In de hedendaagse politieke debatten wordt steeds vaker de vraag gesteld of post-truth en populisme bepaalde gemeenschappelijke kenmerken delen, en of het ene altijd het andere met zich meebrengt. Of is de opkomst van deze fenomenen slechts toeval, twee losstaande ontwikkelingen die toevallig op hetzelfde moment bloeiden, met name in landen als het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, en zich daar verenigden rond dezelfde kandidaten en thema’s? Om deze vraag te beantwoorden, kunnen we een voorbeeld nemen van een politieke vertelling die gebruik maakt van populistische ideeën om de sympathieën van volgers aan te wakkeren.
In de zomer van 2017 zond de National Rifle Association (NRA) in de Verenigde Staten een reeks promotiemateriaal uit waarin haar doelen en waarden werden uiteengezet. Het kernboodschap was dat de NRA niet van plan was zich stilletjes over te geven aan de ‘elites’, die volgens haar de ‘zelfstandigheid van ons bestaan bedreigen’. Tegen een achtergrond van verontrustende beelden van een verstoorde wereld – relschoppers die tegen de politie vechten, hooligans die ruiten inslaan, criminelen die de Amerikaanse vlag in brand steken – waarschuwde NRA-woordvoerder Dana Loesch dat ‘de tijden branden en de mediabeltjes de lucifers vasthouden’. Loesch viel in het bijzonder de New York Times aan, die vaak wordt gezien als het toonbeeld van de liberale mediabeleid, en verklaarde: ‘Wij, het volk, hebben er genoeg van … van jullie verhalen, jullie propaganda, jullie nepnieuws. We hebben genoeg van jullie … weigering om enige waarheid te erkennen die het fragiele construct verstoort dat jullie leven noemen.’
In één boze uitbarsting worden hier alle belangrijkste woorden samengevoegd die we tot nu toe besproken hebben, met een sterke nadruk op ‘waarheid’, ‘feiten’, en ‘narratief’, samen met een diepe scepsis ten opzichte van de sociale ‘elite’ en een rechtvaardige eigen interpretatie van het concept ‘wij, het volk’. In politiek taalgebruik is dit een naadloze mengeling van populisme en post-truth. Hoewel populisme en post-truth politiek duidelijk niet synoniem zijn, en zelfs niet noodzakelijkerwijs een symbiotische relatie hebben, is er wel een complex verband tussen deze twee. Het raakvlak in het Venn-diagram draait voornamelijk om emoties.
Populisme is in de kern een emotioneel idee: het is gebaseerd op het idee dat de gevestigde orde – en in het bijzonder de instellingen van economische, politieke en culturele macht – de behoeften en verlangens van gewone mensen negeert. Populisten beschouwen de elites als een groep die zich niet om de zorgen van de gemiddelde burger bekommert en die uitsluitend gericht is op het beschermen van haar eigen belangen. Het woord ‘populisme’ roept dus vaak een emotionele reactie op, zoals woede, frustratie en het gevoel van verraad van de kant van gewone mensen. In die zin draait populisme meer om de houding dan om de inhoud. Het is geen ideologie zoals bijvoorbeeld socialisme, libertarisme of conservatisme. Het is eerder een basisraamwerk voor het kijken naar de wereld, naast een set van andere overtuigingen die vaak als de ‘gast ideologie’ worden beschouwd. Zo kan populisme zowel in rechtse als in linkse bewegingen voorkomen, met heel verschillende agenda’s, maar met een retoriek die vrijwel identiek is.
Populistische bewegingen kunnen dus zowel aan de rechter- als aan de linkerzijde van het politieke spectrum staan. Rechts-populistische partijen zoals Fidesz in Hongarije, de Zweden Democraten en de Duitse AfD gebruiken een populistische retoriek, maar hetzelfde geldt voor linkse populistische partijen zoals Podemos in Spanje of Syriza in Griekenland. Dit ideologische ambivalente karakter heeft belangrijke implicaties voor het begrijpen van het veranderende politieke landschap. Een goed voorbeeld hiervan is Dominic Cummings, campagneleider voor Vote Leave tijdens het Brexit-referendum. Cummings formuleerde de boodschap van de campagne zo dat het noch rechtse, noch linkse standpunten weerspiegelde, maar gebaseerd was op een heel ander paradigma. Volgens hem weerspiegelde het traditionele rechts-links verhaal niet de werkelijke zorgen van het grote publiek. In de context van het Brexit-referendum waren er net zoveel thema’s die zowel de linker- als de rechterzijde van het politieke spectrum verenigden, als die er waren die hen verdeeld hielden.
