Politieke storytelling is een van de meest overtuigende vormen van communicatie met kiezers. Wat echter het meest verontrustend is, is dat deze verhalen vaak zelfs werken, zelfs wanneer ze niet waar zijn. In de afgelopen decennia heeft de politiek zich steeds meer aangepast aan de narratieve structuren die we vinden in populaire cultuur en Hollywoodfilms. Verhalen die goed worden verteld, hebben de kracht om de publieke opinie te beïnvloeden, ongeacht de werkelijke feiten die ze presenteren.

De kunst van het politieke verhaal wordt niet enkel gekarakteriseerd door het vermogen om waarheden te manipuleren; het is ook de manier waarop politieke leiders verhalen creëren die resoneren met de emoties en verlangens van hun publiek. Dit fenomeen is vooral zichtbaar in de recente opkomst van populistische leiders zoals Donald Trump, Jair Bolsonaro en Viktor Orbán. Wat deze leiders gemeen hebben, is hun vermogen om zichzelf te positioneren als de helden in een episch verhaal van strijd tegen een vijand, vaak gesymboliseerd als het establishment, de elites of zelfs de media.

Het narratieve raamwerk waarop deze politieke figuren vertrouwen, is geen toeval. Het is een zorgvuldig geconstrueerd verhaal dat de ontvanger zowel emotioneel als intellectueel aanspreekt. Het is geen verrassing dat het publiek eerder geneigd is te geloven in een goed verteld verhaal dan in feitelijke, verifieerbare informatie. Dit komt doordat verhalen, vooral die met een dramatische opbouw, intrinsiek aantrekkelijker zijn voor de menselijke geest. Ze geven betekenis aan complexe en vaak chaotische politieke realiteiten en maken het mogelijk om zowel eenvoudige als ingewikkelde politieke conflicten te begrijpen in termen van goed tegen kwaad.

Politieke verhalen zijn bovendien zelden neutraal of objectief; ze zijn vaak gebouwd rond emotionele ladingen die de perceptie van de werkelijkheid beïnvloeden. Bijvoorbeeld, door het presenteren van het politieke landschap als een strijd tussen "de gewone man" en de corrupte elite, wordt de politieke identiteit van kiezers stevig verbonden met het verhaal dat wordt verteld. De kracht van deze verhalen ligt in hun vermogen om identiteit en solidariteit te creëren, zelfs als de feiten niet in lijn zijn met het gepresenteerde verhaal.

In het licht van deze dynamiek moeten we ons bewust zijn van de gevaren van politieke verhalen die niet op feiten zijn gebaseerd. In tijden van postwaarheid, waarin waarheden steeds meer vervagen en feiten ter discussie worden gesteld, is het essentieel om te begrijpen hoe verhalen die geen basis in de werkelijkheid hebben, zich kunnen verspreiden en het politieke landschap kunnen vormgeven. De opkomst van complottheorieën en alternatieve feiten is een direct gevolg van deze verschuiving in de politieke communicatie. Verhalen worden niet langer onderworpen aan een objectieve waarheidsbeoordeling, maar worden bepaald door hun effectiviteit in het beïnvloeden van de publieke opinie.

Politieke communicatie in deze tijd vraagt van ons dat we kritisch kijken naar de verhalen die ons verteld worden en de manieren waarop ze onze opvattingen en overtuigingen vormen. Een belangrijk aspect van het begrijpen van de invloed van politieke verhalen is het besef dat deze verhalen niet alleen de politiek sturen, maar ook de manier waarop we onszelf als burgers en leden van een samenleving begrijpen. Het is de kunst van het politieke verhaal die, hoewel vaak emotioneel geladen en tendentieus, de kracht heeft om onze collectieve identiteit te bepalen.

Wat verder moet worden opgemerkt, is de onmiskenbare rol die technologie speelt in het verspreiden van politieke verhalen. In het digitale tijdperk zijn sociale media platforms cruciaal geworden in de vormgeving van deze verhalen. Ze bieden de middelen voor politieke leiders om direct met hun publiek te communiceren, vaak zonder tussenkomst van traditionele journalistieke standaarden of feitelijke controle. De snelheid en schaal waarop informatie (of desinformatie) zich verspreidt, maken het steeds moeilijker voor de kiezer om de waarheid van fictie te onderscheiden. Het is daarom van cruciaal belang dat burgers zich bewust zijn van de kracht van verhalen en de impact die ze kunnen hebben op onze democratische processen.

