In de vroege jaren 2010 bevond de Amerikaanse Senaat zich in een paradoxale situatie. Ondanks de goedkeuring van drie ingrijpende wetsvoorstellen — het economische stimuleringsplan, de Affordable Care Act en de Dodd-Frank wetgeving ter hervorming van de financiële sector — werd de Senaat door velen als dysfunctioneel beschouwd. Carl Levin, een doorgewinterde senator uit Michigan, beschreef het als “de meest productieve Senaat” die hij ooit had meegemaakt, maar tegelijkertijd de “meest frustrerende”. Het was bijna onmogelijk om iets gedaan te krijgen, zelfs niet de meest routinematige wetten of benoemingen. De dreiging van een filibuster, vaak zonder dat die daadwerkelijk werd uitgevoerd, remde het proces.

George Packer, in een veelgelezen artikel voor The New Yorker getiteld “The Empty Chamber”, noemde de gezondheidszorg- en financiële hervormingen de “twee blijvende prestaties van de Senaat”, maar benadrukte dat het verzet tegen deze wetten een jaar en een half van intense wetgevende strijd had gekost, wat bijna de Senaat zelf had vernietigd. Twee gematigde politici, de Republikeinse Olympia Snowe uit Maine en de Democratische Evan Bayh uit Indiana, besloten hun carrière in de Senaat op te geven. Snowe verklaarde: "We zijn geminimaliseerd."

Het idee van een “normale” wetgevingsorde, waarbij het parlement daadwerkelijk zou functioneren zoals het ooit had gedaan, werd steeds onrealistischer. Het politieke landschap werd gekarakteriseerd door voortdurende blokkades van Republikeinen, die met hun filibusters alles vertraagden, en de eis van zestig stemmen voor wetgeving maakte de situatie onhoudbaar. Mitch McConnell, de leider van de Republikeinen in de Senaat, voelde echter geen frustratie. Hij beschouwde de situatie als een kans. Hij had een duidelijk doel voor ogen: Barack Obama moest een een-termijn president blijven. McConnell's strategie om dit te bereiken werd zijn leidraad, en met de aankomende verkiezingen in 2012 begon hij actief te werken aan de belemmering van bijna elke beleidsmaatregel van Obama.

McConnell's visie was glashelder: de Republikeinen moesten de controle over de Senaat terugwinnen. Ondanks zijn eigen onpopulaire positie in Kentucky, waar hij werd geconfronteerd met een Tea Party-uitdager in de primaire verkiezingen, zette McConnell alles op alles om zijn politieke positie te versterken. Hij versloeg zijn tegenstander Matt Bevin en zorgde ervoor dat de Republikeinen in andere staten sterke kandidaten naar voren zouden schuiven. Zijn strategische keuzes waren cruciaal in het winnen van de Senaat in 2014.

De politieke reis van McConnell begon echter veel bescheidener. Opgegroeid in Louisville, Kentucky, overleefde hij polio als kind en ontwikkelde hij al op jonge leeftijd een passie voor politiek. Hij begon zijn carrière als stagiair voor de Republikeinse senator Marlow Cook, in het jaar dat de Senaat de door de Zuidelijke staten gedreven filibuster over de Civil Rights Act doorbrak. McConnell werd diep beïnvloed door het politieke klimaat van de jaren 60, vooral door de figuren van John Sherman Cooper en Henry Clay. Na zijn rechtenstudie verliet hij de juridische wereld om zijn politieke carrière te beginnen. Zijn eerste campagne om als rechter in Jefferson County gekozen te worden, leek weinig kansrijk, maar hij won onverwacht.

In 1984 won McConnell de Republikeinse nominatie voor de Senaat. Het was een historische overwinning, deels dankzij de politieke golf van Ronald Reagan. McConnell zelf beschreef zijn carrière vaak als het resultaat van zowel geluk als strategie. Toen McConnell eenmaal in de Senaat zat, stond hij aanvankelijk bekend als een gematigde Republikein, zonder veel onderscheidende kenmerken. Dit veranderde echter toen hij zich tegen de campagnefinancieringsbeperkingen keerde. Hij besefte dat zijn eigen herverkiezing afhankelijk was van onbeperkte financiële middelen. Van daaruit ontwikkelde McConnell zich tot een gerespecteerd en gevreesd figuur in de Amerikaanse politiek.

Wat belangrijk is voor de lezer om te begrijpen, is de paradox van McConnell's politieke stijl. Enerzijds is hij een meester in het blokkeren van wetgeving en het tegengaan van beleidsinitiatieven van de tegenstander, anderzijds heeft hij zijn eigen carrière en die van zijn partij aanzienlijk geprofiteerd van deze belemmeringen. McConnell begrijpt als geen ander dat de Senaat niet alleen een wetgevend orgaan is, maar ook een machtscentrum, waar geduld, strategie en bereidheid om te wachten op het juiste moment de sleutel zijn tot succes. Zijn strategieën worden vaak gekritiseerd als destructief voor de politieke stabiliteit, maar zijn vermogen om langdurig politieke doelen te bereiken, getuigt van zijn onmiskenbare invloed op het Amerikaanse politieke landschap.

Hoe Mitch McConnell de Amerikaanse politiek hervormde en de Senaat blokkeerde

Mitch McConnell heeft zijn stempel gedrukt op de Amerikaanse politiek, vooral door zijn ongekende vaardigheid in parlementaire strategieën en een vastberaden inzet voor de bescherming van politieke belangen, ongeacht de kosten. McConnell werd in de jaren negentig al een prominente speler in de politiek door zijn talent voor het blokkeren van wetgeving, vaak door gebruik te maken van parlementaire procedures zoals filibusters. Zijn strategie om wetgeving tegen te houden, vooral in de context van campagnefinanciering, vestigde hem als een belangrijke tegenstander van elke poging tot hervorming.

McConnell’s opkomst werd niet alleen gedreven door zijn politieke inzichten, maar ook door zijn vermogen om machtige donateurs aan zich te binden. Zijn netwerk van invloedrijke miljardairs, waaronder de gebroeders Koch en de DeVos-familie, versterkte zijn strijd tegen het reguleren van campagnefinanciering. Deze steun gaf hem de middelen om de strijd om onbeperkte campagnebijdragen naar de hoogste niveaus van het juridische systeem te brengen. Het bereikte zijn hoogtepunt in 2010, toen de Amerikaanse Hoge Raad in de zaak Citizens United besloot dat bedrijven en rijke individuen ongecontroleerd geld konden investeren in verkiezingen. Dit was een belangrijke overwinning voor McConnell, die zich jarenlang tegen beperkingen op politieke financiering had verzet.

Voor McConnell was geld niet slechts een middel om campagnes te financieren, het was de sleutel tot politieke controle. Hij begreep dat als je de financiën controleerde, je de macht over het Congres kon verwerven. Zijn vermogen om een netwerk van welgestelde donateurs te organiseren, stelde hem in staat om invloed uit te oefenen op de keuze van politieke kandidaten en hen te voorzien van de nodige fondsen om verkiezingen te winnen. Deze focus op geld leidde uiteindelijk tot zijn opkomst in de Republikeinse leiding in de Senaat, waar hij zijn tactische vaardigheden verder verfijnde.

In de late jaren negentig, na de politieke schandalen rond zijn voorganger Trent Lott, kreeg McConnell zijn kans om een leidende rol op zich te nemen in de Senaat. In 2007 werd hij de minderheidsleider, een positie die hem in staat stelde de richting van de Amerikaanse wetgeving te beïnvloeden, zelfs als de Democraten in het Witte Huis zaten. Zijn strategie was altijd gericht op het blokkeren van wetgeving die de Republikeinse agenda bedreigde. Gedurende de jaren van de Obama-presidentschap leidde McConnell de strijd tegen de agenda van de president, waarbij hij vooral bekend werd door zijn verzet tegen Obama’s pogingen om het klimaatsysteem te hervormen en zijn federale rechtbankbenoemingen tegen te houden.

Hoewel McConnell vaak werd bekritiseerd om zijn obstructieve politiek, kon hij als leider van de Senaat ook constructieve wetgeving tot stand brengen. Na zijn overwinning in de verkiezingen van 2014, waarbij de Republikeinen de meerderheid in de Senaat herwonnen, ging McConnell verder met het vormgeven van een agenda die zowel zijn politieke doelen als de belangen van zijn partij diende. Zijn succes lag in het vinden van compromissen met de Democraten, bijvoorbeeld in de vorm van wetgeving over de hervorming van het zorgsysteem en de infrastructuur. Toch bleef hij onvermurwbaar in zijn verzet tegen de sleutelthema's van de Obama-administratie, zoals het beperken van de CO2-uitstoot en het verbeteren van de gezondheidszorg.

McConnell was, en blijft, een meester in het gebruik van de Senaat als politiek instrument, zelfs als het de effectiviteit van de wetgevende macht verlamde. Zijn benadering om politieke strijd te voeren door middel van obstructie en blokkades is in veel opzichten bepalend geweest voor de toon van de hedendaagse Amerikaanse politiek. Dit patroon van voortdurende confrontatie heeft niet alleen de dynamiek van de Amerikaanse wetgeving veranderd, maar ook het vertrouwen van het publiek in het politieke systeem ernstig aangetast.

Het is belangrijk te begrijpen dat McConnell’s kracht niet alleen voortkomt uit zijn vermogen om wetgeving tegen te houden, maar ook uit zijn strategische inzet van macht en middelen om zijn invloed te vergroten. Hij begreep als geen ander dat politiek vaak niet gaat over wat je kunt bereiken, maar over wat je kunt verhinderen. Zijn stijl van politiek bedrijven, die in veel opzichten verder ging dan de traditionele grenzen van partijdigheid, heeft de manier waarop de Amerikaanse politiek wordt bedreven veranderd.

Wat is de werkelijke impact van politieke verdeeldheid op impeachmentprocedures?

De politieke verdeeldheid in de Verenigde Staten heeft een onmiskenbare invloed op belangrijke procedures, zoals impeachment. In het geval van de afzettingsprocedure tegen Donald Trump, wordt duidelijk hoe diep de verdeeldheid in de politieke sfeer is doorgedrongen. De tegenstanders van Trump hadden hun zinnen gezet op zijn afzetting, zonder dat er enige poging werd gedaan om de senaat te overtuigen van de waarheid van de beschuldigingen. In plaats daarvan werd geprobeerd om de senaat zelf in diskrediet te brengen. De reden voor deze harde toon was niet de zoektocht naar gerechtigheid, maar de wens om politieke winst te boeken door middel van het impeachmentproces.

Het proces was een loutere politieke strategie, waarbij de afzettingspoging door de democraten eerder een aanval op de instellingen van het land leek dan een oprecht juridisch initiatief. De afzetting werd een middel in een groter politiek conflict, waarbij de grenzen tussen recht en politiek vervaagden. Het doel van impeachment lijkt dan niet langer gerechtigheid, maar het neerhalen van de politieke tegenstander te zijn. De democraten, volgens sommige stemmen in de senaat, hadden niet de intentie om een supermeerderheid van senatoren te overtuigen, maar wilden simpelweg de senaat en diens leden afbreken voor de ogen van het volk.

Het proces leidde tot een polariserende situatie, waarbij de senaat, die traditioneel als een forum voor gedegen debat en samenwerking werd gezien, volledig werd verstoord door politieke vijandigheid. De verdeeldheid tussen de partijen werd niet gemilderd door het proces; in plaats daarvan werd deze versterkt. Zo werd de impeachment van Trump een symbool van de versterkte politieke strijd in de VS, waarin men elkaar niet langer als politieke opponenten beschouwde, maar als vijanden van de staat zelf.

In plaats van de verdeeldheid te overbruggen, werd het impeachmentproces een platform voor het uitdragen van politieke conflicten. De senaat, in tegenstelling tot de procedures bij de impeachment van Bill Clinton in 1999, faalde in het vormen van een werkbare samenwerking tussen de partijen. In het geval van Clinton werd geprobeerd een bipartijdig proces te creëren, met gedegen debatten en onderling respect. Dit was niet het geval in de impeachment van Trump, waar de verhoudingen tussen de senatoren, geleid door figuren als Mitch McConnell en Chuck Schumer, volledig verslechterd waren. De impasse leidde tot een gepolariseerde maatschappij, die steeds minder in staat leek om constructieve gesprekken te voeren over de toekomst van het land.

Er werd zelfs gesproken over alternatieven voor impeachment, zoals censuur, als een manier om de verdeeldheid te verminderen. Deze suggestie werd echter snel afgeschoten door de partijleiders, die meer belang hechten aan het winnen van politieke overwinningen dan aan het bevorderen van de eenheid in het land. Dit toont een fundamenteel probleem van de Amerikaanse politiek: de drang om te winnen ten koste van alles, zelfs als het ten koste gaat van het welzijn van de democratische instellingen zelf.

De nasleep van de impeachment van Trump laat zien hoe vergif in de politiek kan werken. Direct na zijn vrijspraak door de senaat, ontsloeg Trump belangrijke getuigen, zoals Gordon Sondland en kolonel Alexander Vindman, die tijdens het huisonderzoeksproces hadden getuigd tegen hem. Dit was een directe vorm van wraak, die de indruk wekte dat politieke overwinningen de basis vormen voor machtsuitingen die de fundamenten van de democratie ondermijnen. Het was een vicieuze cirkel: de impeachment leidde tot meer verdeeldheid, wat op zijn beurt de kansen voor samenwerking en verzoening verder verkleinde.

De echte schade die door deze politieke conflicten wordt veroorzaakt, is het verlies van vertrouwen in de institutionele structuren die ooit als de hoekstenen van de democratie werden gezien. Wanneer politieke leiders, in plaats van hun verantwoordelijkheid voor het land te nemen, kiezen voor partijpolitieke belangen boven de waarden van gerechtigheid en waarheid, wordt het politieke systeem zelf in gevaar gebracht. De belangrijkste les voor de toekomst is dat impeachment niet slechts een politieke strategie moet zijn, maar een uiterst serieuze aangelegenheid die de integriteit van de democratische instellingen moet beschermen, in plaats van ze te ondermijnen. Het proces moet een middel zijn om misbruik van macht aan te pakken, en geen wapen in een onophoudelijke politieke strijd.

Hoe een bipartijdige benadering van infrastructuur de Amerikaanse politiek hervormde

In de afgelopen jaren is de strijd om de toekomst van de Amerikaanse infrastructuur een arena geworden waarin politieke visies en ideologieën de zwaarste test ondergingen. Het was een strijd die begon met de herhaalde beloften van voormalig president Donald Trump om een billie van een biljoen dollar voor infrastructuur in te dienen, maar die nooit tot wetgeving leidde. Het ontbreken van een dergelijk voorstel gaf de nieuwe president, Joe Biden, de kans om deze vlag op te nemen, waarbij hij een breed gedragen steun zocht voor een pakket dat niet alleen fysieke infrastructuur zoals wegen en bruggen aanpakte, maar ook sociale maatregelen omvatte, zoals onderwijs, gezondheidszorg en klimaatactie.

Biden's visie op infrastructuur werd echter niet overal even goed ontvangen. De Republikeinen, geleid door Mitch McConnell, waren niet gelukkig met het voorstel. McConnell zelf omschreef het als een "liberaal verlanglijstje" en betoogde dat minder dan zes procent van het voorstel naar daadwerkelijke infrastructuur zou gaan. De focus op belastingverhogingen en de grotere rol van de federale overheid in sociale kwesties was voor veel Republikeinen een brug te ver. Maar de realiteit was dat infrastructuur in de brede zin van het woord niet alleen van belang was voor Democraten, maar ook voor Republikeinen, omdat veel van de voorgestelde projecten essentieel waren voor hun eigen kiesdistricten.

Het leek een onwaarschijnlijke alliantie toen een bipartijdige groep senatoren zich samenvoegde om een compromisvoorstel uit te werken, de zogenaamde "Gang of Ten". Deze groep breidde zich al snel uit naar 22 leden, waaronder prominente senatoren zoals Rob Portman en Kyrsten Sinema. De combinatie van Portman, een meer traditionele Republikein, en Sinema, een voormalig linkse activist die haar standpunten had gematigd, leek in eerste instantie onwaarschijnlijk. Toch hadden ze een gemeenschappelijk doel: het creëren van de grootste infrastructuurinvestering sinds de bouw van het nationale snelwegennet in de jaren 1950.

Hoewel het wetgevingsproces allesbehalve eenvoudig was, bereikten deze senatoren uiteindelijk een doorbraak. Het resultaat was een miljardengroot pakket dat zowel Republikeinen als Democraten steunde. Het voorstel kreeg niet alleen brede steun van de Democraten, maar ook van negentien Republikeinen. McConnell, die aanvankelijk fel tegen het voorstel was, stemde uiteindelijk in met het plan, dat nu werd gepresenteerd als een historisch bipartijd compromis dat de werkwijze van de Senaat op de proef stelde en het institutionele belang van samenwerking benadrukte.

De Amerikaanse politiek bevond zich echter in een delicate balans. Trump, die het compromis afwees, waarschuwde dat het voorstel de Republikeinen zou schaden bij de komende verkiezingen. Zijn kritiek richtte zich vooral op McConnell, die volgens Trump zijn principes had verraden. Maar voor McConnell was het duidelijk dat een totale tegenstand tegen Biden’s voorstellen op lange termijn niet houdbaar was. Er was een breedbesproken en dringende behoefte aan fysieke infrastructuur in het hele land, een terrein waarop zelfs een politicus als McConnell concessies kon doen. De echte uitdaging lag in het socialere aspect van de infrastructuurwetgeving, die door velen werd gezien als een stap naar de "Europese model" van sociale welvaart, iets wat McConnell zich niet kon permitteren te steunen.

In de tussentijd was de rol van senatoren zoals Joe Manchin cruciaal. Manchin, afkomstig uit West Virginia, een van de meest conservatieve staten van het land, werd een sleutelspeler in de bipartijdige onderhandelingen. Hij was een fervent voorstander van een politieke cultuur waarin samenwerking tussen de twee grote partijen mogelijk was. In een tijd waarin de polarisatie tussen Republikeinen en Democraten groter was dan ooit, was Manchin vastbesloten om een middenweg te vinden die werkbaar was voor beide partijen.

Maar de vraag bleef of het compromis zou standhouden. Manchin en Sinema hadden van het begin af aan aangegeven dat ze zich niet konden vinden in de volledig sociaal georiënteerde benadering die sommige Democraten voorstonden. Met de Senaat in een politieke patstelling en beide partijen die hun steun zorgvuldig moesten afwegen, bleef het onduidelijk of het wetgevingsvoorstel daadwerkelijk van de grond zou komen. In het licht van de moeilijke onderhandelingen en de tegenstand van sommige collega's was het compromis een opmerkelijke prestatie voor de bipartijdige samenwerking.

Het belangrijkste voor de lezer is te begrijpen hoe, ondanks de verdeeldheid en de tegenstrijdige belangen, het politieke systeem van de VS nog steeds in staat is om op cruciale momenten samen te werken. Dit is een systeem waarin de balans tussen principes en pragmatisme vaak het verschil maakt tussen succes en falen. De infrastructuurwet van Biden is niet alleen een concreet bewijs van de mogelijkheid van bipartijdigheid in een tijd van intense polarisatie, maar ook een herinnering aan de complexe rol die politieke identiteit, regionale belangen en ideologieën spelen in de Amerikaanse wetgevingsmachine.

Waarom de Filibuster en de Jan 6 Commissie een Fundamenteel Probleem voor de Democratie zijn

De politiek van de Verenigde Staten is in de afgelopen jaren steeds polariserender geworden, vooral onder de invloed van de Republikeinse partij, die zijn macht heeft vergroot door institutionele strategieën, zoals de filibuster, te gebruiken. De democraten bevonden zich in een paradoxale situatie, gedwongen om te kiezen tussen het behouden van een systeem dat de macht van de minderheid beschermde, of het doorvoeren van hervormingen die het recht op stemmen zouden uitbreiden en de democratie zouden versterken. Het probleem werd verder gecompliceerd door de gebeurtenissen van 6 januari 2021, een dag die niet alleen het politieke landschap, maar ook de fundamenten van de Amerikaanse democratie zelf uitdaagde.

Senator Mitch McConnell had de Senaat omgevormd tot een instrument waarin een vastberaden conservatieve minderheid de wetgeving dicteerde. Dit werd vooral duidelijk tijdens de strijd om de filibuster te behouden, een parlementaire techniek die werd gebruikt om wetgeving te blokkeren door lange debatten of procedurele vertragingen. Het leidde tot frustratie onder progressieve democraten, die voelden dat de filibuster hun vooruitstrevende agenda's effectief verlamde. Het leek onverklaarbaar dat twee Democraten, Joe Manchin en Kyrsten Sinema, hun steun gaven aan een beleid dat de progressieve wetgevende ambities van president Joe Biden in gevaar bracht. Hun steun voor de filibuster werd echter gepresenteerd als een principe: een overtuiging dat het behoud van de filibuster de politieke macht van de minderheid zou beschermen. Dit standpunt had, ondanks de politieke onenigheid, een strategische logica.

McConnell zelf vond vreugde in het politieke conflict dat ontstond tussen de democraten. Toen de Democraten in 2013 de "nucleaire optie" gebruikten om de filibuster voor benoemingen te beëindigen, waarschuwde McConnell dat ze het zouden betreuren. Deze waarschuwing kwam van de man die in 2021 weigerde de onafhankelijke commissie van 6 januari te steunen, niet omdat hij twijfels had over de waarde ervan, maar omdat hij wist dat zo’n commissie de rol van voormalig president Donald Trump en zijn bondgenoten in de aanval op het Capitool zou belichten. McConnell begreep dat een onafhankelijk onderzoek zou kunnen leiden tot ernstige politieke gevolgen voor de Republikeinse partij en Trump, vooral in aanloop naar de verkiezingen van 2022.

Het idee van een onafhankelijke commissie was snel populair geworden onder het Amerikaanse publiek. Twee derde van de bevolking steunde een onafhankelijke enquête, en het Huis van Afgevaardigden had wetgeving aangenomen om zo’n commissie te creëren. Toch blokkeerden de Republikeinen de wetgeving in de Senaat, met McConnell als voornaamste tegenstander. De filibuster werd opnieuw ingezet om het voorstel tegen te houden, ondanks dat sommige Republikeinen in het Huis het steunden. Dit was het begin van de eerste filibuster van het Biden-tijdperk, een moment dat de blokkades van de Senaat weerspiegelde die de vooruitgang van de regering Biden belemmerden.

Hoewel de commissie van 6 januari een belangrijk symbolisch voorstel was, was het de kwestie van stemrechten die werkelijk de fundamentele waarde van de democratie op de proef stelde. De Democraten waren al sinds 2013 ongerust over de beperkingen van stemrecht, vooral na de uitspraak van het Hooggerechtshof in de zaak Shelby County v. Holder, die het voor staten met een geschiedenis van stemrechtenschendingen mogelijk maakte om nieuwe beperkingen zonder goedkeuring van het ministerie van Justitie in te voeren. De Democraten reageerden hierop door wetgeving voor stemrechten te presenteren, zoals de “For the People Act” en de John Lewis Voting Rights Advancement Act, die probeerden de rechten van kiezers te beschermen en uit te breiden.

De Republikeinen, aan de andere kant, antwoordden met wetten die de toegang tot de stembus beperkten, met als argument dat uitgebreide stemrechten hun kansen om de verkiezingen te winnen zouden verkleinen. Senator Lindsey Graham was hier opvallend openhartig over en verklaarde dat als er geen beperking zou komen op stemmen per post, de Republikeinen hun politieke macht zouden verliezen. McConnell vermijdde dergelijke openlijke verklaringen, maar zijn verzet tegen de stemrechtwetgeving was net zo krachtig. Hij beschuldigde de Democraten van het proberen te "riggen" van het verkiezingsproces door permanente veranderingen aan te brengen die de uitkomsten zouden bevoordelen.

De strijd om de filibuster en stemrechten gaat verder dan louter partijpolitiek. Het raakt aan de basisprincipes van democratisch bestuur: het recht van het volk om zijn vertegenwoordigers te kiezen zonder onterechte obstructie van de wetgevende macht. De afgelopen jaren hebben de fundamentele waarden van representatie, gelijkheid en burgerrechten op de proef gesteld. De vraag is niet alleen wie er politiek aan de macht is, maar ook hoe de macht wordt gebruikt om de rechten van burgers te beschermen of te ondermijnen. In de context van een gemilitariseerd politiek debat en het belang van zowel nationale als lokale verkiezingen, kunnen de resultaten van deze strijd niet alleen de toekomst van de Amerikaanse politiek beïnvloeden, maar ook de essentie van democratische normen wereldwijd.