De Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) speelt een cruciale rol in het reguleren van diepzeemijnbouwactiviteiten in het internationale zeewater. De uitdaging voor de ISA is tweeledig: het waarborgen van naleving van milieuregels en het tegelijkertijd beheren van de commerciële belangen van de betrokken staten en bedrijven. Het functioneren van de ISA, vooral in de exploitatiefase, moet voortdurend worden geëvalueerd en verbeterd. Dit is van essentieel belang, aangezien non-compliance in deze fase grotere risico's met zich meebrengt voor de gezondheid van de mens en het milieu, en de commerciële belangen van een mijnbouwcontractant veranderen zodra de rechten voor exploitatie zijn verleend.

De ISA heeft te maken met een complex dilemma: hoe kan zij zowel transparantie als bescherming van commerciële gegevens combineren? Veel landen hebben verschillende benaderingen voor de toegankelijkheid van informatie in hun nationale wetgeving. Waar dat het geval is, kan dit bijdragen aan een groter niveau van openheid binnen de ISA, aangezien de informatie die de ISA verbergt vaak dezelfde is als die door de sponsorerende staat wordt gedeeld. Het is dan ook van belang dat er protocollen voor informatie-uitwisseling tussen de ISA en de sponsorerende staten worden vastgesteld, gezien hun gedeelde rol als toezichthouders over dezelfde operator.

Hoewel de ISA jaarlijks verslag uitbrengt aan de Vergadering op basis van haar strategisch plan, dat zich richt op de ontwikkeling van exploitatieregels, blijft de vraag of de mechanismen voor het waarborgen van naleving effectief zijn, onbeantwoord. Het strategisch plan, dat wordt uitgevoerd door de ISA, heeft als doel de capaciteiten van de autoriteit uit te breiden, maar er wordt niet aangegeven hoe deze capaciteit precies in praktijk moet worden gebracht. Artikel 154 van de Verenigde Naties Conventie van de Zee (UNCLOS) vereist van de ISA dat zij om de vijf jaar een algemene en systematische evaluatie uitvoert van de werking van het internationale regime in het gebied. Tot nu toe is er slechts één evaluatie uitgevoerd, in 2017. Deze review bracht zorgen naar voren over de gebrekkige transparantie en de afwezigheid van effectievere handhavingsmechanismen.

In de evaluatie werd bijvoorbeeld geopperd dat de ISA de contracten en jaarlijkse rapporten van de aannemers niet publiceert, wat het voor de Raad moeilijk maakt om op non-compliance gevallen te reageren. Er werd gepleit voor een versterking van het compliance-systeem, zoals de oprichting van een inspectiedienst en een compliancecommissie om toezicht te houden op de naleving van de regels door de aannemers. Hoewel deze aanbevelingen werden gepresenteerd, werden ze niet prioritair behandeld in het besluit van de ISA-Vergadering. In 2023 en 2024 werden voorstellen gedaan voor een tweede evaluatie, maar deze werden afgewezen om budgettaire en praktische redenen.

Bij nationale wetgeving wordt vaak niet expliciet gevraagd om evaluatie van de effectiviteit van nalevingsmechanismen door de sponsorerende staat. Dit komt deels doordat de feedbackmechanismen vaak als onderdeel van beleidsinstrumenten of strategische planning worden gezien en niet als verplichting in primaire wetgeving.

De ISA bevindt zich in een unieke positie, aangezien zij een totaal nieuwe en complexe industrie reguleert zonder eerdere operationele precedent. Het succes van haar regulering is afhankelijk van het vermogen om periodieke evaluaties in te bouwen en daarmee haar nalevings- en handhavingspraktijken te verbeteren. Dit zou kunnen bijdragen aan een effectiever en transparanter systeem, waarin de belangen van zowel het milieu als de commerciële sector worden gewaarborgd. De ISA moet de capaciteit ontwikkelen om haar eigen regels te evalueren en bij te stellen op basis van systematische reviews, waardoor ze in staat is om als een efficiënte en eerlijke regulator te functioneren.

De betrokkenheid van derden bij de evaluatie van nalevingspraktijken, en de samenwerking tussen de ISA en nationale overheden, zijn essentieel om te zorgen voor een evenwichtige benadering van zowel openheid als commerciële bescherming. Alleen door continue verbetering van de nalevings- en handhavingsmechanismen kan de ISA bijdragen aan de ontwikkeling van een verantwoordelijke diepzeemijnbouwindustrie.

Hoe kan diepzeemijnbouw duurzaam worden beheerd binnen mariene ecosystemen?

De exploitatie van polymetallische nodules op de diepzeebodem vertegenwoordigt een van de meest uitdagende en controversiële thema's in de hedendaagse mariene wetenschap en milieubeheer. De technologische vooruitgang in diepzeemijnbouwmachines, zoals onderzocht door Liu et al. (2024) en Orita et al. (2022), heeft geleid tot verbeterde mogelijkheden om mineralen te winnen uit grote diepten, maar roept tegelijkertijd fundamentele vragen op over de duurzaamheid en milieueffecten van dergelijke activiteiten. De diepzee vormt het grootste ecosysteem van onze planeet, gekenmerkt door unieke biodiversiteit en fragiele habitats die zich over miljoenen jaren hebben ontwikkeld (Ramirez-Llodra et al., 2010).

Een belangrijk principe dat de discussie rondom diepzeemijnbouw doordringt, is het voorzorgsprincipe. Zoals Makgill et al. (2024) benadrukken, is het toepassen van dit principe cruciaal om onomkeerbare schade aan het zeebodemmilieu en de daar levende organismen te voorkomen. Echter, het is niet slechts een kwestie van voorzichtigheid, maar ook van integraal ecosysteembeheer, waarbij de complexiteit van mariene ecosystemen in acht wordt genomen. Long et al. (2015) benadrukken dat ecosystem-based management vereist dat alle menselijke activiteiten in zee gecoördineerd worden, met aandacht voor cumulatieve effecten en het behoud van ecosystemdiensten.

Deze aanpak wordt bemoeilijkt door de grote lacunes in wetenschappelijke kennis en data, met name in het diepe, afgelegen en slecht bestudeerde deel van de oceaan waar deze activiteiten plaatsvinden. Ramiro-Sánchez et al. (2023) wijzen op de schaarste aan data over diepzeehabitats, wat het onmogelijk maakt om risico’s volledig te kwantificeren. Tegelijkertijd tonen studies zoals die van Muñoz-Royo et al. (2022) aan dat mijnbouwactiviteiten sedimentpluimen genereren die het bodemleven kunnen verstoren en schadelijke effecten kunnen hebben op de waterkolom.

De haalbaarheid van mijnbouw zonder netto biodiversiteitsverlies wordt door Niner et al. (2018) als vrijwel onmogelijk beschouwd. De unieke eigenschappen van diepzeebiodiversiteit maken herstel na verstoring zeer traag en onvoorspelbaar. Daarom is het essentieel dat beschermde gebieden en habitatclassificaties, zoals beschreven door McQuaid et al. (2020), zorgvuldig worden ingezet om representatieve ecosystemen veilig te stellen.

Naast ecologische zorgen is er een groeiende erkenning van de koppeling tussen milieubeheer en mensenrechten. Niner et al. (2024) pleiten voor een integratie van ecosystemdienstenonderzoek en mensenrechtenprincipes om een meer rechtvaardige en verantwoorde toepassing van het voorzorgsprincipe te waarborgen. Dit vraagt om een multidisciplinaire benadering waarin wetenschappers, beleidsmakers, industrie en maatschappelijke belanghebbenden samenwerken.

De complexiteit van diepzeemijnbouw vraagt ook om geavanceerde methoden voor cumulatieve effectbeoordeling (Mahon & Pelech, 2021; Sutherland et al., 2022). Deze methoden moeten rekening houden met zowel lokale verstoringen als globale milieu-impact, waarbij modellen en indicatoren (zoals die van de OECD, 1993) helpen om milieuprestaties te monitoren en te evalueren.

Ten slotte mogen we niet vergeten dat wetenschap zelf een verantwoordelijkheid draagt in deze context. Zoals Mieg (2022) benadrukt, is het aan de wetenschappelijke gemeenschap om niet alleen kennis te leveren, maar ook ethische richtlijnen en transparantie te waarborgen, zodat beleidsbeslissingen op een geïnformeerde en verantwoordelijke wijze worden genomen.

Begrip van diepzeemijnbouw vereist dan ook niet alleen technische kennis over winningstechnieken, maar vooral een diep inzicht in de fragiele en complexe aard van mariene ecosystemen, de ethische implicaties van menselijke ingrepen, en het belang van een holistische en precieze benadering van milieubeheer.