De studie van de vibratiespectroscopische kaarten van watermoleculen, zoals H2O en D2O, biedt waardevolle inzichten in de kwantummechanische en moleculaire eigenschappen van water in gecondenseerde fasen. Wanneer men deze kaarten gebruikt om de Hamiltoniaan van watermoleculen te construeren, is het cruciaal om de verschillen tussen de isotopen H2O, D2O en HOD te begrijpen. Deze verschillen zijn van groot belang voor de interpretatie van spectroscopische metingen en voor het verder ontwikkelen van theoretische modellen van water.

De vibratiespectroscopische kaarten van D2O, samengevat in Tabel 2.2, vormen een belangrijk instrument voor het beschrijven van de fundamentele en overtone vibraties, zoals de OD-stretch en de DOD-bend. Deze kaarten maken het mogelijk om complexe interacties tussen moleculaire groepen in water te modelleren en te begrijpen hoe deze interacties de spectroscopische eigenschappen beïnvloeden. Net als voor D2O, heeft de onderzoeksgroep ook kaarten ontwikkeld voor semi-zwaar water (HOD), waarbij de HOD-bend fundamenteel en overtone vibraties worden beschreven in Tabel 2.3.

Het gebruik van de vibratiespectroscopische kaarten van H2O en D2O heeft bewezen effectief te zijn voor het reproduceren van experimentele IR-, Raman- en sumfrequentiegeneratiespectra (SFG) van water in gecondenseerde fasen. Dit suggereert dat de kaarten, hoewel gebaseerd op de elektrische velden Es en Es', krachtige hulpmiddelen zijn voor het begrijpen van de vibratiespectroscopische eigenschappen van water. Toch is het belangrijk te beseffen dat de vibratiefrequentie en de dipoolderivaten van de OH- of OD-stretch niet alleen afhankelijk zijn van de statische elektrische velden. Onderzoek door Torii heeft aangetoond dat de afhankelijkheid van de vibratiefrequenties en dipoolderivaten niet puur elektrostatistisch is, maar ook te maken heeft met het intermoleculaire ladingsflux tussen de waterstofbrugdonor en acceptor. Deze dynamiek van gedelocaliseerde elektronen, die plaatsvindt tijdens de vibraties van de OH-stretch, valt buiten het bereik van klassieke moleculaire dynamicasimulaties (MD) en vereist een meer complexe benadering.

Verder is het belangrijk om op te merken dat hoewel de meeste vibratiespectroscopische kaarten van water de elektrische velden Es en Es' als beschrijvers gebruiken, andere kaarten, zoals die voor moleculen en functionele groepen zoals amiden, nitrilen en alcoholen, soms gebruikmaken van de elektrostatistische potentiaal en/of veldderivaten. Deze benadering verschilt niet fundamenteel van de methode die wordt toegepast voor water, aangezien de betrouwbaarheid van de kaarten voornamelijk wordt beoordeeld door de theoretische spectrums te vergelijken met de experimenten. Dit stelt onderzoekers in staat om te bepalen welke descriptoren het meest effectief zijn voor het bouwen van de Hamiltoniaan H̃.

Wanneer de vibratiespectroscopische kaarten worden toegepast op MD-trajecten, moeten onderzoekers speciale aandacht besteden aan de berekening van de statische elektrische velden volgens de Coulomb-wet. Het is essentieel om hierbij de "minimum image convention" toe te passen. Dit principe zorgt ervoor dat de afstand tussen moleculen correct wordt berekend door altijd de dichtstbijzijnde periodieke afbeelding van een molecuul te kiezen. Dit voorkomt onnauwkeurigheden die anders zouden kunnen leiden tot onrealistische resultaten, zoals onterecht grote elektrische velden.

Naast het gebruik van de minimum image convention, moet men er ook voor zorgen dat moleculen ‘intact’ blijven wanneer periodieke beelden worden geselecteerd voor berekeningen. Dit betekent dat, bijvoorbeeld bij het kiezen van de periodieke afbeelding van molecuul 5 in een duplicaatbox, alle atomen van dat molecuul binnen die box moeten blijven. Anders zou de statische elektrische veldberekening grote fouten kunnen bevatten, wat de simulatie verstoort.

Een ander belangrijk aspect van het gebruik van vibratiespectroscopische kaarten in MD-simulaties is de rol van de interactie tussen de verschillende moleculaire groepen. De interactie tussen de OH- of OD-groepen in watermoleculen is complex en wordt sterk beïnvloed door de omgeving. De dynamische interacties tussen watermoleculen en hun omgeving kunnen niet volledig worden begrepen door louter statische beschouwingen. Daarom wordt het aanbevolen om een meer holistische benadering te gebruiken, waarbij niet alleen de elektrische velden, maar ook de dynamica van de interacties tussen moleculen in aanmerking worden genomen. Dit vraagt om een diepere analyse van de moleculaire dynamica en kan leiden tot meer accurate voorspellingen van de vibratiespectra.

Met behulp van deze methoden kan men in staat zijn om nauwkeuriger te modelleren hoe water zich gedraagt in verschillende fysische toestanden. Dit is van cruciaal belang voor toepassingen in de fysische chemie, biochemie en materiaalkunde, waar de eigenschap van water als oplosmiddel en de interacties tussen watermoleculen onder verschillende omstandigheden van groot belang zijn. Het blijft echter essentieel om in gedachten te houden dat de methoden die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd niet de volledige dynamiek van water in gecondenseerde fasen kunnen omvatten. De complexiteit van water als molecuul vereist het gebruik van geavanceerdere benaderingen, zoals hybride kwantum-mechanische/moleculaire dynamicasimulaties, om de dynamische aard van water in detail te begrijpen.

Wat maakt de studie van amorfe ijs en waterkracht spectroscopie zo belangrijk?

In de wetenschap van water en ijs, vooral in hun amorfe (niet-kristallijne) vormen, is het cruciaal om de fysieke en structurele eigenschappen van deze stoffen grondig te begrijpen. Hoewel het vaak als vanzelfsprekend wordt beschouwd, blijkt water in zijn diverse fasen—en in bijzonder de verschillende soorten amorf ijs—een complex en fascinerend onderwerp van studie. Recent onderzoek heeft bewezen dat de structuur van amorf ijs niet alleen invloed heeft op zijn thermodynamische eigenschappen, maar ook van groot belang is voor een breed scala aan toepassingen, van biologie tot materiaalwetenschappen.

Amorf ijs, specifiek de zogenaamde hoge-dichtheid amorfe ijssoorten (HDA), heeft zich bewezen als een uiterst interessante onderzoeksrichting. Dit type ijs heeft eigenschappen die significant verschillen van die van het kristallijne ijs dat we dagelijks zien. HDA kan worden geproduceerd door water bij hoge druk en lage temperaturen te bewerken, wat resulteert in een zeer dichte, onregelmatige structuur die niet gemakkelijk te bestuderen is met traditionele methoden zoals röntgendiffractie. Echter, nieuwe technieken zoals Raman spectroscopie en neutronen diffractie hebben wetenschappers in staat gesteld om de eigenschappen van deze materialen beter te begrijpen.

Studies naar de structuur van HDA zijn niet alleen theoretisch belangrijk. Ze hebben diepgaande implicaties voor praktische toepassingen zoals cryoconservatie en de studie van ijs in extreme omgevingen, zoals op andere planeten of in de oceanen van de aarde. De onregelmatige, amorfe aard van deze ijssoorten maakt ze bijzonder moeilijk te modelleren en te begrijpen, wat de noodzaak van geavanceerde spectroscopische technieken onderstreept. Raman spectroscopie bijvoorbeeld, blijkt een krachtig hulpmiddel om de veranderingen in de moleculaire vibraties van HDA onder verschillende druk- en temperatuursomstandigheden te bestuderen.

Een ander aspect van de studie van amorf ijs is het feit dat de verschillende fasen van dit ijs, zoals de lage-dichtheid amorfe ijs (LDA) en de hoge-dichtheid amorfe ijs (HDA), verschillende structuren en eigenschappen vertonen die niet alleen invloed hebben op hun thermodynamica, maar ook op hun interacties met andere moleculen. Dit maakt amorf ijs een belangrijk onderwerp in de studie van waterige oplossingen, vooral wanneer het gaat om systemen met opgeloste stoffen zoals zouten of biomoleculen. De manier waarop watermoleculen zich organiseren rondom deze stoffen kan diepe implicaties hebben voor de studie van hydratatiestructuren en de dynamica van oplossingen.

Naast het belang voor theoretisch onderzoek, heeft de spectroscopie van amorf ijs ook praktische toepassingen. Zo kan vibratiespectroscopie bijvoorbeeld belangrijke informatie leveren over de dynamiek van eiwitten en andere biochemische stoffen, vooral wanneer deze in contact komen met waterige omgevingen. Dit is van groot belang voor de studie van eiwitvouwen, enzymatische reacties en andere biologische processen waarin water een sleutelrol speelt. Verder kan het begrijpen van de structuren van verschillende ijsfasen ons inzicht geven in de manier waarop water zich gedraagt onder extreme omstandigheden, zoals op de oppervlakken van planeten of in diepzeewateren.

Naast de focus op ijs, is de studie van elektrolytoplossingen een ander cruciaal onderdeel van dit onderzoeksveld. De combinatie van klassieke en kwantummechanische simulaties kan nieuwe inzichten opleveren in de hydratatiestructuren van ionen in waterige oplossingen. De ontwikkeling van nieuwe krachtvelden voor elektrolyten maakt het mogelijk om de spectroscopische eigenschappen van deze oplossingen nauwkeuriger te modelleren, wat van groot belang is voor zowel de basiswetenschappen als voor industriële toepassingen.

De recente vooruitgangen in moleculaire dynamica en spectroscopische technieken dragen bij aan een diepere en meer verfijnde kennis van water en zijn interacties. In de toekomst kunnen dergelijke studies ons niet alleen helpen om fundamentele natuurkundige vraagstukken te begrijpen, maar ook om innovatieve materialen en processen te ontwikkelen die ons in staat stellen om effectiever om te gaan met water, zowel in de natuur als in technische toepassingen.

Hoe de kwantum/klassieke benadering het vibratiespectrum van elektrolytoplossingen en alcoholen beschrijft

Het begrip van de structuur en dynamiek van oplosmiddelen, zoals waterige elektrolytoplossingen en alcoholen, is essentieel voor verschillende wetenschappelijke en technische toepassingen. In dit kader speelt de studie van vibratiespectra, zoals infrarood (IR) en Raman spectroscopie, een cruciale rol bij het ontrafelen van de moleculaire interacties die de eigenschappen van deze oplossingen bepalen. Dit hoofdstuk bespreekt de toepassing van een gecombineerde kwantum/klassieke benadering voor de berekening van vibratiespectra van elektrolytoplossingen, zoals natriumhalogeniden, en vloeibare alcoholen, met de nadruk op de OH-rekmodus.

Bij de simulatie van vibratiespectra van waterige elektrolytoplossingen is het van belang de interacties tussen de watermoleculen en de opgeloste ionen nauwkeurig te modelleren. De kwantum/klassieke gemengde aanpak, waarbij gebruik wordt gemaakt van moleculaire dynamica (MD) simulaties en een combinatie van kwantummechanica voor de vibraties en klassieke benaderingen voor de moleculaire bewegingen, heeft zich bewezen als effectief voor het voorspellen van zowel IR- als Raman spectroscopie. Bij de studie van NaI-oplossingen bijvoorbeeld, toont de experimentele IR-spectrum een blauwe verschuiving en een significante vernauwing naarmate de concentratie van NaI toeneemt. Dit wordt goed gereproduceerd door de genoemde gemengde benadering, hoewel de berekende IR-spectra breder zijn dan de experimentele gegevens, vooral bij hogere concentraties van NaI.

De verandering in het Raman-spectrum van NaI-oplossingen is ook opmerkelijk. Het spectrum vertoont een bimodale verdeling die verandert in een nauwe enkele band met een zwakke laagfrequente staart naarmate de concentratie van NaI toeneemt. Dit gedrag wordt ook goed gereproduceerd door de kwantum/klassieke benadering, wat het nut van deze methode onderstreept voor het modelleren van dergelijke oplossingen. Vergelijkbare resultaten werden behaald voor NaBr en NaCl oplossingen, waarbij de spectroscopische afhankelijkheid van de zoutconcentratie consistent werd weergegeven in zowel experimentele als computationele spectra.

Echter, het gedrag van NaF-oplossingen wijkt af van de andere natriumzouten. De IR- en Raman spectroscopie van NaF-oplossingen vertonen weinig verandering bij toenemende concentraties, zelfs tot de oplosbaarheidslimiet van 1 mol/kg. Dit tegenintuïtieve resultaat kan worden verklaard door de specifieke interacties tussen de kleinere fluoride-ionen en de watermoleculen. Dit roept vragen op over de microscopische oorsprong van deze afwijking, wat verder wordt onderzocht door de analyse van de moleculaire dynamica van de hydratie van de cationen en anionen in deze oplossingen.

Naast waterige elektrolytoplossingen zijn alcoholen een belangrijke klasse van moleculen die eveneens in veel wetenschappelijke en industriële toepassingen worden gebruikt. De studie van hun vibratiespectra, met name de OH-stretching mode, biedt waardevolle inzichten in de intermoleculaire interacties die de vloeibaarheids- en oplossingskarakteristieken beïnvloeden. De Thompson-groep ontwikkelde universele spectroscopische kaarten voor alcoholen, die een fundamentele bijdrage leveren aan het begrijpen van de OH-stretch in isotopisch verdunde methanol, ethanol, 1-propanol en 1-butanol. Door de kwantum/klassieke benadering toe te passen, werd aangetoond dat deze kaarten ook goed werken wanneer de intermoleculaire vibratiekoppeling tussen de OH-chromoforen wordt meegenomen via de overgangsdipoolkoppeling (TDC).

De experimenten tonen aan dat de Raman VV-spectra van de vier alcoholen brede banden vertonen met pieken rond 3300 cm−1, met een roodverschuiving van methanol naar 1-butanol. Deze verschuiving in het Raman-spectrum wordt goed gereproduceerd door de computationele benadering, hoewel de theoretische piekposities gemiddeld 50-100 cm−1 hoger liggen dan de experimentele waarnemingen. Dit verschil kan worden toegeschreven aan de gebruikte OPLS-AA krachtvelden, die wellicht niet perfect overeenkomen met de experimentele waarden voor alcoholen zoals 1-propanol en 1-butanol.

Een belangrijk aspect dat niet altijd in rekening wordt gebracht in dergelijke berekeningen, is de invloed van intermoleculaire interacties zoals waterstofbruggen en de specifieke oriëntatie van de moleculen in de vloeistoffase. Deze interacties kunnen de positie en intensiteit van de vibratiesignalen aanzienlijk beïnvloeden. Het is ook belangrijk om te begrijpen dat de gebruikte krachtvelden, zoals OPLS-AA voor alcoholen of TIP4P/2005 voor water, benaderingen zijn die soms vereenvoudigde aannames doen over de moleculaire dynamica en die niet altijd de complexiteit van de werkelijke systemen volledig vangen.

De studie van vibratiespectra van zowel waterige elektrolytoplossingen als alcoholen heeft implicaties voor een breed scala aan toepassingen, van materiaalwetenschappen tot farmacologie. De nauwkeurigheid van computermodellen en de toepasbaarheid van spectroscopische kaarten zullen in de toekomst alleen maar toenemen, aangezien meer geavanceerde simulaties en krachtvelden worden ontwikkeld die beter in staat zijn de complexe moleculaire interacties die optreden in deze systemen te modelleren.

Hoe werkt de tijdsevolutie van een twee-niveau systeem na foto-excitatie?

In een systeem zonder interactie tussen licht en materie, beheerst door een tijdonafhankelijke, niet-verstoorde Hamiltoniaan Ĥ, volgt de tijdsevolutie de tijdsafhankelijke Schrödingervergelijking. Deze wordt eenvoudig opgelost zoals weergegeven in de volgende uitdrukking voor de golffunctie |ψ, t〉:

|ψ, t〉 = 0.995 exp(-iωg t) |g〉 + 0.1 exp(-iωe t) |e〉

Hierin zijn ωg en ωe de energie-eigenwaarden van Ĥ, gedeeld door de constante van Planck, gekoppeld aan de toestanden |g〉 en |e〉, respectievelijk. De verwachting is dat deze vergelijking de tijdelijke evolutie van het systeem na foto-excitatie goed beschrijft. Experimenten tonen echter aan dat de coherente superpositie van toestanden slechts een zeer korte tijd voortduurt, meestal tussen 0.1 ps en 10 ps voor elektronische en vibrationale overgangen in gecondenseerde fasemoleculaire systemen bij omgevingsomstandigheden.

Zoals geïllustreerd in figuur 9.1, keert de coherente superpositie echter terug naar de grondtoestand |g〉 met een waarschijnlijkheid van 99%, terwijl de rest in de geëxciteerde toestand |e〉 blijft. Deze dynamiek wordt pure dephasering genoemd. Hoewel de Schrödingervergelijking, zoals weergegeven in Eq. (9.20), voorspelt dat de coherente superpositie oneindig zou blijven, verdwijnt deze in werkelijkheid in een ultrakorte tijd vanwege dephasering. Vervolgens vindt de ontspanning van de toestand |e〉 naar de grondtoestand |g〉 plaats, wat we populatierelaxatie noemen.

