De nationale infrastructuur van de Verenigde Staten en hun bondgenoten mocht onder geen beding technologie bevatten die rechtstreeks door Chinese bedrijven werd beheerst. Dit werd gezien als een ernstige veiligheidskwestie die met alle middelen moest worden vermeden. Terwijl topambtenaren zoals Steven Mnuchin, Robert Lighthizer en Larry Kudlow zich richtten op de complexe en langdurige onderhandelingen met hun Chinese tegenhangers onder leiding van vicepremier Liu He, beseften zij dat een directe aanval op China’s technologie-industrie de onderhandelingen alleen maar zou bemoeilijken. Tegelijkertijd werkten veiligheidsdiensten achter de schermen aan een strategie om de technologische confrontatie te voeren naast de handelsconflicten.

President Trump maakte echter weinig onderscheid tussen deze twee oorlogen — de handelsoorlog en de technologische oorlog. Hij mengde nationale veiligheidsbelangen met economische concessies en persoonlijke gunsten, tot grote frustratie van zijn eigen adviseurs en tot genoegen van Xi Jinping. Een opvallend voorbeeld hiervan was zijn onverwachte pardon aan ZTE in mei 2018, een groot Chinees telecombedrijf dat door het Amerikaanse ministerie van Handel was gestraft wegens schending van sancties tegen Noord-Korea en Iran. Trump gaf persoonlijk opdracht om ZTE snel weer ‘in bedrijf’ te krijgen, zogenaamd om banen in China te redden, zonder dat daar een directe tegenprestatie tegenover stond. Dit werd bevestigd in het boek van John Bolton en bleek onderdeel van een breder patroon waarbij veiligheids- en handhavingskwesties ingezet werden als onderhandelingsmunten in de handelsgesprekken.

Binnen het Amerikaanse bestuur ontstond daarmee een spanningsveld waarin handels- en veiligheidsdoelen onhelder met elkaar vermengd werden. Secretaris van Handel Wilbur Ross probeerde nog een duidelijke scheiding aan te brengen tussen economische handelspolitiek en nationale veiligheidsmaatregelen, maar Trump overruilde dit herhaaldelijk via tweets die de twee zaken aan elkaar knoopten. De politieke realiteit werd zo dat nationale veiligheidskwesties werden gepercipieerd als ruilmiddel binnen het bredere geopolitieke onderhandelingsspel.

Aan Chinese zijde werd dit patroon snel herkend en benut. Elke actie van de VS gericht op het aanpakken van illegaal of corrupt gedrag door Chinese bedrijven werd als pressiemiddel ingebracht in de handelsonderhandelingen. Dit leidde tot een cyclus van wederzijdse toegevingen en escalaties waarbij Beijing steeds meer eiste in ruil voor economische concessies, waaronder de opheffing van de straffen tegen ZTE.

De interne dynamiek in het Amerikaanse team was turbulent. Tijdens een cruciale onderhandelingsronde in Beijing ontstond openlijke ruzie tussen Mnuchin en Peter Navarro, waarbij zelfs de Chinese tegenstanders getuige waren van de conflicten. Navarro vertoonde een gedrag dat door sommige White House-medewerkers als excentriek en onprofessioneel werd bestempeld, wat leidde tot pogingen om hem uit het team te verwijderen. Ondanks deze interne chaos bleef de handelsoorlog zich opstapelen.

Mnuchin probeerde korte termijn-deals te sluiten om Trump van verdere tariefverhogingen af te houden, maar de druk was te groot. Ondanks tijdelijke onderbrekingen kondigde het Office of the US Trade Representative nieuwe tariefmaatregelen aan, die door China met tegenmaatregelen werden beantwoord. Deze wederzijdse escalatie leidde tot steeds hogere dreigementen, waarbij Trump zelfs suggereerde dat alle Chinese importen onderhevig zouden kunnen worden aan tarieven.

Het publiek richtte zich voornamelijk op deze zichtbare handelsconflicten, maar onder de oppervlakte speelde zich een diepere verandering af. National security hardliners binnen de regering, die aanvankelijk buitengesloten waren van het handelsonderhandelingsproces, begonnen hun eigen strategieën te ontwikkelen. Zij zagen de verslechterende betrekkingen als een kans om hard in te grijpen op technologische en veiligheidsgebied. Vicepresident Mike Pence werd de drijvende kracht achter deze aanpak.

De verwevenheid van handels- en veiligheidsbelangen creëerde een complexe en onvoorspelbare politieke omgeving. Dit onderstreept het belang voor de lezer om te begrijpen dat geopolitieke conflicten zelden eendimensionaal zijn. Economische confrontaties kunnen diep doordringen in veiligheidskwesties en vice versa, waardoor beleidsbeslissingen vaak worden beïnvloed door uiteenlopende belangen en machtsdynamieken. Het onderscheiden van deze verschillende lagen is cruciaal om de achterliggende motieven en gevolgen van internationale conflicten volledig te doorgronden.

