Kritische theorie heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het ontleden van sociale en politieke systemen. In de huidige tijd, waarin de alt-right beweging steeds invloedrijker wordt, heeft deze benadering van denken een nieuwe relevantie gekregen. De alt-right, met zijn radicale opvattingen over ras, nationalisme en de ondergang van liberale democratieën, ziet in kritische theorie een belangrijke vijand. Het concept van culturele marxistische theorie, bijvoorbeeld, wordt door velen in de alt-right geassocieerd met een vermeende ondermijning van traditionele waarden en westerse beschaving. Dit biedt een venster naar de manier waarop ideologieën in de huidige politieke sfeer met elkaar botsen.

Kritische theorie stelt dat er geen objectieve waarheid bestaat, maar dat kennis en macht onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dit maakt het mogelijk om sociale structuren kritisch te onderzoeken en te ontmantelen. De alt-right beweert echter dat dit een aanval is op de fundamenten van de westerse cultuur, die zij beschouwen als een bolwerk van orde en stabiliteit. De term 'cultureel marxisme' wordt door hen gebruikt als een dekmantel voor wat zij beschouwen als de linkse agenda om de waarden van het vrije individu te vernietigen en de samenleving te ondermijnen. Deze strijd om culturele dominantie is het gevolg van bredere sociale verschuivingen die wereldwijd plaatsvonden in de late twintigste en vroege eenentwintigste eeuw.

De opkomst van de alt-right is een reactie op deze verschuivingen, waarbij de beweging zich richt tegen wat zij zien als de verzwakking van nationale identiteit en het opkomend cosmopolitisme. De invloed van kritische theorie, met zijn nadruk op het blootleggen van onderdrukking en onrecht, wordt gezien als een katalysator voor deze veranderingen. In plaats van te accepteren dat kritische theorie het politieke landschap zou moeten hervormen, beschouwt de alt-right deze benadering als een bedreiging voor hun visie van een samenhangende, homogene cultuur.

In dit klimaat is het essentieel voor degenen die zich bezighouden met kritische theorie om de geschiedenis van deze ideologieën te begrijpen, maar ook om de hedendaagse vertalingen ervan te herzien. Denk hierbij aan de invloed van postmoderne denkers zoals Foucault en Derrida, die bijdragen aan een discours dat de alt-right vaak als destructief beschouwt. De tijdgeest waarin deze theorieën ontstaan, heeft een aanzienlijk effect gehad op de politieke en culturele sfeer van de afgelopen decennia. Kritische theorie stelt dat ideeën altijd in een sociaal en historisch kader functioneren, wat betekent dat de politieke kracht van een idee verandert afhankelijk van de context waarin het zich manifesteert.

De opkomst van de alt-right laat zien hoe ideologieën die ooit gemarginaliseerd waren, steeds vaker mainstream worden. Wat dit in de praktijk betekent voor de geesteswetenschappen is dat deze een herbezinning vereisen. Het lijkt dat de universitaire wereld te maken heeft met een verschuiving van normen en waarden die door veel conservatieve en extreemrechtse groeperingen als een bedreiging wordt gezien. De verschuiving van een focus op culturele diversiteit naar het behoud van nationale waarden en een autoritaire benadering van staatsmacht is nu een van de centrale thema’s die in deze context steeds vaker naar voren komen.

Wat betreft de toekomst van de geesteswetenschappen in dit tijdperk, lijkt het noodzakelijk om kritisch te blijven ten aanzien van de hegemonische structuren die deze beweging mogelijk maken. De rol van de academische wereld is van vitaal belang in het aansteken van maatschappelijke discussies, maar tegelijkertijd lijkt er een steeds grotere kloof te ontstaan tussen de theorieën die binnen de universiteiten worden ontwikkeld en de politieke realiteit van de buitenwereld. Dit wordt verder versterkt door de opkomst van social media, die vaak als een platform voor extremistische ideologieën dienen, en die de democratische en inclusieve waarden die door de geesteswetenschappen worden gepromoot, uitdagen.

