In de context van draadloze communicatie kan het trainen van Deep Neural Networks (DNN) offline en het gebruik van deze getrainde modellen voor realtime verwerking een aanzienlijke verbetering opleveren ten opzichte van traditionele optimalisatiestrategieën. DNN's kunnen snel en efficiënt de vermogenscoëfficiënten voor eindgebruikers (UE's) schatten op basis van een gegeven set van inputposities, terwijl traditionele methoden voor elke optimalisatie steeds weer de kanalen van de UEs moeten schatten. Deze aanpakken zijn vaak complex en schalen slecht naarmate het aantal netwerkparameters toeneemt. DNN-modellen die offline getraind zijn, kunnen daarentegen veel sneller en met minder rekenkracht worden ingezet voor deze taken, wat hen bijzonder nuttig maakt in scenario’s waar snelheid van cruciaal belang is.

Toch is de overgang naar edge-apparaten zoals IoT-systemen, drones en smartphones niet zonder uitdagingen. De kracht van deep learning (DL) ligt in het vermogen om complexe taken met grote hoeveelheden parameters en data te verwerken. Voor draadloze communicatie betekent dit dat DL-modellen potentieel superieure prestaties kunnen leveren in zowel classificatie- als regressietoepassingen. Echter, de implementatie van dergelijke modellen op randapparaten vereist een zorgvuldige afstemming, omdat deze apparaten vaak worden gekarakteriseerd door beperkte rekenkracht, geheugen en energiecapaciteit.

De opkomst van edge-toepassingen, evenals de verschuiving van kunstmatige intelligentie (AI) van gecentraliseerde platforms naar meer gedistribueerde systemen, heeft de interesse gewekt in het optimaliseren van DL-modellen zodat deze efficiënt kunnen draaien op randapparaten. Door DL-mogelijkheden op randapparaten te integreren, kunnen deze apparaten lokaal gegevens verwerken, waardoor de behoefte aan datatransmissie naar centrale servers vermindert en zowel de bandbreedte wordt bespaard als de privacy wordt gewaarborgd.

Echter, deze modellen zijn vaak te complex en overgeparameteriseerd voor randapparaten. Daarom is modeloptimalisatie essentieel om de efficiëntie te verbeteren zonder in te boeten op de prestaties. Modeloptimalisatie is het proces waarbij het model wordt geherstructureerd om sneller te werken, minder geheugen en rekencapaciteit te verbruiken en minder energie te gebruiken, zonder dat dit ten koste gaat van de nauwkeurigheid van de voorspellingen.

Er zijn verschillende technieken die kunnen worden gebruikt voor modeloptimalisatie, zoals pruning, kwantisering en kennisdistillatie (KD). Deze methoden zijn al met succes toegepast in andere gebieden, zoals computer vision, en kunnen ook waardevol zijn voor draadloze communicatie. Pruning kan bijvoorbeeld helpen door onbelangrijke verbindingen in een netwerk te verwijderen, wat resulteert in een kleinere geheugengrootte en minder rekenkracht zonder verlies van nauwkeurigheid. Dit maakt het netwerk geschikter voor implementatie op apparaten met beperkte middelen.

In de context van draadloze communicatie, specifiek voor de modulatieherkenning van radiofrequentiesignalen, kunnen geoptimaliseerde DNN-modellen een belangrijke rol spelen, vooral wanneer ze worden toegepast op randapparaten zoals smartphones, drones en andere IoT-apparaten. DNN-modellen zoals VTCNN2, ResNet en InceptionNet kunnen als benchmarks dienen, omdat ze relatief complexe netwerken zijn met veel parameters. In deze netwerken bevat de eerste volledig verbonden laag vaak het grootste aantal parameters. Dit geeft aan dat optimalisatie in deze laag cruciaal kan zijn voor het algehele model. Het aanpassen van deze zware lagen kan leiden tot een aanzienlijke verbetering van de efficiëntie van het model.

