Het arteriële systeem functioneert in een seriële opstelling, waarbij de bloedstroom door de arteriolen een cruciale rol speelt in de regeling van de vaatweerstand en het vasculaire stressniveau. Bloedvaten, en met name de arteriolen, ondergaan belangrijke veranderingen in diameter als reactie op de bloedstroom en externe factoren zoals druk en viskeuze krachten. De zogenaamde ‘shear stress’ (scherpkracht) speelt hierbij een belangrijke rol. Deze stress is een gevolg van de kracht die wordt uitgeoefend op de vaatwand door de frictie tussen het bloed en het endotheel. Het wordt gekarakteriseerd door de vermenigvuldiging van de shear viscositeit en de shear rate: τ = γ.η, waarbij τ de shear stress is, γ de shear rate en η de viscositeit van het bloed. Hoe hoger de snelheid van de bloedstroom, des te groter de shear rate, en dus ook de shear stress op de vaatwand.

De verandering in diameter van bloedvaten heeft invloed op de doorbloeding en de energieoverdracht naar de weefsels. Het is belangrijk te begrijpen dat een verhoogde shear stress, door bijvoorbeeld een verhoogde bloedstroom, kan leiden tot de beschadiging van de vaatwand, wat uiteindelijk kan resulteren in aandoeningen zoals vaatverwijding (aneurysma). Aan de andere kant kan te lage shear stress ook schadelijk zijn, aangezien dit het herstel en de integriteit van het endotheel kan belemmeren.

In het hart is de hartspier (de cardiomyocyten) verantwoordelijk voor de kracht die nodig is om het bloed door het lichaam te pompen. Cardiomyocyten zijn uniek in hun structuur, met een complex eiwitnetwerk dat de contractie mogelijk maakt. Deze cellen bevatten onder andere myosine, actine, tropomyosine en troponine, die samenwerken om contracties van de hartspier mogelijk te maken. Het sarcomeer, de fundamentele eenheid van de hartspier, speelt hierbij een sleutelrol. De lengte van het sarcomeer heeft invloed op de kracht die de hartspier kan genereren: wanneer de lengte van het sarcomeer tussen 2,2 en 3,5 μm ligt, wordt de optimale overlap van de myofilamenten bereikt, wat resulteert in een effectieve hartcontractie.

Wanneer de sarcomeerlengte te kort is, kan dit leiden tot inefficiënte contracties, terwijl een te lange sarcomeerlengte de overlap van de myofilamenten vermindert, wat de hartspierfunctie belemmert. Dit effect wordt versterkt door de rol van de mitochondriën in de cardiomyocyten. Mitochondriën voorzien de hartspier van de benodigde energie, voornamelijk via vetzuuroxidatie onder normale fysiologische omstandigheden. Bij stressvolle omstandigheden kan de energieproductie van de cardiomyocyten ook overschakelen naar andere bronnen zoals glucose en lactaat.

Naast de biochemische en fysiologische processen die plaatsvinden in de hartspier, is de verbinding tussen de cardiomyocyten van groot belang voor de synchronisatie van de hartcontracties. Het intercalated disc, de verbinding tussen de cellen, is essentieel voor de coördinatie van elektrische signalen die nodig zijn om het hart efficiënt te laten functioneren. Eventuele mutaties in de componenten van het intercalated disc kunnen leiden tot ernstige hartziekten, waaronder aritmieën en cardiomyopathieën.

De compliance van het cardiovasculaire systeem, dat wil zeggen het vermogen van de vaten om in volume te veranderen in reactie op transmuraal druk, is van groot belang voor het begrijpen van de dynamiek van de bloedsomloop. De compliance varieert tussen verschillende vasculaire secties, waarbij de compliance van de perifere venen veel groter is dan die van de arteriën en arteriolen. Dit maakt dat de veneuze capaciteit gevoeliger is voor therapieën die het circulerend bloedvolume beïnvloeden. Bij een toename van het bloedvolume zal een grotere hoeveelheid bloed in de veneuze vaten worden opgeslagen, terwijl de arteriële vaten nauwelijks van volume veranderen.

Een goed begrip van de dynamiek van shear stress en vaatcompliance is essentieel om het functioneren van het cardiovasculaire systeem te kunnen beoordelen. Naast het direct beïnvloeden van de bloedstroom, kan de shear stress ook bijdragen aan de ontwikkeling van vaatziekten. Het evenwicht tussen te hoge of te lage shear stress is cruciaal voor het behoud van de gezondheid van de vaatwand en het hart.

Hoe kan anesthesiologisch beheer bijdragen aan het succes van een harttransplantatie bij kinderen met fulminante myocarditis?

Fulminante myocarditis is een zeldzame maar ernstige aandoening die acuut kan leiden tot hartfalen, hemodynamische instabiliteit en de noodzaak voor snelle interventie. In de meeste gevallen, ondanks medische behandeling, vereist het ernstige falen van de hartfunctie bij kinderen vaak mechanische ondersteuning of een harttransplantatie. Dit maakt het noodzakelijk om zowel in de pre- als postoperatieve fasen van de operatie adequaat anesthesiologisch beheer toe te passen om de kans op succes te maximaliseren.

In het geval van een 7-jarig kind dat ondergaat een harttransplantatie na een episode van fulminante myocarditis, begint de anesthesiologische aanpak al bij het transport naar de operatiekamer. De patiënt, die afhankelijk is van VA-ECMO (veno-arteriële extracorporele membraanoxygenatie) om de circulatie en zuurstofvoorziening te ondersteunen, wordt met zorg geïntubeerd en geventileerd met instellingen die de beademing optimaal ondersteunen. Gedurende deze fase zijn de hemodynamische parameters van groot belang: de bloeddruk wordt constant gemonitord, en in dit specifieke geval wordt de patiënt behandeld met dopamine, dobutamine en epinefrine om de stabiliteit van het hemodynamische systeem te handhaven.

Bij de operatietafel is het essentieel om niet alleen de hartfunctie te ondersteunen maar ook de zuurstoftransportcapaciteit te waarborgen. Dit betekent dat de anesthesioloog gebruik maakt van continue infusies van anesthetica zoals sufentanil, propofol en rocuronium, terwijl andere medicijnen zoals methylprednisolon en basiliximab worden toegediend om ontstekingen en afstoting van het donorhart te voorkomen. In dit geval werd er zorgvuldig gecontroleerd op een scala van biochemische markeringen, zoals verhoogde C-reactieve eiwitten en procalcitonine, die wijzen op een ontstekingsproces.

De chirurgische fase vereist een nauwkeurige uitvoering van het orthotopische harttransplantaat, waarbij de donorhart zorgvuldig wordt geplaatst en met de ontvanger wordt verbonden. Het gebruik van een bicaval techniek om de vena cava’s en andere vitale hartstructuren te anastomoserend is van cruciaal belang voor een succesvolle integratie van het donororgaan. Het moment van de aortaklem wordt zorgvuldig gemonitord, waarbij een tijdelijke pacemaker wordt geïmplanteerd en de circulatie tijdelijk wordt stopgezet via de extracorporale circulatie. De controle over het heparine-effect en de bloedverdunning wordt bereikt door middel van ultrafiltratie en protamine-infusie.

Na de operatie wordt de patiënt overgebracht naar de intensive care, waar de verdere hemodynamische controle, zoals bloeddruk, hartfrequentie en zuurstofsaturatie, continue aandacht vereist. De operatie zelf duurt gemiddeld 395 minuten, met een bypass-tijd van 300 minuten. In deze kritieke fase, waarin de hartfunctie onvoldoende hersteld is, blijft de ECMO-ondersteuning van vitaal belang om de noodzakelijke zuurstofvoorziening en bloedsomloop te verzekeren totdat het donorhart volledig is geïntegreerd in de nieuwe circulatie.

Naast het strikt technische beheer van de anesthesie en chirurgische interventies, is het essentieel om de risico's van acute nierinsufficiëntie en andere orgaanschade tijdig te onderkennen. Het gebruik van continue niervervangende therapie (CRRT) wordt vaak toegepast in gevallen van ernstige hemodynamische instabiliteit. De risico's van orgaanbeschadiging worden geminimaliseerd door zorgvuldige monitoring van elektrolyten, lactaatniveaus, en de algehele zuur-basebalans in de postoperatieve fase.

Voor een optimaal herstel van de patiënt, moeten de anesthesiologen en chirurgen naast de directe hartfunctie ook de bredere fysiologische impact van de operatie in acht nemen. Daarbij speelt het moment van het herstel van de spontane hartslag een cruciale rol. In dit geval werd de patiënt zelfs geconfronteerd met een periode van ventricular fibrillation na de harttransplantatie, die met succes werd teruggebracht naar een normale sinusritme na drie defibrillatiepogingen.

Tot slot is het van belang om te benadrukken dat de postoperatieve zorg cruciaal is voor de verdere overleving van kinderen die een harttransplantatie ondergaan na fulminante myocarditis. Bij het volgen van deze kinderen, is het belangrijk om niet alleen te focussen op het functioneren van het getransplanteerde hart, maar ook op het monitoren van andere organen die tijdens de intensieve zorgperiode extra belast kunnen worden. Het toepassen van ECMO en niervervangende therapieën heeft de overlevingskansen aanzienlijk vergroot voor deze kinderen, maar het succes van de operatie hangt altijd af van het vroegtijdig herkennen van complicaties en het snel handelen.

Wat zijn de belangrijkste overwegingen bij het anesthesiemanagement van kinderen met een overgangs-AVSD?

