De situatie van Donald Trump vertoont opvallende parallellen met die van Barack Obama: beide presidenten zagen hun populariteit niet stijgen, ondanks aanhoudende economische groei. Dit wijst erop dat de uitdagingen waar Trump voor stond niet alleen aan zijn persoonlijk beleid lagen, maar ook aan bredere politieke trends, vooral aan de versterking van partijdige loyaliteiten. Vanaf het moment van zijn inauguratie werden de Verenigde Staten geconfronteerd met massale, langdurige protesten tegen zijn presidentschap en agenda. De Women’s March op 21 januari 2017 was de grootste eenmalige protestactie in de Amerikaanse geschiedenis tot dat moment, met naar schatting tussen de 3,3 en 5,2 miljoen deelnemers verspreid over het land. Ook in juni 2018 vonden er honderden protesten plaats tegen Trumps immigratiebeleid, waaronder op 30 juni, toen ongeveer een half miljoen mensen deelnamen aan de “Families Belong Together”-demonstraties.

Deze protesten vormden de voedingsbodem voor een brede lokale organisatiebeweging. Zowel nationale organisaties als Women’s March en Indivisible, alsook talloze lokale groepen, die vaak nieuw waren in de politieke arena, zetten zich in om actief campagne te voeren. Vooral in congresdistricten waar de strijd om zetels het felst was, mobiliseerden zij vrijwilligers voor activiteiten als kiezersregistratie, telefonische campagnes en deur-aan-deurbezoeken. Hoewel de precieze impact moeilijk meetbaar is, bewezen de tussentijdse verkiezingen van 2018 dat deze organisatiekracht effectief was: de Democraten wonnen 41 zetels in het Huis van Afgevaardigden, behaalden meerderheid in diverse staatswetgevende organen en herwonnen gouverneursambten in belangrijke staten zoals Michigan en Wisconsin. Alleen de Senaat bleef teleurstellen, waar de Republikeinen twee zetels wonnen. Het gebruikelijke verlies van zetels voor de partij van de zittende president werd door de grote onpopolariteit van Trump en het grote aantal zetels dat verdedigd moest worden, versterkt.

Trump zelf droeg bij aan de verkiezingsnederlaag door controversiële onderwerpen als het afschaffen van de Affordable Care Act prominent op zijn agenda te zetten. De Democraten wisten dit onderwerp effectief te benutten in hun campagne. Ook zijn uitspraken over vrouwen en raciale minderheden leidden tot verlies van steun onder minder seksistische en meer anti-racistische kiezers, net zoals zijn harde standpunten over immigratie, die afstotend werkten op een groeiende groep immigratievriendelijke kiezers. Drie weken voor de verkiezingen ontkende Trump elke verantwoordelijkheid voor het mogelijke verlies en stelde dat hij “mensen hielp” en dat niemand ooit zo’n impact had gehad als hij.

Het electorale verlies kostte Trump en de Republikeinen de volledige controle over de regering, waardoor de Democraten sterkere middelen kregen om oppositie te voeren en uiteindelijk impeachmentprocedures te starten. Veel critici vroegen zich echter af waarom Trump ondanks de vele controverses relatief stabiele goedkeuringscijfers bleef behouden. De verklaring ligt in de sterke loyaliteit van de Republikeinse achterban. Trump behaalde consistent tussen de 80 en 90 procent goedkeuring binnen zijn partij. Zelfs als zijn totale populariteit daalde tot het laagste punt in de vroege veertiger jaren, bleek het moeilijk voor Republikeinen om zich tegen hem te keren.

Deze hechte band tussen Trump en zijn achterban werd door sommigen bijna mystiek beschreven. Politici als Patrick McHenry spraken van een “volledige verbinding” tussen Trump en de gemiddelde Republikeinse kiezer, wat hem een ongekende politieke macht gaf. Deze verbinding werd ook zichtbaar in het politieke gedrag van leiders als Lindsey Graham, die van tegenstander veranderde in een uitgesproken verdediger, wat zijn goedkeuring onder Zuid-Carolinaanse Republikeinen aanzienlijk deed stijgen. Tegelijkertijd waren er altijd Republikeinen en kiezers die kritiek hadden op Trump, maar zij bleven in de minderheid en gaven hun bezwaren weinig prioriteit.

Het is cruciaal te begrijpen dat deze dynamiek niet simpelweg neerkomt op ‘houden van Trump’ versus ‘niet houden’. Het is eerder een complexe wisselwerking waarin loyaliteit, ideologische affiniteit en de afweging van politieke belangen zorgen voor een robuuste steunbasis, ondanks controverse en oppositie. De partijdige polarisatie die in de afgelopen jaren is toegenomen, versterkt deze situatie, waardoor het electorale landschap steeds minder bewegelijk wordt en presidentschap meer een kwestie is van het mobiliseren van de eigen achterban dan van het overtuigen van een bredere meerderheid.

Daarnaast is het belangrijk te beseffen dat verkiezingen en politieke processen niet louter het gevolg zijn van individuele leiderschap, maar ook van diepgewortelde sociale en culturele verdeeldheden. Protesten, lokale organisatie en politieke betrokkenheid onder burgers vormen niet alleen een reactie op beleid, maar ook een uitdrukking van bredere maatschappelijke spanningen. Hierdoor worden verkiezingen steeds vaker een directe afspiegeling van deze polarisaties, waarbij de rol van de president vaak symbool staat voor grotere conflicten binnen de samenleving.

Hoe de Democratische Verkiezingen van 2020 Werden Beïnvloed door Media en Financiën

De Democratische primaries in 2020 waren een belangrijke test voor de partij, die zich tussen een brede groep kandidaten moest positioneren. De kandidaten, van senator Cory Booker tot de eerste openlijk homoseksuele kandidaat, Pete Buttigieg, vertegenwoordigen verschillende etnische achtergronden en sociaal-politieke perspectieven. Van de progressieve vleugel van de partij, die zich richt op de hervorming van het gezondheidszorgsysteem en de aanpak van klimaatverandering, tot meer gematigde figuren zoals Joe Biden, was de variëteit aan kandidaten een weerspiegeling van de interne spanningen die de partij sinds 2016 kenmerken.

Een van de opvallendste kenmerken van de strijd om de nominatie in 2020 was de rol van de zogenaamde "onzichtbare primaire" – de periode voorafgaand aan de daadwerkelijke caucussen en primaries. Het gebrek aan duidelijke steun voor een specifieke kandidaat onder partijleiders was zichtbaar in het aantal endorsements. Slechts 30% van de Democratische gouverneurs, senatoren en leden van het Huis van Afgevaardigden hadden zich voor de Iowa Caucus uitgesproken voor een kandidaat. Dit was het laagste percentage sinds de jaren 80, ondanks de vele kandidaten die het veld betreden. Het moeilijk kunnen identificeren van een consensus-kandidaat was een blijvende uitdaging.

Hoewel Biden uiteindelijk de meeste endorsements kreeg van partijleiders, was zijn pad naar de nominatie verre van soepel. De kloof tussen de gematigde en progressieve vleugels van de partij was duidelijk zichtbaar, en prominente progressieve figuren zoals senator Bernie Sanders en Elizabeth Warren werden vaak gepromoot door de partijbasis. Biden had ook te maken met zijn eigen onzekerheden – werd hij niet te oud om president te zijn? Was Sanders te links? Was Warren misschien te risicovol door haar gender en politiek profiel? Bovendien was er een tastbare terughoudendheid van de zwarte leiders binnen de partij, waarvan sommigen Biden’s kandidatuur niet volledig steunden, waaronder belangrijke figuren zoals Al Sharpton en Stacey Abrams.

De complexiteit van de Democratische nominatie in 2020 werd verder vergroot door de verschuivingen in de financieringsstructuren van de campagne. Het geld dat voor verkiezingscampagnes werd ingezameld, bereikte nieuwe hoogten, wat betekende dat kandidaten zonder partijleiderschapssteun of grote netwerkconnecties toch serieuze campagnes konden voeren. In 2016 had Bernie Sanders zijn campagne grotendeels gefinancierd met kleine donaties, en in 2020 was het scenario niet anders. Kandidaten zoals Michael Bloomberg en Tom Steyer gebruikten hun eigen enorme rijkdom om miljoenen dollars te investeren in hun campagnes, wat leidde tot een verhoging van de concurrentie en het aantal geldinzamelingsmogelijkheden. Dit maakte het voor de partij moeilijker om zich achter een enkele kandidaat te scharen, wat de interne verdeeldheid verder aanwakkerde.

