De verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten in 2016 is slechts ten dele te begrijpen als een anomalie in het politieke landschap. Wie zijn opkomst reduceert tot een mediafenomeen of populistische opstand, miskent de diepgewortelde en geografisch gesitueerde dynamieken van het Amerikaanse raciale staatsapparaat. Trumps campagne—doordrenkt van racistische retoriek en nationalistische beeldvorming—was geen spontane eruptie, maar een strategische mobilisatie van witte suprematie als contrarevolutionaire kracht tegen progressieve verandering.
In tijden van economische of politieke crisis grijpt het Amerikaanse kapitalisme traditioneel terug op de loyaliteit van de witte midden- en arbeidersklasse. Deze groepen fungeren als buffer tegen structurele hervormingen die de fundamenten van raciaal kapitalisme zouden kunnen ondermijnen. De geschiedenis van de Verenigde Staten is er één van systematisch gebruik van witheid als politiek instrument: niet slechts als sociale identiteit, maar als mobiliserende macht binnen electorale processen en staatsstructuren.
Trumps discours rond “Make America Great Again” zette in op ressentiment en verlies—een verlies dat niet zozeer materieel als wel symbolisch is. Zijn aanval op immigranten, moslims en stedelijke zwarte gemeenschappen was geen randverschijnsel, maar kernboodschap. Zijn campagne kon wortel schieten in een natie waarin de angst voor de achteruitgang van witte dominantie wordt verbonden aan de dreiging van nationale desintegratie. Witheid werd zo gepositioneerd als bastion van orde, normaliteit en authenticiteit. De belichaming van Trump als rijke, heteronormatieve, dominante witte man speelde hierin een centrale rol.
De geografische dimensie van deze politiek is cruciaal. De ruimtelijke manifestatie van het raciale regime in de VS—met gesegregeerde woonwijken, onderwijsstructuren en arbeidsmarkten—vormt het decor waarin witte identiteit wordt geconstrueerd en verdedigd. Het is in deze ruimtes dat de witte middenklasse haar angst voor vervreemding projecteert en waarin politieke activering plaatsvindt. Het zijn geen abstracte ideologieën die hier circuleren, maar materiële ervaringen van verlies aan status, werkzekerheid en culturele hegemonie, die worden gekanaliseerd in politieke keuzes.
De retorische en visuele esthetiek van Trumps campagne—de muren, de ban-de-moslims retoriek, het demoniseren van stedelijke zwarte gemeenscha
Hoe heeft de economische crisis het witte suprematiedenken in de VS versterkt?
De ineenstorting van de huizenmarkt in de Verenigde Staten vernietigde honderden miljarden dollars aan vermogen, waarmee niet alleen de economie werd verzwakt, maar ook miljoenen Amerikaanse huishoudens financieel onder water kwamen te staan. Voor veel gezinnen betekende dit dat hun hypotheekschuld hoger werd dan de actuele waarde van hun woning. Deze economische realiteit, vooral zwaar voelbaar voor werkende families in de lagere en middeninkomensklassen, bracht diepe onzekerheid. Volgens het Economic Policy Institute verloren de onderste 80% van de bevolking gemiddeld 25% van hun nettovermogen, tegenover 16% bij de hoogste 20%. De gevolgen van deze scheve verdeling waren niet alleen financieel maar ook psychologisch en politiek van aard.
In plaats van dat economische ongelijkheid leidde tot een versterking van klassenbewustzijn en solidariteit tussen verschillende rassen, werkte het zogenaamde “psychologische loon van witheid” als verdelend principe. Deze notie, ontwikkeld door Du Bois, verklaart hoe witte Amerikanen — ook zij die economisch kwetsbaar zijn — hun maatschappelijke status blijven legitimeren via hun raciale identiteit. Deze symbolische beloning, hoewel immaterieel, fungeert als buffer tegen gedeeld klassenbelang. Wanneer economische crises toeslaan, wordt deze raciale identiteit opnieuw geactiveerd als sociaal bindmiddel voor witte burgers die zich bedreigd voelen, niet alleen door armoede maar door het verlies van cultureel en demografisch overwicht.
De economische onzekerheden van de Grote Recessie vielen samen met het verval van traditionele middenklassebanen, vooral in de maakindustrie, en een toename van laagbetaalde banen in de dienstensector. Voor veel Amerikanen betekende dit verlies van perspectief en stabiliteit. Deze angst en frustratie werden politiek gemobiliseerd. Niet in de richting van progressieve herstructurering, maar via een hernieuwd appel aan wit nationalistisch sentiment — een sentiment dat Donald Trump tijdens zijn campagne vakkundig wist aan te spreken.
Trumps electorale strategie was allesbehalve toevallig of spontaan. De ideologische infrastructuur van zijn campagne werd mede gevormd door adviseurs die banden onderhielden met de zogenaamde Alt-Right. Deze beweging, een conglomeraat van extreemrechtse denkers en activisten, keert zich tegen multiculturele waarden en verkondigt dat de ‘witte identiteit’ wordt ondermijnd door politieke correctheid en sociale rechtvaardigheid. Steve Bannon, voormalig hoofd van Breitbart en strategisch brein achter Trump, bood via zijn platform ruimte aan auteurs die het witte suprematiedenken normaliseerden.
Milo Yiannopoulos en Allum Bokhari schreven in hun manifest “An Establishment Conservative’s Guide to the Alt-Right” over een bewust en georganiseerd wit identitair project dat zich verzet tegen diversiteit en gelijkheid. Zij stellen dat de Alt-Right voornamelijk bestaat uit blanke, mannelijke Amerikanen uit de middenklasse, die kiezen voor homogeniteit boven pluralisme en voor hiërarchie boven egalitarisme. Hun politieke instinct is gericht op het beschermen van dat wat bekend is en het afwijzen van dat wat als vreemd wordt ervaren. In dit discours ligt een evolutionair en cultureel racisme besloten, dat appelleert aan angst voor het onbekende en dat in een economisch kwetsbare context razendsnel politiek kapitaal wordt.
De opkomst van Trump moet in dit licht worden gelezen. Niet als anomalie, maar als herhaling van een historisch patroon waarin witte Amerikanen, geconfronteerd met economische of demografische verschuivingen, reageren met een terugkeer naar exclusieve raciale solidariteit. Deze dynamiek dateert al van na de Amerikaanse Burgeroorlog, toen allianties tussen arme witte en zwarte arbeiders werden ondermijnd door raciale propaganda en verdeeldheid. In plaats van klassenallianties kregen repressieve wetten en raciaal ge
Wat verklaart de opkomst van Trump werkelijk?
De verkiezing van Donald Trump in 2016 werd door velen aanvankelijk verklaard als een reactie op economische onzekerheid, globalisering en een falend politiek establishment. Deze analyse, hoe gangbaar ook in de media en onder politieke commentatoren, blijkt bij nadere beschouwing een fundamenteel misverstand te zijn. Ze verbergt de diepere, structurele realiteit: de centrale rol van witheid als contra-revolutionaire kracht binnen de Amerikaanse politieke economie. Wie werkelijk wil begrijpen waarom Trump aan de macht kon komen, moet zich niet uitsluitend richten op economische factoren, maar op de historische continuïteit van wit suprematisch ressentiment als mechanisme van sociale ordening.
Zoals W.E.B. Du Bois al beschreef in Black Reconstruction, is witheid geen sociaal bijproduct, maar een integraal onderdeel van de Amerikaanse kapitalistische orde. In perioden van structurele crisis grijpen de heersende klassen in de Verenigde Staten consequent terug op geweld — legaal en illegaal —, verkiezingsmanipulatie en hernieuwde nadruk op witte suprematie als politieke stabilisator. De verkiezing van Trump is daarin geen aberratie, maar een herhaling van patronen die teruggaan tot de wederopbouwperiode na de Amerikaanse Burgeroorlog. Deze patronen worden telkens opnieuw gemobiliseerd zodra de raciale en demografische hiërarchieën in gevaar lijken te komen.
De diepe angst voor een demografische transformatie — een vermeend verlies van de "witte meerderheid" — heeft geleid tot een politieke cultuur van ressentiment en mobilisatie. Trump gaf hier vorm aan door een discours te voeren dat deze onderhuidse angsten expliciet maakte en politiek activeerde. Niet door complex beleid of economische hervormingen, maar door een vorm van symbolisch geweld waarin witte identiteit werd herbevestigd als normatieve kern van de Amerikaanse natiestaat.
Neoliberalisme heeft deze ontwikkeling niet veroorzaakt, maar wel gefaciliteerd. De ontmanteling van collectieve instituties, vakbonden, publieke diensten en sociale vangnetten creëerde een vacuüm waarin identitaire politiek de overhand kreeg. In plaats van solidariteit ontstond segregatie; in plaats van klassenbewustzijn, een politiek van etnische rancune. Het neoliberale subject is geïsoleerd, competitief en bang — een perfecte voedingsbodem voor autoritaire populisten die identiteit verkiezen boven structuur, en mythe boven analyse.
De figuur van Trump kon alleen ontstaan binnen deze context van gecultiveerde witte angst. Zijn aanhangers zagen in hem geen traditionele politicus, maar een beschermer van een verdwijnende orde. Zijn retoriek — van grensmuren tot reisverboden — was geen aberratie, maar een directe echo van een diepgeworteld politiek model waarin witheid wordt ingezet als buffer tegen sociale verandering. Deze politieke logica heeft zich gedurende decennia gevormd via mechanismen als de ‘Southern Strategy’, massale opsluitingssystemen, suburbanisatie en de privatisering van publieke ruimte. Elk van deze strategieën fungeerde als verdediging van een witte natiestaat tegen de opkomst van multiculturele democratie.
Daarom volstaat het niet om Trump te reduceren tot een economisch fenomeen of een mediahype. Hij is eerder een manifestatie van een veel fundamentelere Amerikaanse condition: de onwil to
Hoe maak je een rauwe maaltijd die vullend én verfijnd is?
Hoe creëer je duurzame fitnessgewoonten in 12 weken?
Hoe blijft witheid een machtsinstrument in de Amerikaanse raciale staat?
Hoe werkt de communicatie tussen culturen via taal en symbolen?
Hoe je een raket bouwt en andere geweldige LEGO® ideeën

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский