Thomas Jefferson stond bekend om zijn vastberaden geloof in de wil van de meerderheid als de ultieme bron van legitimiteit voor het Amerikaanse presidentschap en de grondwet. Waar Alexander Hamilton juist pleitte voor een regering die stabiliteit en continuïteit bood, was Jefferson ervan overtuigd dat de Amerikaanse democratie voortdurend moest evolueren. Zijn visie op de rol van de overheid, met name het presidentschap, was radicaal en vernieuwend voor zijn tijd. Dit had niet alleen invloed op de structuur van de Amerikaanse regering, maar ook op de manier waarop presidentsverkiezingen en politieke macht werden gezien en uitgeoefend.

Jefferson geloofde dat de meerderheid altijd zou moeten heersen. In een brief aan James Madison uit 1787 verklaarde hij duidelijk: "na alles is het mijn principe dat de wil van de meerderheid altijd zou moeten prevaleren." Dit standpunt was een reactie op het idee van stabiliteit en continuïteit die Hamilton verdedigde. Jefferson had weinig vertrouwen in de aristocratische elites die volgens Hamilton een stabiliserende invloed zouden uitoefenen. Voor Jefferson was het tegenovergestelde waar: de wil van het volk was de ware basis van legitimiteit.

Deze overtuiging kwam niet alleen tot uiting in Jeffersons afkeer van wat hij zag als een rigide, onveranderlijke grondwet, maar ook in zijn pleidooi voor regelmatige verkiezingen, beperkte termijnbeperkingen voor het presidentschap en voortdurende herzieningen van de grondwet. Hij was van mening dat het een miskenning van de vrijheid en de dynamiek van de samenleving zou zijn om de doden de wetten voor de levenden te laten bepalen. Zoals Jefferson zelf zei, zouden de levenden de vrijheid moeten hebben om de grondwet te herschrijven, aangepast aan de veranderende behoeften van hun tijd. De sterkte van zijn visie lag in zijn vertrouwen in de onbeperkte potentie van de mensheid en het geloof dat een samenleving altijd zichzelf moest kunnen heruitvinden.

Jeffersons visie op een steeds heruitgevonden Amerika, waarbij elke generatie zijn eigen keuzes zou maken, was zowel vernieuwend als radicaal. Dit idee van constante verandering en de mogelijkheid voor de burger om invloed uit te oefenen op de politieke processen werd verder versterkt door zijn uitspraken over de rol van de president. De president zou niet boven het volk moeten staan, maar een vertegenwoordiger van de bevolking zijn. Hij stelde zelfs voor om de president rechtstreeks door het volk te laten kiezen, in plaats van via het indirecte systeem van het Electoral College. Zijn gedachtegang over het presidentschap, inclusief het idee van het beperken van de termijn van de president, was niet alleen bedoeld om de macht te decentraliseren, maar ook om de betrokkenheid van het volk bij het politieke proces te waarborgen.

Het idee van een volkse democratie en de directe invloed van de meerderheid op het politieke proces leidde tot een aantal belangrijke hervormingen in het Amerikaanse systeem, waaronder de Twaalfde Amendement aan de grondwet. Dit amendement was bedoeld om de chaos van de presidentsverkiezingen van 1800 te voorkomen, waarbij de stemming tussen Jefferson en Aaron Burr tot een impasse leidde. Hoewel Jefferson het amendement niet zelf had voorgesteld, was hij een voorstander van de herziening van het systeem om de stem van het volk duidelijker te laten doorklinken in de keuze van de president. Het amendement legde de basis voor het scheiden van de verkiezing van de president en de vice-president en bevestigde de rol van politieke partijen in de selectie van de president.

Dit geloof in de meerderheid als een solide basis voor het politieke proces werd verder benadrukt door Jefferson in zijn tweede inaugurele rede, waarin hij de keuze van de president als een weerspiegeling van de publieke mening beschouwde. De herverkiezing van Jefferson werd door hemzelf gezien als een bewijs van het vertrouwen van het volk in zijn beleid en visie. Het was zijn taak om de diepe gevoelens van de bevolking uit te drukken, zoals die tot uiting kwamen in hun stem. In zijn ogen zou het volk in staat zijn om een correcte beoordeling te maken van wat goed was voor het land, wat de basis legde voor het Jeffersoniaanse idee van het bestuur.

