In het proces van koudwalsen van metalen folies kunnen interessante mechanismen van deformatie en breuk optreden, vooral wanneer harde en zachte materialen met elkaar in contact komen. Dit is het geval bij bijvoorbeeld koperen (Cu) en titanium (Ti) laminaten, waar het walsproces specifieke structuren en spanningen in de lagen genereert die leiden tot vervorming en breuk. De invloed van de dikte van de Ti-laag en de mechanismen die hierbij betrokken zijn, is een cruciaal onderdeel van het begrijpen van de eigenschappen van deze nanocomposietmaterialen.

Het walsen van Cu/Ti-laminaten resulteert vaak in een karakteristieke 'concaaf' vorm van de interface, zoals te zien in de TEM-afbeeldingen van de fractuurgebieden van de Ti-laag. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de combinatie van verschillende mechanische eigenschappen van Cu en Ti, waarbij de Cu-laag die dikker is dan de Ti-laag, de deformatie van de Ti-laag beïnvloedt. De Cu-laag wordt naar de Ti-laag gedrukt, wat leidt tot een ‘inspringen’ van het Cu-materiaal in de Ti-laag. Dit resultaat wijkt af van wat we zouden verwachten wanneer twee lagen met vergelijkbare mechanische eigenschappen worden gewalst, waarbij de interface doorgaans vlak of convex zou zijn.

Wanneer de dikte van de Ti-laag verder wordt gereduceerd, zoals bijvoorbeeld in het geval van een Ti-laag van 25 μm, verandert de interface van een bolle naar een holle (concaaf) vorm. Dit gedrag wordt verklaard door de verhouding van de dikte tussen de harde en zachte lagen, waarbij de zachte Cu-laag, door zijn grotere dikte, een grotere invloed heeft op de uiteindelijke vorm van de interface.

Het verschil in de mechanische eigenschappen van de materialen veroorzaakt een ongelijkmatige vervorming. Dit is een belangrijk aspect in het proces van koudwalsen, waar de rek- en spanningsverdeling tijdens het proces niet gelijkmatig over de lagen wordt verdeeld. De Cu-laag speelt een dominantere rol in het vervormingsmechanisme, waardoor de Ti-laag de neiging heeft om zich te buigen en in te storten bij het toenemen van de deformatie. Dit effect is vooral duidelijk in de TEM-afbeeldingen, waarin de Cu-laag nabij de Ti-laag een veel fijnere korrelstructuur vertoont dan de rest van het Cu-materiaal, als gevolg van de verplaatsing en de rek die optreden tijdens het walsen.

De sterkte van het nanostructuur-materiaal wordt vaak geassocieerd met de korrelgrootte, volgens de beroemde Hall-Petch relatie. Dit betekent dat, wanneer de korrelgrootte in het Cu-materiaal nabij de Ti-laag wordt verkleind, de sterkte van het Cu-materiaal in dat gebied toeneemt. Naarmate het aantal walspasses toeneemt, wordt de dikte van de verfijnde laag groter en komt uiteindelijk de gehele structuur tot een uniforme korrelgrootte, wat bijdraagt aan het uiteindelijke mechanische gedrag van het laminatenmateriaal.

Dit proces van deformatie en korrelverfijning is van groot belang voor de productie van hoogwaardige nanocomposietfolies. Bij het vervaardigen van dergelijke folies moet men rekening houden met de specifieke manier waarop de harde laag zich gedraagt tijdens de deformatie, aangezien de hardheid van het materiaal invloed heeft op de algehele prestaties van het laminatenmateriaal. De mate van vervorming en breuk in de harde lagen beïnvloedt direct de eigenschappen van de resulterende structuur.

De theorie over de deformatie van Cu/Ti-laminaten in de koude walsbewerking is verder verfijnd door verschillende studies, die de invloed van verschillende lagen en de verdeling van spanningen tussen de materialen hebben onderzocht. De invloed van de mate van vervorming van de Ti-laag op de uiteindelijke eigenschappen van het materiaal is van groot belang voor het verkrijgen van betere mechanische eigenschappen in nanocomposietmaterialen.

In recente simulaties van de deformatie van Cu/Ti-laminaten wordt de verandering van de interfacevorm tussen de lagen duidelijk weergegeven. Bij de eerste pass is er nog geen significant verschil in de diktes van de lagen, maar naarmate het walsen vordert, verandert de interface van een convexe naar een concave vorm. Dit proces toont aan hoe het verschil in de mechanische eigenschappen van de lagen, samen met de dikteverschillen, de uiteindelijke vorm van de interface en de mate van vervorming van elke laag beïnvloedt.

Deze bevindingen geven niet alleen inzicht in de complexiteit van de deformatieprocessen, maar benadrukken ook het belang van het begrijpen van de rol van de mechanische eigenschappen van de materialen bij het walsen van dunne folies. Bij het ontwerp en de fabricage van deze materialen moeten de specifieke effecten van de deformatie op de mechanische eigenschappen van zowel de harde als de zachte lagen in overweging worden genomen.

De interactie tussen harde en zachte lagen is een sleutelfactor in de productie van hoogwaardige composietmaterialen. Het begrijpen van de deformatiepatronen en de invloed van de dikteverschillen is essentieel voor het optimaliseren van het koude walsproces en voor het verkrijgen van nanocomposietmaterialen met de gewenste mechanische eigenschappen. Het is cruciaal om te erkennen dat de structuur van de interface tussen harde en zachte materialen niet alleen een visuele eigenschap is, maar dat het direct invloed heeft op de sterkte, de duurzaamheid en de prestaties van het uiteindelijke materiaal.

Hoe evolueren en verbeteren geavanceerde metalen composieten via rollende bondingtechnieken?

Met de snelle vooruitgang in wetenschap en technologie zijn er steeds hogere eisen gesteld aan metalen materialen: ze moeten lichter zijn, sterker, beter bestand tegen slijtage en corrosie. Traditionele metalen voldoen vaak niet aan deze gecombineerde eisen, waardoor de ontwikkeling van metalen laminaten – gelaagde metalen composieten – sterk is toegenomen. Zulke laminaten, zoals Cu/Al, Mg/Al, Al/staal, en Al/Ti combinaties, vinden hun toepassingen in uiteenlopende sectoren zoals de auto-industrie, luchtvaart, scheepsbouw, elektronica en chemische industrie. Hun unieke fysische en chemische eigenschappen maken ze bijzonder geschikt om bestaande beperkingen van enkelvoudige metalen te overwinnen.

De fabricagemethoden voor deze metalen composieten kunnen worden onderverdeeld volgens de fysieke toestand van de matrixmetaal in vloeistof-vloeistof, vast-vloeistof en vast-vast verbindingstechnieken. De vloeistof-vloeistof methode, zoals het kernvullen bij continu gieten, combineert de matrixmetaal stolling met de interfacevorming, wat de productietijd sterk kan verkorten. Desondanks vereist deze techniek een zeer strikte procescontrole en heeft het een relatief lage opbrengst. Roll-casting, als voorbeeld van vast-vloeistof bonding, biedt hogere productie-efficiëntie en lagere kosten. Dankzij hoge temperaturen en roldruk ontstaat een sterke binding, maar dit gaat gepaard met hoge energieconsumptie.

Van alle methoden is vast-vast bonding, met name roll bonding, het meest toegepast in de industrie vanwege de bestuurbaarheid van het proces. Roll bonding onderscheidt zich door minimale vervuiling, stabiele productie en hoge efficiëntie. Het proces berust op het doorbreken van oxidatielagen op het oppervlak van de metalen onder hoge roldruk, wat leidt tot plastische vervorming en nauwe atomaire contacten op de interface. Door warmte en diffusie ontstaat een metallurgische verbinding zonder smelten. Voorafgaand aan roll bonding worden oppervlakken zorgvuldig gereinigd om vuil en vet te verwijderen en wordt vaak een rekristallisatie-annealing toegepast om de intermetaalverbindingen in de binding te optimaliseren.

In het kader van aluminium-titanium carbide (Al/TiC) metalen composieten die via accumulatief roll bonding (ARB) worden geproduceerd, toont de microstructurele evolutie aan hoe de nano-keramische versterkingsdeeltjes uniform verspreid raken in de matrix. Dit leidt tot een significant verbeterde mechanische weerstand, met name in sterkte en slijtvastheid, doordat de keramische nanodeeltjes de dislocatiebewegingen in het metaal belemmeren. Bovendien verbetert ARB de diffusie van atomen en de interface binding door het herhaaldelijk vervormen en rollen, wat een fijnere en homogener microstructuur oplevert.

Naast Al/TiC zijn er tal van andere keramische nano-versterkingen die succesvol via ARB in metalen composieten zijn geïmplementeerd, wat de veelzijdigheid van deze techniek benadrukt. Deze geavanceerde materialen bieden daardoor potentieel voor toepassing in hoogtechnologische sectoren zoals lucht- en ruimtevaart, defensie en energie, waar hoge sterkte, laag gewicht en slijtvastheid cruciaal zijn.