De mislukking van de uitdrukking in Eq. (9.20) is niet te wijten aan een fout in de tijdsafhankelijke Schrödingervergelijking, maar aan de aannames van het systeem. De dephasering treedt op omdat de toestanden |g〉 en |e〉 slechts benaderde eigenketsen zijn van Ĥ. Als het systeem echt een twee-niveau systeem zou zijn, waarbij |g〉 en |e〉 als strikte eigenketsen fungeren, zou Eq. (9.20) perfect geldig zijn. De benaderde aard van deze toestanden wordt veroorzaakt door factoren zoals de interactie tussen het systeem en de omringende omgeving met een groot aantal vrijheidsgraden, interacties binnen het systeem die nog niet goed in aanmerking zijn genomen, en andere verstoringen. Bovendien is het belangrijk te beseffen dat de twee afzonderlijke routes van de coherente superpositie naar de toestanden |g〉 en |e〉, zoals weergegeven in figuur 9.1, nooit exact beschreven kunnen worden door de deterministische tijdsafhankelijke Schrödingervergelijking. Dit komt doordat een deterministische vergelijking altijd een enkele route voorspelt, zonder onderlinge scheiding.

Er zijn twee benaderingen om dit probleem op te lossen. De eerste is om de aannames van een twee-niveau systeem los te laten en een meer rigoureuze Hamiltoniaan te construeren die rekening houdt met extra vrijheidsgraden. Deze benadering wordt niet verder besproken, omdat we ons hier willen concentreren op de eenvoud van het twee-niveau systeem. De tweede benadering is het introduceren van de dichtheidsoperator ρ̂, zoals volgt:

ρ̂ ≡ |ψ, t〉〈ψ, t|

In figuur 9.2 worden de processen zoals in figuur 9.1 weergegeven, maar vanuit het perspectief van de dichtheidsoperator. Het belangrijkste punt is dat er geen meerdere afzonderlijke routes bestaan, wat impliceert dat de tijdsevolutie van ρ̂ compatibel is met een deterministische vergelijking. We kunnen een vergelijking voor ρ̂ afleiden uit de tijdsafhankelijke Schrödingervergelijking voor |ψ, t〉:

∂ρ̂ / ∂t = [Ĥ, ρ̂]

Dit komt overeen met de Heisenbergvergelijking van beweging, behalve dat het teken tegengesteld is. De dichtheidsoperator ρ̂ is geen tijdsafhankelijke operator in het Heisenbergbeeld. In plaats daarvan is ρ̂ opgebouwd uit Schrödinger-afbeeldingsstaat-kets en -bras, die beide in de tijd evolueren volgens de tijdsafhankelijke Schrödingervergelijking. Het is belangrijk te merken dat de dichtheidsmatrix ρ een matrix is die de dichtheidsoperator ρ̂ vertegenwoordigt.

De dichtheidsmatrix is nuttiger dan de dichtheidsoperator om het globale verloop van de processen te begrijpen, zolang men zich de basis-kets herinnert. Het gebruik van een dichtheidsmatrix maakt het mogelijk om de evolutie van het systeem over tijd te begrijpen zonder dat we expliciet een specifieke toestand hoeven te volgen. Dit maakt de dichtheidsoperator bijzonder krachtig, vooral voor systemen die zich niet precies gedragen als twee-niveau systemen, zoals in het geval van dephasering en populatierelaxatie.

Het concept van een ensemble is cruciaal voor de studie van de tijdsevolutie van kwantumsystemen in de aanwezigheid van interacties die tot dephasering leiden. Wanneer de dichtheidsoperator niet als een enkel product van kets en bras kan worden geschreven, maar als een som van dergelijke producten, wordt het systeem aangeduid als een gemengd ensemble. Een puur ensemble is alleen een ideaal geval waarin de coherentie tussen de toestanden behouden blijft. De overgang van een puur ensemble naar een gemengd ensemble kan worden gezien als een verlies van coherentie, wat wordt veroorzaakt door dephasering.

In de context van kwantummechanica kan een gemengd ensemble worden beschouwd als een mengsel van pure ensembles. De matrix-elementen van de dichtheidsmatrix, zoals 〈g|ρ̂|e〉 en 〈e|ρ̂|g〉, geven de coherentie tussen de toestanden |g〉 en |e〉 aan. Bij dephasering verdwijnt deze coherentie, en de off-diagonale elementen in de dichtheidsmatrix worden kleiner, wat aangeeft dat de coherente superpositie van de toestanden verloren gaat.

De dichtheidsoperator maakt het mogelijk om de probabiliteiten van verschillende toestanden te berekenen, zelfs wanneer het systeem een gemengd ensemble betreft. Zo kan de populatie in de toestand |g〉 worden berekend als 〈g|ρ̂|g〉, en kunnen de verwachtingen van operatoren worden berekend met behulp van de trace van de dichtheidsoperator. Dit biedt een krachtig hulpmiddel voor het analyseren van kwantumsystemen die niet strikt in een twee-niveau systeem passen, zoals in de gevallen van relaxatie en dephasering.