Bovendien is het belangrijk te begrijpen dat de strijd tussen kritische theorie en de alt-right niet alleen een strijd is tussen twee politieke krachten, maar ook een reflectie van dieperliggende culturele en sociale spanningen. De ethiek van het individu, de rol van de staat, en de vraag naar wie recht heeft op het culturele en politieke domein zijn alles bepalend in dit conflict. Geesteswetenschappen moeten niet alleen theorieën blijven ontwikkelen, maar ook concrete antwoorden bieden op de vraag hoe deze theorieën de wereld kunnen vormen op een manier die waarde hecht aan gelijkheid, rechtvaardigheid en menselijke waardigheid.

Is Er Rechtvaardigheid in Boosheid? Het Gender van Woede in Politiek en Maatschappij

In de hedendaagse politiek is de term "streng tegen criminaliteit" een veelgebruikte uitdrukking, vaak gepromoot door politici die zich beroepen op de publieke bezorgdheid over misdaad. In de Filippijnen, bijvoorbeeld, rechtvaardigt president Duterte zijn gewelddadige oorlog tegen drugs door te wijzen op de alomtegenwoordigheid van drugsgerelateerde misdaden en de noodzaak voor een harde aanpak. Het is een retoriek die zich richt op het beschermen van de 'goede' burgers tegen de 'slechte' daders. Maar er is een alternatief perspectief, zoals aangegeven door filosofe Martha Nussbaum, die pleit voor een aanpak die "slim is tegen misdaad", wat betekent dat we ons moeten richten op strategieën die daadwerkelijk misdaad voorkomen in plaats van eenvoudigweg te straffen. Strijd tegen misdaad moet gebaseerd zijn op principes van rechtvaardigheid en effectiviteit, en niet alleen op emotie en publieke bezorgdheid.

In deze context speelt woede een cruciale rol, niet alleen in het politieke discours, maar ook in de manier waarop wij emoties en gender begrijpen. President Duterte’s retoriek over zijn woede, zowel jegens drugs als jegens zijn critici, stelt een diepere vraag over de geldigheid van deze emoties in politieke debatten. Hij zegt dat zijn woede voortkomt uit de frustratie over de onmacht van de overheid om alledaagse problemen, zoals het verkeersprobleem in de hoofdstad, aan te pakken. Wat opvalt, is hoe zijn woede wordt gepresenteerd als een teken van kracht en betrokkenheid, een manier om de burger te verzekeren dat hij handelt in hun belang. Dit verschilt sterk van de manier waarop vrouwelijke woede vaak wordt gepresenteerd: irrationeel, destructief, of zelfs gevaarlijk.

Het gebruik van woede door leiders zoals Duterte is een weerspiegeling van hoe emotie in de politiek niet alleen een menselijke reactie is, maar een strategisch instrument. In populistische politiek wordt woede vaak verheerlijkt als een bewijs van 'echtheid' en 'kracht'. Woede bij mannen wordt vaak gezien als assertief, een manier om macht uit te drukken en autoriteit te vestigen. Bij vrouwen daarentegen wordt woede vaak afgekeurd of zelfs bespot als een teken van zwakte, emotionele instabiliteit of een gebrek aan zelfbeheersing.

Nussbaum wijst erop dat de verwachtingen rond woede diep geworteld zijn in gendernormen. In veel samenlevingen, en vooral in de Amerikaanse cultuur, wordt van mannen verwacht dat zij boos zijn, dat zij zich verzetten tegen onrecht en dat zij rechtvaardigheid eisen. Voor vrouwen geldt daarentegen dat woede hen vaak wordt ontzegd. Vrouwen moeten zich in plaats daarvan gedragen volgens normen van empathie en mededogen. Wanneer vrouwen echter hun woede uiten, worden ze vaak geconfronteerd met kritiek of zelfs devaluatie, zoals het stereotype van de "boze feministe" die als humorloos en irrationeel wordt beschouwd. Deze gendergebaseerde benadering van woede heeft diepgaande implicaties voor hoe vrouwelijke activisten en feministen hun standpunten naar voren brengen.