Bij kinderen met een overgangsatrioventriculair septumdefect (AVSD) is het anesthesiemanagement bijzonder complex en vereist een grondige preoperatieve beoordeling, nauwkeurige monitoring en een zorgvuldige chirurgische planning. Deze aandoening, gekarakteriseerd door een niet-volledige scheiding van de hartkleppen en het septum, leidt vaak tot verschillende hart- en longcomplicaties, waaronder pulmonale hypertensie en hartfalen.

De preoperatieve evaluatie bij kinderen met overgangs-AVSD richt zich op het vaststellen van de ernst van de symptomen en het identificeren van risicofactoren zoals ernstige mitralisklepinsufficiëntie, tricuspidalisklepinsufficiëntie en pulmonale hypertensie. Dit wordt doorgaans gedaan door middel van echocardiografie, waarbij de functionaliteit van de hartkleppen, de aanwezigheid van een open foramen ovale (PFO) en de ernst van de atrioventriculaire regurgitatie (MR) worden beoordeeld. Het doel is om het volume van de linker-naar-rechterscheiding en de impact van de klepafwijkingen te begrijpen. Dit is cruciaal voor het vaststellen van de meest geschikte chirurgische benadering en anesthesiemanagement.

Fysieke onderzoeken leveren belangrijke aanwijzingen. Een verhoogde ademfrequentie, natte rales in de longen en een systolisch geruis wijzen vaak op de aanwezigheid van hartfalen of pulmonale hypertensie. Daarnaast kunnen verhoogde niveaus van N-terminale prohersen natriuretisch peptide (NT-proBNP) duiden op verhoogde cardiovasculaire stress. Klinisch kan een kind met AVSD zich presenteren met symptomen van een verstoorde hartfunctie, zoals tachypneu, hepatomegalie, zwakke pols en verminderde doorbloeding van de extremiteiten. Dit wijst op een overbelaste circulatie en een verhoogd risico op ademhalingsproblemen tijdens de anesthesie.

Tijdens de operatie is nauwkeurige monitoring van vitale functies, zoals hartslag, bloeddruk en zuurstofverzadiging, essentieel. In sommige gevallen kunnen kinderen tijdens de procedure plotselinge hemodynamische instabiliteit vertonen, zoals een plotselinge daling van de bloeddruk of het optreden van supraventriculaire tachycardie, wat onmiddellijke interventie vereist. Het gebruik van medicatie zoals dopamine of sevofluraan kan noodzakelijk zijn om de hemodynamische stabiliteit te handhaven.

Daarnaast is het van belang dat de anesthesist het juiste ventilatiemanagement kiest, zoals het gebruik van een volume-gegarandeerde drukventilatie (PCV-VG) bij kinderen met AVSD. Dit helpt bij het handhaven van een adequate ventilatie zonder verdere belasting van de beschadigde hartstructuren. Na de operatie wordt de anesthesie vaak omgekeerd met behulp van middelen zoals sugammadex om de spierrelaxatie om te keren en spontane ademhaling te herstellen.

De behandeling van kinderen met een overgangs-AVSD kan zowel medisch als chirurgisch zijn. In gevallen van ernstige pulmonale circulatoire overbelasting wordt soms een tijdelijke pulmonale arteriële banding uitgevoerd om onomkeerbare schade aan de longvaten te voorkomen. Het uiteindelijke chirurgische doel is de sluiting van het atrium- en ventrikelseptumdefect en de scheiding van de gemeenschappelijke atrioventriculaire klep, waarbij mitralis- en tricuspidaliskleppen onafhankelijk van elkaar functioneren.

Wanneer een kind zich met significante symptomen van congestief hartfalen of pulmonale hypertensie presenteert, kan dit wijzen op een verergering van de aandoening, wat het belang van tijdige chirurgische ingrepen benadrukt. Het begrijpen van de pathofysiologie en het vaststellen van een juiste behandelingsstrategie zijn cruciaal om de overlevingskansen van kinderen met AVSD te verbeteren.

Wat is verder belangrijk om te begrijpen?

Bij kinderen met AVSD moeten artsen niet alleen de fysieke symptomen, maar ook de onderliggende pathofysiologische mechanismen van de aandoening begrijpen. Het risico op postoperatieve complicaties zoals persisterende pulmonale hypertensie of hartfalen is aanzienlijk, wat de noodzaak benadrukt van een nauwkeurige langetermijnbewaking na de operatie. Het vroegtijdig herkennen van mogelijke complicaties zoals rechterventrikeluitstroomobstructie of septale defecten kan het verschil maken in de uiteindelijke prognose van het kind. Het management vereist niet alleen deskundigheid op het gebied van anesthesiologie, maar ook op het gebied van pediatrische cardiologie en thoracale chirurgie.