De recente veranderingen binnen de Republikeinse coalitie behoren ongetwijfeld tot de meest opmerkelijke politieke transformaties van de afgelopen vijftig jaar. In de vroege jaren 1960 bestond 64 procent van de Republikeinse activisten uit leden van mainline kerken, maar tegen 2008 was dit percentage gedaald tot slechts 21 procent. Deze daling van meer dan veertig procent in de vertegenwoordiging van mainline activisten in de Republikeinse Partij is zonder twijfel een opvallende gebeurtenis. Het vacuüm dat hierdoor ontstond, werd grotendeels ingevuld door evangelicale activisten. In de vroege jaren 1960 maakte slechts ongeveer 20 procent van de Republikeinse activisten deel uit van evangelicale stromingen, maar tegen 2008 was dat aantal gestegen tot 47 procent, wat hen tot de grootste groep binnen de partij maakte.

Deze verschuivingen zijn niet alleen zichtbaar in de gegevens over de religieuze affiliaties van partijdige activisten, maar ook in de delegaties van nationale conventies en in de kiescoalities van de partij. De opkomst van evangelicalen in de Republikeinse Partij wordt vaak toegeschreven aan de fundamentele veranderingen in de religieuze verhoudingen binnen de Verenigde Staten, die hebben bijgedragen aan de opkomst van de zogenaamde "cultuurstrijd". Deze strijd, die de morele en culturele waarden binnen de Amerikaanse samenleving verdeelt, heeft geleid tot een steeds prominentere rol voor religieuze conservatieven binnen de politiek.

De opkomst van evangelicalen als belangrijke spelers binnen de Republikeinse Partij kan niet los worden gezien van een bredere culturele en religieuze evolutie. Waar de mainline kerken, zoals de Presbyteriaanse, Episkopale en Methodistische tradities, in de loop van de 20e eeuw steeds progressiever werden in hun benadering van wetenschap en moderne sociale kwesties, bleven de evangelische denominaties – zoals de Zuidelijke Baptisten en de Pinkstergemeenschappen – trouw aan traditionele religieuze opvattingen die zich verzetten tegen de vernieuwingen van de moderne tijd. Dit verzet tegen de seculiere tendensen van de samenleving werd politiek uitgespeeld, waarbij de Republikeinse Partij steeds meer een toevluchtsoord werd voor deze religieuze en culturele conservatieven.

Tegen het einde van de 20e eeuw hadden de Republikeinen zich steeds duidelijker gepositioneerd als de partij van de religieuze traditionele waarden. Vooral kwesties als abortus en seksuele politiek, die nauw verbonden zijn met de morele overtuigingen van evangelicalen, werden belangrijke verkiezingsthema's. De organisatie van de zogenaamde 'Christian Right' speelde een sleutelrol in het mobiliseren van christelijke kiezers en het beïnvloeden van het politieke beleid. Abortion werd gepresenteerd als een juridische en constitutionele strijd waarbij de christelijke plicht van de gelovigen werd gekoppeld aan hun burgerplicht. Politieke overwinningen in het Congres en het Witte Huis werden gepromoot als cruciaal in de juridische strijd tegen progressieve, seculiere tegenstanders die volgens hen de federale rechtbanken hadden bezet met activistische rechters.

Toch, ondanks het succes van de Christian Right in het mobiliseren van kiezers en het behalen van politieke overwinningen, bleven er vragen bestaan over de werkelijke motieven achter de verschuiving van evangelicale stemmen naar de Republikeinen. Was het de morele kwestie van abortus die evangelicals uit de Democratische Partij drong, of speelden andere, diepgewortelde politieke verdeeldheden, zoals de verzet tegen federale pogingen om raciale ongelijkheid te verminderen, een grotere rol in deze politieke transitie? Onderzoek suggereert dat hoewel morele kwesties, zoals abortus, inderdaad belangrijk bleven voor de evangelicale stem, er ook een sterke link bestaat tussen de politieke betrokkenheid van evangelicalen en hun houding tegenover raciale en culturele kwesties in de VS.

De invloed van de evangelicale beweging binnen de Republikeinse Partij is verder versterkt door de oprichting van politieke organisaties die deze stroming vertegenwoordigen, zoals de Moral Majority, de Religious Roundtable en de Christian Coalition. Deze organisaties speelden een cruciale rol in de jaren 1980 en 1990, door middelen in te zetten voor het mobiliseren van hun leden en politieke invloed uit te oefenen op nationale verkiezingen. De opkomst van deze organisaties, samen met de invloed van politieke leiders als Pat Robertson, benadrukte de groeiende politieke macht van de evangelische kiezers. Tegen het begin van de 21e eeuw begon echter een verschuiving zichtbaar te worden. Terwijl sommige van de eerder invloedrijke organisaties leken af te nemen in kracht, bleef de invloed van de evangelische beweging binnen de Republikeinse Partij significant.

Naast deze bewegingen was er ook een groeiend aantal politieke winsten, met name op het gebied van abortuswetgeving en homorechten. De voortdurende inspanningen om abortusrechten in te perken, zelfs na de beroemde uitspraak van Roe v. Wade, tonen aan hoe de politieke en morele overtuigingen van evangelicalen blijven doordringen in de wetgeving. Ondanks recente tegenslagen, zoals de beslissing van het Hooggerechtshof over homohuwelijken, blijft de invloed van de evangelische kiezers in de Republikeinse Partij groot, wat wijst op de blijvende relevantie van deze beweging in de Amerikaanse politiek.

De relatie tussen de evangelicale beweging en de Republikeinse Partij is dus complex en diepgeworteld. Het gaat niet alleen om religieuze kwesties zoals abortus of homorechten, maar ook om bredere culturele en raciale spanningen die het politieke landschap in de VS kenmerken. Evangelicals hebben zich in toenemende mate gepositioneerd als de verdedigers van traditionele waarden tegenover wat zij beschouwen als de bedreigingen van secularisme en progressief beleid. Deze dynamiek blijft zich ontwikkelen, met belangrijke implicaties voor de toekomst van de Amerikaanse politiek.

Hoe beïnvloedt de evangelische subcultuur de politiek van liberale jonge evangelicals?

In het bredere evangelische milieu, dat vaak wordt gekarakteriseerd door een sterke nadruk op bijbelse literaliteit, culturele conservatisme en de bescherming van traditionele normen, heeft zich een kleinere, maar groeiende subcultuur gevormd: die van de liberale evangelicals. Hoewel deze groep zich positioneert tegen de meer traditionele waarden van de grotere evangelische subcultuur, blijft hun politieke en sociale gedrag toch sterk beïnvloed door de normatieve waarden van hun geloofsgemeente. Dit roept de vraag op in hoeverre liberale jonge evangelicals daadwerkelijk een breuk vormen met de bredere evangelische gemeenschap of dat hun liberale overtuigingen simpelweg een subculturele aanpassing zijn binnen het grotere geheel van evangelisch geloof.

Een van de opvallende kenmerken van deze groep is de neiging om conservatiever te zijn dan hun niet-evangelische leeftijdsgenoten op cultuurgebonden kwesties zoals abortus en de rechten van LGBT-personen. Dit staat in schril contrast met de liberale standpunten die vaak worden geassocieerd met de bredere progressieve beweging, waarin zulke culturele kwesties veel prominenter aan de orde komen. Het idee dat liberale jonge evangelicals, ondanks hun politieke en sociale progressiviteit, vast blijven zitten aan bepaalde traditionele normen van de bredere evangelische subcultuur, kan worden verklaard door een aantal fundamentele factoren. Zo benadrukken ze in plaats van cultureel geladen kwesties vaak niet-culturele onderwerpen zoals het milieu en overheidssteun voor de armen. Deze keuze stelt hen in staat om een politiek discours te voeren dat niet in directe conflict komt met het publieke imago van het evangelische geloof, dat traditioneel gezien meer conservatief is.

Dit fenomeen kan ook verklaard worden door de rol die sociale identiteit speelt in politieke voorkeuren. De geschiedenis van de evangelische beweging in de Verenigde Staten heeft er mede voor gezorgd dat het evangelische geloof, in combinatie met de opkomst van de Christian Right in de jaren ’70 en ’80, nauw verbonden is geraakt met het conservatisme en de Republikeinse Partij. In dit kader blijft de positie van de liberale evangelicals in veel opzichten beperkt, aangezien ze zich nog steeds identificeren met de bredere evangelische subcultuur, ondanks hun progressieve sociale standpunten.

Toch is er een verschuiving waar te nemen. De opkomst van prominente liberale evangelicals, zoals Jim Wallis, Tony Campolo en Shane Claiborne, toont aan dat er binnen de evangelische gemeenschap ruimte is voor een alternatief geluid. Deze beweging stelt zich op tegen de conservatieve dominantie binnen de evangelische subcultuur en biedt een platform voor politieke en sociale thema’s die de traditionele standpunten uitdagen. De werken van deze denkers benadrukken de morele en sociale verantwoordelijkheid van christenen om zich in te zetten voor gerechtigheid, armoedebestrijding en milieubescherming, wat hen in veel opzichten van hun conservatieve tegenhangers onderscheidt.

Het is echter belangrijk om te begrijpen dat deze liberale beweging binnen de evangelische subcultuur niet simpelweg een breuk betekent met de bredere evangelische identiteit, maar eerder een verschuiving binnen die identiteit. Liberale evangelicals blijven, ondanks hun afwijkende opvattingen, sterk verbonden met de kernwaarden van het evangelische geloof, zoals het geloof in een persoonlijke relatie met God, de nadruk op bijbelgetrouwheid en de betrokkenheid bij gemeenschapszorg. Dit zorgt ervoor dat ze zich onderscheiden van zowel hun conservatieve collega’s als van andere progressieve groeperingen buiten de evangelische gemeenschap. Het politieke gedrag van deze groep blijft in veel gevallen beïnvloed door de onderliggende normen van hun subcultuur, ondanks hun inzet voor progressieve doelen.

In politieke termen betekent dit dat liberale jonge evangelicals, zelfs als ze steun betuigen aan progressieve kwesties, vaak geneigd zijn om een Republikeinse stem te geven. Dit komt deels door de maatschappelijke en politieke invloed van de evangelische gemeenschap, die zich met name in de Verenigde Staten stevig heeft verankerd binnen de conservatieve ideologie. De rol van sociale identiteit in politieke voorkeuren is hierbij cruciaal; voor veel evangelicals is de verbinding met hun geloofsgemeente sterk bepalend voor hun politieke keuzes, zelfs wanneer dit zich uit in het ondersteunen van een politieke partij die verder verwijderd is van hun persoonlijke ideologieën.

Wat belangrijk is om te begrijpen bij het analyseren van de politieke houding van liberale evangelicals, is de complexiteit van de sociale identiteit en hoe deze de politieke keuzes beïnvloedt. Ondanks hun liberale standpunten blijven ze binnen een raamwerk van normen die niet volledig in lijn zijn met de bredere liberale agenda. Dit maakt hen een interessante en vaak onbegrepen subcultuur, die zich ergens tussen de traditionele evangelische normen en de progressieve politieke ideologieën bevindt. Het begrijpen van deze dynamiek is essentieel voor het doorgronden van de politieke gedragingen van deze groep, die ondanks hun liberale overtuigingen in veel opzichten nog steeds worden gevormd door hun evangelische identiteit.

Wat Zegt het Sociale Netwerk van Evangelicals over Hun Politieke Gedrag?

In dit hoofdstuk proberen we de contouren van het sociale en organisatorische milieu van evangelicals in kaart te brengen. De bevindingen ondermijnen gangbare percepties van zowel de structuur als de samenstelling van de sociale netwerken van evangelicals. Tenminste over de onderzochte periode vertonen de netwerken van evangelicals kenmerken die niet breed consistent zijn met de verwachtingen van politieke homogeniteit, zoals die zijn afgeleid van theorieën die de strengheid van de geloofstraditie als bepalende factor beschouwen voor de sociale omgeving van gelovigen. Evangelicals' netwerken zijn dan ook niet uniek; ze vertonen evenveel onenigheid als netwerken binnen andere religieuze tradities. Het netwerk van zwarte protestanten, katholieken en mainline protestanten is qua samenstelling niet wezenlijk verschillend van dat van evangelische protestanten. Het behandelen van gemeenschappen over religieuze tradities heen als ongedifferentieerde eenheden lijkt dan ook gerechtvaardigd te zijn.

