Bij het modelleren van een verkeerssituatie, waarin leerlingen de afstand tussen voertuigen in een file berekenen, komen tal van wiskundige concepten aan bod. Stel je voor dat je een rij van 40 voertuigen hebt op een snelweg. Elk voertuig heeft een lengte van 10 voet en de ruimte tussen de voertuigen wordt aanvankelijk verondersteld 10 voet te zijn. Dit resulteert in een totale lengte van 800 voet voor de hele rij voertuigen. Dit is een voorbeeld van een situatie waarin leerlingen, zowel in hun moedertaal als in de doeltaal, wiskundige aannames maken en aanpassen naarmate ze meer context en kennis toepassen.
De discussie begint met een eenvoudige aanname: als een voertuig 10 voet lang is en er 10 voet tussen elk voertuig zit, moet een voertuig met zijn afstand erachter in totaal 20 voet in beslag nemen. Dit lijkt een redelijk uitgangspunt, maar zoals vaak het geval is in wiskundige modellering, zijn de aannames zelden perfect. Selma brengt bijvoorbeeld het idee naar voren dat in een file de afstand tussen voertuigen doorgaans kleiner is dan de lengte van een voertuig zelf. Dit leidt haar en haar groep ertoe de tussenruimte te halveren tot 5 voet om een realistischer model te creëren.
Op dit punt komt translanguaging naar voren: de leerlingen gebruiken verschillende talen om wiskundige concepten te verduidelijken en zich de situatie voor te stellen. Selma spreekt in het Turks over het concept "mesafe", het woord voor afstand, om het belang van deze variabele te benadrukken. Ze gebruikt haar taalvaardigheid niet alleen om haar punt duidelijk te maken, maar ook om een brug te slaan tussen de wiskundige wereld en hun dagelijkse ervaring. Door handgebaren en voorbeelden uit het dagelijks leven wordt de abstracte wiskunde tastbaarder.
In de volgende fase van het modelleren gaat de discussie verder met een overweging van het aantal mensen in de voertuigen. Asya en Hale veronderstellen dat het gemiddelde aantal mensen per voertuig 2 is, met de uitleg dat op een werkdag een voertuig vaak door één persoon wordt bestuurd, terwijl op zondag – wanneer er wellicht familie-uitstapjes zijn – dit aantal waarschijnlijk hoger zal zijn. Deze overweging komt niet alleen uit hun kennis van verkeerssituaties, maar ook uit hun sociale ervaring: het is belangrijk om rekening te houden met het feit dat de dag van de week een invloed heeft op het aantal mensen in de voertuigen. Dit type interpretatie en verkenning is kenmerkend voor de manier waarop translanguaging helpt bij het maken van aannames en het begrijpen van de realiteit van een probleem.
Oya en Cemre merken echter op dat ze de tussenafstand tussen voertuigen in hun berekeningen niet hadden meegenomen. Dit zou hun model aanzienlijk kunnen beïnvloeden, omdat de veronderstelde afstand tussen voertuigen de berekening van het aantal voertuigen en daarmee de totale lengte van de file zou moeten verlagen. Ook hier komt translanguaging in actie: Oya schakelt tussen talen om haar punt kracht bij te zetten, gebruikmakend van het woord "mesafe" opnieuw, maar nu in de context van het model. Dit laat zien hoe cruciaal taal is in het proces van het maken en verifiëren van wiskundige modellen, vooral wanneer meerdere talen de toegang tot verschillende manieren van denken en begrijpen vergemakkelijken.
Het gebruik van meerdere talen in deze context verbreedt het begrip van de situatie en biedt meer flexibiliteit bij het oplossen van het probleem. Dit proces van translanguaging stelt de leerlingen in staat om een dieper inzicht te krijgen in de wiskundige modelleerfase, aangezien ze voortdurend heen en weer schakelen tussen hun persoonlijke ervaringen en de wiskundige theorieën die ze toepassen. Dit laat zien hoe cruciaal het is om verschillende denk- en taalbronnen te gebruiken om een realistisch en bruikbaar model te ontwikkelen.
In de laatste fase van het modelleren worden de resultaten vergeleken en gecontroleerd. Het blijkt dat Oya en Cemre veel meer mensen in de file hebben berekend dan de andere groepen, wat het belang van nauwkeurigheid en verificatie benadrukt. Ze ontdekken dat de veronderstellingen over de afstand tussen de voertuigen en het aantal mensen per voertuig cruciaal zijn voor het verkrijgen van een realistischer model. Dit wijst op de waarde van herziening en aanpassing in het modelleren, vooral wanneer de oorspronkelijke aannames niet overeenkomen met de werkelijke situatie.
Het gebruik van translanguaging in wiskundige modellering is niet slechts een kwestie van communicatie; het is een essentieel hulpmiddel om de kloof tussen abstracte wiskundige concepten en de realiteit van het dagelijks leven te overbruggen. Dit proces helpt leerlingen niet alleen om wiskundige modellen op te bouwen, maar ook om deze modellen te verfijnen en te verbeteren door hun eigen ervaringen en kennis te integreren. Het laat zien hoe taal een cruciale rol speelt in het vormen van wiskundig begrip en het ondersteunen van complexe denkprocessen.
In dit soort modellering wordt duidelijk dat een diepgaande interactie tussen taal en wiskunde de leerlingen helpt om de wereld om hen heen beter te begrijpen. Het stelt hen in staat om hun dagelijkse ervaringen te gebruiken om abstracte problemen op te lossen, waardoor wiskundige vaardigheden niet alleen een theoretisch belang hebben, maar ook praktisch en toepasbaar worden. Door translanguaging toe te passen, kunnen leerlingen wiskundige concepten vanuit verschillende perspectieven bekijken en zo tot meer genuanceerde en realistische oplossingen komen.
Hoe Werken Metacognitieve Strategieën bij Groepsopdrachten in Wiskundig Modelleren?
Metacognitieve strategieën zijn cruciaal voor het oplossen van complexe problemen, zoals die zich voordoen in de engineeringsector, vooral tijdens wiskundige modelleertaken. Deze strategieën stellen studenten in staat om bewust na te denken over hun eigen denkprocessen en deze aan te passen om effectiever problemen op te lossen. In deze studie werd een confirmatoire factoranalyse uitgevoerd om de metacognitieve strategieën te onderzoeken die engineeringstudenten gebruiken tijdens groepswerk in wiskundig modelleren.
De metacognitieve strategieën die studenten toepassen, kunnen worden onderverdeeld in drie hoofdgroepen: planning, monitoren en reguleren en evalueren. Elke groep bevat specifieke technieken die studenten helpen om systematisch en effectief hun probleemoplossend vermogen te optimaliseren.
In de planningfase richten studenten zich op het verhelderen van het probleem, het plannen van mogelijke oplossingsstrategieën en het kiezen van de beste aanpak. Ze gebruiken hierbij strategieën zoals het definiëren van aannames (bijvoorbeeld het idee dat een bepaalde veronderstelling noodzakelijk kan zijn voor het oplossen van het probleem) en het vergelijken van resultaten nadat ze verschillende oplossingsmethoden hebben geprobeerd. De nadruk ligt op gezamenlijke besluitvorming over de aanpak, wat de basis legt voor een gezamenlijke visie binnen de groep.
De monitorings- en reguleringsstrategieën betreffen het bijhouden van de voortgang en het identificeren van potentiële problemen of misverstanden tijdens het oplossen van het probleem. Studenten controleren regelmatig of ze op de juiste weg zijn, zowel wat betreft de inhoudelijke oplossing als de toegepaste werkwijze. Dit kan bijvoorbeeld door tijdsdruk te monitoren, de redelijkheid van de oplossing te heroverwegen of het werkplan indien nodig bij te stellen. Belangrijke strategieën in deze fase omvatten het waarborgen van individueel begrip binnen de groepsdynamiek, het stellen van vragen over de gebruikte wiskundige procedures en het onderzoeken van het model zelf.
Wanneer er zich problemen voordoen, schakelen studenten over naar regulering. In dit stadium bespreken ze gezamenlijk de moeilijkheden, vragen om hulp van een docent of passen hun aanpak aan. Het realiseren van de noodzaak om van strategie te veranderen of het werkplan bij te stellen, is een indicatie van een hoge mate van zelfreflectie en aanpassingsvermogen.
Tot slot omvatten de evaluatiestrategieën het beoordelen van de effectiviteit van de gekozen aanpakken en de middelen die beschikbaar zijn voor de oplossing. Dit kan gaan om het herzien van het modelleren van de processen en de toegepaste methoden, waarbij studenten actief nadenken over de algehele kwaliteit van hun werk.
De confirmatoire factoranalyse (CFA) toonde aan dat deze drie metacognitieve strategieën (planning, monitoren en reguleren, en evalueren) goed gedefinieerd kunnen worden als afzonderlijke factoren. De structuur van deze factoren werd bevestigd door statistische analyses die de interne consistentie van de meetinstrumenten waarborgden, met hoge waarden voor betrouwbaarheid en validiteit. De factoren met betrekking tot planning, monitoring en regulering vertoonden respectievelijk interne consistentiescores van 0,81, 0,87 en 0,81, wat aangeeft dat de toegepaste strategieën betrouwbaar zijn voor het meten van metacognitieve processen in deze context.
