Het idee dat verhalen een emotionele boog volgen, is een krachtig concept dat door de tijd heen in veel populaire verhalen is toegepast. Kurt Vonnegut, een Amerikaanse schrijver, onderzocht verschillende patronen in verhalen en ontdekte dat ze vaak gebaseerd zijn op een paar archetypische structuren. Deze structuren helpen niet alleen om de dynamiek van een verhaal te begrijpen, maar ook om diepere betekenissen te ontdekken die verband houden met de menselijke ervaring en de samenleving. In dit hoofdstuk zullen we een aantal van deze structuren verkennen en kijken hoe ze kunnen worden toegepast op politieke verhalen.

Vonnegut maakte bekend dat veel populaire verhalen een soort "man in een gat"-structuur volgen. Dit patroon begint met de held die in een relatief goede situatie verkeert, maar al snel in moeilijkheden raakt. Het verhaal volgt dan de val van de protagonist, die zijn of haar situatie probeert te verbeteren. Tegen het einde is de held meestal iets beter af dan aan het begin. Dit patroon is herkenbaar in veel populaire films en boeken, zoals de klassieke Hollywood-films, die vaak eindigen met een soort overwinning, ondanks de tijdelijke tegenslagen die de held meemaakt. Dit eenvoudige patroon van opkomst, val en herstel vormt de basis voor vele verhalen, en is ook aangetoond als bijzonder effectief in de filmindustrie.

Een ander belangrijk archetype dat Vonnegut identificeerde, is de "jongens ontmoet meisjes"-structuur. Dit verhaal volgt een held die iets begeert, het verliest, maar het uiteindelijk weer terugvindt en deze keer weet te behouden. Dit patroon is het fundament van veel romantische komedies, waarin de hoofdpersoon door een reeks van tegenslagen en misverstanden gaat, maar uiteindelijk een bevredigend einde bereikt. In de politieke context kan dit patroon worden gebruikt om de reis van een leider of een volk te beschrijven, die aanvankelijk iets van groot belang verliest, maar door doorzettingsvermogen uiteindelijk het verlies overwint en herstel vindt.

Het "Cinderella"-verhaal is een ander archetype dat Vonnegut noemde. Dit patroon begint vaak met tegenspoed, maar eindigt met een "levenslang geluk". Het verhaal heeft een stijgende lijn die halverwege tijdelijk een terugval kent, maar uiteindelijk stijgt het weer naar een positief einde. Dit patroon is te zien in veel sprookjes en wordt vaak gebruikt in verhalen die de kracht van verandering en transformatie benadrukken. In een politieke vertelling kan dit patroon de opkomst van een volk of een persoon vertegenwoordigen die zich uit een moeilijke situatie vecht en uiteindelijk zijn of haar doel bereikt.

Er zijn ook verhalen die het tegenovergestelde volgen, waarbij de situatie steeds slechter wordt. Vonnegut geeft als voorbeeld de roman De Gedaanteverwisseling van Kafka, waarin het hoofdpersonage, die begint in een tamelijk triviaal leven, wakker wordt en ontdekt dat hij in een kakkerlak is veranderd. Dit type verhaal benadrukt het idee van progressief falen, wat kan worden toegepast in politieke verhalen over ondergang en verlies, zoals de val van een imperium of de ondergang van een politieke leider.

Naast deze klassieke structuren heeft Vonnegut acht archetypen van verhalen geïdentificeerd, die onder meer betrekking hebben op thema's als schepping, zondeval en redding. De New Testament-structuur bijvoorbeeld, is bijzonder relevant voor politieke verhalen, aangezien deze de herleving van de mens na een val in zonden weerspiegelt. Het is interessant om op te merken dat de structuur van de New Testament-geschiedenis bijna identiek is aan die van het Cinderella-verhaal: een periode van opkomst, gevolgd door een terugval, en een uiteindelijke verlossing. Dit verband laat zien hoe verhalen over persoonlijke redding parallel kunnen lopen met bredere politieke verhalen over de opkomst en ondergang van naties of ideologieën.

In politieke vertellingen wordt vaak het "Overwinnen van het monster"-thema gebruikt. Dit vertelt het verhaal van een gemeenschap die wordt bedreigd door een kwaad of een monster, waarna een held opstaat om het monster te verslaan en zo de gemeenschap te redden. Dit patroon is vaak te vinden in verhalen die nationale identiteit en eenheid definiëren. Het idee van de heroïsche strijd tegen een externe dreiging kan worden gezien in zowel historische als moderne politieke vertellingen, van de strijd tegen een vijandige macht tot de symbolische strijd tegen sociale onrechtvaardigheid.

De kracht van dergelijke structuren ligt in hun universele toepasbaarheid en de manier waarop ze reflecteren hoe we onszelf en onze gemeenschappen zien. Of het nu gaat om persoonlijke verhalen van opkomst en val, of bredere politieke vertellingen over de strijd van een volk tegen onderdrukking, deze archetypen helpen de emotionele reis van een verhaal te begrijpen. Ze bieden een manier om de complexiteit van menselijke ervaringen en politieke processen te vereenvoudigen, waardoor ze makkelijker te begrijpen en te verwerken zijn voor het publiek.

Daarnaast is het belangrijk te realiseren dat de impact van verhalen niet alleen in de plotstructuur ligt, maar ook in de emotionele resonantie die ze oproepen. De meest krachtige verhalen zijn vaak diegene die niet alleen een structuur volgen, maar ook die de diepste menselijke verlangens en angsten weerspiegelen. Het begrijpen van deze narratieve structuren stelt ons in staat om zowel individuele als collectieve ervaringen beter te begrijpen, en biedt handvatten voor het creëren van verhalen die effectief communiceren, zowel in de literatuur als in de politiek.

Hoe Verandert Taal De Politiek? De Invloed van Post-Waarheid en Populisme

Taal is simpelweg een instrument voor communicatie. Het gaat niet alleen om de woorden die we gebruiken, maar vooral om hoe we deze woorden inzetten, hoe we erop reageren en hoe ze de zorgen van een gemeenschap reflecteren. Deze communicatie vormt de achtergrond van onze politiek. Wil men begrijpen waarom de wereld is zoals hij is, dan moet men kijken naar hoe taal wordt gebruikt, hoe deze gemanipuleerd wordt en welk effect deze manipulatie heeft op de ideeën die de samenleving vormgeven. Noch de taal die we gebruiken, noch de verhalen die we uit die taal construeren, ontstaan zomaar. De verhalen die we vertellen vormen niet alleen de tijden waarin we leven, ze reflecteren deze ook. Ze hebben een omgeving nodig om in verankerd te worden: een klimaat van ideeën, idealen of angsten waarmee ze in contact komen.

Het huidige politieke klimaat kan het beste worden samengevat als de botsing van twee mondiale cultuurtrends: post-wahrheit en populisme. Beide termen worden veelvuldig gebruikt in analyses over wat we zouden moeten maken van de moderne wereld. Beide zijn vage begrippen die verschillende betekenissen kunnen hebben voor verschillende mensen. Om de betekenis van deze begrippen voor de hedendaagse politiek beter te begrijpen, moeten we terugkijken naar enkele jaren geleden en ons verplaatsen naar de avond voor het einde van de wereld.

De Apocalyps als Marketingkans

Wanneer de apocalyps zich eindelijk aandient – dat wil zeggen, wanneer we het hoogtepunt van het menselijke verhaal bereiken – hoe moeten we dan omgaan met wat komen gaat? Zou dit het moment zijn om de samenleving opnieuw op te bouwen, van de verbrande aarde omhoog? Moeten we de beschaving opnieuw opstarten en ontdekken wat de mensheid werkelijk in staat is te doen? Zou dit het moment zijn om eindelijk actie te ondernemen tegen klimaatverandering? Of moeten we het gewoon omarmen als een kans om marketing te bedrijven? Het laatste werd gekozen door verschillende grote multinationale bedrijven toen ze geconfronteerd werden met de mogelijke ondergang van de menselijke beschaving in 2012.

Gedurende dat jaar was er groeiende bezorgdheid over een voorspelling (of in ieder geval een internetgerucht) gerelateerd aan het oude Maya-kalendersysteem, dat het einde van de wereld voorspelde op 21 december. De boodschap was duidelijk: de wereld zou eindigen. Het zou een kosmisch fenomeen zijn, een botsing van de planeet Nibiru met de aarde. Dit soort voorspellingen, vaak aangedreven door dubieuze bronnen, creëerden wereldwijd chaos. Maar bedrijven zagen hier kansen in. Jell-O lanceerde een reclame waarin een krat pudding werd geofferd als een offer aan de Maya-goden in de hoop dat dit hen zou overtuigen de cataclysm te annuleren. Chevrolet liet een Silverado door een post-apocalyptische woestenij rijden, terwijl de bestuurder zich zorgeloos omringd zag door overlevenden die hun lot bespraken. En Durex moedigde ons aan om het einde van de wereld te vieren met de slogan: "Het einde van de wereld mag niet het enige zijn dat komt."

Dit toont hoe een wereldramp, zelfs als die misschien nergens op sloeg, door de commerciële wereld werd gezien als een kans. Dit was geen catastrofe die in de eerste plaats als tragedie werd gezien, maar als iets om te verkopen. De ‘apocalyps’ werd een marketingtool.

Het Onzichtbare Breekpunt van 2016

Als we nu verder terugkijken naar de wereldgebeurtenissen, lijkt 2016 voor velen een jaar van verandering, waarin zoveel van wat we begrepen over de sociale wereld waarin we leefden, in verwarring werd gebracht. Het jaar begon vrij optimistisch, met de viering van de vijfhonderdste verjaardag van Thomas More’s Utopia. Maar tegen het einde van het jaar was de toon van die vieringen veranderd. De voorspellingen voor het jaar, die vaak de hoop van utopie en vernieuwing weerspiegelden, werden overschaduwd door een gevoel van chaos en een diepere breuk in de wereldcultuur. Taal en rationaliteit leken hun autoriteit te verliezen. De term 'post-wahrheit' werd opgemerkt door woordenboeken, waarin het het dominante idee van het jaar bleek te zijn. Waar waarheid ooit als fundament voor publieke discussie werd gezien, was dit niet langer het geval. Het was vervangen door een nieuwe realiteit waarin feiten ondergeschikt werden aan emotie en politieke opportuniteit.

2016 was het jaar waarin de effecten van populisme en post-wahrheit, door middel van politieke communicatie en manipulatie, steeds sterker naar voren kwamen. Het idee dat feiten er niet meer toe deden, dat rationaliteit geen dominante plaats meer had in het publieke debat, markeerde een duidelijk breekpunt. De wereld leek niet langer te draaien op de basis van gedeelde feiten, maar op wat politiek strategen en media konden verkopen.

De Diepere Krachten achter de Manipulatie van Taal

Hoewel het gebruik van taal in de politiek zelf niet nieuw is, heeft de manipulatie ervan de kracht gekregen om de richting van samenlevingen drastisch te veranderen. Het feit dat de wereld niet in een apocalyptisch scenario terechtkwam, betekent niet dat we niet geconfronteerd worden met andere, diepgaande vormen van verandering. De werkelijke crisis is misschien niet van kosmische aard, maar cultureel en ideologisch. De ideologieën van post-wahrheit en populisme komen steeds meer naar voren in de manier waarop politieke boodschappen worden gevormd en geconsumeerd. Het is deze nieuwe manier van omgaan met de waarheid, de vervaging van wat als feit werd beschouwd, die de fundamenten van democratische systemen bedreigt.

Taal is altijd een belangrijk instrument geweest in de politiek, maar de nieuwe rol die het speelt in de hedendaagse maatschappij is gevaarlijker dan ooit tevoren. De effecten van deze manipulatie kunnen leiden tot een samenleving waar de waarheid niet langer de basis is van de politieke dialoog, maar waar alles kan worden gestuurd door krachtige, emotionele verhalen en manipulaties die door populistische leiders worden gepromoot.

Hoe 'Fake News' de Politieke Discours Hervormde

De term ‘fake news’ werd vanaf het moment van zijn popularisatie door Donald Trump al snel een essentieel onderdeel van het politieke landschap. Aanvankelijk een label voor volledig gefabriceerde verhalen, werd het begrip al snel overgenomen door politieke figuren die het gebruikten om elke negatieve berichtgeving, ongeacht de inhoud, te bestempelen als “nep”. Dit fenomeen werd een krachtig instrument in het arsenaal van politieke propaganda, met als uiteindelijke doel de legitimiteit van de pers ondermijnen. Door de massale herhaling van de term en de nadruk op de “vervalsing van de waarheid” werd de term zowel een afschrikmiddel tegen kritische berichtgeving als een middel om de publieke opinie te manipuleren.

De manier waarop Trump en zijn volgelingen ‘fake news’ gebruikten, was een rechtstreekse aanval op de zogenaamde 'mainstream media'. De term kreeg betekenis als een aanval op de integriteit van nieuwsorganisaties die door Trump en zijn entourage werden bestempeld als partijdig en zelfs corrupt. Het was een strategie die de bredere, rechtse narratieven versterkte van een elite die buiten de realiteit stond, en die naar verluidt samenspande met de media om de gewone burger te misleiden. Wat begon als een poging om de geloofwaardigheid van specifieke nieuwsverhalen te ondermijnen, werd al snel een krachtig wapen in een ideologische strijd die de fundamenten van de democratie in twijfel trok.

Tegelijkertijd vond er een verschuiving plaats in de betekenis van ‘fake news’ zelf. Waar het ooit een label was voor misleidende of verzonnen verhalen, werd het begrip steeds meer verbonden met het idee van misinformatie die niet noodzakelijk verkeerd was, maar die doelbewust werd gepresenteerd om politieke invloed uit te oefenen. Deze misinformatie werd gepromoot via sociale media, waar algoritmes vaak bijdragen aan het verspreiden van sensationele verhalen zonder enige zorg voor de waarheid. Het gebruik van de term ‘fake news’ versmolt met de bredere publieke bezorgdheid over de invloed van technologie op de democratie.

De term 'fake news' werd dus niet alleen een descriptor voor valse informatie, maar ook een narratief hulpmiddel in politieke communicatie. In veel gevallen werd het gebruikt om kritische berichtgeving van de politieke tegenstander te delegitimeren, waardoor het eenvoudiger werd voor leiders om zich van verantwoordelijkheden te ontdoen en tegelijkertijd hun eigen politieke agenda te versterken. Dit was met name zichtbaar in de manier waarop Trump zijn supporters toesprak, door hun te overtuigen dat alles wat niet overeenkwam met zijn standpunten door de media was vervormd. In dit opzicht was ‘fake news’ zowel een aanduiding van de werkelijkheid als een manier om die werkelijkheid te herschrijven.

In het politieke spel van de 21ste eeuw speelt 'fake news' een dubbele rol. Enerzijds is het een manier om informatie te filteren, te verdraaien en om te vormen naar politieke belangen. Anderzijds is het een manier om het publieke debat te stuwen richting een niveau waar feiten relatief zijn, en waar de focus niet meer ligt op de inhoud van de berichtgeving zelf, maar op de vermeende kwade bedoelingen van degenen die de berichten verspreiden. Dit heeft verstrekkende gevolgen voor het vertrouwen in de media en voor de manier waarop het publiek zich verhoudt tot informatiebronnen.

Het gebruik van de term is ook onvermijdelijk verbonden met de opkomst van sociale media als dominante communicatietools. In deze nieuwe mediaomgeving worden traditionele nieuwsorganisaties vaak gezien als verouderd of niet betrouwbaar, terwijl sociale mediaplatformen, waar 'fake news' in overvloed voorkomt, steeds meer de rol van nieuwsbron op zich nemen. Deze platforms bieden geen garanties voor de kwaliteit of de waarheid van de gepresenteerde informatie, wat de zorg over de verspreiding van misinformatie versterkt.

Desondanks is de kritiek op het gebruik van ‘fake news’ niet geheel ongegrond. Een aantal Britse en Amerikaanse beleidsmakers heeft gepleit voor het loslaten van de term omdat deze te vaag en politiek geladen is. Het vervangen van de term door meer precieze termen zoals misinformatie of desinformatie zou wellicht de discussie rondom de betrouwbaarheid van nieuws een stap verder kunnen brengen. Maar de vraag blijft of het mogelijk is om een term die zo diep in de publieke bewustwording is ingebed, te vervangen. De kracht van ‘fake news’ ligt namelijk niet alleen in de betekenis die het bevat, maar in de manier waarop het de verhoudingen tussen macht, waarheid en publieke perceptie beïnvloedt.

De term zelf heeft een andere waarde gekregen door de snelle evolutie van het politieke discours. Het is een woord geworden dat de discussies over de staat van de democratie en de vrijheid van meningsuiting aanwakkert. Dit maakt het onwaarschijnlijk dat ‘fake news’ snel zal verdwijnen, ongeacht de inspanningen van academici of beleidsmakers. De term heeft zichzelf ingegraven in de collectieve psyche van de samenleving, en de strijd om de betekenis ervan zal waarschijnlijk een belangrijke rol blijven spelen in de politieke strijd van de komende jaren.

Waarom geloven mensen in complottheorieën, zelfs als ze onwaarschijnlijk zijn?

In tijden van sociale media en permanente digitale verbondenheid ontstaat er een bijzondere dynamiek tussen fictie, realiteit en het menselijk verlangen naar betekenis. Fancommunities verzamelen zich online in grote aantallen om verhaallijnen van populaire series te analyseren. Een ogenschijnlijk onbeduidend detail kan een keten van speculaties uitlokken: waarom bewoog die boom in Lost zo mysterieus? Het antwoord – hoe vergezocht ook – dat de bomen epileptische aanvallen kregen, groeide uit tot een exemplarisch voorbeeld van een “epileptische boom”: een theorie die ontstaat wanneer elk detail betekenis móét hebben, zoals Chekhov’s geweer dat, eenmaal geïntroduceerd, gegarandeerd moet afgaan.

Fictie vereist coherentie. De plot moet logisch voortvloeien uit oorzaak en gevolg. Roland Barthes stelde al dat het narratief niets anders is dan een systeem van functies. Zelfs ogenschijnlijk zinloze details verkrijgen betekenis: ze worden absurd of beladen met verwachting. In detectiveverhalen verschijnen ‘red herrings’ niet als willekeurige elementen, maar als bewuste afleidingsmanoeuvres. Volgens E. M. Forster is het precies dit causaliteitsprincipe dat het verschil maakt tussen een verhaal en een simpele chronologie van gebeurtenissen: het gaat niet alleen om wat er gebeurt, maar waarom het gebeurt.

De menselijke geest is geëvolueerd om de wereld in termen van oorzaken en gevolgen te begrijpen. Vanaf zes maanden oud tonen we al een aangeboren voorkeur voor patroonherkenning. Deze cognitieve neiging helpt ons om ons geloofssysteem te vormen, voorspellingen te doen, de wereld te ordenen. Maar terwijl de structuur van verhalen helder en sluitend moet zijn, is de werkelijkheid grillig, onvoorspelbaar en vaak niet volledig verklaarbaar. In het echte leven betekent een geweer aan de muur niet automatisch dat er iemand neergeschoten zal worden.

Toch blijven we deze fictie-logica op de realiteit projecteren. Bijgeloof is hier een subtiel voorbeeld van: de denkfout post hoc ergo propter hoc, waarbij we aannemen dat als gebeurtenis B volgt op A, A wel de oorzaak van B moet zijn. Dat ik twee keer won van Bob terwijl ik gele sokken droeg, wordt dan niet geïnterpreteerd als toeval, maar als bewijs dat die sokken magisch werken. Het verwarren van correlatie met causaliteit is diep menselijk – en vormt het fundament van complotdenken.

Complottheorieën zijn verhalen die de logica van fictie overnemen, maar die toepassen op de werkelijkheid. Alles krijgt betekenis. Niets is toevallig. Elk detail wijst op een verborgen bedoeling. Zoals in de klassieke vertelling van het monster dat overwonnen moet worden, staat de ‘held’ – de burger die zogenaamd wakker is geworden – tegenover een alomtegenwoordig en duister machtsapparaat: overheden, media, internationale organisaties. Alles en iedereen lijkt deel uit te maken van een geheim complot, zorgvuldig geregisseerd en verhuld.

Voor complotdenkers is het verhaal net zo belangrijk als de feiten. Sterker nog, het is het verhaal zelf dat een alternatief wereldbeeld schept waarin ze zich als helden kunnen positioneren. De officiële lezing van de gebeurtenissen – door overheden of media – wordt afgedaan als propaganda. Het ware inzicht wordt gezocht in ‘gestigmatiseerde kennis’: alternatieve verklaringen die buiten de wetenschappelijke of journalistieke consensus vallen, maar juist daardoor als ‘puurder’ worden gezien.

Tegenstrijdigheden in het officiële verhaal worden opgevat als aanwijzingen dat er iets verzwegen wordt. In plaats van cognitieve dissonantie te ervaren, voelen complotdenkers zich gesterkt: het feit dat iets niet klopt, bevestigt hun vermoeden dat het systeem corrupt is. Ze portretteren zichzelf als moderne Prometheussen die het vuur van de waarheid stelen uit de handen van machtige, misleidende elites.

Dit verklaart waarom het complotdenken zo nauw verwant is aan populisme. Beide zijn geworteld in een fundamenteel wantrouwen jegens de gevestigde orde. Politieke figuren als Donald Trump of de hardste Brexit-aanhangers gebruiken bewust de taal van het complot: ze suggereren dat de waarheid systematisch wordt onderdrukt door een samenzwering van technocraten, media en supranationale instellingen. Binnen dit kader worden alternatieve narratieven geen randverschijnsel meer, maar een structureel onderdeel van de politieke cultuur.

Wat hierbij van belang is te begrijpen, is dat complottheorieën psychologisch niet enkel gebaseerd zijn op een verlangen naar waarheid, maar op het verlangen naar structuur, betekenis en morele helderheid in een chaotische wereld. Ze bieden een duidelijke scheiding tussen goed en kwaad, held en schurk, dader en slachtoffer. In die zin zijn ze een vorm van mythevorming, met archetypische kenmerken en een narratieve helderheid die de complexe, ambigue werkelijkheid zelden biedt. Precies daarom zijn ze zo aantrekkelijk – en zo gevaarlijk.