De behandeling van pees- en spierblessures is essentieel voor het herstel van dieren die betrokken zijn bij intensieve fysieke activiteiten. Een van de meest gebruikelijke aandoeningen in dit opzicht is tendinopathie, die vaak gepaard gaat met pijn, kreupelheid en mobiliteitsbeperkingen. De supraspinatus tendinopathie en biceps tenosynovitis, bijvoorbeeld, zijn veelvoorkomende blessures bij honden, vooral bij diegenen die betrokken zijn bij zware fysieke belasting of sportactiviteiten.

Een effectief behandelplan kan de toepassing van verschillende therapieën omvatten, waaronder extracorporale shockwave therapie (ESWT) en het gebruik van bloedplaatjes-rijk plasma (PRP). Deze behandelingen kunnen de genezing bevorderen en helpen om de functionaliteit van het gewricht te herstellen. ESWT is een niet-invasieve methode waarbij gerichte schokgolven op het getroffen gebied worden toegepast. Dit stimuleert de bloedcirculatie, vermindert pijn en bevordert de weefselgenezing. In het geval van de supraspinatus tendinopathie en biceps tenosynovitis, zoals in een recent onderzoek bij een driejarige Chinook, blijkt dat ESWT een aanzienlijke verbetering kan brengen, zelfs bij langdurige blessures.

De therapie begon met ESWT, gevolgd door de injectie van PRP in het aangedane gebied, twee weken na de eerste sessie. PRP, dat rijk is aan groeifactoren die het herstel van beschadigd weefsel bevorderen, werd specifiek geïnjecteerd in de supraspinatus en de biceps brachii van de linkerarm. Deze combinatie van behandelingen bracht binnen twee weken significante verbeteringen, met pijnvermindering en het verdwijnen van de kreupelheid tijdens het wandelen. De kreupelheid bij het draven bleef echter aanwezig tot na 12 weken van behandelingen. Aan het eind van de therapie waren zowel pijn als kreupelheid volledig verdwenen.

Het gebruik van ESWT kan specifiek nuttig zijn bij het behandelen van aandoeningen die verband houden met pezen en spieren. Door de schokgolven wordt het herstelproces versneld door de productie van collageen en het bevorderen van celregeneratie. Dit maakt het een waardevolle optie voor het behandelen van spier- en peesblessures bij dieren die actief zijn in sport of andere fysieke activiteiten.

Daarnaast kan PRP een aanvullende therapie zijn die de effectiviteit van ESWT vergroot. PRP bevat concentraties van bloedplaatjes die rijk zijn aan groeifactoren, zoals platelet-derived growth factor (PDGF) en vascular endothelial growth factor (VEGF), die helpen om weefsels sneller te herstellen en ontstekingen te verminderen. Deze factoren zijn van cruciaal belang bij het herstellen van pezen en spieren na blessures, omdat ze bijdragen aan een snellere genezing en een vermindering van pijn.

Bij de behandeling van dergelijke blessures is het belangrijk te begrijpen dat het herstelproces niet altijd onmiddellijk is. De tijdsduur van de therapie kan variëren, afhankelijk van de ernst van de blessure en de reactie van het lichaam op de behandelingen. In het geval van de onderzochte Chinook was het herstel geleidelijk, en het was pas na de volledige 12 weken behandeling dat de resultaten optimaal waren. Dit benadrukt het belang van geduld en voortdurende opvolging tijdens het behandelproces.

Bij het overwegen van deze behandelingen voor honden met pees- en spierblessures is het belangrijk om niet alleen naar de fysieke symptomen te kijken, maar ook naar de onderliggende oorzaken van de blessure. Intensieve belasting, bijvoorbeeld door hoog-impact activiteiten, kan bijdragen aan het ontstaan van deze aandoeningen. Het is dus essentieel om naast de behandeling van de blessure zelf, ook naar preventieve maatregelen te kijken om herhaling van de blessure te voorkomen. Dit kan onder andere het aanpassen van trainingsprogramma’s, het verbeteren van de techniek of het bieden van rust tussen intensieve activiteiten omvatten.

Het combineren van ESWT en PRP is slechts één voorbeeld van hoe moderne therapieën kunnen helpen bij het herstel van musculoskeletale aandoeningen bij dieren. Dierenartsen moeten zorgvuldig de individuele behoeften van hun patiënten evalueren en therapieën afstemmen op de specifieke situatie van het dier. De ervaring en expertise van de behandelende arts, samen met de respons van het dier op de therapieën, spelen een cruciale rol in het succes van de behandeling.

Naast de effectiviteit van de gebruikte therapieën, moeten ook de mogelijke bijwerkingen en risico’s worden overwogen. Het gebruik van shockwaves kan bijvoorbeeld tijdelijke pijn of ongemak veroorzaken, terwijl PRP-injecties kleine risico's op infectie met zich meebrengen. Desondanks blijven deze behandelingsopties vaak de voorkeur genieten vanwege hun niet-invasieve aard en het potentieel om sneller herstel te bevorderen in vergelijking met traditionele methoden zoals chirurgie.

Bij de evaluatie van het gebruik van ESWT en PRP is het belangrijk te realiseren dat, hoewel ze krachtige hulpmiddelen zijn voor herstel, ze niet altijd voor elk dier of elke blessure geschikt zijn. Het succes van de behandeling hangt sterk af van de juiste diagnose en het juiste behandelplan. Daarom is het van groot belang dat eigenaren van dieren nauw samenwerken met hun dierenarts om de meest geschikte therapieën voor hun huisdier te bepalen, rekening houdend met het type blessure, de ernst ervan en de algehele gezondheidstoestand van het dier.

Wat zijn de risico's en complicaties bij heupimplantaten en chirurgie bij honden?

Bij de behandeling van heup- en bekkenaandoeningen bij honden worden verschillende chirurgische technieken toegepast, waaronder heupvervangingen en femorale hoofd- en nekosteotomie (FHO). Elk van deze behandelingen heeft specifieke risico's en complicaties die goed begrepen moeten worden om de kans op een succesvol herstel te vergroten. Het is van essentieel belang dat zowel artsen als eigenaren van huisdieren zich bewust zijn van de mogelijke complicaties die zich kunnen voordoen, evenals van de postoperatieve zorg die nodig is voor een optimaal herstel.

Een van de meest voorkomende complicaties na een heupvervanging is het loslaten van het implantaat, wat kan leiden tot het falen van de hechting van het cement aan het implantaat of tussen het implantaat en het bot. Deze situatie, die bekend staat als "debonding," kan optreden door mechanische achteruitgang van de interface tussen het bot en het implantaat (Finkelstein et al., 1991; Edwards et al., 1997). Dit kan resulteren in een verhoogd risico op complicaties zoals luxatie of verdere breuk van het femur.

In de vroege ervaring met cementloze heupvervangingen was er een relatief hoge incidentie van verzakking en scheuren. Echter, door technische verfijning van de plaatsing van het implantaat en de ontwikkeling van porositeit voor betere botgroei en hechting, zijn de succespercentages voor cementloze heupvervangingen aanzienlijk verbeterd (Zhang et al., 1999; Biemond et al., 2011). Het gebruik van aanvullende technieken, zoals een mediale kraag of een laterale schroef, kan de fixatie verder versterken en het risico op verzakking verkleinen.

Hoewel heupvervangingen vaak een effectieve oplossing bieden, kunnen er in sommige gevallen complicaties optreden, zoals aseptisch loosening, infecties, of fracturen van de femurkop. Als deze complicaties zich voordoen, is revisiechirurgie mogelijk nodig, met vaak een slechtere prognose, vooral bij infectiegedreven loosening (Fitzpatrick et al., 2014; Vezzoni et al., 2015; Nesser et al., 2016). In dergelijke gevallen kan het nodig zijn het implantaat te verwijderen en over te stappen op een femorale hoofdosteotomie, wat kan zorgen voor pijnverlichting en herstel van een acceptabel activiteitsniveau.

Postoperatieve zorg is cruciaal voor het succes van de operatie. De eerste 4-6 weken zijn het belangrijkst voor het herstel van het gewrichtskapsel en, bij cementloze implantaten, de osteointegratie. Gedurende deze tijd moeten honden beperkt worden in hun bewegingen om complicaties zoals luxatie en verzakking te voorkomen. Cryotherapie, lasertherapie en massage zijn aanbevolen in de eerste herstelperiode, waarna actieve revalidatie zoals stretchen en hydrotherapie kan worden geïntroduceerd.

Bij de femorale hoofd- en nekosteotomie (FHO), een reddingsprocedure waarbij het femurkopje wordt verwijderd, zijn de resultaten doorgaans goed, maar dit hangt sterk af van de conditie van de hond. Het herstel vereist intensieve revalidatie, waarbij het verbeteren van de bewegingsomvang en het herstellen van spierkracht essentieel zijn voor een functioneel resultaat. Hoewel deze procedure weinig perioperatieve complicaties kent, kan het functionele resultaat variëren, afhankelijk van de mate van spierherstel en het vermogen van de hond om het gewicht op het geopereerde been te dragen.

Bij luxatie van de heup, vaak veroorzaakt door trauma, is het essentieel dat de stabiliteit van het gewricht snel wordt hersteld. Dit kan gedaan worden door gesloten reductie, waarbij het heupgewricht door middel van trekkrachten weer op zijn plaats wordt gebracht, of door een open reductie indien de gesloten techniek niet succesvol is. De eerste 24-48 uur na het trauma zijn cruciaal voor het succes van deze ingreep. Het gebruik van een Ehmer-sling kan helpen de heup in positie te houden, maar succes is het grootst als de procedure snel wordt uitgevoerd.

Voor de honden die herstellen van een heupoperatie, is het van belang te begrijpen dat het herstelproces tijd en geduld vergt. Vooral na een FHO kan het herstel tot 16-20 weken duren, waarbij in de eerste weken de nadruk ligt op pijnverlichting en het behoud van mobiliteit. Hydrotherapie, met name onderwaterloopbandtherapie, is vaak een effectieve manier om het herstel te bevorderen, terwijl zwemmen niet altijd wordt aanbevolen vanwege de neiging van honden om het geopereerde been minder volledig in te zetten.

Het is belangrijk dat eigenaren van honden zich bewust zijn van de verschillende behandelingsopties en de bijbehorende risico's. Het herstel na heupchirurgie kan variëren, afhankelijk van de techniek, de conditie van de hond, en de uitvoering van de postoperatieve zorg. Een zorgvuldige evaluatie van de situatie en een tijdige interventie kunnen helpen de kans op een succesvol herstel te maximaliseren en complicaties te minimaliseren.

Waarom verouderen grote honden sneller dan kleine honden?

De veroudering van honden is een dynamisch en complex proces dat zich op cellulair, orgaan- en organismeniveau voltrekt. De snelheid waarmee dit proces plaatsvindt, verschilt niet alleen tussen individuen, maar ook sterk tussen rassen en vooral tussen honden van verschillende groottes. Onderzoek van de evolutionair bioloog Cornelia Kraus aan de Universiteit van Göttingen heeft aangetoond dat honden gemiddeld één maand van hun levensverwachting verliezen voor elke toename van twee kilogram lichaamsgewicht. Dit betekent dat grotere honden niet alleen een kortere levensduur hebben, maar ook eerder beginnen met verouderen. Wanneer het proces van senescentie – de biologische achteruitgang die gepaard gaat met ouder worden – eenmaal begint, verloopt het bij deze rassen bovendien sneller dan bij kleinere honden.

De verklaring hiervoor ligt deels in verschillen in hormonale regulatie, in het bijzonder de expressie van Insulin-like Growth Factor 1 (IGF-1). Deze groeifactor is betrokken bij de regulatie van groei, veroudering en celdeling. Grotere hondenrassen vertonen vaak een verhoogde IGF-1-activiteit, wat mogelijk bijdraagt aan een snellere groei in de jeugd, maar ook aan een versnelde celdeling en versnelde veroudering op latere leeftijd. Daarnaast is aangetoond dat de lengte van telomeren – de beschermende uiteinden van chromosomen – een significante voorspeller is van de gemiddelde levensduur bij honden. Telomeerlengte in perifere bloedcellen correleert sterk met de verwachte levensduur bij verschillende rassen en blijkt ongeveer tien keer sneller af te nemen bij honden dan bij mensen, wat het verschil in gemiddelde levensduur tussen beide soorten goed weerspiegelt.

Het bepalen van wanneer een hond als 'geriatrisch' moet worden beschouwd, is geen exacte wetenschap. Zowel grootte als leeftijd spelen hierbij een rol, en er bestaan aanzienlijke verschillen in perceptie tussen eigenaren en dierenartsen. Waar dierenartsen een grote hond vaak al op vijfjarige leeftijd als senior beschouwen, zien veel eigenaren dit pas gebeuren rond het zevende levensjaar. Bij kleinere rassen schuift dit verschil nog verder op: eigenaren beschouwen kleine honden pas op elfjarige leeftijd als senior, terwijl professionals dit al op zeven jaar stellen. Dit verschil in perceptie kan een rol spelen in het moment waarop zorg en revalidatie worden ingeschakeld, en benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie tussen eigenaar en revalidatieteam.

De medische en functionele behoeften van geriatrische honden zijn vaak aanzienlijk. Verlies van mobiliteit, pijn, incontinentie, veranderingen in eetlust en mentale achteruitgang zijn veelvoorkomende klachten. Fysieke revalidatie richt zich op het behoud of herstel van functionaliteit in de thuissituatie, pijnmanagement, verbetering van mobiliteit en spierkracht, en het adviseren over hulpmiddelen en aanpassingen in de leefomgeving. Een adequaat ingerichte woonruimte – met antislipoppervlakken, ondersteunende bedding en minimale obstakels – is essentieel om zelfstandig bewegen te bevorderen en valrisico’s te verminderen.

Met het voortschrijden van de leeftijd neemt ook de kwetsbaarheid van het organisme toe. De homeostatische capaciteit – het vermogen van het lichaam om interne evenwichten te behouden – daalt, waardoor de weerstand tegen ziekten vermindert. Het fenomeen van een grijs wordende snuit bij oudere honden is bekend, maar opvallend is dat dit ook bij jonge honden voorkomt onder invloed van stress en angst. Oxidatieve stress en de daarmee gepaard gaande mitochondriale schade spelen een centrale rol in de verouderingsprocessen op cellulair niveau. Dit kan de celvernieuwing verstoren en bijdragen aan aandoeningen zoals kanker, waarbij de normale, geprogrammeerde celdood (apoptose) wordt omzeild.

Revalidatie bij geriatrische honden vereist een geïntegreerde aanpak, waarbij medische, fysieke en emotionele aspecten samenkomen. Oude honden genezen trager, zijn gevoeliger voor infecties en kunnen veranderingen vertonen in vachtkwaliteit, gewicht en algemene vitaliteit. Daarom is een grondige diagnose en continue evaluatie cruciaal om de therapie aan te passen aan de fysieke toestand van de hond, zonder het dier te overbelasten.

Eigenaars van oudere honden vormen een toenemende groep die hun huisdier als volwaardig gezinslid beschouwen. Volgens de AVMA was dit in 2022 al 77,2% van de hondeneigenaren. Deze groep is steeds meer bereid om te investeren in medische zorg en revalidatie om de levenskwaliteit en levensduur van hun dieren te verlengen. Dit biedt niet alleen kansen voor langdurige therapeutische trajecten, maar benadrukt ook het belang van empathisch partnerschap tussen eigenaar en therapeut.

Het is essentieel om te beseffen dat ouderdom bij honden niet uitsluitend wordt bepaald door de kalenderleeftijd, maar ook door fysiologische veranderingen, gedrag en verminderde veerkracht. Het herkennen van deze signalen en hierop anticiperen met een passend revalidatieplan is van fundamenteel belang voor het welzijn van de geriatrische hond.

Hoe je uithoudingsvermogen en kracht effectief kunt trainen bij honden

Uithoudingsvermogenstraining bij honden omvat meer dan alleen het vergroten van de fysieke capaciteit van het dier om langdurige activiteiten vol te houden. Het draait ook om het optimaliseren van de fysiologische processen zoals de lactaatdrempel en de maximale zuurstofopname (VO2 max), die beide cruciaal zijn voor het verbeteren van de algehele prestaties. Het verhogen van de lactaatdrempel betekent dat de hond intensieve oefeningen kan blijven uitvoeren zonder dat melkzuur zich in het bloed ophoopt, wat vermoeidheid zou veroorzaken. Het verbeteren van de VO2 max zorgt ervoor dat de hond in staat is om zijn maximale zuurstofverbruik te behouden, zelfs wanneer de belasting van het werk toeneemt.

De belangrijkste vormen van uithoudingsvermogenstraining voor honden zijn hardlopen en zwemmen. Roadwork, waarbij een hond in draf naast zijn eigenaar loopt, is de meest toegepaste vorm van uithoudingsvermogensoefeningen. Het voordeel van deze oefening is dat de draf de spieren aan beide zijden van het lichaam gelijkmatig belast, wat zorgt voor een symmetrische spierontwikkeling. Het is van belang dat de hond in de juiste gangart, de draf, beweegt, omdat dit de efficiëntie van de spierfunctie vergroot. Bij het trainen op harde oppervlakken zoals asfalt kan er teveel druk op de gewrichten komen, wat leidt tot overbelasting. Het is daarom aan te raden om honden te laten trainen op zachtere ondergronden zoals gras of houtspaanders, wat de belasting op de gewrichten vermindert. Bij warm weer is het belangrijk te begrijpen dat honden niet zo efficiënt koelen als mensen, dus extreme hitte kan leiden tot oververhitting en zelfs hitteberoerte. Dit risico is het grootst wanneer de hond zichzelf inspant in warme omstandigheden, dus het is belangrijk om altijd te letten op het comfort van de hond.

Een andere manier om uithoudingsvermogen te trainen is door middel van langeafstandszwemmen. Dit kan door de hond aan te moedigen om rond de rand van een zwembad te zwemmen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van drijvende traktaties of een lange lijn waarbij de eigenaar langs de rand van het zwembad loopt. Getrainde retrievers kunnen ook oefeningen uitvoeren zoals het ophalen van een object op grote afstanden. Hoewel zwemmen de spierkracht kan verbeteren, draagt het ook bij aan het opbouwen van uithoudingsvermogen, vooral wanneer de hond langere tijd in het water beweegt.

Landtredmills kunnen ook nuttig zijn voor het trainen van uithoudingsvermogen, vooral wanneer het moeilijk is om buiten te trainen door bijvoorbeeld slecht weer. Deze moeten echter minstens 2,5 keer de lengte van het lichaam van de hond zijn, zodat de hond voldoende ruimte heeft om zijn gang verder uit te voeren. Landtredmills kunnen echter niet als hoofdtrainingsmiddel worden gebruikt voor honden die specifiek uithoudingsvermogen vereisen, zoals mushhonden of herdershonden. Ze kunnen wel een goede afwisseling bieden in het trainingsregime, vooral bij slecht weer.

In tegenstelling tot landtredmills bieden onderwater tredmolenapparaten extra weerstand, wat zowel kracht als uithoudingsvermogen ontwikkelt. Het gebruik van deze apparatuur is bijzonder effectief voor het versterken van spieren en tegelijkertijd het verbeteren van het vermogen van de hond om langere periodes van activiteit vol te houden. Dit komt doordat de waterweerstand de hond dwingt harder te werken dan wanneer hij op land zou lopen, en de lage impact van het water voorkomt overbelasting van de gewrichten.

Het combineren van kracht- en uithoudingsvermogenstraining is essentieel voor de optimale fysieke ontwikkeling van een sporthond. Afhankelijk van het type sport of werk dat de hond uitvoert, zal de nadruk liggen op een van deze twee componenten. Evenwel, zelfs honden die voornamelijk deelnemen aan kracht-georiënteerde sporten zoals flyball of behendigheid, profiteren van uithoudingsvermogenstraining om hun algehele fysieke gesteldheid te verbeteren en blessures te voorkomen.

Er is vaak verwarring tussen de termen 'uithoudingsvermogen' en 'stamina'. Stamina verwijst naar het vermogen van de hond om door te gaan met een activiteit gedurende een lange tijd, ongeacht of deze activiteit nu kracht- of uithoudingsvermogen vereist. Uithoudingsvermogen heeft te maken met de capaciteit van de spieren om langdurige aerobe activiteiten uit te voeren, terwijl stamina ook krachttraining kan omvatten om de uithoudingscapaciteit van de hond te vergroten. Het verbeteren van de stamina vereist doorgaans oefeningen die de hond continu uitdagen en overbelasten, met minimale rustperiodes tussen de herhalingen. Voor het ontwikkelen van uithoudingsvermogen kan het nuttig zijn om de trainingsduur of afstand geleidelijk te verhogen, met af en toe een stapje terug om overbelasting te voorkomen.

De balans tussen kracht- en uithoudingsvermogenstraining is essentieel voor het succes van de hond in sportieve activiteiten. Het is belangrijk om te realiseren dat, hoewel kracht en uithoudingsvermogen vaak apart worden behandeld, ze elkaar aanvullen. Een hond die zowel kracht- als uithoudingsvermogenstraining heeft gehad, kan zijn prestaties verbeteren en langdurige activiteiten beter volhouden zonder risico op blessures. Het is daarom van groot belang om een trainingsregime te ontwikkelen dat de sterke punten van de hond versterkt, terwijl tegelijkertijd de zwakkere punten worden aangepakt.