Waarom het Chinese sociale kredietssysteem de wereldpolitiek beïnvloedt

Het is een onmiskenbaar feit dat de geopolitieke spanningen tussen de Verenigde Staten en China de afgelopen jaren zijn toegenomen. De mate waarin China haar invloed uitoefent op zowel nationale als internationale arena's, is opmerkelijk. Maar een van de meest opvallende aspecten van deze invloed is het Chinese sociale kredietssysteem, een technologiegedreven strategie waarmee de Chinese Communistische Partij (CCP) niet alleen haar eigen bevolking maar ook buitenlandse bedrijven en individuen controleert.

Binnen China is het sociale kredietssysteem bedoeld om de burgerlijke loyaliteit te monitoren en te handhaven door iedere actie van een individu te beoordelen en te registreren. Elke aankoop, elk online bericht, elke openbare daad wordt beoordeeld en gewogen. Deze scores kunnen gevolgen hebben voor iemands werk, mobiliteit, toegang tot bepaalde openbare voorzieningen, en zelfs sociale status. In wezen creëert China een maatschappij waarin alles wat men doet, direct kan bijdragen aan of tegenwerken aan de politieke loyaliteit aan de CCP.

Het is belangrijk te begrijpen dat dit systeem niet gaat om economische of juridische gedragingen, zoals een traditioneel kredietscore zou doen, maar om politieke loyaliteit. In plaats van enkel de financiële gezondheid van een burger te beoordelen, richt het sociale krediet zich op hoe goed een individu zich verhoudt tot de ideologie van de partij. De scores bepalen dan niet alleen het gedrag binnen China, maar in toenemende mate beïnvloeden ze ook de buitenlandse politiek.

Bijvoorbeeld, in 2018 begon China het sociale kredietsysteem actief toe te passen op buitenlandse bedrijven en burgers, zelfs buiten de grenzen van China. De meest beruchte zaak betrof de National Basketball Association (NBA), die werd gestraft vanwege een tweet van een manager die zich tegen de Chinese regering uitsprak. De druk van China op buitenlandse bedrijven om zich politiek correct te gedragen, werd steeds sterker en zorgde voor grote wrijving met westerse landen.

Vooral de Trump-administratie vond zichzelf in een moeilijke positie, toen bedrijven in de VS werden aangespoord om politiek loyale keuzes te maken, zelfs als dat hen financieel zou schaden. De Amerikaanse regering trachtte de bedrijven ervan te overtuigen om ethische beslissingen te nemen die de belangen van hun land dienden, ook al zouden die keuzes invloed hebben op de winst.

Deze spanning werd nog verder vergroot toen de Chinese regering in mei 2018 internationale luchtvaartmaatschappijen dwong om de naam 'Taiwan' van hun websites te verwijderen, aangezien China Taiwan beschouwt als een provincie van het vasteland. De kwestie werd gezien als een symbool van de agressieve pogingen van China om de wereld politiek te manipuleren door economische macht. De reactie van de Verenigde Staten was om de eisen van China te verwerpen, terwijl de luchtvaartmaatschappijen, onder grote druk, probeerden een middenweg te vinden. Het resultaat was dat zij de naam 'Taipei' op hun websites plaatsten, maar zonder verdere geopolitieke implicaties te maken, een gebaar dat door China werd geaccepteerd.

Dit voorbeeld toont duidelijk aan hoe China haar social credit systeem steeds verder uitbreidt, niet alleen om haar eigen burgers in toom te houden, maar ook om haar politieke macht te exporteren naar andere landen en bedrijven. In wezen speelt het sociale kredietssysteem een belangrijke rol in de bredere wereldwijde invloed van China, wat vaak tot conflicten leidt met westerse waarden van vrijheid en onafhankelijkheid.

Het is essentieel te begrijpen dat dit niet slechts een kwestie van het binnenlands beleid van China is. Het is een strijd om de wereldorde, waarin China tracht een nieuw soort autoritaire governance te vestigen, waarbij technologie niet alleen gebruikt wordt voor controle binnen de nationale grenzen, maar ook voor het af dwingen van politieke loyaliteit op het wereldtoneel. De combinatie van technologie en autoritair beleid kan als een nieuwe vorm van ideologische oorlogvoering worden gezien, waarbij China zich niet alleen richt op haar eigen burgers, maar zich ook mengt in de politiek en economie van andere landen.

Het groeiende gebruik van deze technologie, niet alleen in China zelf maar ook in andere landen, heeft ingrijpende gevolgen voor de mondiale machtsverhoudingen. Het is van vitaal belang dat we ons bewust zijn van de manier waarop autoritaire systemen, ondersteund door technologische innovaties, de wereldpolitiek steeds meer zullen vormgeven. De vraag is niet of de wereld zich kan aanpassen aan de opkomst van dergelijke systemen, maar hoe ze zal reageren wanneer dit systeem steeds verder wordt uitgerold.