Hoewel Jefferson het idee van de meerderheid als de belangrijkste legitimatie voor politieke macht predikte, was er altijd een impliciete waarschuwing voor minderheden die zich tegen de publieke opinie verzetten. In zijn visie zouden de "twijfelende broeders" uiteindelijk moeten inzien dat het in hun eigen belang was om zich aan te sluiten bij de meerderheid. De “tyrannie van de meerderheid” werd in dit opzicht een ongemakkelijk aspect van Jeffersons visie, die sterk afhankelijk was van het idee van een collectieve volkswil die niet altijd ruimte liet voor minderheidsopinion.

Jefferson was uitzonderlijk succesvol in het opbouwen van een presidentschap dat zowel door het volk werd gesteund als afhing van de publieke opinie. Dit succes was deels te danken aan zijn scherpe politieke campagnes tegen de Federalisten, die werden afgeschilderd als monarchisten en later als plutocraten. De kracht van deze retoriek was dat het het idee van de ‘monarchist’ zo krachtig neerzette, dat het veel van de argumenten van de tegenstanders buiten spel zette. Het resulteerde in de geleidelijke neergang van de Federalistische Partij, die haar laatste serieuze presidentiële kandidaat in 1816 naar voren bracht.

Jeffersons visie, die het belang van de volkswil benadrukte, had verregaande implicaties voor de manier waarop het presidentschap en de Amerikaanse politiek werden gezien. De impact van zijn denken is nog steeds voelbaar in de huidige politieke cultuur van de Verenigde Staten, waar de rol van publieke opinie en de voortdurende discussie over de legitimiteit van gekozen leiders een essentieel onderdeel blijven van het politieke proces.

Hoe Lincoln's Stille Rhetoriek en Noodmaatregelen de Grondwet en de Democratie Vormden

Abraham Lincoln wordt vaak geprezen als een president die vastbesloten was om de Unie te bewaren, zelfs ten koste van zijn eigen populariteit. Wat echter vaak over het hoofd wordt gezien, is de manier waarop hij zijn macht gebruikte, vooral in tijden van crisis, en hoe hij erin slaagde om de grenzen van de Grondwet te herschrijven zonder de democratische principes die het land oprichtte te ondermijnen. Een belangrijk aspect van zijn leiderschap was zijn ‘rhetorische stilte,’ een tactiek die niet alleen het publieke debat beheerst, maar ook het besluitvormingsproces van het volk zelf beïnvloedde.

Lincoln’s gebruik van schriftelijke verklaringen in plaats van openbare toespraken of onmiddellijke reacties was een bewuste keuze. Het stelde hem in staat zijn gedachten zorgvuldig te formuleren en zijn beleid grondig te onderbouwen, iets wat een spontane, mondelinge toespraak niet altijd kan bereiken. Zijn woorden waren doordacht en nauwkeurig gekozen, niet gedreven door het moment of de opwinding van een menigte. In deze ‘stilte’ schuilt echter niet alleen een retorisch trucje, maar ook een diepgeworteld geloof in de kracht van rede en bedachtzaamheid. Het publiek werd uitgedaagd om zijn woorden te begrijpen, te analyseren en, bovenal, te reflecteren over hun implicaties. In een tijd waarin veel politici hun macht via de podiumkunsten beweerden, onderscheidde Lincoln zich door het gebruik van geduldige, weloverwogen argumenten die het volk uitnodigden zijn besluitvormingsprocessen in vraag te stellen en te begrijpen.

Deze nadruk op reden had een bredere betekenis binnen de context van zijn presidentschap, vooral wanneer het ging om het gebruik van noodbevoegdheden die de Grondwet in sommige opzichten leek te ondermijnen. Gedurende de Amerikaanse Burgeroorlog, toen het voortbestaan van de Unie op het spel stond, nam Lincoln beslissingen die bij velen als ongrondwettelijk werden beschouwd. De opschorting van habeas corpus, de blokkade van Zuidelijke havens en het uitbreiden van het leger waren bijvoorbeeld bevoegdheden die normaal gesproken aan het Congres waren voorbehouden. Lincoln rechtvaardigde zijn acties door te stellen dat de uitzonderlijke situatie – de afscheiding van de Zuidelijke staten – uitzonderlijke maatregelen vereiste. Dit werd, volgens hem, gedicteerd door zijn eed om de Grondwet te beschermen en te verdedigen.

De controverse over deze maatregelen roept vragen op over de balans tussen nationale veiligheid en burgerlijke vrijheden. Sommigen beschouwen Lincoln als iemand die de grenzen van de Grondwet overschreed en zelfs een “constitutionele dictatuur” vestigde. Anderen zien hem als een president die met moed en vastberadenheid het land door een existentiële crisis leidde. Lincoln zelf gaf een argument dat vaak geciteerd wordt in debatten over het gebruik van noodbevoegdheden: "Zijn alle wetten behalve één onuitvoerbaar, en moet de regering zelf ten onder gaan, zodat die ene wet niet wordt geschonden?"

Dit idee van de 'energetische uitvoerende macht' was een idee dat Lincoln niet alleen omarmde, maar ook op een manier uitvoerde die zowel de principes van de Amerikaanse democratie respecteerde als de principes van de Grondwet handhaafde. Lincoln begreep dat een krachtige, daadkrachtige president noodzakelijk was om de democratische instellingen van de natie te beschermen, zelfs als dat betekende dat hij soms impopulaire, maar noodzakelijke, maatregelen moest nemen.

Hoewel zijn acties vaak als radicaal werden beschouwd, was Lincoln altijd bewust van de gevaren van overhaaste volkswil. Hij weigerde toe te geven aan druk van de publieke opinie, vooral als het ging om zaken die hij als essentieel voor de natie beschouwde. De afschaffing van de slavernij, bijvoorbeeld, was geen politieke zet om zijn populariteit te vergroten, maar een morele keuze die Lincoln aandreef. Zijn besluit om de Emancipatieproclamatie door te voeren, ondanks enorme druk van zowel zijn tegenstanders als veel binnen zijn eigen partij, weerspiegelt de principes die de Amerikaanse Grondwet kenmerkten: vrijheid, gelijkheid en gerechtigheid voor allen.

Zijn moed om zijn eigen overtuigingen tegen de wil van de meerderheid in te volgen, stemde overeen met de visie van de Amerikaanse oprichters, zoals Alexander Hamilton, die vond dat de uitvoerende macht in staat moest zijn om “zijn eigen mening met energie en besluitvaardigheid te uiten,” zelfs als dat betekende dat hij de volksstemming moest weerstaan. Dit idee van een onafhankelijke en moedige president staat in contrast met het idee van de “volkssoevereiniteit,” waarin de meerderheid altijd gelijk zou moeten hebben, zelfs als dit ten koste ging van de grondslagen van de democratie.

Lincoln’s leiderschap toont aan dat een effectieve president niet alleen vastberadenheid nodig heeft, maar ook een diep respect voor de grondslagen van de natie. Door zijn ethische benadering en zijn geduldige, methodische besluitvorming legde hij een precedent voor hoe een president niet alleen het land kan leiden in tijden van crisis, maar ook hoe hij trouw kan blijven aan de Grondwet zonder de fundamenten van democratie en vrijheid te ondermijnen. In die zin was Lincoln zowel een bewaker van de grondslagen van de natie als een man die bereid was grote persoonlijke offers te brengen voor het welzijn van het land.

Lincoln’s karakter als president kan niet alleen worden begrepen door zijn politieke beslissingen, maar ook door zijn persoonlijke benadering van leiderschap. Zijn bescheidenheid, het vermogen om zijn eigen fouten te erkennen, en zijn bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen voor zowel successen als mislukkingen, maken hem tot een president die zowel een krachtige leider als een mens van principes was. De manier waarop hij zijn politieke macht in evenwicht bracht met ethisch leiderschap biedt waardevolle lessen voor elke generatie van Amerikanen.

Hoe de Amerikaanse Grondwet en het Presidenschap Evolueerden: Een Analyse van Woodrow Wilson's Visie

Woodrow Wilson was één van de weinige Amerikaanse presidenten die diep nadacht over de aard van het ambt dat hij bekleedde. Zijn ideeën over het presidentschap waren sterk beïnvloed door de klassieke werken over de Amerikaanse politiek, met name het werk van James Bryce, The American Commonwealth (1888). Bryce, een Britse politicus en professor aan de Universiteit van Oxford, presenteerde in zijn boek een kritische kijk op het Amerikaanse politieke systeem, die Wilson's denken zou vormen.

Bryce benadrukte in zijn werk dat de Amerikaanse president vaak gebonden was aan triviale en mechanische taken die hem weinig ruimte lieten voor grote beleidsideeën. De scheiding der machten, een fundamenteel principe van het Amerikaanse systeem, versterkte dit probleem. De president had de medewerking van het Congres nodig, maar dit was vaak moeilijk te verkrijgen, aangezien het Congres vaak jaloers, onverschillig of zelfs vijandig stond tegenover de president. Bryce’s kritiek was dan ook duidelijk: het Amerikaanse politieke systeem belemmerde de mogelijkheid voor leiders om grote veranderingen door te voeren.

Wilson deelde deze kritiek op de Amerikaanse democratie, maar ging verder in zijn analyse van de politieke situatie. Hij beschouwde de matige presidenten die de periode tussen Lincoln en Theodore Roosevelt kenmerkten, als symptoom van een ziek Amerikaans systeem. Hoewel deze presidenten niet de flamboyante leiders waren die Wilson dacht dat het land nodig had, vermeden ze tenminste de bombastische theatriek van president Andrew Johnson. Wilson vond echter dat het land behoefte had aan charismatische leiders die in staat waren om een dynamische verandering te bewerkstelligen, iets wat de 'gemiddelde' presidenten uit de 19de eeuw niet konden bieden.

Een van Wilson's grootste frustraties was de blindheid waarmee veel Amerikanen hun grondwet aanbaden. In zijn ogen verhinderde de veneration van de oprichters van de Verenigde Staten een noodzakelijke herstructurering van de politieke en constitutionele orde. In plaats van de status quo te behouden, pleitte Wilson voor een dynamische herinterpretatie van de Grondwet, die in lijn zou moeten zijn met de veranderende realiteiten van de 20ste eeuw. Dit was niet slechts een kwestie van politieke voorkeur, maar van een diepgeworteld geloof dat de Grondwet, zoals die in 1787 was opgesteld, niet langer geschikt was voor de uitdagingen van de moderne wereld.

Wilson beschouwde de scheiding der machten niet als een deugd, maar als een obstakel voor vooruitgang. Hij stelde dat de oorspronkelijke Grondwet, gebaseerd op de ideeën van Hamilton en Madison, de ontwikkeling van een actief en dynamisch beleid belemmerde. Dit was vooral problematisch in de context van de opkomst van grote bedrijven, die volgens Wilson de werkelijke macht in de Amerikaanse samenleving dreigden te vergaren. In plaats van de strikte checks and balances die de oprichters voor ogen hadden, pleitte Wilson voor een constitutionele structuur die zich zou kunnen aanpassen aan de veranderende tijden.

Wilson’s ideeën vonden onderdak bij progressieve denkers die geloofden dat de Grondwet moest evolueren om adequaat te kunnen reageren op de uitdagingen van de 20ste eeuw. Net zoals de natuur zich aanpast aan nieuwe omstandigheden, zo zou ook de Grondwet moeten evolueren. Het mechanische, Newtoniaanse model van de Grondwet zou vervangen moeten worden door een 'Darwiniaanse' visie, waarbij het politieke systeem flexibel en adaptief moest zijn. Dit idee was in lijn met de wetenschappelijke opvattingen van die tijd, die het idee van een statisch, onveranderlijk systeem verwierpen.

Voor Wilson was de Amerikaanse politiek niet alleen een strijd om de macht, maar ook om de geest van de tijd. Hij zag de Constitutionele structuur van de VS als een belemmering voor een moderne, dynamische overheid die in staat zou zijn om de kracht van grote bedrijven te beteugelen en de sociale problemen van de industriële samenleving aan te pakken. De nadruk op de bescherming van de individuele rechten en vrijheden, die in de Grondwet zo sterk gewaarborgd was, moest in evenwicht worden gebracht met de noodzaak van collectieve actie en staatsinterventie in het economische leven.

In wezen was Wilson's visie op het presidentschap en de Grondwet een oproep tot herbezinning. Hij geloofde dat de Amerikaanse politiek te veel gericht was op het behouden van een ideaal dat niet langer overeenkwam met de realiteit van de moderne wereld. De constitutionele structuur die ooit bedoeld was om de democratie te beschermen, had zich te veel verhard en moest worden aangepast aan de veranderende omstandigheden van de 20ste eeuw. De grote vraag was niet of de Grondwet een onfeilbaar document was, maar hoe deze door de tijd heen zou kunnen blijven functioneren als een levende, ademende structuur die in staat was om de uitdagingen van de toekomst aan te gaan.

De uitdaging voor de Amerikaanse politiek lag dus niet alleen in de manier waarop de macht werd verdeeld, maar in de vraag hoe het politieke systeem zich zou kunnen aanpassen aan de voortdurend veranderende eisen van de samenleving. Het idee van een 'levende Grondwet' was een oproep om te begrijpen dat een democratie niet statisch kan zijn. Wilson begreep dat de Grondwet van de Verenigde Staten, hoewel het een monument van democratisch denken was, niet immuun was voor de dynamiek van de tijd. Wat hij voorstond, was een evolutie van de politieke instellingen die, net als in de natuur, moesten reageren op de druk van de veranderende omgeving.

Hoe rechtvaardigt een democratische leider de onderdrukking van burgerlijke vrijheden?

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de Amerikaanse democratie zwaar op de proef gesteld onder president Woodrow Wilson. Onder het mom van nationale veiligheid veranderde zijn regering in een repressieve machine die zich keerde tegen alles wat afweek van het opgelegde patriottisme. Kranten met een pacifistische inslag werden lastiggevallen of gesloten, buitenlandse tijdschriften moesten vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Amerikaanse overheid, en dissidentie werd niet getolereerd. De vrijheid van meningsuiting werd zwaar beknot.

De belangrijkste uitvoerders van dit beleid waren Wilsons ministers van Justitie, Thomas W. Gregory en A. Mitchell Palmer, die een van de meest draconische justitiedepartementen in de geschiedenis van de Verenigde Staten leidden. Wilson moedigde deze repressie aan of keek zwijgend toe. De beruchte "Palmer-raids" van 1919-1920 vormden een dieptepunt, waarbij massale schendingen van burgerrechten plaatsvonden. In Detroit werden meer dan achthonderd mensen gedurende zes dagen vastgehouden in een raamloze gang van een federaal gebouw met slechts één toilet. In 1918 spoorde Wilson zijn minister van Justitie aan om de hoofdredacteur van de Kansas City Star te vervolgen vanwege zijn anti-oorlogsstandpunt.

Hoewel er legitieme zorgen waren over spionage en sabotage, overschreed de staat ruimschoots de grenzen van noodzakelijke maatregelen. Wilson liet een netwerk van informanten opzetten, bestaande uit gewone burgers die hun medemensen moesten bespioneren en aangeven. Vooral Duits-Amerikanen werden als verdacht beschouwd. In zijn toespraak aan het Congres waarin hij om oorlogsverklaring vroeg, voedde Wilson de paranoia door te stellen dat Duitsland vanaf het begin van de oorlog "onze nietsvermoedende gemeenschappen en zelfs onze regeringskantoren met spionnen heeft gevuld".