Populisme is dus altijd verbonden met een verhaal, een verhaal waarin ‘de mensen’ centraal staan, die volgens de populistische retoriek door een corrupte elite worden uitgebuit. De populistische leider wordt gezien als de enige persoon die in staat is de belangen van ‘gewone mensen’ te vertegenwoordigen en hun strijd tegen de elite aan te gaan. Omdat populisme meer over de houding dan over inhoud gaat, wordt de nadruk gelegd op emotie in plaats van op feiten. Het betwijfelt niet noodzakelijkerwijs de basis van feiten, zoals post-truth politiek dat doet, maar het speelt wel in op een strijd van ‘wij tegen hen’, waarbij de gewone burger wordt gepositioneerd tegenover een neerbuigende en zelfs moreel corrupte elite. Het idee is dat de gevestigde orde niet alleen zelfgenoegzaam is, maar ook bedrieglijk en verrot, wat leidt tot een intense scepsis tegenover degenen die zich als de autoriteiten van de ‘feiten’ beschouwen.
De opkomst van populisme is in veel opzichten een reactie tegen het neoliberalisme, dat sinds de jaren tachtig heeft geleid tot een politiek klimaat waarin de menselijke behoefte en emotie steeds verder buiten de besluitvorming werden gehouden. Volgens Paul Mason, een vooraanstaande schrijver op dit gebied, is populisme een emotionele reactie op de ontmenselijking van de politiek, waar de gewone burger wordt gereduceerd tot een statistisch cijfer in de marktlogica van de neoliberale politiek. Het doel van het populisme is het herstellen van deze emotionele verbinding en het teruggeven van betekenis aan het individu binnen een systeem dat hen als ‘object’ behandelt.
In wezen is de opkomst van populisme en post-truth dus niet eenvoudig te verklaren, maar er is een belangrijk gemeenschappelijk element: de emotie. Beide fenomenen maken gebruik van een retoriek die diep geworteld is in de emotionele beleving van de burger, het gevoel van verraad, frustratie en achterstelling door de gevestigde orde. Waar dit politieke klimaat toe zal leiden, is moeilijk te voorspellen, maar het heeft onmiskenbaar de politieke dynamiek in veel westerse landen veranderd.
Hoe de dramatische structuur werkt in politieke verhalen
Het wereldbeeld dat diep verankerd ligt in het menselijke bewustzijn is dat van het verslaan van het kwaad en het laten zegevieren van het recht. Deze visie is nauw verbonden met de antagonist en het zogenaamde ‘aanzetincident’. Dit incident verstoort het anders zo vaste bestaan van de protagonist en duwt deze in een onbekende, vaak vijandige omgeving die de tegenovergestelde waarden vertegenwoordigt van de cultuur waarin de protagonist is opgegroeid. Het aanzetincident is de gebeurtenis die de reis of uitdaging op gang brengt die de protagonist moet aangaan. Of, om het eenvoudig te zeggen: er doet zich een probleem voor dat de held moet oplossen.
Het doel dat nagestreefd wordt, de oplossing voor de dramatische behoefte van de held, vertegenwoordigt een soort primair menselijk verlangen. Zoals Blake Snyder het zegt in zijn handleiding voor scenarioschrijven: "Laat de held iets willen dat echt en eenvoudig is: overleving, honger, seks, bescherming van geliefden, de angst voor de dood." Deze basale verlangens en instincten vormen de motivatie voor de actie. De antagonist bedreigt hen; de protagonist moet een manier vinden om ze te bereiken. Dit is de fundamentele formule voor alle drama.
Naast het aanzetincident zijn er doorgaans twee andere beslissende momenten die de structuur van het klassieke drie-acten drama ondersteunen. Het eerste daarvan is wat John Yorke het ‘middenpunt’ noemt, wanneer de uitdaging waarmee de protagonist geconfronteerd wordt plotseling escaleert. Tegen deze tijd heeft de held al zoveel bereikt dat terugkeren geen optie meer is, maar tegelijkertijd lijdt hij een tegenslag die alles wat hij tot dan toe bereikt heeft, dreigt te ondermijnen. Als een man in een gat is gevallen, is dit het moment waarop hij zich op de bodem van dat gat bevindt. Maar het middenpunt is ook het punt waarop de protagonist de eigenschap omarmt die hij nodig heeft om de uitdagingen aan te gaan die voor hem liggen. Hij ontdekt een innerlijke waarheid over zichzelf, die in klassieke termen het tegenovergestelde is van wat hij in het begin was.
Het tweede deel van het drama toont dan zijn strijd om deze waarheid te omarmen en zich aan te passen aan de uitdagingen die komen gaan. Naast het middenpunt is er altijd een crisis: het moment waarop het uiteindelijke dilemma zich kristalliseert en de protagonist moet beslissen wie hij werkelijk is. Hij staat voor de keuze om de verandering te ontkennen en terug te keren naar zijn oude zelf, of om zijn diepste angsten onder ogen te zien en uiteindelijk beloond te worden. Het aanzetincident en de crisis zijn beide uitnodigingen om een onbekende wereld binnen te treden. Het zijn beide keuzes die de protagonist moet maken: mensen nemen de oproep niet meteen aan – ze worstelen met de beslissing; ze accepteren de verandering niet meteen – ze worstelen om het te aanvaarden. Wanneer de crisis echter is geconfronteerd, kan de held snel door naar de climax – het laatste confrontatie met de antagonist – en de daaropvolgende oplossing.
Dit alles vertaalt zich in de klassieke drie-acten structuur van drama als volgt: Act 1 stelt de protagonist en zijn huidige situatie vast. In Act 2 wordt hij geconfronteerd met zijn tegenstander in de vorm van de antagonist. In Act 3 worden de twee gesynthetiseerd – hun conflict wordt opgelost – en daarmee wordt een gevoel van balans bereikt. Tegen het einde van het drama heeft de held het antwoord gevonden op de vraag hoe hij de verstorende gebeurtenissen die zijn wereld onrustig maakten, kan beheersen. Of om het anders te zeggen, hij heeft de controle over zijn lot teruggewonnen.
In de praktijk kunnen we deze dramatische structuur ook terugvinden in politieke verhalen, waarin dezelfde principes zich vertalen naar het politieke strijdtoneel. Een treffend voorbeeld van zo’n dramatische structuur vinden we in de tragedie van Hamlet, een verhaal dat op meerdere niveaus een politieke dimensie heeft. Hoewel Hamlet niet per se een traditionele "held" is, past het perfect in de structuur die hierboven beschreven is. Hamlet wordt geconfronteerd met het verlies van zijn vader, de vergiftiging van zijn koninkrijk door zijn oom Claudius, en de innerlijke strijd tussen het verlangen naar gerechtigheid en de twijfel aan het juiste handelen.
Hamlet is, net als elke protagonist, gedreven door een diepgeworteld verlangen: de wraak voor de moord op zijn vader en het herstel van rechtvaardigheid in het koninkrijk. De antagonist, Claudius, die zijn broer vermoordt om de troon te veroveren, vertegenwoordigt alles wat Hamlet probeert te vernietigen. De strijd tussen hen is echter niet enkel extern – het is ook een strijd met zijn eigen twijfels, angsten en morele overwegingen. Zijn reis wordt gekarakteriseerd door een reeks gebeurtenissen die zijn persoonlijke groei en zijn strijd om zijn innerlijke waarheid te omarmen, vormen.
De uiteindelijke confrontatie in het drama, waarin Hamlet zichzelf confronteert met zijn eigen bestemming, is een spiegel van de manier waarop de protagonist in elk verhaal zijn eigen pad naar zelfontdekking moet volgen. De dramatische structuur van Hamlet benadrukt niet alleen de externe strijd met de antagonist, maar ook de interne conflicten van de protagonist die zijn visie op het leven, zijn bestemming en zijn verantwoordelijkheid herdefinieert.
Het politieke aspect van Hamlet komt naar voren in de onderliggende thema’s van macht, rechtvaardigheid en het lot van de staat. Hamlet’s verlangen naar gerechtigheid raakt aan de politieke conflicten in het koninkrijk Denemarken, waar corruptie, verraad en morele verval de fundamenten van het gezag ondermijnen. Dit maakt Hamlet niet alleen een persoonlijke tragedie, maar ook een politieke parabel over de verhoudingen van macht en de onvermijdelijke corruptie die daarmee gepaard gaat.
De complexiteit van de dramatische structuur wordt verder versterkt door de ambivalentie van Hamlet zelf – hij is niet de klassieke held die altijd duidelijk weet wat het juiste is. Dit maakt zijn reis door twijfel en onzekerheid uiterst menselijk en tegelijkertijd universeel.
In politieke contexten wordt dezezelfde dramatische structuur gebruikt om verhalen te vertellen over leiders, conflicten en transformaties. De protagonist is vaak een figuur die zowel interne als externe conflicten moet overwinnen om zijn doel te bereiken, of dit nu het herstel van orde is, het redden van een samenleving of het overwinnen van een persoonlijk moreel dilemma. In deze verhalen is de antagonist niet altijd fysiek of individueel, maar kan het ook een abstracte kracht zijn: corruptie, onrechtvaardigheid, of de chaos van een onbestendig systeem.
Hoe is de betekenis van 'fake news' zo snel veranderd en wat betekent dat voor onze samenleving?
Het fenomeen ‘fake news’ is geen nieuw verschijnsel, maar de snelheid en omvang waarmee het begrip zich heeft ontwikkeld sinds 2016 zijn ongekend. De term zelf werd al door journalisten gebruikt vóór de Amerikaanse presidentsverkiezingen van dat jaar om duidelijk te maken dat er sprake was van gefabriceerde en misleidende verhalen die online circuleerden. Wat opviel, is dat de betekenis van ‘fake news’ binnen enkele maanden een enorme transformatie onderging: van een omschrijving van onjuiste of verzonnen berichtgeving naar een politiek instrument dat wordt ingezet om elke onwelgevallige nieuwsbron te ondermijnen.
Deze snelle verschuiving kan worden begrepen vanuit een breder linguïstisch en cultureel perspectief, zoals Raymond Williams betoogde bij het analyseren van taalverandering na ingrijpende maatschappelijke gebeurtenissen. Waar oorlogen of grote maatschappelijke schokken de betekenis van woorden geleidelijk over jaren veranderen, gebeurde dit bij ‘fake news’ in slechts een paar maanden door de invloed van politieke ontwikkelingen en technologische verspreidingskanalen. Het woord ‘fake’ zelf, dat pas in de 19e eeuw opdook als dievenjargon, kreeg een nieuwe dimensie door de digitale media en de politiek gemotiveerde manipulatie ervan.
De oorsprong van het probleem ligt in de veelheid van manieren waarop informatie wordt verdraaid: van compleet verzonnen verhalen, via feitelijke maar misleidend gepresenteerde informatie, tot oude berichten die uit hun context worden gehaald en opnieuw worden verspreid. Dit maakt ‘fake news’ niet alleen lastig te bestrijden, maar ook gevaarlijk, omdat het vertrouwen in de journalistiek en democratische processen ondermijnt. Voorbeelden uit Nigeria, waar onjuiste en gewelddadige beelden online zorgden voor etnische conflicten, tonen aan dat de gevolgen van digitale desinformatie reëel en soms dodelijk kunnen zijn.
De politieke instrumentaliteit van de term werd duidelijk toen politici als Donald Trump ‘fake news’ gebruikten om kritische berichtgeving te diskwalificeren. Waar aanvankelijk nog sprake was van discussie over concrete feiten, veranderde het in een algemene beschuldiging die elke ongewenste kritiek kon afschieten. Deze trend werd snel door diverse politieke actoren overgenomen, ongeacht ideologische achtergrond, en zorgde ervoor dat ‘fake news’ een krachtig wapen werd om maatschappelijke discussies te polariseren en het publieke debat te ondermijnen.
Het is belangrijk te beseffen dat het gebruik en de interpretatie van woorden als ‘fake news’ altijd afhankelijk zijn van de context en de machtsverhoudingen waarin ze worden uitgesproken. Dit betekent dat het begrip niet neutraal is, maar altijd geladen met politieke en culturele betekenis. Het inzicht dat taal constant in beweging is en woorden nieuwe betekenissen krijgen onder invloed van historische gebeurtenissen, helpt om beter te begrijpen waarom het bestrijden van digitale desinformatie niet alleen een technisch probleem is, maar ook een strijd om de betekenis en interpretatie van waarheid in de publieke ruimte.
Daarnaast vraagt het omgaan met desinformatie om een kritische benadering van bronnen en een bewustzijn van de verschillende vormen waarin misleiding kan optreden. Het is niet genoeg om alleen te focussen op de inhoud van berichten, maar ook op de intenties, verspreidingsmechanismen en de bredere context waarin ze verschijnen. Hiermee wordt duidelijk dat mediawijsheid en educatie essentieel zijn om burgers te wapenen tegen de complexe uitdagingen van digitale informatie.
Wat zijn de implicaties van overgangskansen in Markov-processen voor heterogene populaties?
Waarom Cryogene Systemen de Toekomst van Computeren Kunnen Vormgeven: Efficiëntie en Prestaties op Ultra-Lage Temperatuur

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский