Mijn jeugdherinneringen aan school beginnen in de jaren 1940, een tijd waarin alles eenvoudiger leek en het leven met minder druk gepaard ging dan nu het geval is. De overgang naar school was in die dagen een rustig proces, zonder de stress die tegenwoordig veel ouders en kinderen ervaren bij de schoolkeuze. De scholen waren kleiner, met een beperkt aantal leerlingen per klas, wat zorgde voor een meer persoonlijke benadering van het onderwijs.

In 1943, op een regenachtige dag in juli, werd ik naar de Universiteit Kinder School gebracht, een kleine school op het terrein van de universiteit, die onderwijs bood aan kinderen van het personeel en de bewoners van de campus. Dit was een tijd waarin schoolkeuze eenvoudig was; mijn ouders brachten me zonder enige zorgen naar school en, na een kort gesprek met de directeur, werd ik toegelaten. De school was kleinschalig en gemoedelijk. Ik herinner me de gelukkige momenten in de ‘infant class’, waar de kinderen op tapijten zaten en hun werk deden aan kleine tafeltjes die we ‘chowki’s’ noemden. De leraar, Bahanji, was vriendelijk en zorgzaam, en zij zorgde ervoor dat de overgang voor ons, de nieuwe leerlingen, soepel verliep.

Mijn eerste schoolervaringen waren doorweg positief, hoewel ik me het gevoel van verlatenheid nog goed kan herinneren toen mijn ouders vertrokken. Dit gevoel van verdriet, dat vrijwel elke kind ervaart op de eerste schooldag, verdween echter snel door de warme benadering van Bahanji. Dit soort persoonlijke betrokkenheid, die ervoor zorgde dat kinderen zich welkom voelden, is tegenwoordig zeldzaam, gezien de groei van het aantal leerlingen per klas. Vandaag de dag zitten er in veel klassen meer dan zestig kinderen, wat de kans op een individuele benadering drastisch vermindert.

De school van mijn jeugd kende geen lange rijen voor inschrijvingen, geen zware druk om tot een selecte groep toegelaten te worden. In de huidige tijd zijn de toegangspoortjes naar onderwijs veranderd. Het aantal kinderen dat zich inschrijft in scholen is sterk gestegen, wat gepaard gaat met strenge selectiecriteria en enorme druk op zowel ouders als kinderen. De ‘race’ om een plaats in een goede school is tegenwoordig zo intens, dat ouders niet alleen lange tijd in de rij moeten staan om formulieren in te vullen, maar soms ook flinke sommen geld moeten betalen om hun kinderen ingeschreven te krijgen. Deze druk wordt vaak overgedragen op de kinderen, die zich al jong bewust worden van het belang van deze ‘wedloop’.

Toen ik opgroeide, was het schoolleven eenvoudig. Mijn school was op slechts tien minuten loopafstand, zodat we zonder al te veel moeite elke dag naar school konden gaan. In de hedendaagse wereld moeten kinderen vaak lange afstanden afleggen in overvolle bussen of riksja’s. Dit is niet alleen fysiek belastend, maar leidt ook tot verlies van kostbare tijd die anders besteed zou kunnen worden aan ontspanning of andere activiteiten. Daarnaast waren de schooltassen die wij droegen relatief licht in vergelijking met de zware rugzakken die de kinderen van vandaag moeten dragen.

In mijn tijd waren er geen privélessen of bijles die het schoolleven vulden. De druk om extra lessen te volgen kwam pas veel later, toen de klassen groter werden en het onderwijs zwaarder werd. Tegenwoordig is het voor veel kinderen bijna ondenkbaar om zonder privécoaching door de schooljaren te komen. Ouders ervaren een angst om niet voldoende voorbereid te zijn, en dit vertaalt zich in de overtuiging dat hun kinderen extra hulp nodig hebben buiten de reguliere schooltijd om te kunnen slagen. Dit is vaak het resultaat van overvolle klassen, wat het voor leraren moeilijk maakt om de nodige aandacht aan elke leerling te geven.