In de volgende secties wordt gekeken naar verschillende optimalisatietechnieken die effectief kunnen worden toegepast op deze complexe DNN-modellen. Een van de technieken die besproken zal worden, is netwerkpruning, specifiek het gebruik van het Net-trim (NT) algoritme, dat is ontworpen om de gewichten van een netwerk te optimaliseren door onbelangrijke verbindingen te verwijderen zonder dat dit de output beïnvloedt. Dit leidt tot een dunnere, minder complexe netwerkstructuur die makkelijker kan worden uitgevoerd op randapparaten met beperkte rekenkracht en geheugen.

Optimalisatiemethoden voor modelarchitecturen

Netwerkpruning is een veelbelovende techniek voor het optimaliseren van DNN’s door het selectief verwijderen van onbelangrijke verbindingen. Het NT-algoritme is een voorbeeld van zo’n techniek, die werkt door de gewichten van elke laag in een voorgetraind netwerk te maximaliseren, wat leidt tot een netwerk met een kleinere geheugengrootte en minder rekenkracht. Dit helpt niet alleen om de prestaties van het model op randapparaten te verbeteren, maar vermindert ook het risico op overfitting, omdat onbelangrijke parameters worden verwijderd. Het NT-algoritme gebruikt een geavanceerde optimalisatietechniek, de methoden van de alternatieve richtingen (ADMM), om de gewichten van het netwerk te minimaliseren zonder de nauwkeurigheid van de output te beïnvloeden.

Naast netwerkpruning zijn er ook andere technieken zoals modelkwantisering en kennisdistillatie die kunnen helpen om DNN-modellen efficiënter te maken voor randapparaten. Kwantisering verlaagt de precisie van de gewichten in het model, wat leidt tot een lagere rekenintensiteit, terwijl kennisdistillatie een manier is om kleinere, efficiëntere modellen te trainen door de kennis van grotere, complexere modellen over te dragen. Deze technieken kunnen helpen om de prestaties van het model te behouden, zelfs wanneer het wordt uitgevoerd op apparaten met beperkte middelen.

Een belangrijk aspect van het optimaliseren van DNN’s voor draadloze communicatie is het begrijpen van de specifieke eisen van randapparaten, zoals smartphones, drones en IoT-apparaten. Deze apparaten hebben vaak te maken met beperkte energiebronnen, geheugen en rekencapaciteit, wat betekent dat elke optimalisatietechniek zorgvuldig moet worden geselecteerd en geïmplementeerd om ervoor te zorgen dat de prestaties van het model niet worden aangetast. Dit vereist een diepgaand begrip van de onderliggende netwerkarchitecturen en de manier waarop ze kunnen worden geoptimaliseerd voor de specifieke eisen van de randapparaten.

Hoe Optimalisatie Technieken Prestaties van DNN-Architecturen voor Modulatiedetectie Verbeteren

De optimalisatie van diepe neurale netwerken (DNN) speelt een cruciale rol bij het verbeteren van de efficiëntie en prestaties van systemen die werken met beperkte rekenkracht en geheugen. Dit is van bijzonder belang bij toepassingen zoals modulatiedetectie in draadloze communicatie, waar de capaciteit om snel en accuraat te classificeren van groot belang is. In deze context worden drie sleuteltechnieken voor optimalisatie vaak toegepast: netwerkpruning (NT), modelkwantisatie (PQ) en kennisdistillatie (KD). Elk van deze technieken heeft zijn eigen voordelen en draagt bij aan het verbeteren van de prestaties van het model, terwijl tegelijkertijd de rekenkracht en opslagvereisten verminderd worden.

Netwerkpruning is een techniek waarbij de gewichten van een neuraal netwerk worden 'gesnoeid' of verslankt om een sparser model te verkrijgen, zonder dat de prestaties aanzienlijk worden aangetast. Dit gebeurt door het verwijderen van niet-essentiële verbindingen in de netwerken. In het geval van een Convolutioneel Neuraal Netwerk (CNN), bijvoorbeeld, kan het model worden geoptimaliseerd door de gewichten van de eerste volledig verbonden (FC) laag te verkleinen. Dit wordt gedaan door een bepaalde drempelwaarde, aangeduid als ε, in te stellen om te bepalen welke gewichten verwijderd kunnen worden. Het resultaat is een verminderde activatie in de laag zonder dat de uiteindelijke classificatieresultaten significant worden aangetast. Dit verhoogt de snelheid van het netwerk en maakt het minder afhankelijk van geheugenbronnen.

Een andere techniek is modelkwantisatie, waarbij de precisie van de gewichten in het netwerk wordt verlaagd, bijvoorbeeld door de oorspronkelijke 64-bits floating-point getallen om te zetten naar 8-bits gehele getallen. Deze kwantisatie vermindert de opslagvereisten aanzienlijk, wat essentieel is voor implementatie op apparaten met beperkte geheugencapaciteit. Een populaire methode voor kwantisatie is Product Quantization (PQ), waarbij de gewichtsmatrix van een FC-laag in meerdere subruimten wordt verdeeld, die vervolgens worden geclusterd met behulp van K-means. Door gebruik te maken van deze clustering kunnen de originele gewichten met minder bits worden opgeslagen, wat de algehele opslagbehoeften vermindert en de rekentijd verkort tijdens inferentie.

Ten slotte biedt kennisdistillatie (KD) een manier om kennis over te dragen van een groter, complex model naar een kleiner, compacter model. Het grotere model, het 'lerarennetwerk', traint eerst om de gegevens nauwkeurig te classificeren, waarna deze kennis wordt overgedragen naar het kleinere 'studentenmodel'. Dit gebeurt door de output van het leraar- en studentenmodel met elkaar te vergelijken, met gebruik van een temperatuursparameter in de Softmax-functie om de verdeling van waarschijnlijkheden te verzachten. Door deze techniek te gebruiken, kan het kleinere model de prestatiekenmerken van het grotere model nabootsen, maar met aanzienlijk minder rekenkracht en geheugen, waardoor het beter geschikt is voor implementatie op apparaten met beperkte middelen.

Deze optimalisatietechnieken kunnen afzonderlijk of in combinatie worden toegepast om de prestaties van DNN-modellen voor modulatiedetectie te verbeteren. In experimenten met de RML2016.10A-dataset werd aangetoond dat het gebruik van netwerkpruning, kwantisatie en kennisdistillatie leidde tot een significante vermindering van het aantal vereiste parameters en een verbetering van de classificatieprestaties over verschillende signaal-ruisverhoudingen (SNR's). De evaluatie van de efficiëntie van pruning wordt vaak gemeten aan de hand van de pruning efficiëntie (pe), die de verhouding aangeeft van de verwaarloosde gewichten ten opzichte van het totaal aantal gewichten in het model. In de praktijk bleek dat zelfs met een aanzienlijke vermindering van de modelgrootte, de classificatieprecisie vrijwel behouden bleef, wat het nut van deze technieken benadrukt.

Een belangrijk punt om in gedachten te houden bij het gebruik van deze technieken is dat ze vaak een afweging vereisen tussen modelgrootte en nauwkeurigheid. Terwijl technieken zoals pruning en kwantisatie het model verkleinen, kan dit soms leiden tot een verlies van nauwkeurigheid, vooral wanneer de sparsing of de precisie te extreem wordt. Het is dus essentieel om zorgvuldig te balanceren tussen de mate van compressie en de prestatieniveaus die nodig zijn voor specifieke toepassingen.

Verder is het van belang om te begrijpen dat het succes van deze optimalisatie technieken in grote mate afhankelijk is van de aard van de gegevens en het specifieke probleem dat wordt opgelost. In het geval van modulatiedetectie, waar nauwkeurigheid van cruciaal belang is, moeten de gekozen optimalisatiestrategieën zorgvuldig worden afgestemd op de complexiteit van het modulatiedetectiemodel en de aard van de RF-signalen.