Tegelijkertijd zijn er aanwijzingen dat degenen die evangelicals willen organiseren voor politieke actie, binnenkort de gevolgen van hun eigen succes kunnen ondervinden. Belangengroepsondernemers die proberen in te spelen op bestaande religieuze netwerken om zogenaamde waardenkiezers te mobiliseren, zullen waarschijnlijk te maken krijgen met een steeds beter opgeleide groep supporters die meer dan ooit verbonden is met de buitenwereld. Sinds de jaren 80 is het inzetten van evangelicals in de cultuurstrijd, bijvoorbeeld door middel van conservatief christelijke juridische organisaties, vereist dat ze zich bezighouden met het overwegend seculiere juridische systeem. Hoewel tal van rechtscholen zijn aangesloten bij religieuze denominaties en evangelische christenen zeker de optie hebben om een religieus georiënteerde juridische opleiding te volgen, garandeert hun betrokkenheid in het juridische systeem contact met een diverse groep anderen. Dit heeft als gevolg dat het aangaan van een professionele uitdaging voor het bestaande politieke systeem een grotere betrokkenheid vereist met meningen die afwijken van die van de leden van de Christelijke Rechtse Beweging.

In veel gevallen leidt deze betrokkenheid, zoals hier wordt aangetoond, tot een verandering in de opvattingen van de basisleden van conservatief-christelijke organisaties, maar ook andere organisaties, door de natuurlijke koers van sociale invloeden. Dit fenomeen is niet nieuw; het is grondgedacht in meer dan een halve eeuw van theorievorming over de sociale omstandigheden die individuen vatbaar maken voor persuasie door massamedia en elite-invloed. Het gebrek aan sociale netwerken maakt bepaalde individuen bijzonder gevoelig voor eliteboodschappen. Schmitt-Beck (2003) benadrukt dat deze individuen een "open flank" vormen die via elitecommunicatie sterk beïnvloed kan worden. Het gemis van een steunstructuur motiveert hen bovendien om actief naar verbindingen te zoeken met belangengroepen, als manier om hun politieke netwerk te compenseren.

Wat betekent dit dan voor de toekomstige relatie tussen evangelicals en de Republikeinse Partij? Als de netwerken van evangelicals in wezen vergelijkbaar zijn met die van andere groepen, dan is het misschien mogelijk om de huidige situatie te behouden, en lijkt een breuk in deze relatie op korte termijn niet waarschijnlijk. Evangelicals blijken echter niet immuun voor tegenstrijdige politieke argumenten wanneer ze met onenigheid worden geconfronteerd. Dit suggereert dat onderzoekers op zoek moeten blijven naar nieuwe bronnen van diversiteit, vooral onder jongere evangelicals. Bovendien duidt de sterkte van netwerkeffecten op het stemgedrag en de steun voor de Christelijke Rechten op de moeilijkheid om deze groep effectief te leiden. De zichtbare scheuringen tussen evangelische leiders en hun aanhangers tijdens de verkiezingen van 2016 wijzen erop dat er niets vanzelfsprekend is aan de band tussen evangelicals en de Republikeinse Partij. Aan de andere kant, gegeven het bewijs dat in dit hoofdstuk wordt gepresenteerd, blijkt dat evangelicals goed beschermd zijn tegen druk van elites, wat hun politieke gedrag op dit moment aanzienlijk versterkt.

Het is belangrijk te begrijpen dat de netwerken van evangelicals complexer zijn dan vaak wordt aangenomen. Het idee dat gelovigen in strikt homogeen georiënteerde gemeenschappen verkeren, is een simplificatie die de diversiteit binnen deze netwerken over het hoofd ziet. Dit draagt bij aan het begrip dat evangelicals niet gemakkelijk kunnen worden gepusht in een richting, ondanks de druk van politieke elites. Evenzo speelt de manier waarop individuele overtuigingen en sociale netwerken met elkaar interageren een cruciale rol in het politieke gedrag van deze groep. De invloed van sociale invloeden en de aanwezigheid van tegengestelde standpunten kan zelfs leiden tot verschuivingen in het politieke landschap binnen evangelische gemeenschappen.

