De Amerikaanse politiek is de afgelopen decennia drastisch veranderd, mede door de opkomst van politieke marketing en branding. Donald Trump’s campagne in 2016 illustreert hoe diepgaand deze veranderingen waren. Door het gebruik van gegevensgestuurde marketing en psychografische segmentatie wist Trump zijn boodschap efficiënt te richten op specifieke doelgroepen, wat zijn campagne een enorme voorsprong gaf. Het vermogen om mensen niet alleen te bereiken, maar ook om hen emotioneel te verbinden met een merk, was een cruciaal element van zijn succes.

In 2016 had Trump toegang tot een team van deskundigen en geavanceerde analytische technieken, wat zijn campagne in staat stelde om middelen effectiever in te zetten dan andere concurrenten. Dit was in zekere zin een weerspiegeling van bredere marketingtrends in de Verenigde Staten, waarbij de nadruk steeds meer kwam te liggen op het begrijpen van specifieke doelgroepen door middel van data-analyse. In tegenstelling tot eerdere campagnes, die vaak een breed publiek probeerden te bereiken, richtte Trump zijn campagne op nichegroepen die zich verbonden voelden met zijn merk, en vooral met de erfenis van Ronald Reagan. Dit speelde in op de vergrijzing van het Amerikaanse electoraat, waar oudere kiezers nog steeds een grote rol speelden.

De sleutel tot Trump’s succes was zijn vermogen om een merk te creëren dat zijn doelgroepen emotioneel aansprak. Dit merk had een herkenbare identiteit, een merkwaarde die sterk verbonden was met conservatieve idealen, en werd gepromoot via kanalen die door zijn achterban werden geconsumeerd. In tegenstelling tot eerdere politieke strategieën, waarbij politiek vaak een abstracte, collectieve boodschap was, werd het merk Trump gepresenteerd als een persoonlijk, herkenbaar product.

Dit proces van merkvorming was echter niet zonder uitdagingen. Na de verkiezingsoverwinning in 2016 moest Trump zijn merkstrategie verder aanpassen. In 2020 stond zijn campagne voor het probleem dat veel van de mensen die hem hielpen in 2016, zoals digitale directeur Brad Parscale, niet meer in zijn team waren. Parscale werd vervangen door Bill Stepien, een man met meer ervaring in traditionele Republikeinse campagnes. Het verlies van zijn oorspronkelijke team was een van de zwakke punten van de campagne in 2020, die verder werd gecompliceerd door een onrustige publieke perceptie van Trump’s leiderschap en zijn beleidskeuzes.

Trump’s merkstrategie was niet volledig nieuw; het was een reactie op een bredere trend die in de Amerikaanse politiek zichtbaar werd. De partijen in de VS hadden in de afgelopen decennia steeds meer toegang gekregen tot gedetailleerde gegevens over hun kiezers en waren in staat deze gegevens te gebruiken om de publieke opinie te sturen. Dit werd mogelijk door de technologische vooruitgang die sinds de jaren vijftig plaatsvond, waaronder de opkomst van kabeltelevisie, het internet en sociale media. In de jaren vijftig, onder president Dwight Eisenhower, was het politieke landschap veel homogener. De media waren minder divers en politici hadden veel minder toegang tot gedetailleerde informatie over kiezers. Eisenhower’s visie op belastingheffing en nationale veiligheid weerspiegelde de minder gefragmenteerde, meer eenheidsgerichte samenleving van die tijd.

In de jaren tachtig en negentig, met de opkomst van de kabeltelevisie en later sociale media, werd het politieke landschap gedifferentieerder en was de marketingstrategie van de politieke partijen steeds meer afgestemd op de verschillende subgroepen binnen de samenleving. Ronald Reagan’s politieke marketingstrategie werd bijvoorbeeld ontwikkeld met de kabeltelevisie in gedachten, maar Donald Trump ging nog verder door zijn merk alomtegenwoordig te maken in het digitale tijdperk. Dit betekende dat de campagne niet alleen via traditionele media werd gepromoot, maar ook via alternatieve platforms, die een directe lijn naar zijn doelgroepen boden.

Het gebruik van alternatieve media stelde Trump in staat om zijn merkstrategie te versterken en specifieke groepen te bereiken die anders misschien niet via de reguliere nieuwsmedia werden aangesproken. Tegelijkertijd creëerde de alomtegenwoordigheid van zijn merk, en de constante nieuwsdekking van zijn campagne, nieuwe risico’s. De visibiliteit die Trump verwierf via sociale media en andere platformen maakte het moeilijk om negatieve berichtgeving te vermijden. Dit werd duidelijk toen een oude tape uit 2005 van Trump verscheen, waarin hij seksistische opmerkingen maakte. In plaats van zich te verontschuldigen en zich in te trekken, draaide Trump het narratief door de persconferentie te houden met vrouwen die Bill Clinton van seksuele intimidatie beschuldigden. Dit was een strategische zet die zijn imago in de ogen van veel van zijn kiezers verstevigde, maar het toont ook de kwetsbaarheid van een merk dat constant in de publiciteit staat.

In zekere zin was Trump’s merkstrategie een reactie op de alomtegenwoordigheid van informatie en de constante druk van de moderne mediaomgeving. De sociale media en het 24-uurs nieuws zorgen ervoor dat politici niet langer de controle hebben over hun imago, zoals dit bijvoorbeeld het geval was in de jaren vijftig. In de tijd van Eisenhower waren politieke statements vaak zorgvuldig gecontroleerd voordat ze publiekelijk werden gepresenteerd. In de huidige tijd kan een moment van onoplettendheid echter wereldwijd verspreid worden, wat zowel kansen als risico’s met zich meebrengt voor politici die afhankelijk zijn van merkvorming.

Het gebruik van data en marketing in de politiek is een trend die steeds belangrijker wordt, niet alleen voor Trump, maar voor elke politicus die zich in de moderne samenleving wil profileren. De technologie en de data-analysemogelijkheden zijn zo geavanceerd geworden dat het nu mogelijk is om politieke boodschappen te personaliseren op een manier die nog nooit eerder mogelijk was. Dit vraagt echter ook om een nieuwe benadering van de politiek, waarin de nadruk ligt op het begrijpen van de voorkeuren, waarden en gedragingen van verschillende kiezersgroepen, in plaats van het richten op het massapubliek.

Het is belangrijk voor de lezer te begrijpen dat politieke branding niet alleen een kwestie is van de juiste boodschap overbrengen, maar ook van het gebruik van data om die boodschap op de juiste manier te personaliseren voor specifieke doelgroepen. Het politieke landschap is nu zo gedifferentieerd dat er geen enkele ‘one-size-fits-all’ benadering meer is. Elke politicus moet zijn of haar merk afstemmen op de specifieke verwachtingen en voorkeuren van de kiezers die men probeert te bereiken.

Hoe Branding en Politiek een Onlosmakelijke Band Aangaan: De Strategieën Achter de Verkiezingscampagnes

In de politiek worden campagnes steeds vaker gepresenteerd als merkstrategieën, waarbij het doel is om een emotionele band te creëren met een specifiek publiek. Dit is geen nieuw fenomeen, maar de manier waarop het in de 21e eeuw wordt toegepast, heeft de manier waarop we naar politiek kijken aanzienlijk veranderd. De verschuiving van inhoud naar branding heeft politici zoals Donald Trump in staat gesteld om hun boodschap te verkopen op een manier die voor hen lucratief was, zelfs als de inhoud van hun beleidsvoorstellen verwarrend of oppervlakkig bleef. In plaats van zich te concentreren op gedetailleerde beleidsplannen, richten deze politici zich op eenvoudige, herkenbare verhaallijnen die resoneren met de zorgen van hun achterban.

Donald Trump is een perfect voorbeeld van hoe politieke branding werkt. Zijn succes in 2016 kan niet volledig worden toegeschreven aan zijn beleidsvoorstellen, maar eerder aan zijn vermogen om een merk te bouwen dat een breed publiek aansprak. Het merkimago dat hij creëerde, was simpel en direct: de politieke elite, vertegenwoordigd door zijn tegenstanders, was corrupt, onbetrouwbaar en niet in staat om de belangen van het gewone volk te behartigen. Dit eenvoudige verhaal gaf zijn aanhangers een duidelijke moraal: zij waren de slachtoffers van een systeem dat hen niet begreep en hen niet de voordelen gaf die zij verdienden. Het gebruik van deze merkstrategie stelde Trump in staat om grote aantallen mensen te mobiliseren die zich in zijn boodschap herkenden, zelfs als ze geen diepgaande kennis hadden van de beleidskwesties waarmee hij zich zou moeten bezighouden.

Maar het bouwen van een merk is niet zonder uitdagingen, vooral wanneer het aankomt op complexe beleidsproblemen zoals de pandemie. Toen Trump in 2020 probeerde zijn campagne af te sluiten met het verhaal van Hunter Biden's laptop, was het duidelijk dat deze poging niet hetzelfde succes zou behalen als zijn boodschap in 2016. Dit had te maken met de manier waarop het verhaal werd gepresenteerd en hoe het ontbrak aan een directe verbinding met de zorgen van de gemiddelde Amerikaan. Het was moeilijk te begrijpen waarom dit verhaal relevant was voor de bredere publieke discussie over de coronamaatregelen en de economie. Bovendien werden de inspanningen om het verhaal te verspreiden ondermijnd door sociale mediaplatforms die het als desinformatie bestempelden. Dit toont de grenzen van branding in de politiek: hoewel het effectief kan zijn om emoties te sturen en een gemeenschap te creëren, kan het moeilijk zijn om een merkverhaal in stand te houden wanneer het te ver verwijderd is van de realiteit of wanneer het publiek de boodschap niet als relevant ervaart.

Het concept van politieke branding is echter niet uniek voor Trump. Het werd ook toegepast door Ronald Reagan en Barack Obama, zij het op verschillende manieren. Reagan gebruikte bijvoorbeeld de term “welfare queens” om een specifiek segment van de bevolking te demoniseren, terwijl Obama de term “miljonairs en miljardairs” gebruikte om kritiek te uiten op degenen die volgens hem hun eerlijke deel van belastingen niet betaalden. Beide politici gebruikten branding om complexe economische en sociale kwesties te simplificeren en zo een duidelijk verschil te maken tussen de “goeden” en de “slechten.” Dit werkte vooral goed in de context van de Amerikaanse politieke cultuur, waar de waarden van meritocratie, zelfredzaamheid en welvaart centraal staan.

In de hedendaagse politiek speelt branding een cruciale rol bij het bepalen van wie er wint en wie er verliest. Politici die erin slagen een krachtig merkimago op te bouwen, kunnen hun boodschap doorgeven aan een breed publiek, ongeacht de details van hun beleid. Dit is vooral belangrijk in een tijdperk waarin informatie vaak oppervlakkig wordt geconsumeerd en kiezers snel een beslissing willen nemen zonder zich in de complexe details van beleidsmaatregelen te verdiepen. Het merk wordt dan een symbool voor de identiteit van de kiezer, een manier om zich te verbinden met een bredere ideologie zonder diepgaande kennis te hoeven hebben van het beleid zelf.

Het gevaar van deze benadering is echter dat het de complexiteit van de politiek vermindert tot een reeks simpele slogans en emotionele boodschappen die soms de echte problemen verdoezelen. Zo kan de belofte van “Meksikaanse betaling voor de muur” van Trump, hoewel aantrekkelijk voor zijn achterban, niet voldoen aan de praktische en diplomatieke eisen van zo’n voorstel. Dit komt vaak voor in de wereld van de branding, waar de simpele boodschap van een oplossing aantrekkelijker is dan de complexiteit van het implementeren van een werkelijke oplossing. Het is makkelijker om een "snelle oplossing" te verkopen dan de harde realiteit van het afstemmen van beleid met verschillende belangengroepen.

Een ander voorbeeld hiervan is de manier waarop Elizabeth Warren en Bernie Sanders hun campagnes voerden in de democratische voorverkiezingen van 2020. Warren presenteerde zichzelf als een voorvechter van “grote structurele veranderingen,” maar haar plan voor gezondheidszorg was te gedetailleerd en moeilijk te begrijpen voor het brede publiek, wat haar campagne verzwakte. Sanders daarentegen bleef zijn merkbelofte van verandering herhalen zonder in te gaan op de details van het beleid. Dit gaf hem de mogelijkheid om zijn boodschap eenvoudig en krachtig te houden, wat hem hielp om meer kiezers aan te trekken die zich verbonden voelden met de bredere ideologie van progressief beleid.

Het is belangrijk te begrijpen dat branding in de politiek een krachtig instrument is dat niet alleen gericht is op het verkopen van een kandidaat, maar ook op het creëren van een gevoel van gemeenschap en identiteit bij kiezers. Wanneer politici erin slagen om hun merk effectief te bouwen, kunnen ze een langdurige band creëren met hun achterban die veel verder gaat dan specifieke beleidsmaatregelen. Dit betekent echter ook dat de politieke merkverhalen vaak simplistisch zijn en niet altijd de complexiteit van de echte wereld weerspiegelen.

Het succes van politieke branding hangt dus niet alleen af van de kracht van het verhaal, maar ook van de mate waarin het resoneert met de emoties en overtuigingen van de doelgroep. De meest succesvolle merkverhalen zijn diegenen die de diepgewortelde zorgen van kiezers aanspreken en hen het gevoel geven dat ze deel uitmaken van iets groters, iets dat hen kan helpen hun eigen problemen op te lossen. Dit is de reden waarom branding zo’n krachtige kracht kan zijn in de politiek – het biedt mensen niet alleen een verhaal, maar ook een gevoel van erkenning en zingeving.

Hoe Merkpolitiek de Politieke Strategie van Donald Trump Vormde

Het is moeilijk te ontkennen dat Donald Trump niet alleen een politieke kandidaat was, maar ook een meester in merkstrategie. Deze strategie ging verder dan de traditionele politieke campagnes en strekte zich uit tot een voortdurende aanwezigheid op sociale media, evenementen en zelfs de kleding die zijn aanhangers droegen. Het is niet verrassend dat Trump zijn merk zó succesvol wist in te zetten; de manier waarop hij zijn politieke boodschap presenteerde, was namelijk nauw verweven met de concepten van branding en marketing. Dit werd bijvoorbeeld duidelijk tijdens zijn campagne in 2020, toen leden van het Amerikaanse ijshockeyteam uit 1980 op een rally verscheen, gewapend met de iconische "Make America Great Again"-petten. Hoewel ze misschien goedbedoeld hun steun voor nationale eenheid wilden tonen, hadden ze onbewust bijgedragen aan de versterking van Trump’s merkidentiteit. Deze atleten, die voor velen een symbool van Amerikaans succes en kracht waren, gaven aan dat Trump niet alleen een politieke leider was, maar ook een representatie van bepaalde waarden die resoneren met een groot deel van de Amerikaanse bevolking: voornamelijk de oudere, witte mannelijke kiezers.

De manier waarop Trump zichzelf merkten, met name door zijn directe benadering van het publiek en zijn constante aanwezigheid op sociale media, bracht zijn campagne in de schijnwerpers. Zijn merk was overal aanwezig, of het nu via tweets, radio-interviews, of zijn keuze om op te treden bij lokale evenementen was. Deze omnipresentie werkte in zijn voordeel door zijn aanhangers continu te herinneren waarom ze van hem hielden, terwijl het tegelijkertijd de tegenstanders aanmoedigde om zich te mobiliseren. De constante blootstelling aan zijn naam en zijn merk gaf het gevoel van een onafgebroken cyclus van conflict en discussies. Dit zorgde echter voor een zekere mate van vermoeidheid, zowel bij zijn aanhangers als bij degenen die zich tegen hem keerden. De vermoeidheid van het publiek met Trumps merkstrategieën legde de basis voor de afnemende steun bij de 2020-verkiezingen, vooral wanneer de Democraten hun campagnes afstemden op een mogelijke terugkeer naar 'normaliteit'.

Het strategisch inzetten van merkitems, zoals de beroemde rode pet, kostte Trump weinig om te produceren, maar zorgde voor een enorme hoeveelheid merkimpressies. Dit was een slimme zet, omdat het de kosten van de campagne laag hield en tegelijkertijd een gevoel van verbondenheid bij de kiezers creëerde. Zo werden Trumps tegenstanders, zoals voormalig ijshockeylegende Bobby Orr, ook het doelwit van kritiek als gevolg van hun steun. Trumps merk was dus niet alleen een politiek symbool, maar ook een commerciële entiteit die effectief op een breed scala aan politieke doelgroepen inspeelde.

In de aanloop naar de 2020-verkiezingen was het contrast tussen Trump en zijn tegenstanders duidelijker dan ooit. Terwijl Joe Biden zich profileerde als een gematigde die kon spreken tot zowel de traditionele arbeidersklasse als de progressieve kiezers, had Trump moeite om de breedte van de demografische steun die Biden genoot te doorbreken. Biden gebruikte effectief het erfgoed van de Obama-brand om zich te verbinden met liberale kiezers en een breder scala aan etnische groepen, wat Trump’s kernsteun aantastte. Terwijl Hillary Clinton in 2016 nog het doelwit was van vele aanvallen, bleek Biden moeilijker aan te vallen vanwege zijn gematigde, weloverwogen imago. Dit toonde aan hoe de branding van een politicus door de jaren heen kan veranderen en hoe belangrijk het is om in te spelen op de behoeften en zorgen van het electoraat.

Het politieke landschap van 2020 was sterk veranderd ten opzichte van 2016. De Trump-campagne had in 2016 haar succes te danken aan een emotionele boodschap die aansloot bij de ervaringen van de kiezers. In 2020 probeerde Trump nog steeds dezelfde retoriek, maar de omstandigheden waren anders. De media-omgeving was veranderd, met socialemediaplatforms die sterker ingrepen in politieke boodschappen. Trump’s omnipresentie werkte in 2016 als een krachtig instrument, maar de saturatie van zijn merk leidde in 2020 tot een ander soort reactie. Dit werd duidelijk toen de impeachmentprocedure tegen Trump niet resoneerde buiten de Democratische partij en veel Amerikanen het als een partijdige strijd beschouwden.

In wezen liet de strategie van Trump zien hoe belangrijk het is om als politicus je merk en boodschap voortdurend af te stemmen op de behoeften van het electoraat. In 2016 vond Trump zijn klanten, vertelde hij hen een krachtige emotionele boodschap, bracht hij het merk tot leven en sloot de deal. Dit werd ondersteund door campagnes in swing states, waar hij zowel media-aandacht als campagnestrategieën gebruikte om het electoraat te bereiken en te beïnvloeden. Maar in 2020 had het merk van Trump moeite om dezelfde impact te hebben, deels vanwege de veranderingen in de mediastrategieën en de toenemende vermoeidheid van het publiek.

Bovendien is het belangrijk te begrijpen dat de kracht van Trumps merk niet alleen lag in zijn politieke boodschappen, maar ook in de manier waarop hij zijn campagne had gestructureerd. Door zich te concentreren op het winnen van de kiesmannen in plaats van de populaire stemmen, heeft Trump een effectief model ontwikkeld om de verkiezingen te winnen zonder dat het hele land achter hem stond. Deze geografische focus zorgde ervoor dat Trump zich richtte op de strategische staten die hem de overwinning zouden kunnen brengen, ongeacht het nationale sentiment.

Hoe Donald Trump de Afrikaanse-Amerikaanse Gemeenschap Probeerde te Bereiken: Marketing, Rhetoriek en Kiezen voor een Alternatief

Tijdens zijn presidentschap probeerde Donald Trump de Afrikaanse-Amerikaanse gemeenschap te benaderen door gebruik te maken van marketingtechnieken die normaal gesproken in commerciële campagnes worden toegepast. Terwijl hij veelvuldig werd bekritiseerd om zijn eerdere standpunten en retoriek, probeerde Trump een nieuwe aanpak te promoten: de “probeer het en kijk of je het leuk vindt”-benadering. Deze strategie was vooral gericht op het aantrekken van de werkende klasse van Afrikaanse Amerikanen die hun inkomsten zagen stijgen tijdens zijn presidentschap, maar ook op diegenen die zich niet konden vinden in de linkse of elitistische kandidaten van de Democraten. Voor deze kiezers bood Trump een alternatieve boodschap: een breuk met het traditionele politieke systeem dat volgens hem niet in hun belangen handelde.

Trump legde zijn boodschap voornamelijk uit met de vraag: “Wat hebben jullie te verliezen?” Deze retorische vraag was zijn manier om Afrikaanse Amerikanen aan te moedigen om de Democraten te verlaten en hem een kans te geven. Het idee was simpel: de Democraten hadden hen decennia lang beloofd dat er verandering zou komen, maar hadden volgens Trump in de praktijk niet veel bereikt. Hij betoogde dat de Democraten de Afrikaanse Amerikaanse gemeenschap voor lief namen en hen behandelden als stemvee, terwijl hijzelf hen als individuen wilde aanspreken en hen daadwerkelijke kansen wilde bieden.

Zijn campagne richtte zich met name op de werkende klasse, waarbij hij de nadruk legde op economische verbetering, werkgelegenheid en veiligheid. Hij verwees bijvoorbeeld naar de stijging van het aantal Afrikaanse Amerikanen in werkgelegenheid en de stijging van hun lonen onder zijn regering, wat hij als bewijs aandroeg voor zijn succes. Verder probeerde hij te benadrukken dat de Democraten vaak een beleid hadden dat hen gevangen hield in een sociaal-economische ondergeschikte positie, iets wat hij zag als een structureel probleem dat door de partij was gecreëerd. De oplossing lag volgens Trump in een verandering van koers: “Wat heb je te verliezen door iets nieuws te proberen?”

Daarnaast was er de focus op misdaad, vooral in steden met een hoge concentratie van Afro-Amerikanen zoals Chicago. Trump benadrukte het belang van wetshandhaving en de rol die strategieën zoals ‘stop-and-frisk’ konden spelen in het aanpakken van criminaliteit in de binnensteden. Dit idee was echter ook controversieel, omdat het vaak als raciaal geladen werd beschouwd, vooral door zijn tegenstanders, die het beschouwden als een vorm van etnisch profileren.

Zijn boodschap werd versterkt door advertenties en optredens waarin hij specifieke beleidsmaatregelen voor Afrikaanse Amerikanen in de kijker zette, zoals de criminaliteitsbestrijdingswetgeving die hij had ondertekend en de kansen die voortvloeiden uit de zogenaamde Opportunity Zones. In de campagne van 2020 was Trump niet bang om te benadrukken dat hij, in tegenstelling tot de Democraten, daadwerkelijk actie had ondernomen in plaats van vage beloftes te doen.

De tegenstelling die Trump creëerde tussen de beloften van de Democraten en zijn eigen acties leidde ertoe dat hij meer steun kreeg van Afrikaanse Amerikanen in 2020 dan in 2016. Dit resulteerde niet alleen in een hoger percentage stemmen van Afrikaanse Amerikaanse mannen, maar ook in een bredere marketingstrategie gericht op het benadrukken van zijn persoonlijke stijl en karakter, die volgens sommige waarnemers aansloten bij het imago van rapsterren, iets wat vooral de oudere werkende klasse in de Afrikaanse Amerikaanse gemeenschap aansprak. Zijn benadering was dus niet alleen een politiek standpunt, maar ook een vorm van branding die zijn karakter en persoonlijkheid gebruikte om kiezers te overtuigen.

Wat echter belangrijk is om te begrijpen, is dat Trump’s benadering van de Afrikaanse-Amerikaanse gemeenschap zowel vanuit een strategisch als symbolisch perspectief moet worden bekeken. Terwijl zijn boodschap leek te focussen op het bieden van economische kansen en het doorbreken van het politieke establishment, moest hij tegelijkertijd omgaan met de kritiek op zijn retoriek en het feit dat zijn beleid vaak als vijandig ten opzichte van minderheden werd gezien. De combinatie van marketingtechnieken met politieke beloften was een complexe poging om een breed scala aan kiezers te bereiken, maar dit was niet zonder tegenstrijdigheden, vooral gezien de raciale spanningen en de gevolgen van zijn eigen beleid.

In veel opzichten was Trump’s marketingcampagne niet enkel gericht op het aantrekken van stemmen uit de Afrikaanse Amerikaanse gemeenschap, maar ook op het verzekeren van zijn aanhangers, voornamelijk witte kiezers, die zijn standpunten over misdaad en de zogenaamde falen van de Democraten gedeeld zouden hebben. De manier waarop hij misdaad en armoede in Afrikaanse Amerikaanse gemeenschappen frameerde, vaak door te wijzen op specifieke statistieken en gevallen, werd door zijn tegenstanders als stigmatiserend en raciaal geladen gezien. Dit leidde tot een dubbele boodschap die enerzijds gericht was op het verbeteren van de situatie voor Afrikaanse Amerikanen, terwijl het anderzijds de witte kiezers geruststelde dat hij een beleid zou voeren dat hun zorgen over veiligheid en criminaliteit serieus nam.

Trump’s campagne richtte zich niet alleen op de belofte van verandering, maar ook op het idee dat de Afrikaanse Amerikaanse gemeenschap, door voor hem te kiezen, zichzelf zou bevrijden van de langdurige politieke loyaliteit aan de Democraten, die volgens hem nooit de beloften hadden ingelost.