Verhalen vormen de kern van menselijke ervaring. Ze zijn niet slechts middelen tot amusement of educatie, maar krachtige mechanismen waarmee we betekenis geven aan gebeurtenissen, verbindingen leggen tussen individuen en groepen, en zelfs de richting van samenlevingen beïnvloeden. In de politieke arena zijn verhalen geen bijzaak – ze zijn het fundament van overtuiging, leiderschap en identiteit.

Wanneer Daniel Kahneman in Thinking, Fast and Slow de psychologie van besluitvorming uiteenzet, doet hij dat niet in droge theoretische termen. In plaats daarvan opent hij met een introductie van "de personages" en de "plot". Zelfs de meest abstracte concepten worden toegankelijker en begrijpelijker wanneer ze in verhaalvorm worden gegoten. De menselijke geest is bedraad om verhalen te begrijpen en verwerken – verhalen over handelende personen, met motieven en gevolgen. Dit is geen toeval, maar een evolutionair gevormd mechanisme om informatie te structureren, kennis over te dragen, en gedrag te sturen.

Op collectief niveau zijn verhalen de lijm van cultuur. Onze gedeelde identiteiten – als natie, gemeenschap of politieke beweging – bestaan bij gratie van gemeenschappelijke narratieven. Verhalen fungeren als spiegel van het zelf én als brug naar de ander. Ze geven vorm aan ons wereldbeeld, onze waarden en ons idee van verleden en toekomst. Daarom zijn ze ook zo cruciaal voor politiek leiderschap.

Viet Thanh Nguyen verwoordt het scherp: de strijd om de toekomst van een land is in essentie een strijd over wiens verhaal wint. Barack Obama onderkende dat het vertellen van een samenhangend, hoopvol verhaal over de Amerikaanse identiteit en toekomst een kerntaak is van het presidentschap. Zonder een verenigend verhaal verdwijnt richting, daalt vertrouwen, en groeit verdeeldheid. Niet toevallig keerde hij tijdens zijn tweede termijn expliciet terug naar deze taak – beseffend dat hij haar aanvankelijk had onderschat.

Ook na hun ambtstermijn blijven politici strijden om de overlevering van hun verhaal. Wie het narratief bezit, bezit de geschiedenis. In verkiezingscampagnes draait het evenzeer om de inhoud als om de manier waarop die inhoud wordt verpakt in een coherent narratief. Mark McKinnon, strateeg voor George W. Bush, wijst erop dat succesvolle campagnes altijd een “verhalende architectuur” ontwikkelen. Zonder verhaal is een campagne slechts een losse verzameling beleidsvoorstellen – geen visie, geen richting, geen ziel. Verliescampagnes zijn precies dát: gefragmenteerde boodschappen zonder narratieve samenhang.

De effectiviteit van verhalen is universeel. Xi Jinping beschouwt verhalen als het krachtigste instrument van internationale communicatie. Zijn leiderschap is doordrenkt van narratief denken, en in 2017 bundelde hij zijn politieke anekdotes in een publicatie: Xi Jinping Tells a Story. De functie van verhalen is hier tweevoudig: intern creëren ze nationale samenhang, extern vormen ze een geopolitiek instrument voor beïnvloeding.

Het is opvallend dat sommige politieke stromingen beter met verhalen overweg kunnen dan andere. In de VS hebben Republikeinen er traditie van gemaakt om ideeën te verpakken in krachtige, emotioneel geladen narratieven. “Ik bescherm je tegen terroristen in Teheran en homo’s in Hollywood” – zo karikaturiseerde James Carville het Republikeinse narratief. Democraten daarentegen somden volgens hem slechts beleidsvoordelen op: schone lucht, betere scholen, meer gezondheidszorg. Een lijst vervangt geen verhaal. Zelfs na de verkiezingsnederlaag van 2014 bleek de partij nog steeds op zoek naar een consistent nationaal narratief.

In Frankrijk zien we bij Emmanuel Macron een andere benadering: niet geboren uit mediatraining of populistische flair, maar uit filosofische diepgang. Als jonge man werkte Macron samen met de filosoof Paul Ricoeur – een denker die “narratieve identiteit” centraal stelde in zijn denken over het zelf. Deze invloed is voelbaar in Macrons pogingen om een nieuw verhaal voor Frankrijk te schrijven – een synthese van links en rechts, traditie en toekomst. Zijn critici beschouwen het als lege retoriek, maar in wezen volgt hij Ricoeurs idee dat gebeurtenissen pas betekenis krijgen wanneer ze in een verhaal worden geplaatst.

Narratief denken beperkt zich allang niet meer tot politieke partijen. Binnen de NAVO maakt strategisch communiceren – inclusief het ontwikkelen van narratieven, thema’s en kernboodschappen – integraal deel uit van militaire planning. Strategie en verhaal zijn geen gescheiden domeinen. Beiden dienen hetzelfde doel: ordening, overtuiging, richting.

Verhalen geven structuur aan de chaos van de werkelijkheid. Ze bieden houvast in tijden van crisis, legitimeren macht, en mobiliseren volkeren. In een tijd waarin feiten relatief lijken en perceptie allesbepalend is, zijn verhalen geen versiering van de politiek – ze zíjn de politiek.

Het is van wezenlijk belang dat de lezer begrijpt dat verhalen niet louter instrumenteel zijn, maar constitutief: ze vormen de realiteit die we ervaren. Wie het narratief beheerst, bepaalt het raamwerk waarin beslissingen worden genomen, identiteiten worden gevormd en geschiedenis wordt geschreven. Verhalen zijn geen toevoeging aan macht – ze zijn macht.

Hoe Verhalen de Amerikaanse Droom Vormgeven: Het Structuur van de ‘Cinderella’ Verhalen in de Politiek en Geschiedenis

In de jaren '30 van de 20e eeuw begon James Braddock zijn comeback in de bokswereld. Zijn kans om de wereldtitel in het zwaargewicht te veroveren kwam in 1935, toen hij het opnam tegen de regerende kampioen, Max Baer. Baer’s team koos Braddock als tegenstander omdat ze dachten dat hij een gemakkelijke overwinning zou opleveren, gezien zijn onregelmatige carrière in de ring. De bookmakers zagen hem als een underdog met een kans van acht tegen één. De beroemde schrijver Damon Runyon beschreef de strijd als de grootste bokswedstrijd van de moderne tijd, een ware ‘fistic fairy tale’. In zijn ogen was Braddock, een voormalig uitgebluste bokser, "teruggebracht van Hasbeenville door de magische golf van puur toeval" om de regerende kampioen te verslaan. Runyon noemde hem de ‘Cinderella Man’, verwijzend naar het klassieke sprookje van de arme jongen die zich naar roem worstelt.

Braddocks verhaal is een typisch voorbeeld van het ‘rags-to-riches’-motief, waarin een lokale vechter door vastberadenheid en doorzettingsvermogen uit de armoede klimt en wereldkampioen wordt. Dit verhaal raakt de kern van de Amerikaanse Droom, die stelt dat met hard werk, zelfvertrouwen en volharding iedereen grote hoogten kan bereiken. Het verhaal van Braddock resoneerde niet alleen in de tijd van de Grote Depressie, maar ook vandaag de dag. Wanneer een standbeeld van Braddock in 2018 werd onthuld in zijn geboortestad, zei de eigenaar van de lokale boksschool: “Zijn verhaal is representatief voor de Ierse immigranten van toen, maar het geldt ook voor de immigranten van nu… zijn strijd om de Amerikaanse Droom te bereiken is universeel.”

De kracht van dit verhaal ligt in de structuur van het sprookje zelf. Het volgt de klassieke boog van strijd, verlies, overwinning en ultiem succes. Het is een herkenbare structuur die niet alleen voorkomt in sportverhalen, maar ook in politiek, geschiedenis en zelfs religie. Van de Amerikaanse Revolutie tot de strijd tussen David en Goliath, van Truman’s onverwachte overwinning in 1948 tot de overwinningen van underdogs in politieke campagnes, het idee van de nederige outsider die zich boven de rest verheft, is een verhaal dat steeds weer terugkomt.

De vraag die hierbij opkomt is: waarom hebben zulke verhalen zo’n krachtige impact op mensen, zelfs generaties na hun oorsprong? James Deutsch, een folklorist, merkt op dat het ‘Cinderella’-motief een sterke resonantie heeft in de Verenigde Staten, omdat de basale plotstructuur van het sprookje de fundamentele idealen van de Amerikaanse Droom weerspiegelt. Het benadrukt de overwinning van de kleine man, die niet door bedrog, maar door zijn eigen deugden en vasthoudendheid wint. De vraag die centraal staat is dan ook niet alleen of Braddock zelf de kans op de overwinning had, maar waarom zijn verhaal zo aantrekkelijk is voor een groter publiek. Het is omdat zijn overwinning de bredere symboliek van succes, rechtvaardigheid en verdienste weerspiegelt, idealen die diep geworteld zijn in de Amerikaanse cultuur.

Deze verhaallijnen zijn ook van toepassing in de wereld van de politiek. In een studie uit 2009 onderzochten de sociaal psychologen Nadav Goldschmied en Joseph Vandello hoe politieke kandidaten zich vaak voordoen als underdogs om het medeleven van het publiek te winnen. In de voorverkiezingen van de presidentsverkiezingen van 2008 claimde bijna elke kandidaat de rol van underdog. Barack Obama, Hillary Clinton, Rudi Giuliani en John McCain – allemaal probeerden ze zich voor te stellen als de underdog, als iemand die tegen grote krachten vocht om uiteindelijk te winnen. Dit narratief is een effectief middel om sympathie op te wekken en ervoor te zorgen dat het publiek zich verbonden voelt met de kandidaat.

Het punt dat hier wordt geïllustreerd is dat verhalen altijd een structuur hebben die zich herhaalt. De basisstructuur van Braddocks verhaal is hetzelfde als dat van Cinderella: de strijd van de arme, onbekende held die uiteindelijk de grote overwinning behaalt. En deze structuur resoneert niet alleen in de wereld van sport, maar heeft bredere culturele en politieke implicaties. Het gaat niet alleen om een bokser die wint, maar om het idee dat hard werken en blijven geloven in jezelf, ondanks tegenslagen, de sleutel is tot succes.

Daarnaast kunnen we leren van het werk van Vladimir Propp, die de basisstructuren van volksverhalen onderzocht en concludeerde dat alle verhalen een gemeenschappelijke set van ‘narratemes’ hebben, ofwel bouwstenen. Propp’s theorie stelde dat een verhaal altijd rond archetypische karakters draait, en dat de plot voortkomt uit de keuzes die de held maakt. Het centrale karakter – de held – wordt vaak geholpen door een ‘donor’, zoals de Feeënmoeder die Cinderella helpt. Dit archetype komt terug in talloze verhalen, van sprookjes tot films en boeken. Wat dit laat zien, is dat het begrip van de structuur van verhalen ons niet alleen helpt te begrijpen waarom een bepaald verhaal krachtig is, maar ook waarom bepaalde motieven blijven terugkeren in verschillende contexten, zoals in de politiek.

Het belang van verhalen in onze cultuur, vooral die met een onderdogthema, ligt niet alleen in de actie zelf, maar in het grotere morele en culturele verhaal dat ze vertellen: de rechtvaardigheid van de wereld zal uiteindelijk zegevieren. De figuur van de underdog staat symbool voor het idee dat iedereen, ongeacht achtergrond of omstandigheden, in staat is om te overwinnen en iets groots te bereiken, zolang ze zich maar blijven inzetten voor hun doelen.

Hoe beïnvloedt astroturfing en de rol van 'crisis actors' het vertrouwen in politiek en nieuws?

Astroturfing is een tactiek waarbij steun aan een politieke beweging of gebeurtenis kunstmatig wordt opgewekt door mensen te betalen om als enthousiaste aanhangers te verschijnen. Het is genoemd naar AstroTurf, het merk kunstgras, en creëert de illusie van spontane, grassroot-bewegingen, terwijl het in werkelijkheid gecontroleerd en gefinancierd wordt door belanghebbenden. Dit fenomeen wordt steeds vaker ingezet in de politieke arena, zoals bij de campagnes van Donald Trump, waarbij acteurs werden ingehuurd om op bijeenkomsten te verschijnen en schijnbare publieke steun te genereren.

Wat astroturfing onderscheidt van gewone politieke marketing is de misleiding: de deelnemers geven zich uit voor gewone burgers, terwijl ze eigenlijk betaald worden om een vals beeld van draagvlak te scheppen. Dit roept ethische vragen op, zeker omdat dergelijke praktijken het vertrouwen in het politieke proces ondermijnen. Hoewel het inhuren van deskundigen voor peilingen en communicatie gangbaar en geaccepteerd is, maakt het ‘doen alsof’ aspect van astroturfing het problematisch.

Naast astroturfing bestaat er ook het fenomeen van zogenaamde ‘crisis actors’, die worden ingezet in oefenscenario’s voor noodsituaties, zoals schietpartijen of rampen. Deze acteurs, ook wel ‘role players’ genoemd, dragen bij aan de realiteitszin van trainingen voor hulpverleners. Hoewel dit een legitieme praktijk is, wordt zij door complottheorieën misbruikt om gebeurtenissen zoals de Sandy Hook-schietpartij te betwijfelen. Complotdenkers beweren dat slachtoffers en nabestaanden acteurs zijn, wat leidt tot emotionele schade en ontkenning van tragedie.

Deze beschuldigingen worden vaak gevoed door het manipuleren van videobeelden en het zoeken naar toevalligheden die de officiële versies van gebeurtenissen lijken tegen te spreken. Platforms als YouTube maken het eenvoudig om fragmenten te isoleren en alternatieve verhalen te construeren, wat de polarisatie en wantrouwen in de maatschappij versterkt. Het verspreiden van deze leugens door figuren als Alex Jones, die zich op zijn radioprogramma profileert als een politieke entertainer en complotverspreider, maakt het onderscheid tussen feit en fictie nog moeilijker.

Jones’ verdediging dat zijn rol een ‘performance art’ is, toont hoe nieuws en entertainment steeds meer in elkaar overlopen. Zijn persona fungeert als een archetypische schurk die emoties oproept en catharsis biedt aan zijn publiek, maar het onderscheid tussen echte journalistiek en theatrale vertoning raakt vervaagd. Dit illustreert een bredere trend waarin het vertrouwen in traditionele media en politieke communicatie onder druk staat door deze mix van manipulatie en entertainment.

Het is belangrijk om te beseffen dat het herkennen van dergelijke praktijken niet alleen gaat om het ontmaskeren van misleiding, maar ook om het begrijpen van de gevolgen ervan voor de democratische samenleving. Astroturfing en het gebruik van ‘crisis actors’ in complottheorieën ondermijnen het fundament van publieke discussie en rationele besluitvorming. Zij voeden cynisme, polarisatie en wantrouwen, wat de basis legt voor verdere fragmentatie van het publieke debat.

Daarnaast moet de lezer zich bewust zijn van de rol die technologie speelt in deze processen. De toegankelijkheid van digitale media, de snelheid van informatieverspreiding en de mogelijkheid om beelden te manipuleren maken het steeds lastiger om feit van fictie te onderscheiden. Dit vraagt een kritische houding en mediawijsheid om de impact van kunstmatige constructies in nieuws en politiek te herkennen en te doorzien.

Ook is het cruciaal te begrijpen dat niet elke vorm van georganiseerde politieke communicatie automatisch immoreel is, maar dat transparantie en eerlijkheid in representatie essentieel zijn voor het behoud van vertrouwen. Wanneer publieke opinie wordt gemanipuleerd door verborgen belangen en valse voorwendselen, komt de integriteit van het politieke proces in gevaar.

Endtext

Hoe 'Alternatieve Feiten' De Waarheid Vervangen in de Politieke Dialoog

De recente verschuiving in de manier waarop we naar feiten kijken, heeft een diepgaande invloed op hoe politieke debatten zich afspelen. In de tijd toen Ronald Rauch zijn voorspellingen schreef, was er al een groeiende trend zichtbaar: kiezers gaven de voorkeur aan politici met ervaring, maar ook aan degenen die een zekere vernieuwing in hun benadering konden brengen. Twee prominente kandidaten die in die tijd de voorhoede van de Amerikaanse verkiezingen vormden, Hillary Clinton en Jeb Bush, hadden beiden de gebruikelijke veertien jaar ervaring reeds overschreden. De voorspelling was dat dit patroon niet makkelijk gebroken zou worden door een gevestigde politicus, maar eerder door iemand zonder enige politieke ervaring. Dit bleek zeer vooruitziend, niet alleen voor de Verenigde Staten, maar ook voor andere landen wereldwijd.

Het is echter niet enkel de manier waarop feiten in politieke debatten een andere plaats krijgen die opvalt. In toenemende mate worden ook de mensen die deze feiten controleren, zelf het onderwerp van kritiek. In 2018, tijdens een New Yorkse fondsenwervingsbijeenkomst, riep Donald Trump zijn afkeuring uit over de pers: "Ze zullen het controleren... Ach, ze zijn slechte mensen." Deze woorden waren geen geïsoleerd incident, maar weerspiegelden een breder sentiment. Wanneer Facebook in 2018 zijn feitcontrole-service in Brazilië lanceerde, leidde dit al snel tot beschuldigingen van censuur en een vermeende linkse vooringenomenheid. Feiten en de mensen die ze verifiëren, worden in sommige kringen steeds meer met argwaan bekeken. Dit heeft geleid tot een situatie waarin onwetendheid, vooral op het gebied van openbaar beleid, door velen in de samenleving als een deugd wordt beschouwd.

De post-waarheids politiek gaat echter verder dan het simpelweg afwaarderen van harde feiten. Het vraagt zich af wat een feit eigenlijk is. Is mijn perspectief niet net zo geldig als dat van jou? In een post-waarheidswereld worden feiten niet alleen minder waardevol geacht, maar wordt ook de aard van de waarheid zelf in twijfel getrokken. De filosoof Lee McIntyre beschrijft dit als een algemene onverschilligheid ten opzichte van de werkelijkheid. Feiten worden ondergeschikt aan politieke waarden, waarbij politici hun versie van gebeurtenissen blijven presenteren, ongeacht wat de feiten aantonen. Dit heeft geleid tot de bewering van sommige commentatoren dat we getuige zijn van de 'dood van de waarheid'.

Een emblematisch voorbeeld van deze verschuiving is de controverse rondom het concept van 'alternatieve feiten', geïntroduceerd door de woordvoerster van het Witte Huis, Kellyanne Conway, begin 2017. Toen gevraagd waarom Sean Spicer, de perssecretaris van Trump, had gelogen over de grootte van de menigte tijdens de inauguratie van de president, verdedigde Conway diens bewering door te stellen dat het geen leugen was, maar simpelweg 'alternatieve feiten'. Het idee dat feiten kunnen variëren afhankelijk van de politieke voorkeur, leek aanvankelijk absurd, maar het heeft sindsdien een bredere betekenis gekregen, die een exponentiële groei in politieke spin weerspiegelt. 'Alternatieve feiten' zijn sindsdien een synoniem geworden voor het verdraaien van de waarheid om politieke doeleinden te dienen.

Feiten zelf zijn echter nooit neutraal. Ze worden geselecteerd en gepresenteerd in een bepaald kader, met de impliciete bedoeling om een bepaald argument te ondersteunen. Net zoals een reclame kan beweren dat "acht van de tien tandartsen dit product aanbevelen", terwijl ze slechts tien tandartsen hebben ondervraagd, kunnen politici dezelfde techniek gebruiken door de meest overtuigende statistieken te kiezen om hun claims te onderbouwen. Wetenschappelijke studies, bijvoorbeeld, worstelen ook met de mate waarin hun conclusies gerechtvaardigd zijn door de steekproef die ze hebben onderzocht of de aard van de vragen die zijn gesteld. Dit is de reden waarom wetenschap nooit statisch is. Er komen voortdurend betere, nauwkeurigere methoden om onze kennis van de wereld bij te werken en de feiten te verfijnen.

Feiten krijgen pas betekenis wanneer we ze interpreteren. De handeling van interpretatie is in wezen een vorm van storytelling, zoals de taalkundige antropoloog Nick Enfield het noemt. Alleen door een verhaal kunnen feiten worden gecommuniceerd en deel uitmaken van de verworven kennis die de mogelijkheid van wetenschappelijke vooruitgang aandrijft. Wetenschappers ontdekken niet simpelweg feiten; ze interpreteren en presenteren ze, en zijn in feite bezig met het overtuigen van collega's, financieringsinstanties en het publiek dat de feiten die ze hebben ontdekt wetenschappelijk solide en significant zijn.

Dit toont aan dat feiten niet zomaar een op zichzelf staande waarheid vertegenwoordigen. Ze zijn altijd onderdeel van een breder verhaal, een narratief dat bepaalt hoe we de wereld begrijpen. Het is daarom niet voldoende om feiten alleen te presenteren; de manier waarop ze worden gepresenteerd, de context waarin ze worden geplaatst, en de keuze van de feiten die worden benadrukt, spelen een cruciale rol in hoe de werkelijkheid wordt vormgegeven. In een wereld waar de waarheid steeds minder wordt gezien als een absolute, maar meer als een construct dat kan worden gemanipuleerd voor politieke of persoonlijke doeleinden, moeten we ons bewust zijn van de dynamiek die speelt bij de verspreiding van feiten en de verhalen die eraan gekoppeld worden.