Een illustratief voorbeeld van hoe woede zich uit in het feminisme is te vinden in de reacties van actrice Uma Thurman op de #MeToo-beweging. Thurman sprak in oktober 2017 over haar eigen woede, maar erkende dat ze geleerd had om haar woede te temperen voordat ze zich uit. Ze zei dat ze geleerd had dat ongetemperde woede vaak resulteerde in een "onduidelijke uitspraak", wat haar vermogen om haar standpunt effectief over te brengen zou ondermijnen. Hieruit blijkt hoe feministische woede vaak gecompliceerd wordt door het idee dat vrouwelijke woede altijd eerst "onder controle" moet worden gebracht, zodat deze op een rationele en coherente manier kan worden geuit. Thurman’s benadering van woede weerspiegelt een zelfbeheersing die voortkomt uit de culturele verwachtingen van vrouwen: woede moet beheerst worden, anders wordt het als destructief en chaotisch beschouwd.

De vraag die opkomt, is of feministische woede kan worden gezien als een legitieme vorm van verzet en een middel voor verandering. In plaats van te worden beschouwd als een obstakel voor sociale vooruitgang, zou woede kunnen worden gezien als een kracht die helpt bij het doorbreken van patriarchale structuren. De #MeToo-beweging is een bewijs van de manier waarop vrouwelijke woede collectief kan worden ingezet om maatschappelijke veranderingen af te dwingen, terwijl het tegelijkertijd de stereotiepe weergave van feministen als boos en humorloos in twijfel trekt. Feministische woede is een vorm van "overgangswoede" die uiteindelijk kan leiden tot de verschuiving van machtsstructuren en het vergroten van de rechten van vrouwen.

Het idee dat woede geassocieerd wordt met macht en rechtvaardigheid, zoals Nussbaum betoogt, is niet alleen van toepassing op mannen of politici zoals Duterte, maar ook op sociale bewegingen die zich verzetten tegen onderdrukking. Van de #BlackLivesMatter-beweging tot de strijd van LGBTQI-rechthebbenden en de milieuactivisten, woede wordt gezien als een noodzakelijke kracht om verandering te bewerkstelligen. De woede van gemarginaliseerde groepen wordt echter vaak gecriminaliseerd of afgedaan als irrationeel. Dit laat zien hoe cultuur, politiek en sociale normen de manier bepalen waarop woede wordt uitgedrukt en ontvangen.

In dit opzicht is het belangrijk te begrijpen dat woede in de politiek, vooral wanneer deze door vrouwen of gemarginaliseerde groepen wordt uitgedrukt, vaak als bedreigend wordt gezien voor de status quo. In plaats van woede te zien als een destructieve kracht, zou deze moeten worden erkend als een signaal van onvrede met onrechtvaardigheid, en een bron van energie voor verandering. Wanneer feministen boos zijn, is het niet slechts een individuele emotie, maar een collectieve reactie op de structurele ongelijkheden die in de samenleving bestaan.

Hoe Transborder Theorie de Begrip van Nationale Grenzen Uitdaagt en Verandert

Transborder theorie helpt ons om de complexe netwerken van migratie en identiteit te begrijpen, terwijl het tegelijkertijd de vaak simplistische kijk op nationale grenzen en migratieproblematiek ondermijnt. Deze theorie is een krachtig instrument om teksten te ontrafelen die de traditionele, nationale tegenstelling van "binnen" versus "buiten" problematiseren, zoals we zien in de literatuur en de kunsten. Wanneer studenten bijvoorbeeld een fragment uit Stephen's werk lezen in een cursus, zien ze hoe transborder theorie gebruikt wordt om de geografische en culturele grenzen die migranten ervaren, te betrekken bij hun verhalen.

Stephen's benadering in Transborder Lives benadrukt niet alleen de aandacht voor regionale bijzonderheden, maar ook de mogelijkheid van transmigranten om in meerdere landen tegelijk te leven. In deze context stelt zij dat het geboorteplaats van transmigranten zich niet langer beperkt tot één geografisch punt, maar zich verspreidt over een ‘hyperspace’ die geen fysieke grenzen kent. Dit hyperspace wordt mogelijk gemaakt door technologieën zoals Skype, Viber en Facebook, die mensen in staat stellen om over lange afstanden heen contact te onderhouden en hun levens in verschillende landen te verbinden.

In plaats van nationale grenzen te respecteren, creëren transmigranten een virtuele gemeenschap die niet gebonden is aan een specifieke plaats. Bijvoorbeeld, in de stad Woodburn, Oregon, waar 58,9% van de bevolking Latijns-Amerikaans is, speelt deze technologie een sleutelrol in het behouden van banden met het thuisland. Transmigranten in deze stad kunnen een ononderbroken verbinding onderhouden met hun familie en cultuur in hun geboorteland, ondanks dat zij fysiek ver weg zijn. Dit fenomeen helpt om de conventionele ideeën over nationalisme en staatsgrenzen te deconstrueren. Wat betekent het immers om een 'buitenstaander' te zijn als de technologie het mogelijk maakt om tegelijkertijd deel uit te maken van meerdere gemeenschappen?

Stephen en Kearney introduceren het idee van ‘deterritorialisering’, wat inhoudt dat migranten en transnationale gemeenschappen zich losmaken van de territoriale beperkingen van hun moederland. Dit begrip stelt de vraag in hoeverre nationale staten hun burgers daadwerkelijk kunnen beheersen, vooral wanneer technologieën en grensoverschrijdende netwerken de kloof tussen landen overbruggen. Kearney stelt dat transnationale migranten niet buiten hun staat kunnen leven, zelfs als zij geografisch gezien de grenzen van dat land overschrijden. De illusie van detterritorialisatie kan echter gemakkelijk worden verstoord wanneer de migrant zich geconfronteerd ziet met de realiteit van xenofobie of de autoriteit van de staat, zoals de vrees voor grenswachten of politiecontrole.

Het concept van detterritorialisatie komt verder naar voren in de kunst van Enrique Chagoya, die in zijn litho "Illegal Alien's Guide to Somewhere Over the Rainbow" een visuele representatie biedt van de ervaringen van migranten. Het werk combineert de iconen van de Amerikaanse cultuur met de beelden van een vertekend geografisch landschap, waarbij het de spanningen tussen nationale identiteit en etnische identiteit visueel vastlegt. Het gebruik van een wereldkaart die niet alleen de politieke grenzen maar ook de culturele en economische invloeden van landen toont, maakt duidelijk hoe de grenzen die we voor ‘vast’ houden, in werkelijkheid vaak vloeibaar en relatief zijn.

In Chagoya's werk worden de nationale grenzen vaak vervormd of onduidelijk gemaakt, wat de kijker uitdaagt om na te denken over de 'objectieve' status van deze grenzen. Een van de grootste misverstanden die de meeste mensen hebben over kaarten, is dat zij objectief en waarheidsgetrouw zijn. Het is belangrijk te begrijpen dat kaarten vaak juist de belangen van de heersende macht weerspiegelen, door bepaalde gebieden groter of kleiner voor te stellen, of door de nadruk te leggen op economische of politieke belangen die op dat moment van belang zijn.

Wanneer studenten kijken naar de "Illegal Alien's Guide", merken ze hoe de verbeelding van een vastgelegde, geografische realiteit wordt verstoord. Het is niet alleen een kunstwerk dat het idee van nationale grenzen onderzoekt, maar ook een manier om te vragen hoe deze grenzen in de geest van mensen worden geconstrueerd, en hoe ze in werkelijkheid door technologie, cultuur en migratie in constante verandering zijn.

Deze denkwijze stelt ons voor een grotere uitdaging: wat betekent het om thuis te zijn? Als migranten hun fysieke thuis kunnen verlaten, maar zich nog steeds kunnen verbinden met hun gemeenschap via technologie, in hoeverre is die gemeenschap dan echt 'thuis'? En hoe verandert onze opvatting van nationalisme als we beginnen te begrijpen dat de ‘natie’ niet langer het enige referentiepunt is voor het ervaren van identiteit, gemeenschap en loyaliteit?