Donald Trump’s eerste State of the Union-toespraak op 30 januari 2018 biedt een krachtig voorbeeld van hoe politieke narratieven worden gecreëerd en de hegemonie van bepaalde wereldbeelden wordt versterkt. Door middel van zijn retoriek en het strategisch inzetten van ‘andere’ identiteiten, drijft Trump een politieke agenda die niet enkel afhankelijk is van een direct politieke boodschap, maar ook van het creëren van symbolische vijanden en conflicten die diepgeworteld zijn in de Amerikaanse geschiedenis en cultuur. Trump’s gebruik van het concept ‘anderheid’, waarin hij immigrantengemeenschappen demoniseert en hen afzet tegen de gevestigde orde, is een duidelijk voorbeeld van hoe hedendaagse politieke discoursen werken om een narratief te creëren dat niet alleen de status quo in stand houdt, maar ook de machtsverhoudingen verdiept.

Foucault’s genealogische benadering van macht en kennis biedt ons een lens om deze dynamieken te begrijpen. Hij wijst erop dat macht niet enkel wordt uitgeoefend door instituties, maar ook door discursive praktijken die onze manier van denken en de normen die wij hanteren, beïnvloeden. Trump’s discursieve productie, waarin hij de moorden op Kayla Cuevas en Nisa Mickens door MS-13-gangleden aanhaalt, is een goed voorbeeld van hoe macht en betekenis worden gecreëerd. Door deze tragische gebeurtenis te gebruiken als een symbool voor de vermeende bedreiging van de nationale veiligheid door immigranten, creëert Trump een narratief waarin ‘anderheid’ direct gekoppeld wordt aan criminaliteit en gevaar, en in welke hij immigrantengemeenschappen als zondebok gebruikt voor bredere maatschappelijke problemen.

Deze strategie is niet uniek voor Trump, maar een voortzetting van een wijdverspreide cultuur van narrativisering die sinds de opkomst van de westerse metafysica steeds meer invloed heeft gekregen. In plaats van geschiedenis te beschouwen als een lineair proces van vooruitgang, zoals vaak wordt gepresenteerd in liberale geschiedschrijving, biedt Foucault een alternatieve benadering die ons helpt de onzichtbare structuren van macht te begrijpen die deze verhalen aandrijven. Het idee dat de menselijke geest het centrum is van historische ontwikkeling – zoals westerse denkers vaak voorstellen – vormt de basis voor een vorm van denken die controle uitoefent over de tijd, cultuur en de opvattingen die we over ‘waarheid’ hebben.

Trump’s gebruik van ‘daders’ die gepresenteerd worden als niet-witte, buitenlandse figuren, en zijn verheffing van bijvoorbeeld Celestino Martinez, een agent van Homeland Security, als een modelminderheid, laat zien hoe het narratief van ‘de juiste minderheid’ in stand wordt gehouden. Dit reflecteert de opkomst van een politiek die voorbij gaat aan het feit dat minderheden in veel gevallen juist zelf het doelwit zijn van systematische onderdrukking. In deze retoriek worden de gemarginaliseerden niet alleen gemanipuleerd, maar ook gepositioneerd als instrumenten voor het voortbestaan van een dominante politieke agenda die op enigerlei wijze het idee van de witte, patriarchale natie versterkt.

In een breder perspectief kan de narrativisering die Trump toepast worden gezien als een voortzetting van wat bell hooks in haar werk Black Looks: Race and Representation bespreekt. Volgens hooks worden gemarginaliseerde groepen vaak geherformuleerd in een manier die hen als symbool voor vooruitgang presenteert, zelfs wanneer die vooruitgang hen in de kern niet ten goede komt. In de context van Trump’s politiek wordt de ‘anderheid’ gecommercialiseerd en ingekapseld in het idee van een versnelde assimilatie, waarbij de politiek van ‘witte nationalistische patriottisme’ slechts oppervlakkige vooruitgang biedt in ruil voor het behoud van de bestaande machtsstructuren.

Het is van belang te begrijpen dat deze processen van narrativisering niet zomaar toevallig zijn. Ze zijn ingelegd in de geschiedenis van de westerse metafysica, die het wereldbeeld structureert volgens een logica van uitsluiting en inperking. Terwijl liberale denkers vaak verontwaardigd reageren op Trump’s racistische agenda, is het belangrijk te realiseren dat Trump’s retoriek niet slechts een reactie is op hedendaagse gebeurtenissen, maar deel uitmaakt van een veel groter historisch patroon waarin de westerse wereldorde zichzelf voortdurend probeert te legitimeren door middel van het uitsluiten van degenen die niet passen binnen het geaccepteerde normatieve kader.

In dit opzicht wordt duidelijk hoe de politiek van narrativisering, zoals die zich onder Trump manifesteert, deel uitmaakt van een bredere cultuur van uitsluiting die niet alleen politiek, maar ook sociaal en cultureel diepgeworteld is. Wat belangrijk is, is te begrijpen dat de retoriek van een politieke figuur als Trump geen geïsoleerd fenomeen is, maar eerder een symptoom van de bredere cultuur die het huidige politieke en sociale landschap structureert. Het is door deze lens van genealogie en discoursanalyse dat we in staat zijn om de mechanismen te ontrafelen die deze hegemonieën in stand houden.

Hoe Heeft Neo-Reactionair Denken De Politieke en Culturele Arena Beïnvloed?

Door de culturele en sociale macht van de Kathedraal om te zetten in een genummerd en verhandelbaar financieel instrument, kunnen de verbindingen tussen de economische macht van de kapitalistische klasse, die gemakkelijk in monetaire termen kan worden gekwantificeerd, en de bredere politieke en culturele groepen, die hegemonie behouden over politiek en cultuur, geaudit worden zonder de noodzaak van politieke verslaggevers of professoren met doctoraten in sociale wetenschappen en geesteswetenschappen. Dit biedt een manier om macht en invloed te analyseren zonder afhankelijk te zijn van traditionele academische structuren.

Yarvin stelt dat een van de meest effectieve methoden voor de verspreiding en activisme van Neo-Reactionairen is om leden te laten kleden in quasi-formele uniformen en zich te presenteren met een meer sociaal conservatieve uitstraling. “Als je je kleedt als een 19e-eeuwse Victorianer, zul je je waarschijnlijk ook zo gaan gedragen.” Een ander element van zijn strategie is een Gramsciaanse infiltratie van publieke ruimten die het minst politiek geladen zijn in de liberale orde, zoals de werkplek en via sociale media. Na de verkiezing van Trump werd sociale media een zeer politieke ruimte, maar in 2009 was het nog relatief nieuw, zonder de doordringende politieke advertenties en gerichte berichten. Het doel is nooit om de publieke ruimte direct te schenden, maar om de klassieke libertarische strategie van het voeren van een “strijd der ideeën” toe te passen, in plaats van massale politiek te organiseren.

Het subverteren van het universitaire systeem en het vervolgens vervangen ervan zorgt voor effectievere politieke actie, aangezien een directe confrontatie met de Kathedraal alleen maar zal resulteren in wijdverspreide oppositie. Dit gebeurde in 2015 en 2016 met de Trump-campagne en de opkomst van de Alt-Right, maar de uitkomst was het tegenovergestelde van wat bijna elke waarnemer en expert had verwacht, aangezien de Kathedraal verloren van het rechtse populisme. Yarvins voorstellen voor politieke praxis kunnen zelfs kinderachtig aanvoelen, zoals volwassenen die rondlopen met geheime toegangscodes en zich verkleden, maar dit creëert een boeiende omgeving waarin politiek kan worden bedreven zonder apathie. Het oproepen van het publiek om urenlang deel te nemen aan bestuursvergaderingen en deur-tot-deur campagnes te voeren, heeft als motivatie voor nieuwe politieke actoren weinig effect gehad. In tegenstelling daarmee is het leuke en bijna komische project van politieke organisatie, zoals Yarvin het voorstelt, wel effectief gebleken. In 2008 zou het idee van politieke betrokkenheid via komische politieke podcasts, memes en YouTube-video’s bijna als belachelijk zijn overgekomen, maar tegen 2016 had deze techniek een aanzienlijk aantal jonge mensen aangetrokken die anders apathisch zouden zijn tegenover politiek.

Desondanks, hoe succesvol is deze "Donkere Verlichting" gebleken? De Neo-Reactionairen onderscheiden zich van de daaropvolgende Alt-Right-groepen door hun focus op intellectuele politiek en de langzame verandering in de tijd, eerder dan de onmiddellijke druk van politieke campagnes. Ze hebben invloed gehad op de meer populistische campagnes van de Alt-Right, vooral online, maar het blijft een kleine beweging. De populistische campagnes van de Alt-Right hebben de aanvallen op de “Kathedraal” en de oprichting van parallelle structuren voor liberale instellingen omarmd, maar de elitisme is verlaten. Dit is niet verrassend, aangezien zowel Yarvin als Land zich hebben afgezonderd van de hedendaagse populistische bewegingen. Ten minste Land beschouwt deze als te fascistisch en te populistisch voor zijn elitistische kader. De snelle opkomst van de Alt-Right maakt het grotendeels onverenigbaar met het strategische kader van de NRx-kanon.

