuldig en sceptisch verslag doen van afzonderlijke gebeurtenissen, maar deze gebeurtenissen plaatsen in een betekenisvol perspectief. Ze moeten de moeite en strijd in onze steden met compassie en diepgang rapporteren.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский