De publieke steun van invloedrijke Republikeinen in Iowa voor Donald Trump in 2016 speelde een doorslaggevende rol in het vormen van een gevoel van legitimiteit en collectieve richting binnen de partij. Toen prominente figuren als Branstad, Reynolds, Ernst en Blum zich tijdens Joni Ernst’s “Roast and Ride” manifest met Trump verbonden, zonden zij een krachtig signaal van eenheid uit. Deze zichtbare steun bracht rust onder twijfelende Republikeinse kiezers en gaf hen sociale toestemming om Trump te steunen, ondanks zijn controversiële reputatie en momenten zoals het uitlekken van de Access Hollywood-tape.

De vroege steun van gouverneur Branstad, gecombineerd met het expliciete draagvlak van partijvoorzitter Jeff Kaufmann en de Republikeinse Partij van Iowa, wordt door velen gezien als de reden dat een “Never Trump”-beweging zich niet kon ontwikkelen binnen de staat. Dit politieke schild beschermde Trump tegen interne oppositie en legitimeerde zijn kandidatuur binnen de conservatieve achterban.

Uit opinieonderzoek blijkt dat deze steun van Branstad daadwerkelijk gewicht had bij Trump-stemmers in Iowa. Met een gemiddelde score van 3,48 op een schaal van 1 tot 5, werd zijn steun als “tamelijk belangrijk” ervaren, waarbij 31,7% van de respondenten het als “heel belangrijk” aanduidde en 16,7% zelfs als “uiterst belangrijk”. Onder Republikeinse respondenten lag de gemiddelde score iets hoger (3,62), terwijl Democraten zijn steun als iets minder belangrijk inschatten (3,39). Statistisch gezien is dit verschil echter niet significant.

Aan Democratische zijde was het beeld totaal anders. Waar Barack Obama in 2008 en 2012 nog kon rekenen op stevige steun van figuren als Tom Harkin en Tom Vilsack, ontbrak het Hillary Clinton in 2016 aan invloedrijke Iowaanse stemmen om haar kandidatuur te versterken. Het gebrek aan zichtbare elite-steun bracht de Democraten in een kwetsbare positie: kiezers die twijfelden aan Clinton kregen geen duidelijk signaal dat het sociaal aanvaardbaar was haar te steunen. Zonder deze “elite cues” verdween een belangrijk instrument om kiezers over de streep te trekken, vooral in een tijd waarin partijvertrouwen afneemt en persoonlijke identificatie met kandidaten belangrijker wordt.

De electorale kracht van Trump lag sterk in de rurale gebieden van Iowa. In 2016 won hij elke landelijke county in de staat, terwijl hij alleen verloor in zes grote stedelijke gebieden. Dit roept een schijnbare tegenstelling op: hoe kon een miljardair uit Manhattan resoneren met rurale arbeiders in het Midwesten? Toch is het geen raadsel. Trump wist zich te positioneren als buitenstaander, als de agent van verandering, tegenover Clinton als belichaming van het status quo. Zijn slogans — “Drain the Swamp” en “Make America Great Again” — spraken direct tot het gevoel van verlies en vervreemding onder rurale Amerikanen.

Die gevoelens zijn diepgeworteld. Veel rurale Iowanen ervaren dat ze genegeerd worden door de overheid, gemarginaliseerd door stedelijke elites en uitgesloten van de vruchten van de geglobaliseerde economie. De teloorgang van landbouwgemeenschappen en het stagneren van lonen versterken het verlangen naar een verleden dat als eerlijker en overzichtelijker wordt herinnerd. In tegenstelling tot stedelijke gebieden, waar economische groei en innovatie voelbaar zijn, blijven veel landelijke regio’s worstelen met armoede, schooluitval en structurele achterstand. Politici uit de stad worden vaak gezien als onverschillig of vijandig tegenover deze realiteiten.

Andy McGuire, een Democratische partijleider, merkte op dat rurale en stedelijke kiezers in Iowa in essentie dezelfde zorgen hebben, maar zich verschillend behandeld voelen. Volgens haar zit het verschil niet in de inhoudelijke standpunten, maar in de perceptie van gehoord worden. Rurale stemmers geloven dat hun belastinggeld niet terugvloeit naar hun gemeenschappen en dat wet- en regelgeving hen benadeelt. Die perceptie, al dan niet gefundeerd, is politiek bepalend.

Deze vervreemding wordt verder gevoed door economische ongelijkheid. Terwijl stedelijke centra nieuwe industrieën aantrekken, krimpt de werkgelegenheid op het platteland. Eén Democratische respondent uit een landelijke regio beschreef hoe de toename van armoede in zijn district zichtbaar was in het stijgende aantal leerlingen dat in aanmerking kwam voor gratis schoollunches — van 26% naar bijna 50%. In zo’n context werd Trump’s belofte van belastingverlagingen en betere banen als een concreet perspectief op verbetering gezien. Zelfs als zijn beleid op de l

Waarom stemden zoveel kiezers in plattelandsgebieden op Donald Trump in 2016?

De verkiezingsoverwinning van Donald Trump in 2016 is niet los te zien van een aantal diepgewortelde politieke en sociaal-economische factoren die per county sterk verschilden. Onderzoekers analyseerden county-level data in staten als Iowa om deze verschillen te verklaren. Wat opvalt, is dat traditionele economische indicatoren zoals groei in het mediane inkomen of veranderingen in de werkgelegenheid in de maakindustrie slechts beperkt verklaringskracht bieden. De doorslaggevende variabelen bleken politieke identiteit en opleidingsniveau te zijn, evenals de mate van verstedelijking van een county.

Partij-identificatie, zoals gepostuleerd in het klassieke werk The American Voter, vormt een stabiele psychologische band met een politieke partij. Deze identificatie ontstaat vroeg in het leven via socialisatie en beïnvloedt vervolgens hoe burgers politieke informatie ontvangen en verwerken. In verkiezingstijden leidt deze partijtrouw ertoe dat kiezers zich in de eerste plaats laten leiden door de partij waarmee ze zich verbonden voelen, eerder dan door de inhoud van programma’s of de persoonlijke kwaliteiten van kandidaten.

De verkiezing van 2016 bevestigde deze theorie. In Iowa was de partijverdeling onder stemmers vrij evenwichtig: 31% identificeerde zich als Democraat, 34% als Republikein, en 35% als Onafhankelijk. Toch stemde 90% van de Republikeinen op Trump, en 88% van de Democraten op Clinton. Onafhankelijke kiezers gaven Trump een voorsprong van 13 procentpunten. Hoewel ook factoren als geslacht meespeelden in stemkeuze, was die keuze uiteindelijk vooral ingegeven door partijlijn. Zelfs onder onafhankelijke stemmers waren de verschillen in stemgedrag tussen mannen en vrouwen groot — Trump won onafhankelijke mannen met 61%-26%, terwijl Clinton de meerderheid van onafhankelijke vrouwen achter zich kreeg.

De rol van partijleiders mag hierbij niet onderschat worden. Ondanks controverses, zoals de beruchte Access Hollywood-opnames, bleef de Republikeinse elite in Iowa — waaronder gouverneur Terry Branstad en senator Charles Grassley — Trump steunen. Deze publieke steun fungeerde als signaal aan de achterban dat het acceptabel was Trump te blijven steunen, ondanks zijn afwijking van de partijnormen.

Naast partijdigheid speelde de sociaal-culturele kloof, vooral zichtbaar in het verschil tussen opgeleide en niet-opgeleide witte kiezers, een essentiële rol. Witte stemmers zonder universitair diploma waren Trumps meest trouwe demografische groep. Hij won deze groep met 66%-29%. Zelfs onder witte vrouwen zonder diploma lag zijn steun op 61%. Deze kiezers voelden zich aangetrokken tot Trumps anti-establishmentretoriek, zijn kritiek op vrijhandel en globalisering, en zijn belofte om banen terug te brengen naar Amerika. Zijn status als zakenman werd geïnterpreteerd als bewijs van competentie, en zijn directe communicatiestijl als teken van eerlijkheid.

Het idee van een opstand van de blanke arbeidersklasse tegen de gevestigde orde kreeg daarmee nieuwe betekenis. In tegenstelling tot eerdere Republikeinse kandidaten wist Trump deze groep niet alleen te mobiliseren, maar ook loyaal aan zich te binden. Hoewel hun aandeel in het electorale succes tijdens de voorverkiezingen nog beperkt was, waren zij in de algemene verkiezingen een cruciale factor.

Op county-niveau bleek de mate van Republikeinse registratie een belangrijke voorspeller van Trumps aandeel in de stemmen. Counties met een hoog percentage actieve Republikeinse kiezers stemden beduidend vaker op Trump. Toch was dit niet universeel doorslaggevend. In modellen die keken naar Trumps overprestatie ten opzichte van Mitt Romney in 2012, bleek dat juist in counties met een reeds hoge Republikeinse basis weinig ruimte was voor extra groei. De grootste verschuivingen vonden plaats in gebieden waar Trump nieuwe, niet-traditionele Republikeinse stemmers wist aan te spreken.

Wat bovendien meespeelde, was het verschil tussen stedelijke en landelijke gebieden. De geografische dimensie van de Amerikaanse politiek manifesteerde zich scherp: stedelijke counties bleven grotendeels Democratisch, terwijl landelijke counties massaal naar Trump neigden. De culturele vervreemding van landelijke Amerikanen ten opzichte van stedelijke elites, gecombineerd met een gevoel van economische en sociale onzekerheid, vormde vruchtbare grond voor Trumps boodschap.

Bij het begrijpen van dit stemgedrag is het belangrijk te beseffen dat traditionele sociaaleconomische indicatoren zoals inkomensgroei of werkgelegenheid slechts een deel van het verhaal vertellen. Veel belangrijker bleken culturele identificatie, politieke loyaliteit en het gevoel van ontheemding binnen een veranderende samenleving. Verkiezingen zijn zelden louter economische referenda; ze zijn eerder een spiegel van diepere identiteiten, angsten en aspiraties.

In de interpretatie van deze dynamiek moet men ook oog hebben voor de structurele verschuiving in partijdige houding. De opkomst van affectieve partijdigheid — waarbij leden van de ene partij de andere niet slechts als politiek tegenstander maar als moreel verwerpelijk beschouwen — heeft de Amerikaanse politiek verder gepolariseerd. In dit klimaat werd Trump niet alleen een kandidaat, maar een symbool van verzet tegen het bestaande establishment, zowel binnen als buiten zijn eigen partij.

Hoe verklaart men de stemkeuze voor Donald Trump in Iowa tijdens de presidentsverkiezingen van 2016?

De verkiezingen van 2016 in Iowa illustreren een complex samenspel van politieke, sociale en culturele factoren die de stemkeuze van kiezers bepaalden. Hoewel het veelvuldig wordt aangenomen dat de steun voor Donald Trump vooral voortkwam uit de witte arbeidersklasse, laten gedetailleerde analyses zien dat dit beeld te beperkt is. De onderliggende drijfveren waren breder en diepgaander: partijdigheid, houdingen ten opzichte van immigratie, ras, religie, en geslacht speelden allemaal een essentiële rol. Iowa, als een staat met een sterke religieuze en conservatieve traditie, bood een cruciale context waarin deze factoren zich manifesteerden.

De politieke dynamiek in Iowa wordt mede gekenmerkt door een voorzichtigheid onder de bevolking om persoonlijke conservatieve opvattingen op anderen af te dwingen, wat een nuance toevoegt aan de manier waarop kiezers omgaan met onderwerpen als immigratie en raciale rechtvaardigheid. De campagne van Trump, gekenmerkt door een uitgesproken xenofobe en anti-immigratie retoriek, vond daarom een luisterend oor bij een segment van de kiezers dat gevoelig was voor dergelijke boodschappen. Dit werd ondersteund door exitpolls die aangaven dat veel kiezers weliswaar het beleid van Hillary Clinton konden waarderen, maar zich desalniettemin niet met haar persoonlijk konden identificeren. Dit wijst op de aanwezigheid van seksistische onderstromen binnen de kiespopulatie.

Naast culturele en identiteitsgebonden elementen moet ook het effect van statusbedreigingen worden benadrukt. Onderzoek toont aan dat gevoelens van bedreiging van sociale status, eerder dan economische achteruitgang, een cruciale factor waren in de besluitvorming van vele kiezers. Het gevoel van ontworteling en ontheemding in gebieden die economisch minder floreerden, zoals delen van het Rust Belt-gebied, droeg bij aan de bereidheid om te stemmen op een kandidaat die beloofde verandering te brengen, zelfs wanneer die verandering gepaard ging met controversiële en polariserende retoriek.

De invloed van religieuze gemeenschappen in Iowa mag niet onderschat worden. De christelijke rechtervleugel, die historisch gezien invloedrijk is binnen de staat, had een ambivalente houding ten opzichte van Trump. Hoewel sommigen zijn uitspraken en gedragingen afkeurden, sloten anderen zich stevig bij hem aan, vooral vanwege zijn conservatieve standpunten op sociaal-culturele thema’s. De electorale coalitie die zich rond Trump vormde, was daarmee geen homogene groep, maar een samengestelde alliantie van ideologische en identitaire belangen.

Het is cruciaal om te beseffen dat raciale en gendergerelateerde vooroordelen niet louter secundair waren aan economische zorgen, maar eerder integraal deel uitmaakten van de electorale keuzes. Verschillende studies wijzen op de rol van racisme en seksisme als substantiële factoren die de voorkeur voor Trump versterkten, bovenop de reeds bestaande politieke loyaliteiten en economische angsten.

Verder laat de politieke socialisatie van rurale en kleine stedelijke gemeenschappen zien dat de lokale geschiedenis en demografie een diepgaande impact hebben op stemgedrag. De sociale structuur, educatieve achtergrond en economische status dragen bij aan een politiek bewustzijn dat sterk verweven is met regionale identiteit en culturele waarden. In Iowa werd duidelijk hoe deze factoren zich vermengden in een electorale context waarin verandering en behoud tegenover elkaar stonden.

Voor een volledige begrip van de verkiezingsuitslag is het van belang te erkennen dat verkiezingsresultaten het product zijn van een veelvoud aan factoren die elkaar versterken en soms ook tegenspreken. Het gaat niet louter om economische belangen of traditionele partijloyaliteit, maar ook om diepgewortelde houdingen over identiteit, macht en maatschappelijke veranderingen.

Het electorale gedrag van Iowans in 2016 kan dan ook niet worden gereduceerd tot één enkele verklaring. Het is een voorbeeld van hoe lokale context, culturele waarden en nationale politieke dynamiek samensmelten om complexe patronen van steun te creëren, die breder gezien kunnen worden als een weerspiegeling van spanningen binnen de Amerikaanse samenleving.

Hoe verklaren partijdigheid en raciale attitudes de stemkeuze in de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016?

De relatie tussen partijdigheid en de presidentsstem is diepgeworteld in de politieke wetenschap en terug te voeren op klassieke studies zoals The American Voter (Campbell et al., 1960). Over het algemeen stemmen partijdigen trouw op hun partij, tenzij kortetermijnfactoren zoals economische prestaties of campagnes hen doen afwijken. Dit verklaart waarom men in 2016, bij gelijke omstandigheden, zou verwachten dat Republikeinen op Donald Trump zouden stemmen en Democraten op Hillary Clinton. De verschuiving naar wat politieke wetenschappers “affectieve” of “negatieve” partijdigheid noemen, heeft geleid tot sterkere voorkeuren voor eigen partijleden en een diepere afkeer van tegenstanders, wat het stemmen op een volledige partijlijst stimuleert (Iyengar en Westwood 2015; Abramowitz en Webster 2016).

In onderzoeken wordt partijdigheid vaak gemeten via zelfgerapporteerde partijidentificatie, waarbij “leunen” op een partij—het fenomeen dat onafhankelijke kiezers zich naar een partij toe bewegen—wordt beschouwd als een vorm van partijdigheid zonder officiële lidmaatschapsstatus. Deze groep vertoont stemgedrag vergelijkbaar met dat van partijdigen (Keith et al. 1992; Klar en Krupnikov 2016). In Iowa, waar deze analyses zich vaak op richten, werden Democraten als referentiegroep genomen, waardoor het voorspelbaar was dat Republikeinen meer geneigd waren Trump te steunen.

Moeilijker is het voorspellen van het stemgedrag van onafhankelijke of “No Party” kiezers. Deze groep, zonder duidelijke partijlijn, is minder goed bestudeerd. Interviews met lokale politieke elites suggereren dat deze kiezers in 2016 vooral “veranderaars” waren, op zoek naar iets anders en vernieuwing in Washington. Trump werd door hen gezien als de outsider die verandering kon brengen, wat een verklaring kan zijn voor zijn aantrekkingskracht binnen deze groep.

Een andere onmiskenbare factor in Amerikaanse verkiezingen is de rol van raciale attitudes. Racialisatie van beleidskwesties – waarbij beleid en ras onlosmakelijk met elkaar verbonden raken – is een gangbaar fenomeen. Zo zijn onderwerpen als wapenbeleid en gezondheidszorg niet alleen beleidsmatig maar ook raciaal geladen, met diepgewortelde historische verbanden. Het is aangetoond dat raciale vooroordelen en negatieve stereotypen over Afro-Amerikanen het stemgedrag sterk beïnvloeden, vooral onder onafhankelijke kiezers en in bepaalde geografische regio’s (Piston 2010; Knuckey en Kim 2015). De mate van raciale wrok en stereotypering bleek een krachtiger voorspeller van steun voor Obama te zijn dan partijlidmaatschap alleen.

Voor Iowa, een staat die Obama twee keer steunde maar in 2016 voor Trump koos, kunnen deze inzichten verklaren waarom raciale attitudes een doorslaggevende rol speelden. In landelijke gebieden leeft een breed gevoeld ressentiment jegens stedelijke regio’s met grotere minderhedenpopulaties. Deze vijandigheid is deels geworteld in opvattingen over “hard werken” versus “luiheid,” waarbij raciale minderheden impliciet worden uitgezonderd als zijnde “lui” of “financieel onverantwoordelijk” (Wuthnow 2018). Het is echter cruciaal te erkennen dat raciale attitudes niet de enige oorzaak zijn van het ressentiment onder landelijke kiezers; economische onzekerheid en culturele verschillen dragen hier eveneens aan bij (Cramer 2016).

Uit onderzoek blijkt dat de aanname dat economische angst of onderwijsachterstand de hoofdoorzaak waren van Trumps succes in 2016 een simplificatie is die door hedendaagse studies is weerlegd. Raciaal geladen politieke boodschappen werden door veel kiezers geaccepteerd en waren zelfs bepalend voor hun stemgedrag (Valentino et al. 2018b). Zodra raciale attitudes werden meegenomen in statistische modellen, nam de invloed van economische factoren vaak af of verdween zelfs geheel (McElwee en McDaniel 2017; Abramowitz en McCoy 2019). Dit duidt erop dat raciale percepties niet alleen direct het stemgedrag beïnvloeden, maar ook indirect via hun invloed op beleidsvoorkeuren en partijidentificatie.

De combinatie van partijdigheid, de zoektocht naar verandering onder onafhankelijke kiezers, en de diepgewortelde raciale attitudes vormen een complex geheel dat onmiskenbaar de dynamiek van de verkiezingen van 2016 heeft bepaald. Voor een goed begrip van deze verkiezingen is het belangrijk om deze factoren niet geïsoleerd te zien, maar in hun onderlinge samenhang.

Belangrijk is te beseffen dat stemgedrag niet louter het gevolg is van rationele overwegingen rondom beleid of economie, maar ook sterk beïnvloed wordt door emotionele bindingen met politieke groepen en latente vooroordelen die diep in de samenleving zijn verankerd. Het onderkennen van deze onderliggende psychologische en culturele mechanismen is essentieel om de complexiteit van de Amerikaanse politiek, en daarmee ook die van andere democratieën, te doorgronden. Verder verdient aandacht hoe media en politieke elites raciale en culturele tegenstellingen kunnen aanwakkeren of juist temperen, en wat dit betekent voor de toekomst van politieke polarisatie.