Bij het uitvoeren van borstafbeeldingstests, zoals mammografieën of MRI-scans, is het essentieel om zowel de technologie als de beeldvorming zelf goed te begrijpen, omdat fouten of artefacten in beelden de diagnose kunnen beïnvloeden. Deze artefacten kunnen ontstaan door verschillende oorzaken, zoals technische beperkingen van de apparatuur, onjuiste positionering van de patiënt, of zelfs omgevingsfactoren die het signaal verstoren.

Een van de meest voorkomende problemen bij borstafbeeldingen is de aanwezigheid van artefacten die de beeldkwaliteit verstoren. In mammografie kan bijvoorbeeld een detectorinterface lijn ontstaan door een kleine afwijking in de kalibratie van twee helften van de seleniumgebaseerde detector. Dit artefact verschijnt meestal wanneer een hoge dosis wordt gebruikt voor het afbeelden van dicht borstweefsel. Het is belangrijk om te weten dat dergelijke artefacten niets te maken hebben met de gezondheidstoestand van de patiënt, maar eerder het gevolg zijn van technische aspecten die moeten worden gecorrigeerd.

In de MRI-beelden van de borst kunnen andere artefacten optreden, zoals de zogenaamde 'zebra artefacten'. Dit komt vaak voor door een faseruimte-interferentie, veroorzaakt door een slechte magneetshimming. Het resulterende effect is een band van zwarte en witte lijnen in het beeld, die kan worden gecorrigeerd door het vergroten van het veld van weergave (FOV) en het toepassen van fase-oversampling. Het herkennen van dit soort artefacten is van groot belang, aangezien het de interpretatie van de medische beelden kan verstoren en leiden tot onjuiste klinische beslissingen.

Wanneer het gaat om het beoordelen van calcificaties in mammografiebeelden, is de morfologie en de verdeling van de calcificaties cruciaal. Calcificaties die zich segmentaal verspreiden (in een wigvormige verdeling met de punt naar de tepel gericht) worden vaak als verdacht beschouwd, omdat dit kan wijzen op een proces dat zich binnen de melkgangen en de bijbehorende vertakkingen bevindt. Dit is een belangrijke aanwijzing bij het bepalen van het risico op borstkanker. Aan de andere kant zijn gedistribueerde calcificaties die zich diffuus verspreiden over de borst meestal goedaardig, vooral als ze bilateraal zijn. De kans op maligniteit neemt toe naarmate de verdeling van de calcificaties meer lineair of segmentaal wordt.

Daarnaast zijn de vorm en de grootte van calcificaties ook bepalend. Fine pleomorfe calcificaties, die vaak kleiner zijn dan 0,5 mm, kunnen wijzen op kwaadaardige processen en vereisen een stereotactisch geleide biopsie. Aan de andere kant zijn calcificaties zoals 'milk of calcium' vaak het gevolg van cysten en worden als goedaardig beschouwd. Deze calcificaties kunnen een specifieke vorm aannemen, zoals een theekopje, op de laterale beelden, en moeten als zodanig worden herkend om overbodige diagnostische stappen te vermijden.

De interpretatie van calcificaties is echter niet uitsluitend gebaseerd op de morfologie en distributie. De klinische context, zoals het medische dossier van de patiënt en de aanwezigheid van andere risicofactoren, is ook van groot belang. Wanneer calcificaties verdacht lijken, moet er altijd een follow-up of biopsie plaatsvinden, vooral als de morfologie erop wijst dat er een verhoogd risico op maligniteit is. Dit geldt vooral voor calcificaties die lineair of fijn vertakt zijn, omdat deze vaker geassocieerd worden met kanker.

Een ander belangrijk aspect in de beoordeling van borstafbeeldingen is het begrijpen van de juiste stralingsdoses die worden toegepast bij mammografie. De stralingsdosis moet altijd binnen veilige grenzen liggen om het risico voor de patiënt te minimaliseren. De FDA heeft bijvoorbeeld een grens vastgesteld van 3 mGy per weergave, terwijl de meeste mammogrammen een dosis van ongeveer 2 mGy per weergave gebruiken. Dit valt ruim binnen de veiligheidslimieten en betekent dat de effectieve dosis van een standaard twee-view mammogram aanzienlijk lager is dan de jaarlijkse achtergrondstraling die een persoon ontvangt.

Bij het analyseren van de prestaties van screening mammografie is het essentieel om rekening te houden met de acceptabele afgeleide waarden van de verschillende diagnostische parameters. De abnormaliteitsratio (terugroepingspercentage) zou idealiter tussen de 5% en 12% moeten liggen, waarbij een goede gevoeligheid (≥75%) en specificiteit (88%-95%) worden gehandhaafd. Dit helpt om te garanderen dat er geen belangrijke afwijkingen worden gemist, terwijl ook overdiagnose wordt voorkomen.

Het is eveneens noodzakelijk om te begrijpen dat niet alle artefacten en afwijkingen duiden op een pathologie. Het erkennen van deze technische storingen is essentieel om overbehandeling of misdiagnoses te voorkomen. In situaties waar geen sprake is van een klinisch probleem, moeten de artsen kunnen uitleggen waarom bepaalde bevindingen als artefacten moeten worden geïnterpreteerd, zodat onterecht bezorgdheid bij de patiënt wordt voorkomen.

Hoe Digitale Mammografie Kwaliteitscontrole Testen de Beeldkwaliteit en Patiëntveiligheid Waarborgen

In de medische beeldvorming, en in het bijzonder bij digitale mammografie, is kwaliteitscontrole een essentieel proces voor het waarborgen van zowel de beeldkwaliteit als de veiligheid van de patiënt. De American College of Radiology (ACR) heeft strikte richtlijnen opgesteld die betrekking hebben op de frequentie en de vereiste acties voor kwaliteitscontroletesten in digitale mammografie. Het doel van deze testen is om ervoor te zorgen dat de apparatuur optimaal functioneert, artefacten worden voorkomen en dat de beelden diagnostische waarde behouden.

De ACR DM Phantom-test wordt wekelijks uitgevoerd om te controleren of de beelden van voldoende kwaliteit zijn en of artefacten klinisch niet significant zijn. Dit testobject benadert een 4,2 cm dikke gecomprimeerde borst die uit 50% klierweefsel en 50% vetweefsel bestaat. Het bevat zes vezels, zes stipgroepen en zes massa’s. Voor de test wordt een minimale score van 2,0 voor vezels, 3,0 voor stippen en 2,0 voor massa's vereist om een geslaagd resultaat te behalen. Deze testen zorgen ervoor dat de beelden consistent zijn met de klinische normen en voldoen aan de diagnostische behoeften.

Daarnaast zijn er andere belangrijke kwaliteitscontroletesten die moeten worden uitgevoerd op digitale mammografieapparatuur. De ‘Compression Force’ test, bijvoorbeeld, wordt semi-jaarlijks uitgevoerd om de kracht van de compressie op de borst te controleren. Dit is cruciaal omdat onjuiste compressie kan leiden tot slechte beeldkwaliteit en kan bijdragen aan ongemak voor de patiënt. Er is ook de 'Cassette Erasure' test, die wekelijks moet worden uitgevoerd voor computergestuurde radiografie, vooral als dit van toepassing is, om ervoor te zorgen dat de cassettes volledig worden gewist voordat ze opnieuw worden gebruikt.

De ‘Visual Checklist’ wordt maandelijks uitgevoerd om te controleren op kritische en minder kritische items die invloed kunnen hebben op de beeldkwaliteit, zoals storingen in de beeldschermen van de werkstations van radiologen en technici. Deze controles zijn noodzakelijk om te garanderen dat alle apparatuur correct is ingesteld en vrij is van defecten die de diagnostische kwaliteit van de beelden kunnen beïnvloeden.

Naast de reguliere kwaliteitscontroletesten zijn er ook aanbevelingen voor optionele testen, zoals systeemkwaliteitscontrole door radiologen bij het verschijnen van ernstige artefacten, of herhaalanalyses na het uitvoeren van een eerste kwaliteitscontroletest. Dit zorgt voor een extra laag van zekerheid, vooral wanneer er veranderingen in de apparatuur of technologie plaatsvinden.

Verder is het belangrijk te begrijpen dat de nauwkeurigheid van mammografische beelden sterk afhankelijk is van de samenwerking tussen technici, radiologen en medische fysici. Terwijl technici verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de kwaliteitscontroletesten en het onderhoud van de apparatuur, zijn radiologen essentieel voor het interpreteren van de beelden. Dit maakt het proces van kwaliteitsborging in digitale mammografie complex en vereist constante aandacht voor detail, niet alleen bij de apparatuur, maar ook bij de manier waarop beelden worden geanalyseerd.

Er zijn veel verschillende factoren die de uiteindelijke kwaliteit van een mammografie beïnvloeden. Naast technische aspecten zoals de instelling van de röntgenapparatuur, de kwaliteit van de monitors en de nauwkeurigheid van de compressie, moeten ook externe invloeden zoals beweging van de patiënt of zelfs storende stoffen op de huid (zoals deodorant) in aanmerking worden genomen. Het is essentieel om te zorgen voor een optimale omgeving en voorbereiding voor de patiënt om ervoor te zorgen dat de beelden zo duidelijk en betrouwbaar mogelijk zijn.

Kwaliteitscontrole is dus niet slechts een procedure, maar een integraal onderdeel van het proces dat het mogelijk maakt om betrouwbare, diagnostisch waardevolle beelden te verkrijgen. Door regelmatige testen en het volgen van de richtlijnen van de ACR kunnen medische instellingen zorgen voor de hoogste normen van patiëntenzorg en beeldkwaliteit.