De Amerikaanse Beschermingsliga (American Protective League – APL) speelde hierin een cruciale rol. Deze organisatie groeide uit tot 250.000 leden en werkte nauw samen met het ministerie van Justitie. Ze opereerde als een officieel erkend hulpcorps, aangestuurd door federale aanklagers. Ondanks enige bezorgdheid hierover, greep Wilson niet in. De publieke sfeer werd doordrongen van achterdocht en repressie, met als dieptepunt het geval van Robert Prager, een Duitse-Amerikaanse mijnwerker die in 1918 werd gelyncht. Wilson negeerde dit, zoals hij systematisch de kwestie van lynchpartijen negeerde gedurende zijn hele politieke carrière.

Wilson geloofde dat "mannen als gemeenschappen superieur zijn aan mannen als individuen". In zijn visie stond het collectief boven het individu. Dit werd duidelijk in zijn onwil om gratie te verlenen aan veroordeelden onder de spionage- en opruiingswetten. Zelfs toen hardliners zoals Palmer hem vroegen om genade te tonen, weigerde hij. Zijn verbittering richtte zich in het bijzonder op Eugene Debs, een socialistische politicus en uitgesproken tegenstander van de oorlog. Toen Palmer in 1921 een officieel gratieverzoek voor Debs indiende – twee jaar na het einde van de oorlog – schreef Wilson er slechts één woord op: "Afgewezen."

De ironie is schrijnend: het was niet de progressieve Wilson, maar zijn ondergewaardeerde opvolger Warren G. Harding die uiteindelijk Debs gratie verleende. Harding bleek, ondanks zijn reputatie, gevoeliger voor burgerlijke vrijheden en rechten dan zijn voorganger. Wilsons aanhangers prijzen vaak zijn hervormingsgezinde presidentschap, maar laten de autoritaire greep op het publieke leven en de onderdrukking van afwijkende stemmen ongemoeid. Zijn presidentschap is een voorbeeld van hoe populistische idealen kunnen ontaarden in onderdrukking zodra het individu wordt ondergeschikt gemaakt aan de vermeende wil van de meerderheid.

Het gevaar van dergelijke denkbeelden ligt in het stilzwijgende verraad van de rechtsstaat: de wet wordt dan niet langer een sc

Hoe Donald Trump de populaire presidentschap heeft veranderd: Het vernietigen van normen en tradities

Het proces van het vernietigen van normen en tradities is werkelijk verbluffend. Donald Trump voltooit de taak die oorspronkelijk werd ondernomen door Jefferson en Jackson, geüpdatet voor de twintigste eeuw door Wilson, en licht aangepast door Franklin Roosevelt en Kennedy, en hun opvolgers. Wanneer presidenten progressieve beleidsmaatregelen nastreven, zijn wetenschappers, de media, grote delen van het publiek en politieke praktijkmensen doorgaans verheugd over het populaire presidentschap. Pas wanneer “aberraties” zoals Nixon en nu Trump opduiken, komt men tot meer serieuze overwegingen over het populaire presidentschap.

Het is belangrijk te vermelden dat Nixon, hoewel hij bepaalde kwaliteiten in het ambt bracht, waaronder een beter begrip van wereldaangelegenheden dan Trump, veelal als een ander type leider werd gezien. Terwijl Jefferson, Wilson, Roosevelt en Kennedy waarschijnlijk geschokt zouden zijn door de Trump-presidentschap, is er een historische gelijkenis met Andrew Jackson en Andrew Johnson. Laatstgenoemde, de president die het dichtst bij Trump staat, werd gekarakteriseerd door zijn wrede demagogie, blinde haat en beperkte intellect. Dit verstoorde de mogelijkheid voor een meer succesvolle uitkomst van de periode na de Amerikaanse Burgeroorlog.

De dagelijkse schandalen die uit het Witte Huis onder Trump voortkwamen zouden de omvang van een werk als Oorlog en Vrede van Tolstoj overschrijden. Wat volgt is slechts een gedeeltelijke opsomming van enkele van de uitspraken en daden van de president die veel van de natie en de wereld in een staat van shock achterlieten. Donald Trump werd tegengewerkt door leiders van de Republikeinse Partij, onder andere omdat hij een groot deel van zijn leven Democratische kandidaten steunde. Toch zou het een vergissing zijn om hem enige politieke principes toe te schrijven.