In het licht van deze uitdagingen moeten we ons als samenleving voortdurend afvragen hoe we ons eigen vermogen om tegenverhalen te vertellen kunnen versterken. Verhalen die tegenwicht bieden aan de dominante narratieven kunnen ons in staat stellen om onze politieke realiteit opnieuw te herdefiniëren en onze eigen toekomst in handen te nemen. Dit vereist echter een diepgaand begrip van hoe politieke communicatie werkt en een bereidheid om actief deel te nemen aan het vertellen van de verhalen die onze samenleving vormgeven.

Hoe campagneleuzen politieke verhalen vormgeven en beïnvloeden

Politieke slogans zijn krachtige instrumenten in het creëren van verhalen die de perceptie van de kiezer kunnen sturen. Ze zijn niet alleen simpele boodschappen; ze zijn ontworpen om emotionele reacties op te roepen en verandering teweeg te brengen. Het gebruik van imperatieven in slogans zoals "Take" en "Make" roept directe actie op, wat essentieel is voor het aansteken van de dynamiek die noodzakelijk is voor politieke verandering. Dit verschilt sterk van slogans zoals "Stronger Together" of "Stronger, Safer and Better Off", die de status quo proberen te verkopen zonder daadwerkelijke oproep tot actie. Deze slogans suggereren een onzekerheid over de toekomst, maar bieden geen krachtige visie voor verandering, waardoor ze weinig emotionele aantrekkingskracht hebben.

Een belangrijk kenmerk van de slogans die daadwerkelijk beweging teweegbrengen, is het gebruik van nostalgie. Zowel de Britse campagne "Vote Leave" als de Amerikaanse "Make America Great Again" wijzen naar een verloren tijdperk dat kan worden herwonnen. Dominic Cummings, de campagneleider van Vote Leave, legde uit hoe de slogan werd opgebouwd rond het idee van verlies en herstel: het verleden was beter, veiliger en voorspelbaarder dan de onzekere toekomst. Dit gebruik van nostalgie weerspiegelt een diepgeworteld narratief in de westerse cultuur, waarin de val van een onschuldige, eenvoudiger tijd een centraal thema is, dat voortkomt uit religieuze en historische verhalen over verlies en herstel.

De kracht van framing speelt hierbij een cruciale rol. Framing is de manier waarop we de wereld waarnemen door bepaalde associaties die met woorden en ideeën verbonden zijn. In politiek taalgebruik heeft framing de kracht om bepaalde waarden te associëren met specifieke groepen of ideeën, wat kan leiden tot een evaluatie van deze concepten in de publieke opinie. Dit proces van framing is niet altijd expliciet, maar heeft diepgaande invloed op hoe we ideeën en mensen zien. Zo associeerde de Britse Conservatieve Partij in 1978 de Arbeiderspartij met werkloosheid door middel van de slogan "Labour Isn't Working". Deze framing zorgde ervoor dat werkloosheid niet alleen werd gezien als een sociaal probleem, maar als een probleem dat specifiek aan de partij van de arbeiders was verbonden.

Verschillende manieren van framing kunnen zelfs subtiele veranderingen teweegbrengen in de manier waarop we denken over complexe sociale vraagstukken. De keuze van woorden, zoals "illegal aliens" in plaats van "undocumented immigrants", kan de manier waarop mensen immigranten waarnemen drastisch veranderen. Het woord "illegal" roept een associatie op met criminaliteit, terwijl "undocumented" neutraal en minder stigmatiserend is. Dit soort framing kan het debat over kwesties als immigratie of belasting drastisch beïnvloeden.

Bovendien zijn politieke partijen zich steeds meer bewust van de kracht van taal in hun campagnes. Groepen zoals de TaxPayers’ Alliance in het VK adviseren politici om bepaalde woorden te gebruiken die de ideologie ondersteunen die ze proberen te bevorderen. Door bijvoorbeeld "government money" te vervangen door "taxpayers’ money", wordt een link gelegd tussen de belastingbetaler en het staatsapparaat, wat kan helpen om het gevoel van verantwoordelijkheid en eigenaarschap te versterken.

Het gebruik van taal in politieke communicatie is dus allesbehalve onschuldig. Woorden kunnen krachtige tools zijn voor het creëren van verhalen die de publieke opinie kunnen beïnvloeden en politieke veranderingen kunnen doorvoeren. Deze processen spelen zich vaak af op een onbewust niveau, maar hebben een diepgaande impact op hoe wij als samenleving beslissingen nemen en onze toekomst vormgeven.

Het is van belang te begrijpen dat deze framingtechnieken niet alleen een rol spelen in de directe communicatie van politieke partijen, maar ook in bredere sociale en culturele discoursen. Framing bepaalt in hoge mate hoe we kwesties zoals sociale rechtvaardigheid, immigratie, en zelfs de rol van de overheid, interpreteren. Deze technieken zijn dus niet slechts een strategisch hulpmiddel in campagnes, maar vormen de basis voor bredere narratieven die de politieke en sociale werkelijkheid van een land kunnen herschrijven.

Hoe beïnvloedt taal de politieke verhalen en percepties in een post-feitelijke wereld?

De conservatieve positie ten aanzien van belastingheffing komt nauw overeen met een van de belangrijkste narratieve archetypen die de Amerikaanse politieke discussie ondersteunen. Om deze narratieve stelling te weerleggen, zou de linkerzijde hun perspectief moeten inbedden in een net zo aansprekend verhaal. Misschien een verhaal over onbaatzuchtigheid, belichaamd door de artsen en verpleegkundigen die voor onze geliefden zorgen; over dienstbaarheid en veiligheid, vertegenwoordigd door brandweerlieden en militair personeel; over trots en investering in een gedeelde nationale identiteit.

Het principe achter de bovenstaande voorbeelden is dat door de manier waarop de samenleving taal gebruikt te controleren, men controle krijgt over het verhaal. Deze verhalen kunnen worden samengeperst tot korte zinnen voor leuzen en slogans, en verspreid door de popularisatie van eenvoudige uitdrukkingen en wendingen. De zorgvuldige keuze van vocabulaire en de strategische juxtapositie van concepten kunnen invloed uitoefenen op de manier waarop de hersenen van mensen werken – en zo het wereldbeeld beïnvloeden. Taal is dan ook, verre van het enige middel waarmee we verhalen vertellen, de meest flexibele manier waarop we met elkaar communiceren. Vooral in de moderne tijd, waar woorden samenwerken met beelden, video’s, muziek en performance, wordt het volledige repertoire ingezet om boodschappen over te brengen. Toch blijft taal een cruciaal instrument voor politieke discours, zozeer zelfs dat de grondoorlog tussen verschillende kanten in een politiek conflict vaak evenzeer wordt gevochten over taal als over ideeën en waarden.

Een van de belangrijkste tactieken in deze strijd is de toepassing van ‘houten taal’. Deze vorm van taal wordt gekarakteriseerd door grootse, maar betekenisloze fragmenten van officiële teksten, bedoeld om de burgers van een regime te inspireren met beelden van een glorieuze toekomst, terwijl ze tegelijkertijd de realiteit van de maatschappij verbergen. Veel van de ergste totalitaire regimes van de twintigste eeuw maakten intensief gebruik van deze houten taal. Een treffend voorbeeld hiervan is te vinden in het Kitsch Museum in Boekarest, dat het dagelijks leven onder Ceaușescu en de communisten documenteert. In dit museum is er een spel gebaseerd op de “exquisite corpse” techniek, waarbij willekeurige zinnen uit verschillende kolommen worden gecombineerd om eindresultaten te creëren die, ongeacht de gekozen combinatie, betekenisloos blijven. Dit soort taal wordt gekarakteriseerd door abstracte generalisaties, extravagante metaforen en een dogmatisch manichiaans wereldbeeld, waarbij bijvoorbeeld een socialistische republiek goed is en de decadente kapitalistische staat zeer slecht. Het doel van houten taal is niet alleen om een optimistische visie op de staat van de samenleving uit te dragen, maar ook om de werkelijke toestand te verhullen.

Hoewel houten taal vaak wordt geassocieerd met totalitaire regimes, is het niet exclusief voor die context. Iedereen die ooit in een grote organisatie heeft gewerkt, is wel bekend met de taal van officiële documenten, vol abstracte generalisaties en holle retoriek. In 2009 publiceerde de commissie voor openbare administratie van het Britse Lagerhuis een rapport waarin het gebruik van deze taal in overheidsbureaucratieën werd bekritiseerd. Het rapport bevatte voorbeelden van zinnen zoals: "Een overkoepelende nationale verbeterstrategie zal de kwaliteit en prestaties verhogen, ondersteund door specifieke plannen voor strategisch belangrijke activiteiten, zoals personeel en technologie." Dit soort taal is moeilijk te begrijpen en leidt vaak tot verwarring. In sommige gevallen wordt het zelfs beschouwd als een kenmerk van een bepaalde politieke of institutionele cultuur, zoals bijvoorbeeld in de manier waarop de Europese Unie communiceert.

In tegenstelling tot het gebruik van houten taal in totalitaire regimes, waar alternatieve meningen vrijwel onmogelijk zijn, is de situatie vandaag de dag anders. In de westerse democratieën is er een grotere vrijheid om kritiek te uiten en om deze vormen van taal te parodiëren of te bekritiseren. Toch blijft het gebruik van holle en verwarrende taal doorgaan, maar nu in een iets andere vorm. Het wordt niet langer uitsluitend gebruikt om een enorme machtsstructuur te verbergen, maar ook om een ‘post-feitelijke’ werkelijkheid te creëren waarin feiten steeds minder relevant lijken. Het gebruik van symbolen en metaforen, zoals in het geval van de Brexit, wordt steeds belangrijker. De zin van Jeremy Corbyn over de Brexit – "De blinddoek-Brexit die ze aan het koken zijn, is een brug naar nergens en een sprong in het duister" – is een voorbeeld van hoe politiek vaak meer draait om het oproepen van emoties en het creëren van een sfeer, dan om de feitelijke inhoud van de discussie.

Wat van belang is in deze context, is de manier waarop de politieke taal voortdurend evolueert. De nadruk ligt niet langer alleen op het overbrengen van feiten, maar op het vormgeven van de publieke perceptie van de werkelijkheid. Deze verschuiving is een fundamenteel kenmerk van de hedendaagse politiek. Politieke partijen, overheden en organisaties zijn zich steeds meer bewust van de kracht van beeld en taal als communicatiemiddel. Daarbij komt de rol van de sociale media, die de snelheid en reikwijdte van politieke boodschappen aanzienlijk hebben vergroot. Het gebruik van visuele en tekstuele symbolen heeft daardoor een grotere invloed op de publieke opinie dan ooit tevoren.

Het is essentieel om te begrijpen dat deze dynamieken niet zomaar een voorbijgaande trend zijn. Ze zijn diep verankerd in de manier waarop moderne samenlevingen werken en communiceren. De uitdagingen die voortvloeien uit het gebruik van post-feitelijke taal en retoriek vragen om een kritische benadering van de manieren waarop informatie wordt gepresenteerd en geconsumeerd. Het vermogen om de verschillende lagen van taal en symbolen te begrijpen, wordt steeds belangrijker in een tijd waarin waarheid vaak wordt vervormd door de kracht van verhalen. Het kritisch denken over de taal die wordt gebruikt, kan ons helpen de onderliggende boodschappen te doorzien en te begrijpen hoe onze politieke werkelijkheden worden gevormd.

Hoe beïnvloeden digitale media en desinformatie onze democratie?

Het referendum waarover we spreken, bood een confrontatie tussen het bestaande systeem en een vaag, abstract alternatief. Deze zwart-wit keuze, typerend voor veel referenda, stimuleerde niet een rationele discussie, maar een emotionele dialoog, waarin slogans en metaforen domineren boven deskundigheid. Hierdoor ontstond een vacuüm waarin meningen niet dienden om oplossingen te bieden, maar vooral om aandacht te trekken. Deze dynamiek wordt nog versterkt door de toenemende invloed van sociale media in de politieke communicatie. Media-infrastructuren, in nauwe relatie met de politiek, moedigen dit soort berichtgeving aan doordat zij inkomsten genereren via gebruikersbetrokkenheid. Extreme standpunten trekken niet alleen aanhangers, maar ook tegenstanders die willen reageren of protesteren, wat de interactie en daarmee de zichtbaarheid vergroot.

Dit mechanisme draagt bij aan een bredere crisis in politieke communicatie: de verspreiding van digitale desinformatie. Politieke verhalen en narratieven waren altijd al afhankelijk van massamedia, maar de digitale revolutie en de snelheid van innovatie in sociale media hebben deze processen aanzienlijk versneld. Er ontstaat een groeiende bezorgdheid dat westerse democratische systemen deze nieuwe realiteit niet goed kunnen hanteren. Manipulatie van communicatiekanalen door het overspoelen van het publieke debat met steeds fantastischer en fictiever verhalen ondermijnt het democratisch proces.

In deze context krijgt het begrip 'democratie' een nieuwe, vaak cynische betekenis. Waar het oorspronkelijk stond voor volkssoevereiniteit en participatie, wordt het nu ingezet als retorisch wapen. Zo merkte de cabaretier David Schneider scherp op dat in politieke debatten 'democratisch' vaak betekent dat men zich strikt vasthoudt aan een smalle, soms dubieuze mandaat, terwijl 'on-democratisch' gelijkgesteld wordt met het verlangen van burgers om opnieuw gehoord te worden wanneer de gevolgen duidelijker zijn geworden. Democratie wordt zo een schijnvertoning, waarin het zoeken naar een mandaat vooral dient om een vooraf bepaalde uitkomst te rechtvaardigen.

De geschiedenis van internet en democratie laat zien dat de hoop dat het internet mediademocratisering zou brengen, snel werd ingehaald door realiteit. Hoewel het internet iedereen theoretisch een podium bood, bleken economische en politieke machtsstructuren daar in hoge mate door te werken. De belofte van een inclusiever, breder politiek debat werd overschaduwd door de concentratie van invloed en kapitaal. Hierdoor veranderde het internet niet in het democratische utopia dat werd voorspeld, maar in een arena waarin macht en geld nog steeds de dienst uitmaken.

Deze technologische context heeft het concept van 'fake news' prominent gemaakt, een symptoom van de bredere crisis van vertrouwen in de publieke informatievoorziening. Ons wereldbeeld is gebaseerd op twee bronnen: directe ervaring en gemedieerde kennis. Directe ervaring is beperkt en persoonlijk, terwijl het grootste deel van onze kennis afkomstig is van informatie die via media, opinieleiders en sociale netwerken gefilterd wordt. Deze informatie is zelden neutraal; zij wordt bewerkt en gepresenteerd met een agenda, vaak zo sterk gesimplificeerd dat het de werkelijkheid vervormt. Het kritisch vermogen van burgers om onderscheid te maken tussen eerlijke berichtgeving en manipulatie is daardoor essentieel, maar ook steeds moeilijker geworden.

Naast deze dynamiek is het van belang te erkennen dat politieke communicatie steeds meer draait om storytelling die emoties oproept en bevestigt, eerder dan om het overbrengen van complexe feiten en oplossingen. Deze narratieven worden strategisch ingezet om steun te mobiliseren en tegenstand te ontregelen. Het publieke debat verschuift daarmee van een rationele uitwisseling van ideeën naar een strijd om perceptie en framing. Begrijpen hoe deze processen werken, helpt de lezer niet alleen om bewuster met informatie om te gaan, maar ook om het gevaar te zien van een democratie die wordt uitgehold door de instrumentalisering van communicatie en de opkomst van desinformatie.