De term ‘weaponized whiteness’ verwijst naar de manier waarop blankheid niet slechts als een onschuldige of neutrale sociale categorie functioneert, maar als een strategisch ingezet machtsinstrument. Deze constructie van witte identiteit vormt de kern van talrijke mechanismen van sociale dominantie en politieke controle, waarbij blankheid wordt gemobiliseerd om raciale hiërarchieën te bestendigen en ongelijkheden te legitimeren. In het huidige politieke landschap manifesteert zich deze dynamiek op diverse wijzen, variërend van het openlijk geweld van ‘savages wars’ tot de meer subtiele en diffuse vormen van witte terreur die voortkomen uit de geschiedenis van kolonialisme, slavernij en racistische segregatie.

Het fenomeen van ‘weaponized whiteness’ mag niet worden begrepen als een statisch of enkelvoudig concept, maar als een complex netwerk van discursieve, institutionele en affectieve praktijken die witte identiteit voortdurend reconstrueren en beschermen. Dit proces gaat gepaard met de productie van angsten en bedreigingen die fungeren als rechtvaardiging voor exclusieve en autoritaire maatregelen. Denk hierbij aan de Amerikaanse context, waar de erfenis van witte suprematie diep verankerd ligt in het nationale geheugen en politieke cultuur, en waarin witte identiteitspolitiek nauw verweven is met de opkomst van populistische bewegingen zoals het Trumpisme.

De ontmanteling van ‘weaponized whiteness’ vereist niet alleen het blootleggen van deze onderliggende structuren, maar ook een kritisch engagement met de manieren waarop witte identiteit wordt gevormd binnen sociale bewegingen en politieke actoren. Dit wordt bijvoorbeeld zichtbaar in de geschiedenis van witte studentactivisten in de burgerrechtenbeweging, die pogingen ondernamen om de raciale privileges van blankheid te erkennen en te ontmantelen. Echter, de strijd tegen deze diepgewortelde mechanismen stuit op de hardnekkige nalatenschap van racisme die tot uiting komt in monumenten, institutionele beleidslijnen en culturele representaties die de suprematie van blankheid blijven verheffen.

In het zogenaamd ‘post-raciale’ Amerika blijft het ontmantelen van ‘weaponized whiteness’ een moeizaam proces, aangezien de mythologie van gelijkheid en kleurblindheid vaak wordt ingezet om structurele ongelijkheden te maskeren. Bewegingen zoals Black Lives Matter illustreren hoe het confronteren en uitdagen van gewapende blankheid cruciaal is voor het verwerkelijken van raciale rechtvaardigheid. Zij leggen bloot dat het probleem niet slechts ligt in individuele vooroordelen, maar in collectieve structuren die blankheid gebruiken als een politiek wapen om ongelijkheid te bestendigen.

Naast deze politieke en sociale dimensies is het belangrijk te onderkennen dat ‘weaponized whiteness’ ook psychologisch en cultureel functioneert. Het is een mechanisme dat angst, onwetendheid en een diepgeworteld gevoel van bedreiging manipuleert om solidariteit onder blanke groepen te versterken en veranderingen die deze privileges bedreigen af te weren. Hierdoor verwordt de ontmanteling van deze identiteitspolitiek tot een complexe strijd waarin niet alleen wetten en instituties, maar ook emoties en identiteiten moeten worden bevraagd en heroverwogen.

Het begrijpen van ‘weaponized whiteness’ vraagt om het erkennen van de historisch en systematisch geconstrueerde aard van blankheid als machtspositie, maar ook om het zicht krijgen op de dynamieken van ontmanteling die eraan verbonden zijn. Het vraagt inzicht in de wisselwerking tussen verleden en heden, tussen politiek en identiteit, en tussen maatschappelijke structuren en individuele bewustwording. Alleen door deze gelaagde analyse kan men werkelijk doordringen tot de mechanismen die witte suprematie in stand houden en zo bijdragen aan een effectieve strijd tegen racisme.