Het begrip van de microstructurele mechanismen achter de interfacevorming en de rol van nanoversterkingen is essentieel voor het verder optimaliseren van fabricagemethoden en prestaties van metalen composieten. Bovendien is het belangrijk te beseffen dat de procesparameters – zoals roltemperatuur, druk, aantal bewerkingen en annealingcycli – zorgvuldig moeten worden afgestemd op het specifieke metaalcomposiet om optimale eigenschappen te bereiken.

Naast technische aspecten verdient ook de duurzaamheid aandacht. Door het lagere gewicht en verbeterde prestaties dragen metalen laminaten bij aan energie-efficiëntere toepassingen, wat aansluit bij hedendaagse eisen voor milieuvriendelijke technologieën. Tegelijkertijd kunnen de productiemethoden, vooral die met lagere energieconsumptie en minder afval, bijdragen aan een circulaire economie.

De voortdurende integratie van nieuwe nano-versterkingen en de verfijning van roll bonding technieken bieden een veelbelovende weg voor de toekomstige ontwikkeling van metalen composieten. Het inzicht in de wisselwerking tussen microstructuur, interfacechemie en mechanische eigenschappen vormt de sleutel tot de succesvolle toepassing in veeleisende industrieën.

Wat is het effect van temperatuur op de mechanische eigenschappen van Al/Mg-Li laminaten?

In de studie van Al/Mg-Li laminaten werd aangetoond dat de mechanische eigenschappen, zoals ductiliteit en treksterkte, sterk afhankelijk zijn van de verwerkingstemperatuur tijdens het lamineren. Dit effect wordt vooral zichtbaar in de scheur- en breukmodi van de laminaten, die variëren afhankelijk van de toegepaste rolltemperatuur. In laminaten zoals HR+RTR1 werd de breuk van de Mg-Li laag gekarakteriseerd door een relatief gladde, britse breuk met kenmerken van spleet- en quasi-spleetbreuken. Daarentegen vertoonde de Al-laag een ductiele breuk met grotere deuken op het breukoppervlak. In het geval van het HR+RTR2-laminaat was de breuk in de Mg-Li-laag aanzienlijk scherper, terwijl de Al-laag slechts enkele deuken vertoonde. Het algemene breukgedrag van dit laminaat was dus brits.

Wanneer we het HR+CR1-laminaat beschouwen, zien we een compleet ander beeld. De Mg-Li-laag vertoonde uniforme deuken, terwijl de Al-laag grote, diepe deuken had. Dit gaf aan dat het HR+CR1-laminaat een ductiele breuk vertoonde. Het HR+CR2-laminaat vertoonde echter minder deuken in de Mg-Li-laag en minder diepe deuken in de Al-laag in vergelijking met HR+CR1, wat wijst op een verminderde ductiliteit in dit laatste laminaat.

De fractuuranalyse en het SEM-EDS-beeldmateriaal laten duidelijk het verschil zien in de aard van de hechting tussen de Al- en Mg-Li-lagen, afhankelijk van de toegepaste procescondities. De hechting tussen de lagen blijkt sterk afhankelijk van de verwerkingstechniek. Bij het HR+RTR1-laminaat was de hechting tussen de Al-matrix en de Mg-Li-laag minder sterk en geconcentreerd, terwijl bij HR+CR1 de hechting groter en meer verspreid was. Dit heeft invloed op de breukkarakteristieken en de algehele sterkte van het laminaat.

De mechanische binding tussen de lagen is voornamelijk mechanisch van aard. De verdeling van het Al-element aan de scheidingsinterface van de Mg-Li-laag kan dit fenomeen verder verklaren. Onder de CR-techniek werd een meer uniforme mechanische binding gerealiseerd, wat resulteerde in een stabielere afschilferingscurve dan bij RTR, waar de verdeling van de Al-matrix dikte ongelijk was, wat leidde tot meer fluctuaties in de curve.

In de context van de ductiliteit van laminaten, vertoonde het HR+RTR-laminaat een lage ductiliteit, terwijl laminaten die onder CR waren verwerkt, een significant verbeterde ductiliteit en treksterkte vertoonden. Dit is voornamelijk te wijten aan de veranderingen in de microstructuur van de Mg-Li-laag tijdens de verwerking bij verschillende temperaturen. De studie wijst op een belangrijk aspect van de evolutie van de microstructuur: de duale fase van de Mg-Li-laag vertoonde aanzienlijke verschillen afhankelijk van de roltemperatuur, wat van invloed was op de uiteindelijke mechanische eigenschappen van de laminaten.

Bij het onderzoeken van de faseovergang in de Mg-Li-laag tijdens het cryorollen (CR), werd het verschil in aantal faseomzettingen duidelijk. In tegenstelling tot de traditionele verwerking bij hogere temperaturen, waar geen faseomzetting plaatsvond, resulteerde de verlaagde temperatuur in het cryorollen in verschillende graden van faseomzetting van de β-Li naar de α-Mg fase. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door de verminderde temperatuur, wat leidde tot een lager verschil in Gibbs vrije energie tussen de twee fasen en daardoor de snelheid van atomaire diffusie beïnvloedde. De faseomzetting werd sterker bevorderd onder lagere temperaturen door de toegenomen diffusiesnelheid en het resulterende energieverschil.

Het fenomeen van faseomzetting had een directe invloed op de macromechanische eigenschappen van de laminaten. Bij HR+RTR1 werd een aanzienlijke toename van de α-Mg fractie waargenomen, terwijl bij HR+CR1 de faseomzettingen aanzienlijk minder waren. Dit verschil werd verklaard door het feit dat de hogere deformatiestress bij RTR een grotere faseomzetting bevorderde, terwijl het cryorollen, door de langzamere atomaire diffusie en verminderde energiedrift, slechts enkele nieuwe fasen vormde.

In termen van plastische vervorming heeft de fractie en morfologie van de α-Mg fase in de Mg-Li lagen een aanzienlijke invloed op de ductiliteit van de laminaten. De spanning in de Al-laag veroorzaakte nekvorming tijdens de breuk, wat bijdroeg aan de ductiliteit, terwijl de Mg-laag onder RTR en CR respectievelijk ductiele en brosse breuk vertoonde, wat aangeeft dat de rekbaarheid van de laminaten voornamelijk afhankelijk is van de ductiliteit van de Mg-laag.

Verder blijkt uit de rekhardingscurves dat de totale rekbaarheid van de HR+CR laminaten veel hoger was dan die van de HR+RTR laminaten, wat blijkt uit het voorkomen van een vierde stadium in de rekhardingscurve. Dit stadium wordt gekarakteriseerd door een lineaire afname van de rekhardingsgraad, gevolgd door een lage en stabiele hardingsgraad. Dit fenomeen is te wijten aan de specifieke microstructurele veranderingen die optreden tijdens cryorollen, die bijdragen aan een betere ductiliteit.

In conclusie kan gesteld worden dat de verwerkingstemperatuur een cruciale rol speelt in de mechanische eigenschappen van Al/Mg-Li laminaten. De cryorollingtechniek leidt tot verbeterde ductiliteit en sterkte door het bevorderen van faseomzettingen en het verbeteren van de mechanische binding tussen de lagen. Het is essentieel om het effect van temperatuur en procesomstandigheden zorgvuldig te beheren bij het ontwerp van deze materialen voor toepassingen die hoge prestaties vereisen.

Hoe beïnvloeden HEAps de mechanische eigenschappen van AA5083 MMC's?

De toevoeging van HEAps aan de AA5083 matrix resulteert in opmerkelijke verbeteringen van de mechanische eigenschappen, zoals blijkt uit de verschillende analyses van de geteste materialen. Het toevoegen van 1 gew.% HEAps aan de AA5083 leidt tot een stijging van de rekgrens (YS) van 120 MPa naar 146 MPa, en bij 3 gew.% HEAps bereikt deze waarde zelfs 207 MPa. Deze veranderingen in mechanische eigenschappen zijn duidelijk te wijten aan de interactie tussen de matrix en de harde HEAps-deeltjes die in de metaallegering worden verspreid.

De microstructuur van de MMC’s met HEAps is essentieel voor het verbeteren van de mechanische prestaties van de legeringen. De FE-SEM-beelden van de als-gegoten en gewalste MMC’s laten zien dat de HEAps de matrix effectief versterken. Bij de als-gegoten materialen zijn de HEAps-deeltjes meestal groter, met een gemiddelde diameter van ongeveer 15-20 μm. Na het koudwalsen wordt de grootte van de deeltjes gereduceerd tot 5-10 μm, wat de sterkte van het materiaal verder verhoogt door de verkleining van de deeltjesgrootte, een proces dat bekend staat als 'korrelverfijning'. Dit gebeurt als gevolg van de toepassing van externe krachten tijdens het walsen, waarbij de deeltjes beter in de matrix worden geïntegreerd en versterking bieden.

De invloed van HEAps op de treksterkte (UTS) is ook significanter bij hogere ma