Een ander belangrijk aspect van de 2020-verkiezingen was de rol van de media. Kandidaten konden door hun mediacoverage de zichtbaarheid verhogen, zelfs zonder veel steun van de partij. De "media-gecreëerde" campagnes, zoals die van Donald Trump in 2016, zijn een voorbeeld van hoe kandidaten zonder sterke interne partijsteun toch hun kans konden grijpen. In 2020 zagen we soortgelijke patronen, maar de media-aandacht bleek vaak van korte duur te zijn. Zodra de kandidaten werden ontdekt, volgde een fase van intensieve media-aandacht die zowel positieve als negatieve kanten had. Dit resulteerde vaak in een tijdelijke stijging in de peilingen, maar de daaropvolgende "scrutinering" van hun verleden leidde vaak tot een daling van de steun en het uiteindelijke einde van hun campagne.

De verandering in de dynamiek van het campagnefinancieringssysteem en de rol van de media zijn dus twee belangrijke factoren die de Democratische primaries van 2020 hebben beïnvloed. De politieke en sociale trends die de partijen door de jaren heen hebben zien evolueren, werden duidelijk zichtbaar in deze verkiezingscyclus, waarbij zowel de rol van geld als de media een cruciale rol speelden bij het vormgeven van de uiteindelijke uitkomst. Het is belangrijk om te begrijpen hoe deze dynamieken niet alleen de verkiezingscampagnes zelf beïnvloeden, maar ook de manier waarop kandidaten hun boodschap naar de kiezers kunnen overbrengen. In dit verband is het ook essentieel te erkennen dat kandidaten in de hedendaagse politiek niet alleen vechten voor stemmen, maar ook voor aandacht in een constant evoluerend mediasysteem dat hen zowel kan maken als breken.

Wat onthult Trumps COVID-ziekte over leiderschap en publieke perceptie?

Toen Donald Trump in oktober 2020 positief testte op COVID-19, had hij al meerdere publieke optredens achter de rug, ondanks een eerder positieve sneltest en zonder een betrouwbare PCR-test te hebben ondergaan. Zijn agenda bleef onverstoord: een rally in Pennsylvania, een receptie in het Witte Huis voor militaire families, en uiteindelijk het debat op 29 september met Joe Biden. Trumps team arriveerde te laat om getest te worden en velen in zijn entourage, inclusief Melania Trump, droegen geen mondmaskers in het publiek.

Na het debat reisde Trump naar Minnesota voor een fondsenwerving en rally. Kort daarna testte zijn naaste medewerker Hope Hicks positief en voelde Trump zich zelf ook ziek. Toch verscheen hij de volgende dag op een besloten fondsenwerving in New Jersey met ongeveer 200 aanwezigen. Diezelfde avond kondigde hij via Twitter aan dat hij positief getest was.

Zijn gezondheid verslechterde snel. Op 2 oktober daalden zijn zuurstofwaarden drastisch. Artsen dienden experimentele behandelingen toe en hij werd opgenomen in het ziekenhuis. De dag erna kreeg hij een krachtig corticosteroïd toegediend na een nieuwe daling in zijn zuurstofniveau. Er volgden tegenstrijdige mededelingen over zijn toestand: zijn arts beweerde dat hij het goed maakte, terwijl stafchef Mark Meadows tegenover de pers zei dat de situatie zorgwekkend was. Trump was naar verluidt woedend op Meadows vanwege diens eerlijkheid.

Op 4 oktober voelde Trump zich beter en stond hij erop een rit rond het ziekenhuis te maken om zijn aanhangers te begroeten. Op 5 oktober keerde hij terug naar het Witte Huis, nog steeds onder behandeling. Hij betrad het balkon, verwijderde zijn mondmasker en poseerde zichtbaar kortademig voor foto’s. Kort daarna herhaalde hij deze scène, ditmaal met een cameraploeg. Binnen een uur probeerde hij zijn ziekteverloop te herdefiniëren als een daad van heldhaftigheid. In een video verklaarde hij: “Niemand die een leider is, zou doen wat ik níet deed. Ik weet dat er risico is, maar dat is oké. Laat het je leven niet domineren.” Zijn campagneteam verspreidde een meme waarin zijn hoofd op het lichaam van een footballspeler werd gemonteerd, die scoorde tegen een tegenstander met het hoofd van het coronavirus.

De besmetting van Trump leidde tot een explosieve toename in media-aandacht voor COVID-19. In de week na zijn diagnose steeg het aantal vermeldingen van ‘coronavirus’ op Amerikaanse nieuwszenders met 350%. Zelfs op Fox News overschaduwde het virus andere thema’s zoals Black Lives Matter en Antifa. Deze hernieuwde mediacoverage bleef op een hoger niveau dan voorheen, mede doordat COVID-19 centraal stond in het laatste verkiezingsdebat. Biden schilderde een somber beeld: een ‘donkere winter’ stond voor de deur. Trump daarentegen bleef vasthouden aan optimisme en heropening van het land.