Het is daarbij essentieel te beseffen dat deze problematiek geen geïsoleerd verschijnsel is binnen de Verenigde Staten, maar een wereldwijd fenomeen met lokale variaties. Het politieke gebruik van blankheid als wapen is verweven met globale koloniale en postkoloniale verhoudingen en beïnvloedt zo de samenstelling van macht en identiteit op diverse continenten. Dit betekent dat de ontmanteling van ‘weaponized whiteness’ ook een internationale en intersectionele aanpak vergt, waarin ras, klasse, gender en andere identiteitsvormen in samenhang worden geanalyseerd.

Hoe overstijgt Black Lives Matter traditionele grenzen in de strijd voor vrijheid en rechtvaardigheid?

Black Lives Matter (BLM) streeft ernaar een inclusieve beweging te zijn die de barrières van klasse en seksualiteit doorbreekt die eerdere zwarte vrijheidsbewegingen vaak verdeelden. Alicia Garza, medeoprichter van BLM, benadrukt dat het beëindigen van de hypercriminalisering en seksualisering van zwarte mensen, samen met het stoppen van armoede, controle en toezicht, niet alleen de zwarte gemeenschap bevrijdt, maar uiteindelijk vrijheid voor iedereen mogelijk maakt. Deze visie is radicaal en revolutionair, gericht op het fundamenteel transformeren van maatschappelijke structuren.

De beweging leert van eerdere sociale strijdbewegingen, maar past nieuwe strategieën toe die aansluiten bij hedendaagse inzichten, met name de nadruk op intersectionaliteit. Dit begrip erkent de onlosmakelijke verwevenheid van ras, gender en klasse en stelt dat de ervaringen, belangen en aspiraties van gemarginaliseerde groepen centraal moeten staan in elke politieke beweging die zich richt op sociale transformatie. Darsheel Kaur, een leider binnen BLM, omschrijft intersectionele organisatie als het creëren van ruimte waarin alle identiteiten samen kunnen komen. Deze ruimtes verwerpen impliciet de dominante orde van blanke identiteitspolitiek en bieden ruimte voor een tegenhegemonische politiek.

BLM hanteert bovendien een model van participatieve democratie en groepsgericht leiderschap, geïnspireerd op de tradities van de Student Nonviolent Coordinating Committee (SNCC) uit de jaren zestig. Ella Baker, een sleutelfiguur binnen SNCC, brak met het hiërarchische en mannelijk gedomineerde leiderschap van oudere burgerrechtenorganisaties en pleitte voor een beweging die klasse- en genderbarrières afbreekt. Deze erfenis leeft voort in de aanpak van BLM, waar jonge activisten en grassroots-organisaties zich organiseren zonder afstand tot hun eigen gemeenschap en ervaringen.

De spanningen tussen de nieuwe generatie activisten en gevestigde burgerrechtenleiders illustreren de kloof tussen traditionele machtsstructuren en de vernieuwende, inclusieve benadering van BLM. Tijdens een mars in Washington in 2014 botsten jonge activisten uit Ferguson met gevestigde leiders zoals Al Sharpton, waarbij de jongeren hun afkeuring uitten over het ontbreken van ruimte voor hun stem en ervaring. Dit leidde tot een duidelijke verklaring van de beweging: het is een beweging voor alle zwarte levens, inclusief vrouwen, transgender en queer personen, en jongeren en ouderen, waarbij niemand wordt uitgesloten of aan de kant wordt gezet om nabijheid tot de macht te verkrijgen.

Ondanks pogingen van gevestigde machten om de beweging te coöpteren, zoals de ontmoeting van jonge activisten met president Obama in 2014, blijft BLM een beweging die door eigen tactieken en historisch bewustzijn haar effectiviteit behoudt. De activisten zien zichzelf als erfgenamen van de strijders van het verleden, staande op de schouders van reuzen zoals Rosa Parks.

Een cruciale vraag is echter of de protesten en acties van BLM, zoals die-in demonstraties en online activisme, dezelfde impact zullen hebben als de traditionele burgerrechtenbewegingen met hun fysieke centra en langdurige organisatie. De beweging wil machtsstructuren transformeren, maar welke strategische middelen daarvoor gebruikt worden, blijft zich ontwikkelen. Tegelijkertijd moeten zij de erfenis van witte suprematie confronteren en nieuwe repressieve beleidsmaatregelen bestrijden.

BLM heeft in ieder geval het publieke debat over raciale ongelijkheid binnen het strafrechtsysteem naar een hoger plan getild, net zoals Occupy Wall Street dat deed met economische ongelijkheid. Hoewel het aanpakken van politiegeweld tegen minderheidsgroepen urgent is, is het ook noodzakelijk de bredere problematiek van de zogenaamde carceral state te onderkennen – een strafrechtsysteem dat vooral gekenmerkt wordt door het opsluiten en marginaliseren van mensen van kleur en armen. Dit systeem veroorzaakt wat Marie Gottschalk omschrijft als “burgerlijke dood,” waarbij getroffen gemeenschappen en hun families diep worden beschadigd.

Herstelrechtvaardigheid is daarom van essentieel belang, vooral voor de Afro-Amerikaanse gemeenschap die disproportioneel door dit systeem wordt gestraft. Hoewel politiegeweld niet uitsluitend een probleem is binnen de Afro-Amerikaanse gemeenschap, blijft het een zichtbaar symptoom van de diepgewortelde, systemische raciale ongelijkheid die in rapporten, zoals die van het Amerikaanse Ministerie van Justitie over Ferguson, duidelijk aan het licht komt.

Het is belangrijk te begrijpen dat Black Lives Matter niet alleen een reactie is op politiegeweld, maar een bredere, intersectionele beweging die pleit voor een fundamentele transformatie van sociale en politieke machtsverhoudingen, met ruimte voor alle stemmen binnen de gemeenschap. Dit vereist een diepgaand begrip van de verwevenheid van raciale, sociale en economische onderdrukking en een voortdurende strijd tegen systemische ongelijkheid in al haar vormen.

Hoe het Wapen van Witte Hegemonie Uitgedaagd Wordt: De Betekenis van Black Lives Matter

De Black Lives Matter-beweging is een reactie op de systematische ongelijkheid waarmee Afro-Amerikanen al eeuwenlang geconfronteerd worden. In de nasleep van de moord op Michael Brown in Ferguson, Missouri, werd de beweging een symbool van verzet tegen de verwaarlozing en onderdrukking van zwarte levens door het Amerikaanse rechtssysteem en de politiek. Het rapport van het Amerikaanse ministerie van Justitie (DOJ) over Ferguson beschreef herhaaldelijk schendingen van de grondwettelijke rechten van zwarte burgers, inclusief de Eerste, Vierde en Veertiende Amendementen. Deze schendingen werden niet alleen uitgevoerd door politieagenten, maar ook door het bredere systeem dat deze praktijken in stand hield, zonder verantwoording af te leggen. Het rapport diende als een belangrijke onderbouwing voor de oproep om de burgerrechten van zwarte Amerikanen te versterken en te beschermen.

Toch is het belangrijk te erkennen dat het rapport pas tot stand kwam door de enorme publieke druk na de dood van Michael Brown en de weigering om de dader, politieagent Darren Wilson, te vervolgen. Dit wijst op de cruciale rol die burgerlijke acties spelen in de onthulling van institutionele racisme en het aanpakken van misstanden. Als deze gebeurtenissen niet hadden plaatsgevonden, zou er waarschijnlijk geen federale reactie geweest zijn, ondanks de talloze andere gevallen van politiegeweld tegen Afro-Amerikanen en Latino's.

Het rapport legt ook een ongemakkelijke waarheid bloot over de beperkte impact van eerdere wetgeving en het feit dat veel systemische onrechtvaardigheid nog steeds voortduurt. Bijvoorbeeld, het "stop-and-frisk"-beleid in New York City, dat specifiek gericht was op het profileren van mensen van kleur, werd weliswaar door de rechter verworpen, maar de bredere beleidskeuzes van de federale overheid onder de Obama-administratie leidden niet tot wezenlijke veranderingen in het systematische racisme.

De reactie van de witte bevolking op de slogan "Black Lives Matter" illustreert een fundamenteel misverstand over het probleem. Hoewel het waar is dat alle levens van waarde zijn, wordt de oproep om "alle levens te laten tellen" vaak gebruikt om de specifieke ervaringen van zwarte mensen te negeren. Dit negeren van de unieke strijd die zwarte mensen doormaken, is een belangrijk obstakel voor de vooruitgang. Zoals filosofen George Yancy en Judith Butler opmerken, gaat de oproep om te erkennen dat "Black Lives Matter" juist over het benadrukken van die levens die historisch gezien systematisch niet zijn erkend.

De Black Lives Matter-beweging benadrukt niet alleen het recht van zwarte mensen op gelijkheid en rechtvaardigheid, maar ook de noodzakelijkheid van een bredere sociale beweging die zich verzet tegen racisme, patriarchaat en raciale kapitalisme. Dit idee wordt krachtig onderstreept door activisten zoals Alicia Garza, die stelt dat de Black Lives Matter-beweging de drijvende kracht is achter een breder palet aan sociale bewegingen die zich inzetten voor de bevrijding van onderdrukte gemeenschappen over de hele wereld. Het is deze verbinding met eerdere bevrijdingsbewegingen die de beweging zowel historisch als strategisch relevant maakt.

In de context van neoliberalisme en de erosie van het welvaartsstelsel wordt de rol van de staat steeds beperkter in het bieden van bescherming tegen raciale discriminatie. De focus van de overheid is verschoven naar privatisering en marktoplossingen, terwijl de publieke sector, die historisch gezien cruciaal was voor de emancipatie van afro-Amerikanen en vrouwen, steeds verder wordt afgebroken. Dit heeft geleid tot een versterking van de gevangenisstrafstaat, die een significant instrument van onderdrukking is geworden sinds de jaren zeventig, juist op het moment dat neoliberale ideeën opkwamen.

In deze situatie is de oproep voor fundamentele mensenrechten, zoals beschreven door Malcolm X in de jaren zestig, relevanter dan ooit. De strijd voor burgerrechten is niet langer voldoende wanneer het gaat om de bredere kwestie van economische en politieke rechten. De dreiging van marginalisatie, die Afro-Amerikanen nu in een permanente staat van "overbodigheid" kan plaatsen, vraagt om een nieuwe benadering van bevrijding. Dit betekent dat de Black Lives Matter-beweging niet alleen een strijd voor rechtvaardigheid is, maar een strijd voor het recht op overleving en vrijheid.

In een bredere zin, zoals James Baldwin aangaf in zijn beroemde essay The Fire Next Time, gaat de strijd niet alleen om het ontmantelen van witte suprematie, maar ook om het doorbreken van de illusie van onschuld die in grote delen van de witte gemeenschap leeft. Dit idee van “onschuld” moet worden losgelaten om een echte verandering te bewerkstelligen die niet oppervlakkig is, maar die diepgeworteld is in de structuren van de samenleving.

Er zijn belangrijke lessen te trekken uit deze geschiedenis: het vereist vastberadenheid en wederstand tegen de mechanismen die de ongelijkheid in stand houden. De kracht van bewegingen zoals Black Lives Matter ligt niet alleen in hun vermogen om te reageren op acute gevallen van onrecht, maar ook in hun bredere visie om institutionele en structurele veranderingen door te voeren. Het is niet alleen een strijd voor gelijke behandeling, maar ook voor een herdefiniëring van wat het betekent om in vrijheid en waardigheid te leven.

Hoe kan de geschiedenis van witte identiteitspolitiek bijdragen aan het begrijpen van hedendaagse sociale onrechtvaardigheden?

