Nelson Rockefeller stond in 1964 oog in oog met een wervelstorm van haat en boosheid binnen zijn eigen partij. Tijdens de Republikeinse Nationale Conventie, gehouden in de Cow Palace nabij San Francisco, werd deze vertegenwoordiger van de liberale vleugel van de partij weggehoond door de rechtse aanhangers die een radicale koers voorstonden. Wat Rockefeller en zijn gematigde collega’s verweten werd, was niet alleen het erkennen van de noodzaak van een krachtige overheid na de New Deal, maar ook het omarmen van een genuanceerde aanpak in de Koude Oorlog die diplomatie en confrontatie combineerde. Deze ideeën stonden haaks op de steeds dominantere radicale rechtervleugel, aangevoerd door Barry Goldwater, die met zijn scherpe afwijzing van overheidsbemoeienis en zijn agressieve buitenlands beleid een nieuwe koers bepaalde.

De confrontatie die Rockefeller aanging op die conventie ging niet slechts over politieke meningsverschillen, maar over een fundamentele breuk binnen de partij. Zijn inzet om een amendement door te drukken dat extremisme zou veroordelen, met name dat van communisten, de Ku Klux Klan en de John Birch Society, werd door de Goldwater-aanhangers afgewezen. De John Birch Society, opgericht door Robert Welch, stond symbool voor de paranoïde rechts-radicale beweging binnen de partij. Zij verspreidden complottheorieën dat communisten het Amerikaanse bestuur infiltreerden, en zelfs hooggeplaatste politici als Dwight Eisenhower als Sovjetagenten werden bestempeld. Hoewel de meeste Amerikanen deze groep als extreemrechts zagen, speelde zij een belangrijke rol in Goldwaters opmars.

De afwijzing van het amendement en de steun voor deze radicale beweging binnen de partij markeerden een breuklijn die de Republikeinse Partij van haar gematigde wortels verwijderde en haar langzaam omvormde tot een platform waar complottheorieën en extremisme groeiden. De partij, ooit opgericht met idealen van afschaffing van slavernij en nationale eenheid, raakte verstrikt in een strijd om de ziel van Amerika waarin angst en haat krachtige drijfveren werden.

Naast deze historische ontwikkelingen is het van belang te beseffen dat de radicalisering niet uit het niets kwam. Ze wortelde in bredere maatschappelijke angsten over de veranderende wereldorde, de dreiging van het communisme, en de maatschappelijke omwentelingen door burgerrechtenbewegingen. Het fenomeen illustreert hoe politieke partijen, onder druk van interne en externe factoren, hun identiteit kunnen verliezen en zich laten meeslepen door extreme ideeën die de democratische fundamenten ondermijnen.

Daarnaast is het cruciaal te begrijpen dat het erkennen en benoemen van extremisme binnen politieke bewegingen niet slechts een kwestie is van partijpolitiek, maar een noodzakelijke stap om democratie en rechtsstaat te beschermen. De geschiedenis laat zien dat het toestaan van dergelijke krachten ongehinderd invloed te krijgen, leidt tot polarisatie, wantrouwen en uiteindelijk maatschappelijke ontwrichting.

Hoe beïnvloedde Trumps politiek de Amerikaanse democratie en de COVID-19-crisis?

Donald Trump gebruikte tijdens zijn presidentschap een strategie van ontkenning, desinformatie en politieke manipulatie om zijn positie te versterken en tegenstanders te ondermijnen. Zijn verzoek aan president Zelenskyy van Oekraïne om onderzoek te doen naar vermeende corruptie binnen de familie Biden illustreert hoe hij buitenlandse machtsmiddelen probeerde in te zetten om binnenlandse politieke concurrenten te beschadigen. De bewering dat Oekraïne de servers van de Democratische Nationale Commissie (DNC) in bezit had, diende als onderdeel van een door Rusland geïnspireerde desinformatiecampagne, bedoeld om de Russische inmenging in de verkiezingen van 2016 te bagatelliseren en het verhaal om te draaien.

Deze pogingen tot politieke druk leidden tot het impeachmentproces in het Huis van Afgevaardigden, waarbij Trump werd beschuldigd van machtsmisbruik en obstructie van het Congres. Desondanks toonde de volledige steun van de Republikeinse partij, op één na, in de Senaat aan hoe diep Trumps invloed binnen zijn partij was geworteld. Zijn populariteit onder Republikeinen bereikte recordhoogtes, ondanks of juist dankzij zijn controversiële gedrag. Tijdens zijn State of the Union-speech prees hij figuren als Rush Limbaugh, een conservatieve radiohost die met zijn scherpe, polariserende retoriek de weg had geëffend voor Trumps politiek van verdeeldheid.