Toch was de toon van de berichtgeving vaak ongunstig voor Trump. Journalisten benadrukten de gebrekkige veiligheidsmaatregelen rondom het Witte Huis en de roekeloosheid van Trump. Hij had publiekelijk het nut van mondmaskers afgewezen, wat leidde tot een cultuur van nonchalance binnen zijn staf. Zijn gedrag bracht mogelijk talloze mensen in gevaar: van Biden tijdens het debat tot fondsenwervers, geheim agenten en Witte Huis-medewerkers. Gebrek aan transparantie over de omvang van de besmettingen en zijn gezondheidstoestand voedden het wantrouwen.

Sommigen binnen de administratie hoopten dat Trumps eigen ervaring hem nederiger zou maken. Robert Redfield, hoofd van de CDC, zei later dat hij hoopte dat Trump anderen zou waarschuwen dat iedereen vatbaar is voor het virus. In plaats daarvan koos Trump voor ontkenning en bravoure: “Wees niet bang. Laat het je leven niet beheersen.”

De pandemie bleef ondertussen de centrale zorg van de Amerikaanse kiezer. Uit opinieonderzoek bleek dat het coronavirus, naast economie en gezondheidszorg, tot de drie belangrijkste verkiezingsthema’s behoorde. Andere onderwerpen waar Trump zwaar op inzette, zoals immigratie of criminaliteit, haalden bij lange na die prioriteit niet.

Hoewel Trump een beeld probeerde te schetsen van herstel en vooruitgang, vertelde zijn persoonlijke strijd een ander verhaal: de pandemie was nog lang niet voorbij. Zijn ziekte werd een nationaal spektakel en een manifestatie van leiderschap dat gebaseerd was op imago en weerstand tegen kwetsbaarheid. De boodschap aan zijn achterban was duidelijk: angst is zwakte, risico is mannelijk, en lijden is een kans om jezelf als sterk neer te zetten – zelfs ten koste van collectieve verantwoordelijkheid.

Wat belangrijk is om te begrijpen, is dat deze episode niet alleen een incident was, maar een geconcentreerde uiting van de politieke en culturele stijl van Trump: de afwijzing van feitelijkheid, de fetisj van kracht, en het voortdurend herdefiniëren van kwetsbaarheid als macht. Zijn ziekte werd een communicatiemoment in plaats van een reflectiepunt. In een tijd van wereldwijde crisis bood het presidentschap geen kalmerend gezag, maar een spektakel van ontkenning, mediamanipulatie en zelfverheerlijking. Wat hier zichtbaar werd, was hoe leiderschap in een gepolariseerd mediatijdperk meer draait om perceptie dan om publieke verantwoordelijkheid. En hoe gezondheid – zelfs de gezondheid van de leider – niet boven politieke instrumentalisering staat.

Waarom kleine verschuivingen grote gevolgen kunnen hebben: de verkiezingen van 2016 en 2020 in de VS

De verschuivingen in de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 naar 2020 vertonen een opvallende trend: ondanks de vele tumultueuze gebeurtenissen, zoals de pandemie, de moord op George Floyd, en de politieke veranderingen die de Trump-presidentschap kenmerken, waren de veranderingen in de stemgedrag relatief klein. De verschuivingen van de ene verkiezing naar de andere werden steeds kleiner, en in sommige gevallen waren ze zelfs uniformer. Dit toont aan hoe belangrijk zelfs kleine verschuivingen kunnen zijn in een tijd van politieke pariteit. In de context van de verkiezingen van 2020 betekenden de relatief kleine verschuivingen in swing states het verschil tussen het winnen en verliezen van het Witte Huis.

De verkiezingen van 2016 hadden een nieuwe politieke dynamiek gecreëerd, die vaak wordt aangeduid als de "diplomadivide". Dit fenomeen beschrijft hoe staten met een groter percentage witte kiezers met een universitair diploma naar de Democraten verschoven, terwijl staten met een hoger percentage witte kiezers zonder universitair diploma naar de Republikeinen gingen. Dit verschil in kiezersgedrag was direct gerelateerd aan kwesties van ras en immigratie, waarbij de standpunten van kiezers over deze thema’s sterker verbonden waren met hun opleidingsniveau. De verkiezingscampagne van 2016 maakte deze kwesties veel belangrijker dan de campagne van 2012, wat leidde tot een "identity shock" die de politieke verhoudingen in de VS veranderde.

De verschuivingen tussen 2016 en 2020 waren echter minder uitgesproken. Op het niveau van de counties in de Verenigde Staten was de gemiddelde verschuiving in stemgedrag slechts 1,9 punten in absolute waarde, vergeleken met 6,6 punten tussen 2012 en 2016. Dit suggereert dat de veranderingen in het kiesgedrag tussen 2016 en 2020 vooral voortkwamen uit kleine verschuivingen in belangrijke swing states, zoals Michigan, Pennsylvania en Wisconsin. Ondanks de grote gebeurtenissen van de vier jaar ertussen, was het voorspellen van de uitkomsten van de verkiezing in 2020 relatief eenvoudig als men keek naar de resultaten van 2016.

Bovendien was er een opvallende stabiliteit in het stemgedrag van de kiezers die in zowel 2012, 2016 als 2020 hadden gestemd. De VOTER-onderzoeken toonden aan dat kiezers die in 2012 en 2016 stemden, in de meeste gevallen trouw bleven aan hun partij. Van de kiezers die in 2012 Obama steunden, bleef 81% trouw aan Hillary Clinton in 2016, en van de kiezers die in 2016 voor Trump stemden, bleef 87% hem trouw in 2020. Dit toont aan dat de kiezers, zelfs in een tijd van grote politieke veranderingen, vaak loyaal blijven aan hun politieke partij, wat de kleine verschuivingen tussen 2016 en 2020 verklaart.

Desondanks waren de veranderingen in de coalities van de kandidaten tussen 2016 en 2020 opmerkelijk. Biden presteerde beter onder witte kiezers met een universitair diploma, terwijl Trump sterker presteerde onder zwarte en Latino-kiezers. Deze veranderingen in de demografische voorkeuren van de kiezers weerspiegelden de voortdurende polarisatie van de Amerikaanse politiek. Trump slaagde erin om zijn aantrekkingskracht te vergroten onder zwarte en Latino-kiezers, ondanks zijn harde standpunten over immigratie en burgerrechten, iets wat voor veel waarnemers een verrassing was. Dit veranderde kiezersgedrag leidde tot een verschuiving in de electorale coalities die de basis vormden van Biden's overwinning, hoewel de steun van kiezers van kleur nog steeds een cruciale rol speelde in het Democratische succes.

Deze verkiezingen laten zien hoe het steeds intensievere politieke landschap in de VS, gekarakteriseerd door ideologische polarisatie, de voorkeuren van kiezers beïnvloedt. Kiezers identificeren zich steeds sterker met de ideologie van hun partij, en deze ideologische kloof tussen de twee grote partijen is een van de belangrijkste drijfveren van het kiesgedrag. In de verkiezingen van 2020 was er dan ook een versterkte link tussen de ideologie van de kiezers en hun partijkeuze, een trend die de stabiliteit van de kiezerscoalities verder versterkte.

Een ander belangrijk punt in deze analyse is de veranderende dynamiek binnen de Democratische Partij. Biden’s succesvolle campagne in 2020 kan in grote mate worden toegeschreven aan zijn vermogen om de steun van de kiezers van Bernie Sanders te verkrijgen. Ondanks het feit dat Sanders-aanhangers in 2016 grotendeels voor Clinton stemden, steunde een groter percentage van hen Biden in 2020, wat de partij een bredere basis gaf. Biden’s inspanningen om Sanders’ achterban te integreren in zijn campagne, inclusief het oprichten van teams met progressieve stemmen, speelden hierin een belangrijke rol.

Het is belangrijk te begrijpen dat de voortdurende polarisatie in de VS zowel de verkiezingsdynamiek als de percepties van de kiezers diepgaand heeft beïnvloed. De verschuivingen tussen 2016 en 2020 waren relatief klein in absolute termen, maar de betekenis van deze verschuivingen was groot. Zelfs kleine veranderingen in swing states, ondersteund door loyale kiezers van de partijen, kunnen beslissend zijn in verkiezingsuitslagen. Wat verder duidelijk werd, is dat de steun van minderheidsgroepen zoals de zwarte en Latino-kiezers voor de Republikeinen, ondanks de harde standpunten van Trump, de koers van de Democratische Partij in de toekomst kan beïnvloeden.