Een van de eerste herinneringen die ik heb van de schooltijd is het moment dat ik mijn rapport kreeg na mijn eerste jaar in de lagere school. Mijn vader las mijn resultaten voor en vertelde me dat ik achtste van de klas was. Er was geen vreugde of teleurstelling in zijn stem, maar ik voelde geen druk om het beter te doen. Dit is iets wat we vandaag de dag vaak zien: ouders die de prestaties van hun kinderen voortdurend vergelijken met die van anderen, wat de prestatiedruk verhoogt. De focus lijkt minder op de persoonlijke ontwikkeling van het kind te liggen en meer op het behalen van specifieke cijfers en prestaties.

Het is belangrijk voor ouders en opvoeders van vandaag om zich te realiseren dat de ervaring van het schoolleven en het onderwijs van nu aanzienlijk verschilt van de situatie in het verleden. In de jaren 1940 was de ervaring veel meer persoonlijk en gemoedelijk, zonder de enorme druk die kinderen tegenwoordig ervaren. De schooltijd was een tijd van groei, plezier en ontdekking, maar zonder de stress en angst die het huidige onderwijssysteem vaak met zich meebrengt. Het onderwijs van nu vereist een grotere balans tussen academische prestaties en emotioneel welzijn, iets wat we niet mogen vergeten in de zoektocht naar succes.

Hoe competitiefheid mijn schooljaren vormde: Lessen in doorzettingsvermogen en eenvoud

In mijn jeugd werd ik geconfronteerd met het idee van competitie, wat uiteindelijk mijn schooljaren vormde. Het begon met een simpele aankondiging dat ik als eerste was geëindigd in de klas. De vreugde van mijn ouders, vooral die van mijn moeder, was op dat moment immens. Toen ik eenmaal de betekenis van die eerste plaats begreep, begon ik te streven naar het behouden van die positie. Dit werd de eerste kennismaking met het idee dat succes hard werken vereist. Het jaar daarop begon mijn begrip van competitie te veranderen toen ik ernstig ziek werd tijdens de tussentijdse examens in het derde leerjaar. Hierdoor miste ik enkele belangrijke vakken, en hoewel ik in het jaarlijkse examen goed presteerde, werd mijn eindresultaat niet voldoende om de eerste plaats te behouden. Ondanks deze tegenslag bleef ik echter doorzetten en in de jaren daarna behield ik mijn positie als de beste van de klas.

Het pad naar succes bleek vaak vol hindernissen te zijn. Mijn vriendin Anantha was altijd een sterke tegenstander, en hoewel ik vaak als eerste eindigde, was mijn overwinning lang niet vanzelfsprekend. Dit resulteerde in het label van 'boekwurm', iets wat me niet altijd geruststelde. Hoewel ik veel hield van lezen – niet alleen de schoolboeken, maar ook andere literatuur – hield ik ook van sport, zoals cricket, hockey en vooral badminton. Mijn vader, die een grote fan van sport was, had een betonvloer in de tuin laten aanleggen voor badminton en had ons voorzien van een volledige uitrusting voor cricket, hockey en andere sporten.

We werden niet alleen aangemoedigd om sport te beoefenen, maar mijn ouders zorgden ook voor allerlei speelmateriaal, zoals bordspellen, kaarten en andere recreatieve hulpmiddelen. De invloed van mijn ouders was hierin bepalend: ze wisten altijd tijd te vinden voor ontspanning en speelden een actieve rol in ons leven, iets wat tegenwoordig veel moeilijker te realiseren is voor ouders met drukke schema’s. Dit was een ander voordeel dat we hadden ten opzichte van de huidige generatie.

Ondanks mijn sterke academische prestaties, was er niet altijd ruimte om deel te nemen aan de grotere schoolactiviteiten, zoals de jaarlijkse sportdag. Hoewel ik deelnam aan bepaalde wedstrijden, zoals de zogenaamde 'arithmetische race', waar ik telkens won, kreeg ik veel voldoening van andere, intellectuele uitdagingen, zoals het deelnemen aan ‘antakshari’-wedstrijden, waarbij ik met gemak mijn klas door de competitie leidde dankzij mijn kennis van Sanskriet shlokas die ik thuis had geleerd. Dit was een van de momenten waarop mijn vaardigheden, door mijn opvoeding en studie, in de schijnwerpers stonden.

Het onderwijs zelf was variabel, afhankelijk van de leraar. Sommige leraren maakten enorme indruk op me door hun passie voor hun vak en de manier waarop zij ons stimuleerden om verder te denken. Ik herinner me nog steeds een les waarin onze wiskundeleraar niet kwam opdagen en we een vervanger kregen uit de lagere klassen. Deze man, eenvoudig van taalgebruik, stelde enkele simpele wiskundige problemen voor en gaf ons de uitdaging om ze op te lossen met elementaire rekenkunde. Veel van ons, waaronder ik, probeerden het probleem te benaderen met algebraïsche methoden, wat ons alleen maar in de war bracht. Het was pas toen hij ons de eenvoudige rekensom oploste dat ik de waarde van eenvoud en elegantie in het oplossen van problemen leerde.

De les die ik uit deze ervaring leerde, was niet alleen academisch, maar ook levenswijs: soms is het juist de eenvoudige aanpak die het meest effectief is. Het maakte me duidelijk dat succes niet alleen een kwestie van hard werken is, maar ook van het herkennen van de juiste manier om uitdagingen aan te pakken. De moeilijkheden die ik tegenkwam in mijn vroege schooljaren hebben me geholpen te begrijpen dat leren niet alleen over het behalen van cijfers gaat, maar ook over het ontwikkelen van vaardigheden en het begrijpen van de wereld om je heen.

In deze tijd, waarin er zoveel druk wordt gelegd op het behalen van academische prestaties, wordt vaak vergeten dat andere vormen van ontwikkeling, zoals sport, recreatie en eenvoudige, alledaagse wijsheid, even waardevol kunnen zijn. Mijn opvoeding leerde me de waarde van balans – van het combineren van hard werken met ontspanning, van intellectuele uitdaging met fysieke activiteit. Dit alles heeft uiteindelijk mijn visie op leren gevormd, en ik geloof dat het essentieel is om als leerling niet alleen academische doelen te stellen, maar ook te streven naar een goed afgeronde, gebalanceerde ontwikkeling.

Waarom rituelen in een huwelijk soms irrelevant lijken, maar toch belangrijk kunnen zijn?

Het was een periode waarin ik, net als mijn vader, weinig geloofde in rituelen. Dit was de reden dat de traditionele “Yajnopaveet” (de draadceremonie) niet voor mijn broer of mijzelf werd uitgevoerd. Toch besloot de priester van Rajwades dat het noodzakelijk was om deze rituele handeling uit te voeren, zodat ik in de toekomst zou kunnen trouwen. Om hen tevreden te stellen, en tegen mijn eigen wil in, ging ik door met deze snelle Yajnopaveet ceremonie.

Vandaag de dag zijn er ongetwijfeld meerdere rituelen in onze huwelijksceremonie die op het eerste gezicht niet meer relevant lijken. Bij mijn eigen huwelijk gaven we niet veel aandacht aan deze aspecten, maar bij de huwelijken van onze dochters, op hun aandringen, besteedde ik meer aandacht aan deze rituelen. We ontdekten dat we de ceremonie aanzienlijk konden stroomlijnen en inkorten door bepaalde rituelen achterwege te laten. Het was op 21 juni dat Mangala en ik trouwden in de Suvarna-Smriti Mangal Karyalaya, een locatie dichtbij het huis van de familie Chitale in Deccan Gymkhana, in de buurt van het Pune Youth Club Cricket Ground. De Rajwades, die uit Mumbai kwamen, hadden Gopikashram, het huis van de Chitale familie, als tijdelijk hoofdkwartier gekozen. Mijn familie uit Kolhapur, Mumbai en Satara werd ondergebracht in een ander Karyalaya, Shrutimangal, dat niet ver weg was.

Als amateurfilmer had ik mijn 8-mm camera meegebracht om de ceremonie vast te leggen. Destijds bestond videotechnologie nog niet. Gelukkig had mijn vader’s vriend, de filmproducent en regisseur Ram Gabale, zijn collega’s gestuurd om de opnames te maken. Diezelfde avond keerde ik terug als een getrouwde man naar het huis van mijn ouders, waar ik die ochtend als vrijgezel vertrokken was. Mangala en haar familie kwamen kort daarna langs, en we hielden een eenvoudige ‘Lakshmi Pujan’ en de officiële intrede van Mangala in haar nieuwe huis. Ook kreeg ik de gelegenheid haar een nieuwe naam te geven door mijn voorstel op een bord bedekt met rijst te schrijven. Ik koos ervoor om haar naam ‘Mangala’ te laten.