Zoals veel van zijn populistische voorgangers, is Trump een voorstander van complottheorieën, vooral die met betrekking tot moord. Zo suggereerde hij dat de vader van een van zijn opponenten in de Republikeinse voorverkiezingen van 2016 president Kennedy had vermoord en impliceerde hij dat rechter Antonin Scalia stikte in zijn slaap. Hij beweerde ook dat een voormalig congreslid, die nu tv-presentator was, een stagiaire in zijn kantoor had vermoord. Trump was ook een voorvechter van de zogenaamde "birther" beweging, die beweerde dat zijn voorganger, Barack Obama, in Kenia was geboren.

De basisprincipes van het progressieve presidentschap vereisen dat de president al zijn retorische vaardigheden aanwendt om de natie te mobiliseren. Trump heeft beperkte retorische vaardigheden, maar heeft het wel begrepen om woorden te wapenen. Hij gebruikt zijn woorden om tegenstanders in de media, de oppositiepartij en de wetshandhaving aan te vallen. Ook bedrijven die hem niet bevallen, zoals Amazon en Harley-Davidson, heeft hij geviseerd, waarbij hij hun patriottisme in twijfel trok en overheidsrepressie dreigde. Zijn woorden inspireren nooit, maar ze houden hem in de schijnwerpers, terwijl ze tegelijkertijd Amerikanen verdelen, cynisme voeden en burgers aanmoedigen om degenen die het niet met hen eens zijn te kleineren, waardoor politiek wordt gereduceerd tot een soort internet voedselgevecht.

Trump heeft landen en mensen uit de Derde Wereld keer op keer aangeduid als "shitholes" en herhaaldelijk gewezen op de dreiging van gangleden uit Centraal-Amerika die illegaal het land waren binnengekomen. Deze gangleden zijn volgens hem "geen mensen", maar "dieren". De manier waarop hij met woorden omgaat, is niet nieuw in de Amerikaanse politiek. Maar voor het eerst in de geschiedenis van de moderne televisie is de persoonlijke aanval door de president zelf begonnen, in plaats van via tussenpersonen, wat eerder gebruikelijk was. Presidenten vóór de twintigste eeuw beperkten persoonlijke aanvallen doorgaans tot privécorrespondentie – een traditie die helaas verloren is gegaan.

De voormalige reality-tv-ster weet hoe hij de nieuwsagenda kan beheersen, wat enigszins wordt vergemakkelijkt door zijn steun van de entertainmentvleugel van de conservatieve beweging, waaronder Fox News, Rush Limbaugh, Laura Ingraham en Sean Hannity. Trump heeft bijvoorbeeld in 2005 beweerd dat zijn status als beroemdheid hem "als een magneet" doet werken en dat "je alles kunt doen" als je beroemd bent. Dit cynisme en de agressieve zelfpromotie zijn kenmerkend voor zijn leiderschap. De president heeft zichzelf geprezen om zijn rijke status en heeft talloze malen zijn eigen “intelligentie” benadrukt, die volgens hem "één van de hoogste" is.

Zijn narcisme kent geen grenzen, zoals blijkt uit zijn opmerkingen over de oorlogsveteraan John McCain, die hij afwees als geen oorlogsheld, enkel omdat McCain gevangen was genomen. Dit egoisme gaat zelfs zo ver dat hij zei dat hij “in het midden van 5th Avenue iemand zou kunnen neer schieten en nog steeds geen stemmen zou verliezen” van zijn trouwe achterban. Trump beweerde dat hij meer wist dan wie dan ook over onderwerpen zoals belastingen, handel, nationale veiligheid, en zelfs de “verschrikkingen van kernwapens”, wat zijn neiging om zich boven alle kennis en autoriteit te plaatsen duidelijk maakt.

Donald Trump belichaamt alles wat critici van het populaire presidentschap waarschuwden: een demagoog die de “kleine kunsten van populariteit” beheerst, een man zonder de eigenschappen van een grootmoedige ziel, een verspreider van complottheorieën, en een president die niet in staat is zich te onderscheiden van het ambt dat hij tijdelijk bekleedt.