De theorie van de Kathedraal kan worden weerlegd door een klassen- of empirisch gebaseerde studie, maar de ideeën zijn diep doorgedrongen in de verbeelding van de Alt-Right en de bredere rechtse coalitie in Noord-Amerika. Het narratief van anti-intellectualisme is niets nieuws voor de Amerikaanse politiek, maar de gevolgen kunnen meer uitgesproken zijn in het tijdperk van bezuinigingen. De inherente waarde van de universiteit als een instrument voor het opbouwen van sociaal en menselijk kapitaal van burgers wordt uitgedaagd door de nieuwe extreem-rechte bewegingen. Liberale en linkse afdelingen van geesteswetenschappen en sociale wetenschappen zullen meer vijandigheid ondervinden en publiekelijk belachelijk worden gemaakt voor het aannemen van politieke standpunten, ongeacht de feitelijke geldigheid van deze standpunten.

Naast het verminderen van openbare uitgaven voor universitaire projecten, is het waarschijnlijk dat rechtse regeringen die geïnspireerd zijn door Alt-Right- en Neo-Reactionaire theorieën de academische vrijheid en de geldigheid van de universiteit zullen beperken. De huidige opschorting van genderstudies in Hongarije zal de norm worden in een politiek klimaat dat wordt beïnvloed door Neo-Reactionaire denkers, net zoals de nieuwe wetgeving in Ontario die "vrije meningsuiting" van de rechterzijde op universitaire campussen beschermt. Kritische theorie moet de valkuil vermijden die door de Neo-Reactionairen en de bredere Alt-Right is gezet, die bestaat uit de dubbele tang van irrelevantie door hypergespecialiseerde taal binnen de academische gemeenschap en de onmogelijkheid voor kritische theorie om buiten de universitaire en progressieve context toegepast te worden zonder beschuldigd te worden van overduidelijke politiek.

Hoewel de beweringen van kritische theoretici belangrijk zijn, laat de presentatie van deze ideeën binnen de hedendaagse Noord-Amerikaanse politieke discussie ze openstaan voor gemakkelijke afwijzing als een project van “out-of-touch” kust-elite’s. Als het object van kritiek voor zowel linkse kritische theoretici als Alt-Right denkers de neoliberale universiteit is, is het niet moeilijk voor te stellen dat de onderscheidingen tussen deze ideologische posities verwateren in de ogen van het publiek.

Hoewel de Alt-Right een grote bedreiging vormt voor Westerse democratische instituties en waarschijnlijk elke linkse alternatieve beweging zal uitdagen, is de intellectuele basis van de beweging nog steeds relatief klein, en die van degenen die pleiten voor het beëindigen van universiteiten is zelfs nog kleiner. De beweging is verdeeld over de kwestie van de "Westerse beschaving", aangezien de liberale traditie van de Verlichting, die door de Kathedraal wordt gepromoot, niet kan worden gescheiden van de historische ontwikkeling van de westerse beschaving. Velen binnen de Alt-Right profiteren momenteel van de bestaande machtsstructuren die voortkomen uit het universitaire systeem en zullen terughoudend zijn om de revolutionaire veranderingen aan te nemen die de NRx wenst te realiseren. Zoals Yarvin zelf suggereerde, zal het simpelweg hervormen van het bestaande universitaire systeem door de financiering en omvang van de geesteswetenschappen te verkleinen, de rol van de universiteit in de samenleving niet substantieel veranderen, maar slechts vertragen.

De rol van woede in identiteitspolitiek en de ethische dimensies van verzet

In recente discussies over seksuele intimidatie binnen politieke en culturele domeinen, wordt woede opnieuw een centraal thema in feministische theorie en actie. Het is een reactie die niet alleen voortkomt uit individuele ervaringen, maar ook uit collectieve, historische onrechtvaardigheden. Woede heeft niet alleen een emotionele lading, maar vormt een belangrijke motor voor verandering, met name wanneer we kijken naar het idee van kolonialisme als onverdraagzaam, zoals Aimé Césaire ooit stelde. Deze reflecties openen een breder debat over de rol van woede in identiteitspolitiek, waarin woede wordt gezien als zowel een ethisch als politiek middel om onrecht aan te kaarten en te bestrijden.

Woede wordt vaak beschouwd als een destructieve kracht die menselijke relaties kan verstoren en sociale interacties ondermijnt. Toch is het belangrijk om te erkennen dat woede ook kan dienen als een bron van politieke mobilisatie. Het stellen van de vraag of woede onmisbaar is in het gevecht tegen onrecht of dat het de relaties tussen mensen juist schaadt, helpt ons om de ethische en politieke complexiteit van emoties beter te begrijpen. Filosofen zoals Martha Nussbaum en Sianne Ngai hebben zich verdiept in de aard van woede, zowel als individuele ervaring als in bredere sociale contexten. Woede, in hun visie, is niet alleen een impuls, maar een krachtig politiek en ethisch instrument.

Vanuit het perspectief van affecttheorie is woede niet slechts een reactie op persoonlijke beledigingen of onrecht, maar een vorm van collectieve kracht die de mogelijkheid biedt om de status quo uit te dagen. Dit geldt met name in de context van de identiteitspolitiek, waar de erkenning van bepaalde groepen als onderdrukt vaak wordt versterkt door woede. Identiteitspolitiek, die in essentie de uitdaging vormt voor het humanisme – het idee dat het mens-zijn gebaseerd is op bepaalde universele capaciteiten, waarden en rechten – raakt aan de kern van woede als sociale kracht. De bredere implicaties van deze politieke bewegingen zijn te vinden in de manier waarop de menselijke waardigheid wordt gedefinieerd, en wie deze waardigheid kan claimen.

Wat verder belangrijk is om te begrijpen, is de rol van de humaniora, in het bijzonder de literatuur en filosofie, als cruciale plaatsen voor de democratisering van de publieke sfeer. Deze disciplines blijven onmisbaar in het presenteren van alternatieve manieren om historische ongelijkheden en de verdeeldheid die ze veroorzaken te begrijpen. In het tijdperk van affecttheorie, waarin emoties worden erkend als een manier om sociale structuren te bevragen, kunnen de humaniora nieuwe manieren bieden om over de persistentie van onrecht te denken. De vraag naar de rol van woede, dus niet enkel als emotie maar als politiek potentieel, is daarbij cruciaal.

In deze context van woede en identiteitspolitiek is het belangrijk om ook de opkomst van politieke stromingen te begrijpen die gebruik maken van emoties zoals woede om sociale normen uit te dagen. In het geval van de opkomst van de Alt-Right in de Verenigde Staten bijvoorbeeld, zien we hoe affectieve reacties, vaak gecodeerd als woede of frustratie, worden ingezet om ideologieën te legitimeren die gebaseerd zijn op raciale en nationale zuiverheid. Hier wordt de link tussen woede en ideologie duidelijk: woede kan zowel bevrijdend als destructief zijn, afhankelijk van de richting waarin het wordt gemobiliseerd.

Wat verder relevant is, is de manier waarop politieke bewegingen, zoals die van de Alt-Right, zich voeden met woede die voortkomt uit het gevoel van verlies van een veronderstelde culturele en raciale superioriteit. Deze bewegingen stellen dat de moderne democratie, met haar pluralistische waarden, een bedreiging vormt voor de traditionele identiteit van een natie. Deze benadering versterkt de rol van emoties, met name woede, in het verkrijgen van politieke steun en het creëren van een gevoel van saamhorigheid binnen groepen die zich bedreigd voelen door de veranderingen in de samenleving.

Naast deze politieke en filosofische dimensies van woede, moeten we ook de maatschappelijke realiteit begrijpen waarin deze emoties opereren. Woede in de context van identiteitspolitiek heeft niet alleen betrekking op de rechten van een groep, maar ook op de maatschappelijke acceptatie van die rechten. Woede is daarmee niet alleen een persoonlijke emotie, maar een sociaal-politieke kracht die zowel de structuren van macht als de aard van de menselijke relaties zelf uitdaagt.

In de hedendaagse samenleving, waarin ideologieën in toenemende mate via digitale kanalen en sociale media worden verspreid, speelt de manier waarop woede wordt gecultiveerd en geuit een cruciale rol. Het gebruik van memes, symbolen en retoriek die woede opwekken, versterkt niet alleen de polarisatie, maar ondermijnt ook de mogelijkheid tot vreedzaam en constructief debat. Dit legt de uitdaging bloot van hoe emoties zoals woede op een verantwoorde en effectieve manier kunnen worden ingezet in politieke actie zonder dat ze de sociale cohesie volledig ondermijnen.