Hoe De Huwelijk Tussen Evangelicals en de Republikeinse Partij Sociale en Politieke Diversiteit Bevordert

In de afgelopen decennia hebben witte evangelische protestanten in de Verenigde Staten een enorme invloed gehad op de politieke koers, vooral rond kwesties van seksuele moraal, zoals abortus, anticonceptie, seksonderwijs en de rechten van homo- en lesbische paren. Dit politieke effect was vooral zichtbaar op lokaal en staatsniveau, hoewel de reële invloed vaak werd overschat. In dit hoofdstuk wordt de nadruk gelegd op de sociaal-politieke diversiteit binnen de evangelische gemeenschap, met name onder jongere generaties, die steeds kritischer staan tegenover de politieke alliantie met de Republikeinse Partij.

Witte evangelische protestanten hebben voor meer dan dertig jaar een sterke invloed uitgeoefend op het politieke debat in de VS. Met een opmerkelijke politieke samenhang stemden meer dan 80 procent van de evangelische kiezers in 2016 voor Donald Trump, en in 2012 ondersteunden bijna acht op de tien evangelicals Mitt Romney. Deze electorale steun is geen uitzondering, maar een patroon dat zich al sinds 1988 aandient, toen 69 procent van de evangelischen voor George H. W. Bush stemde. De politieke voorkeuren van deze groep zijn dus al vele jaren sterk gekleurd door de Republikeinse Partij.

Toch is er nu sprake van een verandering binnen deze gemeenschap. De jonge evangelischen lijken zich meer te distantiëren van de conservatieve politieke lijn die door hun leiders wordt nagestreefd. Een onderzoek wees uit dat 47 procent van de jonge witte evangelische protestanten voorstander is van het legaal toestaan van huwelijken tussen homoseksuele koppels, wat aanzienlijk hoger is dan het gemiddelde van de gemeenschap als geheel. Deze verschuiving wordt niet alleen gemotiveerd door veranderende sociale normen, maar ook door de politieke stijl van veel evangelische leiders, die door sommige jongeren als strijdlustig en polariserend wordt ervaren.

De kern van deze verschuiving ligt in de veranderende sociale netwerken en de toegang tot diverse informatiebronnen. De opkomst van internet en sociale media heeft jonge evangelischen in staat gesteld om ideeën en informatie van buiten hun traditionele netwerken te absorberen. Dit heeft hen blootgesteld aan een bredere waaier van politieke en culturele perspectieven, die vaak in contrast staan met de morele en sociale opvattingen die de evangelische gemeenschap historisch heeft gekoesterd.

Er zijn echter ook interne factoren die deze verandering aandrijven. Het politieke huwelijk tussen evangelische leiders en de Republikeinse Partij heeft mogelijk onbedoeld zaadjes van verdeeldheid geplant. Het vermogen van de evangelische leiders om jongeren te blijven mobiliseren lijkt af te nemen, juist omdat de jongere generatie meer diversiteit in sociale en culturele opvattingen waardeert. De eens zo stevige politieke alliantie met de Republikeinen lijkt nu een bron van verdeeldheid te worden, die niet alleen invloed heeft op de politieke voorkeuren van jongere evangelischen, maar ook op hun betrokkenheid bij de bredere kerkelijke gemeenschap.

Deze dynamiek heeft implicaties voor de toekomst van de evangelische gemeenschap. Terwijl de oudere generatie evangelischen in grote meerderheid vast blijft houden aan hun conservatieve opvattingen en politieke voorkeuren, lijkt de jongere generatie zich in toenemende mate te distantiëren van deze normatieve positie. Dit kan leiden tot een grotere politieke en culturele diversiteit binnen de evangelische kerken, wat de eenheid van de gemeenschap op de lange termijn zou kunnen ondermijnen.

De uitdaging voor de evangelische leiders van de toekomst zal zijn om deze generatie een ruimte te bieden waarin ze hun ideologische verschillen kunnen uiten zonder het fundament van hun geloofsgemeenschap te ondermijnen. Deze situatie roept fundamentele vragen op over de rol van de kerk in de samenleving en de manier waarop religieuze groepen zich politiek organiseren.

Het is belangrijk te begrijpen dat dit proces van diversificatie binnen de evangelische gemeenschap niet uitsluitend wordt aangedreven door externe politieke invloeden. De interactie met de bredere sociale omgeving, die steeds complexer en diverser wordt, speelt een cruciale rol in de veranderende opvattingen van jonge evangelischen. Dit proces is niet zozeer een breuk met het verleden, maar eerder een herdefiniëring van wat het betekent om zowel religieus als politiek betrokken te zijn in een steeds veranderende wereld.