Het is al lange tijd bekend dat de Chinese Communistische Partij (CCP) enorme middelen inzet om invloed uit te oefenen op de Amerikaanse politieke en economische arena. Eén van de methoden die ze gebruiken is het uitnodigen van talloze medewerkers van het Congres voor gratis reizen naar China, soms meerdere keren per jaar. Deze reizen, die miljarden dollars aan “cadeaus” omvatten, zorgen ervoor dat ambtenaren op verschillende niveaus, van assistenten tot chiefs of staff, worden betrokken in een netwerk van wederzijdse gunsten. Na deze bezoeken wordt er vaak contact gelegd om verzoeken in te dienen, variërend van het organiseren van tentoonstellingen tot het beïnvloeden van beleidsbeslissingen. Zo is er een geval bekend waarbij een congresmedewerker werd gevraagd om een fototentoonstelling te faciliteren in een congresgebouw vlak bij een hoorzitting over mensenrechten.

Deze bezoeken zijn ook bedoeld om een bepaald beeld te creëren, zoals het tonen van zogenaamd “gereformeerde” Oeigoeren die hun steun uiten voor Xi Jinping, terwijl CCP-ambtenaren meekijken. Dit illustreert de zorgvuldige en uitgebreide strategie die de CCP volgt om niet alleen invloed te kopen, maar ook om het narratief te beheersen. De schaal en reikwijdte van deze inspanningen zijn zodanig dat insiders erkennen dat het probleem groot is, maar er bestaat een terughoudendheid om dit publiekelijk te erkennen.

Binnen Capitol Hill bestaan verschillende facties die op het gebied van China een eigen visie hebben: mensenrechtenactivisten, defensie-harde lijners, handelssceptici en de financiële sector. Hoewel deze groepen meestal apart opereren, zijn ze rondom het China-dossier vaker tot samenwerking gekomen. De spanningen over de vraag wie de doorslag moet geven—nationale veiligheid of bedrijfsbelangen—zijn al jaren een bron van conflict. In het verleden, zoals bij het toestaan van permanente normale handelsbetrekkingen en China's toetreding tot de WTO, wonnen de voorstanders van zakelijke samenwerking. Echter, twintig jaar later, gedreven door China's steeds agressievere praktijken op het gebied van diefstal van intellectueel eigendom, spionage, hacking en militaire-civiele integratie, is het tij gekeerd. De scheidslijn tussen Chinese bedrijven en het leger vervaagt en Chinese bedrijven kunnen wettelijk worden verplicht om hun data aan de overheid te overhandigen. Hierdoor zijn Chinese investeringen in nieuwe sectoren oncontroleerbaar en kunnen technologische verworvenheden rechtstreeks bijdragen aan repressie en militaire doeleinden.

De bestaande wetgeving die toezicht houdt op buitenlandse investeringen, voornamelijk via het Committee on Foreign Investment in the United States (CFIUS), was verouderd en onvoldoende toegerust om de hedendaagse uitdagingen aan te pakken. CFIUS werd geleid door verschillende agentschappen met uiteenlopende belangen, waardoor er weinig samenhang was in het beleid. Om deze reden werd een hervorming noodzakelijk. De initiatieven voor een strengere wet begonnen al vóór de verkiezing van Trump, met senator John Cornyn die een onderzoek startte en talloze gesprekken organiseerde. Het besef groeide dat buitenlandse acquisities slechts één aspect zijn van een bredere kwetsbaarheid. Vooral de gedwongen joint ventures en de gestolen intellectuele eigendom vanuit Amerikaanse bedrijven bleken een groot probleem, naast het feit dat de exportcontrolewetten niet waren aangepast aan nieuwe technologieën die China voor militaire doeleinden gebruikte.

De hervorming van CFIUS stuitte aanvankelijk op weerstand, met name van het ministerie van Financiën onder Obama, dat bezorgd was over de uitbreiding van de jurisdictie en de extra werklast. Ook de financiële en bancaire commissies in het Congres zagen de aanpassingen als een bedreiging voor de belangen van het bedrijfsleven. Dit toont de complexe wisselwerking tussen nationale veiligheid en economische belangen, een fundamenteel kenmerk van het kapitalistische systeem. Toen Trump aantrad en Steven Mnuchin, een pro-business voormalig investeringsbankier, minister van Financiën werd, veranderde de dynamiek. Mnuchin steunde de hervormingen, al was het met een agenda die ook gericht was op het beteugelen van te vergaande uitvoerende maatregelen.