Het instrument, dat werd aangepast aan de specifieke context van het wiskundig modelleren, bevatte 23 items verdeeld over drie subconstructen. De validiteit en betrouwbaarheid van dit instrument werden geëvalueerd door deskundigen op het gebied van wiskundedidactiek en cognitieve psychologie, wat resulteerde in een score van 0,9 voor inhoudsvaliditeit. Dit betekent dat het meetinstrument effectief in staat is om de metacognitieve strategieën van engineeringstudenten tijdens modelleertaken te meten.
Hoewel de resultaten veelbelovend zijn, moet worden opgemerkt dat dit onderzoek zich beperkte tot een specifieke groep studenten van enkele universiteiten. Dit betekent dat de bevindingen mogelijk niet generaliseerbaar zijn naar alle engineeringstudenten, vooral in andere onderwijssystemen of culturele contexten.
Naast de metacognitieve strategieën die studenten gebruiken, is het van belang te begrijpen dat de effectiviteit van deze strategieën sterk afhankelijk is van de mate van ervaring van de student in het oplossen van modelleringstaken. Studenten met meer ervaring kunnen wellicht complexere strategieën toepassen of hebben de neiging om sneller adaptieve keuzes te maken wanneer zich problemen voordoen.
Daarnaast speelt de groepsdynamiek een belangrijke rol. Het vermogen om effectief samen te werken en een gezamenlijke aanpak te ontwikkelen, bevordert niet alleen de individuele reflectie, maar versterkt ook het vermogen van de groep om een probleem op te lossen. Het proces van discussiëren, het delen van perspectieven en het gezamenlijk evalueren van oplossingen is essentieel voor het optimaal benutten van metacognitieve strategieën.
Het is ook cruciaal om te erkennen dat metacognitieve strategieën niet in isolatie functioneren. Ze zijn vaak met elkaar verweven, waarbij de evaluatie van een probleem kan leiden tot herplanning, of het monitoren van de voortgang de behoefte aan regulering kan triggeren. Het dynamische karakter van deze strategieën maakt het moeilijk om ze strikt van elkaar te scheiden, maar dit draagt bij aan hun kracht als geïntegreerd geheel.
Hoe leraars interventies kunnen optimaliseren in de vroege fasen van het modelleren: Een studie van effectieve onderwijsmethoden
Het zevenstappen-modelleringcylcus, zoals gepresenteerd door Schukajlow et al. (2012), biedt een belangrijk voordeel ten opzichte van andere cycli doordat het onderscheid maakt tussen het opbouwen van een situatie-model, een reëel model en een wiskundig model. Dit maakt het mogelijk om de moeilijkheden in verschillende fasen van het modelleren te identificeren, en stelt leraren in staat om gerichte en adaptieve interventies te plannen, vooral in de kritische vertaalfase aan het begin van het modelleringproces. Het proces van modelleren wordt gekarakteriseerd door verschillende cognitieve subprocessen die betrokken zijn bij het oplossen van modelleertaken, wat een gedetailleerde beschrijving biedt van de noodzakelijke sub-competenties die leerlingen moeten ontwikkelen (Maaß, 2006). Dit biedt leraren waardevolle inzichten om hun ondersteuning beter af te stemmen, door kritieke fasen te identificeren waarin leerlingen waarschijnlijk meer moeite zullen ondervinden en door gerichte acties te ontwerpen om hen te helpen deze obstakels te overwinnen.
De competenties van leraren in het ondersteunen van leerlingen bij wiskundige modelleertaken zijn van cruciaal belang voor het succes van leerlingen bij het oplossen van dergelijke taken (Blum & Borromeo Ferri, 2009). Tijdens het oplossen van realistische problemen speelt extra-wiskundige kennis een essentiële rol, vooral in de vroege fasen van het proces, zoals het opbouwen van het situatie-model en het reële model. In deze fasen kan de leraar leerlingen begeleiden door belangrijke informatie te verzamelen, te selecteren, te verbinden en te verwerken. Dit proces is niet alleen gericht op het ontwikkelen van wiskundige vaardigheden, maar ook op het bevorderen van het vermogen van de leerlingen om verbanden te leggen tussen verschillende soorten informatie, zowel tekstueel als grafisch.
Om deze ondersteuning te karakteriseren, wordt het analytische raamwerk van Leiss et al. (2010) gebruikt. Dit raamwerk onderscheidt vier hoofdcategorieën voor het ondersteunen van leerlingen: informatie verzamelen, informatie selecteren, informatie verbinden en informatie verwerken. Binnen dit systeem zijn de aard en de kwaliteit van de leraarsinterventies van essentieel belang om te begrijpen waar ze plaatsvinden, hoe effectief ze zijn en in hoeverre ze aansluiten bij de voorbereidende diagnose en de acties die in de lesvoorbereiding zijn gepland. Dit analytische hulpmiddel helpt te begrijpen waar de moeilijkheden van de leerlingen liggen (bijvoorbeeld bij het verzamelen of verwerken van informatie) en of de interventie van de leraar direct instructief of meer strategisch van aard is, zodat de onafhankelijkheid van de leerlingen wordt gewaarborgd. Het is cruciaal dat de leraar de verantwoordelijkheid geleidelijk aan de leerlingen overdraagt, zonder hen richting een oplossing te sturen (Stender et al., 2017).
In de praktijk vereist dit proces een zorgvuldige planning van interventies die de vooruitgang van de leerlingen ondersteunen. Dit werd onderzocht in een lesstudie die plaatsvond in het kader van een professioneel ontwikkelingsproject. Drie ervaren vrouwelijke leraren, met meer dan 20 jaar ervaring, namen deel aan deze studie. De lesstructuur was opgebouwd uit vier fasen: het vaststellen van doelen en een voorbereidende studie, het plannen van de onderzoeksles, het uitvoeren van de onderzoeksles en een nabespreking en reflectie na de les. Elke leraar gaf de onderzoeksles in haar eigen klas, met leerlingen uit verschillende leerjaren. Het onderzoeksontwerp richtte zich voornamelijk op het analyseren van hoe leraren hun interventies planden en uitvoerden om de leerlingen te ondersteunen bij het modelleren van wiskundige taken.
In deze studie werd het taakontwerp van de leraar een belangrijk aandachtspunt. Het gekozen voorbeeld, de taak 'Cabo de São Vicente Lighthouse', is een uitstekende gelegenheid om de principes voor de ontwikkeling en evaluatie van modelleertaken te bespreken. Deze taak, die oorspronkelijk werd gepresenteerd door Niss en Blum (2020), werd aangepast en geselecteerd door de leraren op basis van verschillende criteria, waaronder realiteitsgehalte, relevantie, authenticiteit en toegankelijkheid. Dit voorbeeld omvat twee situaties die de leerlingen uitdagen om reële, wiskundige modellen te creëren op basis van de afstand van schepen tot de vuurtoren. De taak vereist kennis van de horizon en van fysieke afstanden, wat de noodzaak benadrukt om extra-wiskundige kennis in te brengen in het modelleren.
De resultaten van deze studie tonen aan dat de belangrijkste moeilijkheden van leerlingen zich vaak voordoen in de vroege fasen van het modelleren, wanneer ze extra-wiskundige kennis moeten gebruiken om de situatie en het model op te bouwen. De discussies tijdens de lesstudies waren gericht op het anticiperen op deze moeilijkheden en het ontwerpen van passende interventies die het juiste evenwicht vonden tussen het bieden van begeleiding en het bevorderen van de onafhankelijkheid van de leerlingen. De leraren waren zich ervan bewust dat te veel sturing hen zou kunnen weerhouden van het ontwikkelen van zelfvertrouwen in hun eigen probleemoplossende vaardigheden, terwijl te weinig sturing hen zou kunnen laten vastlopen in de taak. De juiste ondersteuning, vooral in de beginfase van het modelleren, is dus essentieel voor het succes van het leerproces.
Naast de geplande interventies die werden geanalyseerd, moeten leraren ook rekening houden met het belang van flexibiliteit en het vermogen om in te spelen op onverwachte moeilijkheden die zich tijdens de les kunnen voordoen. Het is belangrijk dat leraren in staat zijn om snel en effectief in te grijpen wanneer dat nodig is, terwijl ze tegelijkertijd het vertrouwen en de zelfstandigheid van de leerlingen bevorderen.
Zes tips voor online veiligheid
Structuur, logica en vormgeving van onderzoekswerken van leerlingen
Administratief-Maatschappelijk Controlelogboek van het Lokaal Overheidsgefinancierd Algemeen Secundair Onderwijsinstelling "Middelbare School Nr. 19 met Verdiepte Studie van Specifieke Vakken"
Ter gelegenheid van de Dag van de Republiek Baskortostan werden er op scholen evenementen georganiseerd volgens het plan voor de viering van de Dag van de Republiek Baskortostan in 2016.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский