De ervaring van Greenway op de planeet Ganabar IV is een grimmige herinnering aan de onvoorspelbaarheid van het leven, zelfs in zijn afwezigheid. Tijdens een van zijn tochten ontdekt hij een dode zeedierlijke vorm die, ondanks de ogenschijnlijke tekenen van de dood, nog enige beweging vertoont. Dit zou op het eerste gezicht verwarrend kunnen zijn: hoe kan iets dat dood lijkt toch enige activiteit vertonen? Voor Greenway, die tientallen jaren als kolonist op deze verre planeet doorbracht, is het een moment van twijfel, van verwarring over zijn eigen kennis van de natuur en de wetten van het leven en de dood.

Op het moment dat Greenway het karkas van het wezen vindt en het bijna onmiddellijk ziet verdwijnen onder de golven, ervaart hij een onverklaarbare gewaarwording: een gevoel dat de zaak misschien toch niet zo dood was als hij dacht. De technologische hulpmiddelen die hij ter beschikking heeft – waaronder de binoculairs die video-opnames maken – geven niet veel antwoorden. In plaats van het karkas simpelweg als inert en overleden te beschouwen, vermoedt hij dat er iets anders aan de hand is. Geen golf was er om het karkas te verplaatsen, en toch leek het te bewegen, als een object dat nog enige vorm van leven in zich had. Deze onzekerheid brengt hem naar een moment van reflectie over de aard van dood en leven in een onbekende en ongetemde wereld. De gedachte dat "dode dingen" zich soms niet gedroegen zoals verwacht, confronteerde hem met zijn eigen menselijke beperkingen en kennis.

Terwijl hij verder naar de horizon kijkt, drijft er een ander fenomeen op de golven: een enorm zwermende groep haaien, in een soort bloedige voedselroes, zich voedend met duizenden pas uitgekomen zeeschildpadden. De chaos die zich voor hem ontvouwt, wordt gekarakteriseerd door een wilde strijd om het leven, maar ook door de onverbiddelijke, cyclische processen die altijd aan de gang zijn op een wereld waar overleving de enige constante is. Het besef van deze onverbiddelijke cyclus – leven en dood in een onophoudelijke stroom – is duidelijk zichtbaar in de levens van de wezens van Ganabar IV, maar ook in het leven van Greenway zelf. Het verlies van zijn metgezel Grace, en zijn reflecties over hun gezamenlijk leven, maakt hem extra gevoelig voor de vergankelijkheid van alles wat hij kent. En juist op dat moment, te midden van de chaos van het leven, roept hij zijn robot-submersible, Nigig, op om het mysterie van de omgeving verder te onderzoeken.

Wat volgt, is een ontdekkingsreis die hem confronteert met de realiteit van een ecosysteem dat zich niet gemakkelijk laat begrijpen. Het feit dat de robot zich gedraagt op manieren die niet helemaal voorspelbaar zijn, versterkt Greenway’s gevoel dat hij niet alles begrijpt, ondanks zijn uitgebreide ervaring. Het is een waarschuwing dat zelfs in een door technologie en ervaring geconditioneerde wereld, er altijd onbekende factoren blijven die onze kennis uitdagen en onze grenzen verleggen.

Een belangrijk aspect van Greenway’s overleving is het gebruik van geavanceerde technologie. De naniete biostabilisatoren in zijn systeem beschermen hem tegen de meeste ziekteverwekkers en allergische reacties, wat zijn rol als kolonist mogelijk maakt. Dit idee van zelfgenezing en bescherming door technologie legt een interessante paradox bloot: de afhankelijkheid van technologie is tegelijk een zegen en een beperking. Zonder technologie zou Greenway eenvoudigweg geen kans hebben gehad op overleving op een onbekende planeet, maar tegelijkertijd beperkt deze afhankelijkheid hem in zijn vermogen om volledig te begrijpen wat er om hem heen gebeurt.

Greenway’s reflectie op het moment dat hij Grace’s overlijden ervaart, levert een gedetailleerd inzicht op in hoe het verleden zich over de toekomst wikkelt. Zijn herinnering aan de tijd die ze samen doorbrachten, de kleine dagelijkse rituelen en hun gezamenlijke overleving, laat zien hoe de mens niet alleen een product van zijn omgeving is, maar ook van de relaties die hij onderhoudt. Zijn herinnering aan Grace – en haar laatste wens om de citroenboom te verzorgen – is een herinnering aan de menselijke neiging om zelfs in de meest onwaarschijnlijke omstandigheden, vast te houden aan rituelen en symbolen van het leven.

Het is belangrijk te begrijpen dat het leven op Ganabar IV, en zelfs op de aarde, altijd in een delicate balans van leven en dood verkeert. Voor Greenway is de ontdekking van wat zich onder het oppervlak afspeelt op de planeet geen verbazingwekkend of zeldzaam moment, maar een herinnering aan hoe natuur altijd haar eigen regels volgt. Zelfs als de wezens die hij tegenkomt lijken te sterven, blijven ze een rol spelen in de cyclus van het leven, een cyclus die altijd doorgaat, zelfs wanneer wij ons ervan afwenden. Deze onophoudelijke cyclus is een belangrijk thema dat niet alleen het overleven van Greenway verklaart, maar ook de bredere betekenis van bestaan en natuur benadrukt. Het besef dat er altijd meer is dan datgene wat zichtbaar is, vormt de basis van de voortdurende zoektocht naar kennis en begrip.

Waarom muziek een centrale rol speelt in mijn verhalen

Muziek speelt een onmiskenbare rol in veel van mijn verhalen. Het is een element dat steeds terugkomt, zelfs in verhalen die niet expliciet over muziek gaan. In "Pest Control" bijvoorbeeld is muziek niet alleen een achtergrond, maar ook een drijvende kracht. Het heeft iets magisch; het lijkt wel alsof muziek altijd op de juiste momenten in mijn verhalen verschijnt, alsof het een weerspiegeling is van de emoties en de sfeer die ik wil overbrengen.

Dit heeft ongetwijfeld te maken met mijn achtergrond. Als kind werd van mij verwacht dat ik op zijn minst een muziekinstrument zou kunnen bespelen. Mijn ouders gaven me een gitaar en een harmonica, en mijn zussen en ik kregen altijd muzieklessen. De liefde voor muziek was voor ons vanzelfsprekend, alsof het deel uitmaakte van onze opvoeding. Zelf ben ik niet bijzonder muzikaal, maar de verbondenheid met muziek was altijd duidelijk aanwezig. Misschien heeft het iets te maken met mijn methodistische opvoeding, waar discipline en toewijding belangrijk waren, niet alleen in het geloof, maar ook in de kunst.

Muziek biedt, volgens mij, meer dan alleen een melodie of een ritme. Het biedt structuur, het creëert een gevoel van samenhang. In een bluegrassband bijvoorbeeld, is de verwachting dat elke muzikant in staat is om een solo te spelen. Het is een democratische vorm van muziek, waar iedereen zijn eigen bijdrage moet leveren, en dat vereist dat elke muzikant zijn vak goed beheerst. Het is een bijzondere ervaring om naar bluegrassmuziek te luisteren; ik voel de passie van de muzikanten, zelfs als ik zelf niet een van hen ben. Toch blijf ik altijd een buitenstaander die van de muziek geniet zonder echt mee te doen.

De bluegrassbands die ik het meeste waardeer zijn de Foggy Hogtown Boys, de Del McCoury Band en het Blue Grass Gospel Project. De muziek die zij spelen raakt iets dieps in me, iets dat ik niet altijd in woorden kan vatten, maar dat ik wel in mijn verhalen probeer over te brengen. Alhoewel ik zelf de banjo speel (en niet al te goed), begrijp ik de kracht van de muziek die ermee gemaakt wordt. Misschien komt het ook omdat ik iets van de complexiteit van de muziek begrijp, zelfs als ik niet altijd zelf de juiste noten kan raken.

Mijn schrijfproces is een weerspiegeling van mijn relatie met muziek. Ik schrijf niet altijd volgens een vast schema; ik probeer regelmatig iets te schrijven, maar het is niet altijd mogelijk. De ideeën komen niet altijd wanneer ik ze wil, en ik probeer mijn werk te doen op de momenten dat de inspiratie daar is. Er zijn momenten waarop ik elke dag schrijf, maar soms kan het ook weken duren voordat ik iets op papier zet. Ik heb geprobeerd om een vast ritme in mijn schrijven te brengen, maar het lukt me zelden. Toch, wanneer het verhaal eenmaal begint te stromen, wil ik doorgaan totdat het af is. Dit verlangen om door te schrijven, zelfs als het moeilijk is, is vergelijkbaar met het spelen van muziek. Soms komt de inspiratie niet vanzelf, maar als het eenmaal komt, is het als het spelen van een melodie die niet gestopt kan worden.

Ik beschouw het als mijn grootste prestatie dat ik ben gepubliceerd. Ik ben er niet zo zeker van dat één van mijn verhalen als het beste wordt gezien, maar er zijn bepaalde verhalen die bij mensen resoneren, zoals "Chad" of "The Darbies". "Chad" heeft zelfs drie keer zijn weg naar de publicatie gevonden, en het lijkt iets te raken bij mensen van een bepaalde leeftijd. Toch zijn er verhalen waar ik meer mee verbonden ben, zoals "The Baby Sitter" en "A Pony". Maar de toekomst? Die blijft onduidelijk. Ik blijf doorhakken en hoop dat de inspiratie zal komen, hopelijk met de steun van mijn man die fungeert als mijn editor. Zonder hem zou ik misschien wel gestopt zijn, want soms lijkt het moeilijker dan ik had gedacht. Toch is het schrijven iets wat ik niet kan loslaten. Het is het enige waar ik het minst slecht in ben, en mijn Protestantse werkethiek laat me niet zomaar opgeven.

De inspiratie voor mijn verhalen komt vaak uit kleine dingen in het leven: herinneringen uit mijn jeugd, dingen die mijn ouders of zussen mij vertelden, en ervaringen die me als kind hebben gevormd. Verhalen beginnen vaak met iets kleins, iets wat je misschien niet meteen zou herkennen als een verhaal, maar dat zich uiteindelijk ontwikkelt tot iets veel groters. Een verhaal dat begon in de tijd van Nelson’s vloot kan zich bijvoorbeeld ontwikkelen tot een verhaal in een goedkoop hotel in Toronto. Wat begon als een onbeduidend idee, evolueerde uiteindelijk tot iets waar mensen van kunnen genieten.

Soms denk ik na over mijn werk als boekbinder, een hobby die ik begonnen ben om een bijzondere band voor een boek te maken. Ik heb nooit gedacht dat deze bezigheid tot iets groots zou leiden, maar het heeft wel iets fascinerends. De boeken die ik repareer, bevatten vaak verhalen die zelf verloren lijken. En misschien is het dat wat ik probeer te doen met mijn eigen werk: het herstellen van verhalen, het vinden van betekenis in de kleinste details en deze tot leven brengen voor de lezer.

De lessen die ik uit muziek haal, zoals het belang van samenwerken en het vermogen om van klein naar groot te groeien, pas ik toe in mijn schrijverschap. Alles begint ergens klein, maar het kan uitgroeien tot iets dat dieper resoneert dan je had verwacht. Mijn verhalen beginnen misschien bij de St. Lawrence Market, maar ze eindigen ergens veel verder weg, in de verbeelding van de lezer.