Cornyn begreep dat hervormingen alleen mogelijk waren met de steun van belangrijke financiële en bancaire congresleden, en hij betrok hen vroegtijdig in het proces. De wet moest het ministerie van Financiën de flexibiliteit geven om via regelgeving te opereren in plaats van ieder geval te micromanagen, met voldoende middelen om het werk aan te kunnen. Mnuchin verstopte echter zijn werkelijke motivatie, namelijk het tegenhouden van een te krachtige nationale veiligheidsaanpak die te veel inbreuk zou maken op zakelijke belangen.

Naast deze politieke en wettelijke aspecten is het van belang te beseffen dat het Chinese model van economische expansie en spionage nauw verbonden is met haar autoritaire politiek en militaire strategie. Dit betekent dat iedere economische concessie aan China potentieel een veiligheidsrisico kan vormen. Amerikaanse beleidsmakers en het publiek moeten daarom de complexiteit van deze dreiging erkennen en niet alleen kijken naar het zakelijke of diplomatieke voordeel, maar ook naar de implicaties voor vrijheid, mensenrechten en veiligheid.

Het verhaal dat de CCP probeert te verkopen via haar netwerken in Washington is niet alleen een kwestie van misleiding, maar een systematische poging om de Amerikaanse instituties te penetreren en te beïnvloeden. Het herkennen van deze strategieën en het adequaat hervormen van regelgeving zijn cruciaal om een evenwicht te vinden tussen openheid in de wereldhandel en bescherming van de nationale belangen. De relatie tussen economische macht en politieke invloed staat centraal in het hedendaagse geopolitieke spel en vereist voortdurende waakzaamheid.

Hoe kreeg China controle over internationale instellingen via BRI en invloed bij de Wereldbank?

De Chinese overheid heeft met opmerkelijke doeltreffendheid een wereldwijd netwerk van invloed opgebouwd via multilaterale organisaties en economische programma’s, in het bijzonder door de Belt and Road Initiative (BRI). Wat aanvankelijk gepresenteerd werd als een grootschalig infrastructuurproject om wereldwijde connectiviteit te verbeteren, bleek al snel een strategisch instrument om geopolitieke controle te verkrijgen. China’s agressieve diplomatie en economische overredingskracht transformeerden BRI in een krachtig politiek middel — niet alleen bij zwakke staten, maar ook in internationale instellingen die formeel als neutraal golden.

De invloed van China binnen de Verenigde Naties groeide na de benoeming van Chinese functionarissen aan het hoofd van vier van de vijftien gespecialiseerde VN-organisaties. In elk van deze gevallen volgden incidenten van manipulatie, desinformatie en interne onderdrukking. Zo weerde de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) Taiwan van haar jaarlijkse vergadering, verborg een cyberaanval afkomstig uit China en nam represaillemaatregelen tegen klokkenluiders. Binnen de Internationale Telecommunicatie Unie kreeg Huawei openlijke steun, en het VN-departement voor Economische en Sociale Zaken hielp Beijing met het oprichten van een ‘big data’-instituut in China. Ondertussen bleef de secretaris-generaal van de VN, António Guterres, opmerkelijk toegeeflijk aan China’s eisen, zelfs wanneer het ging om relatief kleine symbolische zaken, zoals het weren van Taiwanezen met een eigen identiteitskaart van het VN-hoofdkwartier.

De machtsovername door China in multilaterale instellingen bereikte een ander kritiek punt bij de Wereldbank, traditioneel gezien als een bolwerk van het liberaal-kapitalistische Westen. Wat zich daar voltrok onder leiding van Jim Yong Kim, een door Obama benoemde president van de Bank, kan beschouwd worden als een systematische overdracht van institutionele invloed aan de Chinese staat. Kim werkte nauw samen met de Chinese autoriteiten en ging verder dan louter diplomatie. Tijdens het Belt and Road Forum in 2017 citeerde hij president Xi Jinping en vergeleek Aziatische landen met lantaarns die enkel samen het continent kunnen verlichten — een poëtische maar onthullende beeldspraak voor geopolitieke integratie onder Chinese leiding.

Onder Kim’s leiderschap ondertekende de Wereldbank samenwerkingsakkoorden met de Chinese overheid, en werd het beleid van China openlijk gesteund en geprezen — inclusief zijn ontwikkelingsmodel, dat volgens Xi een alternatief biedt voor landen die economische groei nastreven zonder politieke concessies te doen. In een context waarin mensenrechtenschendingen in Xinjiang aan het licht kwamen, en China zijn eigen bevolking onder controle hield met autoritaire middelen, bleef de Wereldbank onder Kim’s toezicht China als voornaamste begunstigde behandelen, zowel qua leningen als toewijzing van contracten.

Het ging echter verder dan ideologische verwantschap. In 2016 kreeg Yang Shaolin — een voormalig ambtenaar van het Chinese ministerie van Financiën — een op maat gemaakte positie binnen de Wereldbank: Chief Administrative Officer, met macht over budgetten, IT en personeelszaken. Andere belangrijke functies werden eveneens bezet door Chinezen, waaronder Jin-Yong Cai, die Chinese staatsbedrijven hielp projecten binnen te halen in ontwikkelingslanden via de International Finance Corporation. Zijn netwerken strekten zich uit tot de kern van de Chinese machtsstructuur. Toen Cai samen met Kim’s CFO aftrad na een dubieuze miljardendeal met een Chinees staatsfonds, bleek dit slechts een tussenstap richting de private sector. Cai voegde zich later bij Kim in diens nieuwe functie bij Global Infrastructure Partners — een private equityfirma die diep betrokken was bij BRI-projecten.

Het vertrek van Kim bij de Wereldbank kwam abrupt, kort nadat hij in Beijing opnieuw lof had uitgesproken over het Chinese model. Zijn overstap naar de private sector werd binnen enkele dagen geregeld, een stap die velen zagen als de voltooiing van zijn rol als facilitator van China’s strategische belangen bij een centrale multilaterale instelling. In de jaren dat Kim aan het roer stond, werd China niet alleen het land dat het meeste geld kreeg van de Wereldbank, maar ook het land dat het meeste voordeel haalde uit aanbestedingen.

Belangrijk is te begrijpen dat deze strategische coöptatie van instellingen zoals de Wereldbank en VN-agentschappen geen geïsoleerde episodes zijn, maar passen binnen een coherent, ideologisch én materieel gefundeerd beleid van de Chinese staat. Door zich meester te maken van internationale regels, instituties en taalgebruik — met steun van beïnvloedbare of medeplichtige leiders in het Westen — kan Beijing zijn belangen verankeren op een manier die weinig directe weerstand oproept, maar structurele gevolgen heeft voor de globale orde. De inzet is niet enkel economische invloed, maar ook de definitie van legitimiteit, ontwikkeling en macht in de 21ste eeuw.

Wat Is de Trump Doctrine en Wat Heeft Dat Betekend voor de Amerikaanse Buitenlandse Politiek?

Op 24 april 2019 stond Kiron Skinner, de directeur van het Bureau voor Beleidsplanning bij het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, op het podium voor een publiek evenement georganiseerd door de New America Foundation. Tijdens dit evenement, geleid door Anne-Marie Slaughter, een andere Harvard-alumna en voormalig directeur beleidsplanning bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, werd Skinner gevraagd naar de Trump-doctrine. Dit was een veelgestelde vraag aan Trump-ambtenaren, omdat er geen eenduidig antwoord was. Elke ambtenaar die de vraag beantwoordde, leek hun eigen wereldbeeld te vermengen met wat Trump recentelijk had gezegd.

Skinner noemde de Trump-doctrine "evoluerend" en verklaarde dat haar taak was om deze verder te ontwikkelen. "Een deel van mijn werk is om de intellectuele architectuur van de Trump-doctrine te creëren," zei ze. "Als dit niet gebeurt bij beleidsplanning, het enige buitenlandse beleidsdenktank binnen de regering, gebeurt het gewoon niet." Ze legde uit wat zij beschouwde als de pijlers van de Trump-doctrine: een voorkeur voor nationale soevereiniteit boven internationale organisaties en wetten, een scherp focus op de Amerikaanse belangen, de drang naar wederkerigheid van tegenstanders, en meer verantwoordelijkheid van bondgenoten. "Hij biedt de onderbuikgevoelens en instincten, en het is mijn taak, samen met minister Pompeo, om die instincten om te zetten in een hypothese," zei ze, en voegde eraan toe dat er ook een "Pompeo-correlaat" was, een ander aspect van de Trump-doctrine, waar ze later meer over zou onthullen.

Wat volgde, was een discussie over China, die het publiek echt in de war bracht. Skinner verklaarde dat het economische team van het Witte Huis zich vroeg in de regering had gericht op China, maar dat het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn rol moest herbevestigen. Ze onthulde dat Pompeo’s team werkte aan een document waarin de bronnen van het gedrag van de Chinese Communistische Partij (CCP) zouden worden onderzocht, en hoe Amerika daarop zou moeten reageren. Skinner verklaarde dat het ministerie van Buitenlandse Zaken "leidend is in die poging om iets als de 'Letter X' voor China te creëren, iets dat Kennan ooit schreef." Ze suggereerde dat zonder een diepgaande intellectuele onderbouwing geen beleid mogelijk zou zijn. Het was duidelijk dat het ministerie van Buitenlandse Zaken zich richtte op het creëren van een soort lange telegram, geïnspireerd door het werk van George Kennan, om de Amerikaanse benadering van China te herdefiniëren.

De verwarring en controverse ontstonden echter toen Skinner de term "civilisatie" gebruikte. Ze zei dat de VS zich nu bevonden in een conflict met een "hele andere beschaving en ideologie," een situatie die de VS nooit eerder had meegemaakt. Ze zei ook dat het de eerste keer was dat de VS een grootmacht tegenover zich zou hebben die niet “kaukasisch” was. Anne-Marie Slaughter reageerde onmiddellijk door te wijzen op het werk van Samuel Huntington, die de wereld indeling in beschavingen beschreef in zijn beroemde werk "Clash of Civilizations."

De opmerkingen van Skinner veroorzaakten snel verontwaardiging, waarbij velen haar beschuldigden van racisme, of van het aansteken van een conflict in het kader van een "clash of civilizations." Anderen vonden dat de opmerkingen bewijs waren van haar incompetentie. Vier maanden later werd Skinner ontslagen, mede vanwege beschuldigingen van mismanagement en chaos binnen haar team, waaronder beschuldigingen van homofobe opmerkingen en het intimideren van personeel.

De controverse die volgde, was een dubbele nederlaag voor de VS, vooral in de strijd om de ideeën over de Amerikaanse benadering van China. De Chinese overheid greep deze gelegenheid aan om de VS te bekritiseren. In de Chinese media werd Skinner beschuldigd van "diepgeworteld racisme." Ze werd verweten de slachtofferschap van de Afro-Amerikaanse gemeenschap te negeren. De Chinese regering gebruikte de situatie om hun eigen standpunten over de VS en hun beschuldigingen van racisme in de Amerikaanse buitenlandse politiek te versterken. Tijdens de Shangri-La Dialoog, een belangrijke internationale defensieconferentie, werd Skinner’s opmerking nogmaals aangehaald door de Chinese minister van Nationale Defensie, Wei Fenghe, die het als bewijs gebruikte om het idee van de "clash of civilizations" als racisme af te wijzen.

Het was een mislukking voor de VS in de ideologische strijd, een moment waarop het Amerikaanse beleid niet goed werd gepresenteerd en de perceptie werd geschapen dat de VS de agressor was. De Chinese diplomatie maakte duidelijk dat ze zich in een sterke positie bevonden en hun "win-win"-benadering van wereldwijde ontwikkeling benadrukten.

Als we verder kijken naar de bredere implicaties van Skinner’s opmerkingen en de reacties die daarop volgden, zien we de complexiteit van het buitenlands beleid onder de Trump-administratie, waarbij fundamentele vraagstukken van identiteit, beschaving en ideologie vaak werden besproken, maar zelden adequaat werden gekaderd. De discussie over China en de Trump-doctrine was daarmee niet slechts een theoretisch vraagstuk, maar een strijd om narratieven die de richting van de Amerikaanse politiek konden beïnvloeden.

Hoe Chinese Invloed de Amerikaanse Politiek Vormt: Zakelijke Netwerken, Lobbying en Beïnvloeding

De invloed van China in de Verenigde Staten is een onderwerp dat steeds meer aandacht krijgt, vooral als het gaat om de manier waarop zakelijk netwerkbeheer en lobbypraktijken van invloed zijn op politieke beslissingen. De betrokkenheid van Chinese bedrijven en zakenmensen in de Amerikaanse politiek wordt steeds prominenter, en hun invloed kan vaak op verschillende manieren gezien worden, van financiële bijdragen tot strategische allianties.

In 2019 werd Steve Wynn, een prominente casino-magnaat, beschuldigd van seksueel misbruik, maar wat vaak over het hoofd wordt gezien, is de invloed die zulke figuren kunnen uitoefenen, vooral wanneer zij betrokken zijn bij grotere geopolitieke spelletjes. Wynn’s connecties met Chinese zakenmensen, evenals zijn rol als adviseur voor de Chinese regering, gaven hem invloed die niet alleen in de zakenwereld voelbaar was, maar ook in de Amerikaanse politiek. Het is duidelijk geworden dat de belangen van privé-individuen en bedrijven vaak de koers van de Amerikaanse buitenlandse politiek beïnvloeden.

Dit soort invloeden wordt vaak versterkt door lobbygroepen die opereren in het grijze gebied tussen bedrijfsbelangen en nationale veiligheid. Personen zoals Steve Bannon, voormalig adviseur van de Amerikaanse president Donald Trump, worden vaak in verband gebracht met zakelijke belangen die diep verweven zijn met Chinese investeringen en projecten. Bannon, bijvoorbeeld, sloot een contract ter waarde van $1 miljoen met de Chinese miljardair Guo Wengui. Guo, die verdacht wordt van spionage, heeft eveneens invloed op het Amerikaanse politieke landschap. De vraag die hierbij rijst, is in hoeverre Amerikaanse politici en zakenmensen de belangen van een vreemde macht kunnen bevorderen door middel van strategische allianties en zakelijke deals.

De situatie werd verder gecompliceerd door de betrokkenheid van prominente Amerikaanse politici en zakenlieden in lobbyactiviteiten die nauw verbonden zijn met de belangen van de Chinese staat. Zo werd Elliot Broidy, een bekende Republikeinse fondsenwerver, aangeklaagd wegens het functioneren als buitenlandse agent voor China. Zijn activiteiten illustreren de manier waarop de Amerikaanse politieke elite niet alleen via directe politieke invloed, maar ook door financiële netwerken, de geopolitieke arena beïnvloedt.

De Verenigde Staten staan voor een uitdaging wanneer het aankomt op het balanceren van zakelijke belangen en nationale veiligheid. Dit wordt versterkt door de groeiende macht van de Chinese Communistische Partij (CCP), die zijn invloed probeert uit te breiden via een systeem van "United Front" – een strategie die gericht is op het beïnvloeden van buitenlandse politieke systemen door middel van economische en culturele middelen. Dit systeem heeft geleid tot een situatie waarin Amerikaanse politici en bedrijven vaak onder druk staan om strategische keuzes te maken die mogelijk niet in het nationale belang van de VS zijn.

De zogenaamde “economische veiligheid” is daarom niet alleen een kwestie van handel en investering, maar een bredere kwestie van nationale en geopolitieke veiligheid. In een gesprek over deze problematiek wees Dr. Peter Navarro, een voormalig adviseur van Trump, op de kwetsbaarheid van de Amerikaanse economie door buitenlandse invloed, vooral die van China. De strategie van economische samenwerking en diplomatieke onderhandelingen kan dan ook een dubbelzinnig doel dienen, waarbij de belangen van bedrijven vaak botsen met de bredere nationale belangen.

Het is ook belangrijk te beseffen dat de zakelijke netwerken die worden gebouwd tussen China en de VS, vaak los van directe politieke inmenging, op de lange termijn invloed kunnen uitoefenen op het beleid. Neem bijvoorbeeld de investering van $84 miljard die China in West-Virginia beloofde in 2017 – een deal die niet alleen de lokale economie zou kunnen veranderen, maar ook de politieke invloed van China in de regio zou kunnen vergroten. Dit soort megainvesteringen vormt een belangrijk instrument in de geopolitieke strategie van China, waarbij economische afhankelijkheid van Chinese investeringen kan leiden tot politieke concessies.

Naast deze macro-economische en geopolitieke overwegingen, is het essentieel voor de lezer te begrijpen hoe de dynamiek van politieke lobbygroepen werkt in de context van een globale machtsstrijd. De verwevenheid van zakelijke belangen met buitenlandse invloed is geen nieuw fenomeen, maar de mate waarin landen als China hun invloed kunnen uitoefenen door middel van bedrijven, investeringen en lobbyisten, heeft ongekende proporties aangenomen. De Chinese Communistische Partij is onmiskenbaar aanwezig in Amerikaanse zaken, niet alleen door directe investeringen, maar ook door de invloed die zij kan uitoefenen via haar politieke connecties en zakelijke netwerken.

Het is essentieel dat zowel de Amerikaanse overheid als de burgers zich bewust zijn van de potentiële gevaren van zulke invloeden, niet alleen in de politiek, maar ook in de bredere economische en diplomatieke betrekkingen. In een tijdperk van globalisering, waar grensoverschrijdende belangen steeds complexer worden, is het begrijpen van de machtsdynamieken tussen landen cruciaal voor het behoud van nationale veiligheid en soevereiniteit.