In die tijd, toen India te maken had met voedseltekorten en strikte regels voor de grootte van huwelijksfeesten, hielden we de vieringen bescheiden. We hielden twee recepties met eenvoudige snacks: één op de trouwdag in Pune en de andere in Mumbai, enkele dagen later op 25 juni, voor de vrienden en zakenrelaties van Mangala’s familie.

Onze uiteindelijke vertrek naar Cambridge was gepland voor 9 juli. Bij het vliegveld werden we uitgezwaaid door vele vrienden, familieleden en weldoeners. Voor mij was het een routine geworden om India te verlaten en weer terug te keren, aangezien ik al meerdere keren het land had verlaten. Maar voor Mangala was het de eerste keer dat ze haar familie achterliet zonder te weten wanneer ze hen weer zou zien. Ze voelde zich opgewonden over de huwelijksreis naar het buitenland, maar tegelijkertijd verdrietig om haar dierbaren achter te laten.

Onze reis leidde ons via Rome, Genève en Parijs naar het Verenigd Koninkrijk en Cambridge, een honeymoon die we 11-12 dagen zouden doorbrengen. Ik had Air India gevraagd om hotels te reserveren in deze steden. Ik hoopte dat Mangala’s paspoort met haar nieuwe naam en de visa voor Italië, Zwitserland en Frankrijk op tijd zouden arriveren. Dankzij de contacten van de Rajwades in Bombay konden we dit alles regelen, en we reisden zoals gepland.

Toen we in Rome aankwamen, werd ik begroet door een Engelsman die opmerkte: “Dat is een belangrijke stropdas die je draagt.” Het was de stropdas van King’s College, die hij herkende. Ik reageerde door zijn stropdas, de stropdas van Hawke’s Club, te benoemen, een exclusieve club voor Cambridge-sporters. Deze uitwisseling gaf ik later aan Mangala uitleg. In Rome ontdekten we hoeveel Mangala van kunst hield, vooral van schilderijen. We bezochten de Vaticaanse musea en Mangala werd meerdere keren bekeken door nieuwsgierige Italianen, die haar sari met bewondering onderzochten.

In Genève hadden we de gelegenheid een dagtrip naar de Mont Blanc in Frankrijk te maken, waar Mangala voor het eerst sneeuw zag en er volop van genoot door sneeuwballen naar mij te gooien. In Parijs vierden we mijn eerste verjaardag als getrouwde man met een diner in een goed restaurant en mijn favoriete gerecht: coq-au-vin. In de Louvre ontdekte ik hoezeer Mangala van kunst hield, en ze was bijzonder onder de indruk van de impressionisten die daar tentoongesteld waren.

Onze reis eindigde in Cambridge, waar we op 20 juli arriveerden. De eerste taak die ik daar ondernam, was om het appartement dat ik voor ons had geregeld, te inspecteren. Het was een flat in Croft Gardens, een rustig, tuinachtige locatie vlakbij het stadscentrum, ideaal gelegen voor de dagelijkse boodschappen van Mangala. Bij de aankomst kreeg ik de sleutel van de flat en een speciale parkeerbadge voor de collegeparkeergelegenheden. Het was een mooi begin van ons leven samen in Cambridge.

De woning was goed ingericht met een gasfornuis, waterverwarmer en telefoonaansluiting. Toch moesten we nog een aantal huishoudelijke spullen aanschaffen, wat we in de komende dagen zouden doen. De avond was warm en gastvrij, aangezien onze vrienden Jamal en Suraiya ons uitnodigden voor een uitgebreid diner.

De overgang van bachelor naar getrouwde man betekende veel veranderingen in mijn leven, en het was duidelijk dat de aanpassing aan het leven als huisvader een grote stap zou zijn, zowel voor mij als voor Mangala.