Toen de COVID-19-pandemie zich ontvouwde, bleef Trump de ernst van de situatie minimaliseren en gebruikte hij de crisis als politiek instrument. Zijn verklaringen dat het virus onder controle was, dat het zou verdwijnen met warmer weer, en dat het vergelijkbaar was met een gewone griep, waren niet alleen misleidend maar droegen bij aan publieke onderschatting van de dreiging. Zijn afwijzing van mondkapjes, gebrek aan nadruk op sociale afstand en het vertragen van grootschalig testen waren beleidskeuzes die het verspreiden van het virus juist faciliteerden. Tegelijkertijd verwees hij de pandemie naar het rijk van politieke complotten door de Democraten, wat leidde tot polarisatie en wantrouwen tegenover wetenschappelijke instituten en volksgezondheidsadviezen.

De retoriek van Trump en zijn bondgenoten in de conservatieve media voedde een cultureel conflict rondom lockdownmaatregelen en het dragen van mondkapjes. Protesten tegen deze maatregelen werden aangemoedigd door berichten als “LIBERATE MINNESOTA,” die werden opgevat als een oproep tot verzet tegen overheidsbeperkingen. Dit leidde tot een radicalisering van delen van het politieke spectrum, waar complottheorieën en nepnieuws over de oorsprong van het virus en vermeende behandelingen zoals injecties met desinfectiemiddel de ronde deden. Het leidde ook tot bedreigingen aan het adres van wetenschappers zoals Dr. Anthony Fauci, die de volksgezondheid probeerden te beschermen.

Ondanks de kritiek op zijn aanpak wist Trump met steun van het Congres economische noodmaatregelen door te voeren en versnelde hij de ontwikkeling van vaccins. Echter, zijn prioriteit bleef vooral gericht op het veiligstellen van zijn herverkiezing, waarbij hij vaak overdrijving van succes en onderschatting van problemen combineerde met een gebrek aan empathie voor slachtoffers en getroffen gezinnen. Zijn presidentschap markeerde een diepgaande verandering in de Amerikaanse politiek, gekenmerkt door een normalisering van verdeeldheid, desinformatie en het ondermijnen van vertrouwen in instituties.

Naast het begrijpen van deze gebeurtenissen is het essentieel te beseffen hoe de normalisering van politieke polarisatie en het ondermijnen van wetenschap en feiten de fundamenten van democratische samenlevingen aantasten. Het bewustzijn van de mechanismen achter desinformatie, het belang van betrouwbare media en het functioneren van checks and balances in de politiek zijn cruciaal om de impact van dergelijke ontwikkelingen te doorgronden en tegen te gaan. Het politieke klimaat dat zo werd gecreëerd, heeft gevolgen voor het vertrouwen in de overheid, de volksgezondheid en de sociale cohesie, die lang na de pandemie zullen voortduren.

Hoe gingen conservatieve leiders om met de controversiële John Birch Society?

In het begin van de jaren zestig ontstond binnen de conservatieve beweging in de Verenigde Staten een lastige situatie rondom de John Birch Society en haar oprichter, Robert Welch. Aan de ene kant stonden prominente conservatieve politici en intellectuelen zoals Barry Goldwater en William F. Buckley, die de invloed van de society wilden beteugelen vanwege de extremistische en vaak complottheoretische aard van Welch’s ideeën. Aan de andere kant was er de realiteit dat de society een aanzienlijk aantal leden telde, waaronder invloedrijke en gerespecteerde zakenlieden en conservatieven die niet zomaar genegeerd konden worden.

Goldwater, zelf afkomstig uit Arizona waar de John Birch Society een sterke aanhang had, drong aan op voorzichtigheid. Hoewel hij de paranoïde complottheorieën van Welch niet goedkeurde, erkende hij dat binnen de society ook “fatsoenlijke en ijverige” conservatieven zaten. Hij waarschuwde zijn collega’s dat het publiekelijk afwijzen van de hele organisatie gevaarlijk zou zijn, omdat veel invloedrijke personen erbij betrokken waren. Zo stelde hij dat “iedereen in Phoenix lid is van de John Birch Society,” wat aantoont hoe diep de organisatie geworteld was in bepaalde regio’s en sociale kringen.

Buckley probeerde een compromis te vinden: Welch zelf moest worden afgewezen, maar de society als geheel mocht niet openlijk worden veroordeeld. Hij publiceerde een kritisch artikel waarin hij Welch afschilderde als een man ver verwijderd van gezond verstand, maar tegelijkertijd de leden van de society prees als toegewijde anti-communisten. Dit dualisme toonde de ambivalentie binnen de conservatieve beweging, die enerzijds wilde breken met extremisme, maar anderzijds het bredere conservatieve netwerk niet wilde verscheuren.

Toch was het duidelijk dat de problemen die de John Birch Society veroorzaakte, niet beperkt waren tot de oprichter. Zoals later bekend werd, had de organisatie een aanzienlijke kern van racisten, antisemitische leden en andere extremisten. Deze leden werden soms gedoogd zolang ze hun haatdragende opvattingen niet openlijk verspreidden, maar het tolereren van zulke groeperingen zorgde er uiteindelijk voor dat de society een broedplaats werd voor haat en racisme. Namen als Billy James Hargis en Merwin Hart illustreren de racistische en antisemitische neigingen binnen de society. Dit ging verder dan louter complottheorieën en bracht diepe ideologische splinters in de Amerikaanse conservatieve beweging teweeg.

Richard Nixon, toen kandidaat-gouverneur van Californië, veroordeelde in 1962 nadrukkelijk de society en verklaarde dat geen verantwoordelijke Republikein met de opvattingen van Welch kon instemmen. Zijn punt was cruciaal: de regels van de John Birch Society dwongen elk lid om de standpunten van Welch goed te keuren, waardoor er feitelijk geen ruimte was voor ‘goede Birchers’. Dit maakte het lastig voor conservatieve leiders om een brug te slaan tussen mainstream conservatisme en de society.

Goldwater’s oproep aan Welch om af te treden werd genegeerd, en ook de National Review en andere conservatieve instellingen konden zich niet losmaken van de society zonder zichzelf politiek te isoleren. Uiteindelijk accepteerden velen de John Birch Society en haar extremisten als een ongemakkelijke maar onvermijdelijke factor binnen het bredere conservatieve kamp.

Het is belangrijk om te begrijpen dat de omgang met de John Birch Society een illustratie is van de bredere spanningen binnen conservatisme: de zoektocht naar een balans tussen principiële afwijzing van extremisme en de pragmatische noodzaak om een brede politieke basis te behouden. De geschiedenis toont aan dat het negeren of minimaliseren van extremistische elementen binnen politieke bewegingen niet altijd de radicalisering tegengaat, maar deze soms zelfs faciliteert.

Daarnaast leert dit voorbeeld dat politieke bewegingen kwetsbaar zijn voor infiltratie door haatdragende en racistische ideologieën, vooral wanneer er sprake is van ideologische samenhang rond angst en wantrouwen. Het erkennen en aanpakken van deze onderstromen is essentieel om een inclusieve en moreel verantwoorde politiek te waarborgen.

Was de GOP in 1964 een partij van extremisme?

In de zomer van 1964 verzamelde de Republikeinse Partij zich in San Francisco voor een nationale conventie, een gebeurtenis die bepalend zou zijn voor de toekomst van de partij. Barry Goldwater, de Republikeinse senator uit Arizona, was op weg om de partij te leiden, maar zijn pad naar de nominatie was allesbehalve eenvoudig. Goldwater werd geconfronteerd met verzet van de gematigde vleugel van de partij, die hem beschuldigde van het vertegenwoordigen van extremistische standpunten. Terwijl Goldwater zich genoodzaakt voelde om de steun van radicaal-rechtse groeperingen te accepteren, werd het duidelijk dat de partij zichzelf op een cruciaal kruispunt bevond.

Goldwater's campagne was altijd al omstreden geweest vanwege zijn standpunten die veel als buitengewoon conservatief beschouwden. De gematigde vleugel van de partij was vastbesloten om zijn extreme retoriek tegen te houden. De staf van gouverneur Bill Scranton van Pennsylvania, een gematigde Republikein, verstuurde zelfs een brief waarin Goldwater werd neergezet als de stem van de extremisten binnen de partij. Deze poging om het imago van Goldwater te beschadigen had echter weinig invloed op de dynamiek van de conventie. De media hadden echter wel veel aandacht voor het debat, en het werd duidelijk dat de Republikeinse Partij in de ogen van velen werd gezien als een partij die gekaapt was door de "onbuigzame rechtervleugel."

De rol van de John Birch Society, een ultraconservatieve beweging, werd daarbij vaak benadrukt. De groep, die door velen als extreem werd beschouwd, had honderd van de 1.308 afgevaardigden op de conventie als haar aanhangers. De media, waaronder tijdschriften zoals Life en Time, wezen herhaaldelijk op het feit dat de GOP steeds meer werd overgenomen door fanatieke krachten aan de rechterkant. Het beeld ontstond dat de partij geen plek meer had voor gematigde stemmen. Goldwater, die steun kreeg van zowel de Birchers als andere radicalen, werd gepresenteerd als de aanvoerder van een revolutie die zich verzetten tegen de veronderstelde liberale ondergang van de maatschappij.

Op de tweede avond van de conventie gebeurde iets dat de spanning tussen de gematigde en extreme vleugels van de partij verder aanwakkerde. Gouverneur Nelson Rockefeller van New York sprak tegen het platformvoorstel dat de John Birch Society, de Ku Klux Klan en de Communistische Partij afwees. Het voorstel werd verworpen, en een zwakker amendement dat gewoon het extremisme in het algemeen verwerpt, werd ook afgewezen. Rockefeller en de gematigden hadden de partij verloren, maar ze slaagden er wellicht in om extremisme op de voorgrond van de conventie te plaatsen. De politieke reacties op dit moment zouden niet alleen de verdere koers van de partij bepalen, maar ook de manier waarop Goldwater werd gepresenteerd aan het Amerikaanse publiek.

Toen Goldwater uiteindelijk de nominatie won, had hij niet alleen zijn gematigde tegenstanders overwonnen, maar was hij ook op een bepaald moment gaan dansen met de krachten die zijn partij binnen de grenzen van het redelijke uitdaagden. Op de laatste avond van de conventie, toen hij zijn acceptatietoespraak hield, klonk het meest gedenkwaardige citaat als volgt: “Ik herinner u eraan dat extremisme in de verdediging van de vrijheid geen ondeugd is. En laat me u er ook aan herinneren dat gematigdheid in de zoektocht naar gerechtigheid geen deugd is.” Goldwater was hiermee niet alleen in het oog van de storm blijven staan, maar had zichzelf expliciet geprofileerd als iemand die geen bezwaar had tegen de extremistische krachten die hem ondersteunden.

Na de conventie zocht de voormalige president Dwight D. Eisenhower een mogelijkheid om de partij te herenigen. Goldwater, samen met Richard Nixon en Nelson Rockefeller, werd uitgenodigd voor een bijeenkomst om een soort wapenstilstand te bewerkstelligen. Goldwater beloofde zijn steun aan de buitenlandse politiek van Eisenhower en gaf aan zich te zullen houden aan de burgerrechtenwetgeving van 1964, hoewel hij deze wet eerder had verworpen. Dit was echter niet voldoende voor Rockefeller, die wilde dat Goldwater zichzelf volledig zou distantiëren van extremistische groepen zoals de John Birch Society. Goldwater weigerde echter een dergelijke belofte te doen, wat het klassenverschil tussen de gematigden en de radicalen verder benadrukte.

In de nasleep van de conventie werd Goldwater niet alleen geconfronteerd met kritiek van binnenuit de partij, maar ook van de Democraten, die hem zagen als de ideale tegenstander om de publieke opinie tegen zich in het harnas te jagen. De campagne van Lyndon B. Johnson, de Democratische presidentiële kandidaat, creëerde misschien wel het meest beruchte politieke reclamespotje in de Amerikaanse geschiedenis. Een jonge meisje plukte bloemblaadjes van een madeliefje terwijl een nucleaire aftelling in de achtergrond werd afgespeeld, gevolgd door een ontploffing die de boodschap overbracht: de inzet was het lot van de wereld.

De wervelwind van aanvallen op Goldwater begon toen hij zijn standpunt over de nucleaire strategieën en burgerrechten verder concretiseerde. Het idee dat de Republikeinse Partij werd gedomineerd door de extremisten werd versterkt toen het kamp van Goldwater werd gesteund door figuren als de beruchte segregationist Strom Thurmond en andere radicale elementen zoals de Klan en neonazi's. Zelfs groepen zoals de Minutemen, die zich fel verzetten tegen het communisme, kwamen naar voren als prominente steunpunten voor Goldwater.

Goldwater's band met deze radicalen zorgde voor een blijvende vlek op zijn campagne. De Republikeinen zouden uiteindelijk de verkiezingen verliezen, maar het duurde jaren voordat de extremisten die Goldwater had getolereerd uit de partij waren verwijderd. De brede steun voor zijn anti-establishment houding, die destijds als een overwinning werd gepresenteerd, zou uiteindelijk het Republikeinse landschap voor altijd veranderen.

De politieke dynamiek die Goldwater in 1964 naar de nominatie van de Republikeinse Partij leidde, zou de weg vrijmaken voor latere revolutionaire bewegingen binnen de partij. Maar de prijs die hij betaalde was hoog. Goldwater had de kostbare steun van gematigden verloren en had zich omarmen met de krachten die de partij uiteindelijk zouden ontwrichten. Goldwater en zijn radicale volgelingen zouden uiteindelijk een keerpunt vertegenwoordigen in de Amerikaanse politiek, die zelfs decennia later de toon zou zetten voor de confrontaties die de conservatieve vleugel van de partij zouden blijven beheersen.