Tijdens de langdurige en moeilijke strijd voor burgerrechten in de Verenigde Staten werd het hard werken om de raciale onderdrukking op economisch, politiek en persoonlijk niveau te overwinnen vaak gekarakteriseerd door offers en tegenslagen. Een voorbeeld van deze tegenslagen was het vonnis in december 1963 van een federale jury in Oxford, Mississippi, die vijf verdachten vrijstelde die verantwoordelijk waren voor de mishandeling van burgerrechtenactivisten in de gevangenis. Eén van deze activisten, Lawrence Guyot, veroordeelde het onterecht geachte vonnis. Ella Baker, de inspirerende peetmoeder van talloze burgerrechtenorganisaties, raadde Guyot aan om “buiten deze onzin te kijken. Laat het je niet stoppen” (geciteerd in Branch 1999: 193). Of de hedendaagse beweging Black Lives Matter in staat is om voorbij de “onzin” van raciale onrechtvaardigheid in het huidige tijdperk te kijken en zich in een voortdurende campagne van verzet te blijven inzetten, is een vraag die nog steeds openstaat. Echter, het getuigt van de moed en vasthoudendheid van de jonge activisten dat ze hun medeburgers hebben gewekt om de langdurige klachten over het strafrechtelijk systeem, met zijn voortdurende raciale profilering en vooroordelen, aan te pakken. Om de strijd voort te zetten zal de soort doorzettingsvermogen vereist zijn die Ella Baker en zoveel andere iconen van de oudere burgerrechtenbeweging belichaamden.

Deze strijd zal echter niet alleen van zwart-georiënteerde solidariteit afhangen, maar ook van witte Amerikanen, vooral diegenen uit de arbeidersklasse, om de witte identiteitspolitiek te verwerpen en solidariteit te zoeken in de strijd tegen het klassenstelsel dat zowel zwarte als witte arbeiders in de geschiedenis heeft uitgebuit, zij het met enkele voordelen voor de witte bevolking. Terwijl deze voordelen nu verdwijnen, in een tijd van toenemende kapitalistisch gesponsorde overheidsbezuinigingen, ontstaan er mogelijkheden voor het besef dat ‘wit zijn’ niet langer het toevluchtsoord is dat het ooit was. Solidariteit van de soort die zowel in het verleden als heden gestalte heeft gekregen, kan niet alleen leiden tot deconstructie van witte identiteitspolitiek, maar ook de kracht van een meer authentieke en inclusieve solidariteit bevestigen (Taylor 2016: 209–216; Roediger 2017: 157–188).

De impact van sociaal-historische veranderingen op de constructie en deconstructie van witte identiteitspolitiek is een doorlopende constante. Terwijl de materiële omstandigheden veranderden, onderging de uitvoering van witte identiteitspolitiek, binnen een institutioneel en ideologisch system van dominantie en voordeel – wat bekend staat als witte suprematie – bepaalde transformaties. De virulente vorm van juridische en constitutionele witte suprematie in de vroege republiek veroordeelde zowel inheemse Amerikanen als Afrikaanse Amerikanen tot een dodelijk regime van uitbuiting en zelfs, vooral in het geval van de Indiase Oorlogen in de negentiende eeuw, uitroeiing. De dertiende, veertiende en vijftiende amendementen op de grondwet beëindigden de slavernij en gaven Afrikaanse Amerikanen burgerrechten, maar de invoering van de Jim Crow-segregatie in het Zuiden stelde barrière voor vrijheid en waardigheid die zowel juridische als politieke uitdagingen vereisten gedurende de twintigste eeuw. Het verslaan van de jure segregatie garandeerde echter niet gelijkheid voor de wet, laat staan een erkenning dat geracialiseerde anderen – zwart, rood, bruin en geel – recht zouden hebben op fundamentele rechtvaardigheid.

In deze transities blijven echter bepaalde continuïteiten en patronen bestaan, zoals mythen die voortkomen uit het dominante “raciale kader” (Feagin 2009) en die de manier waarop nationale identiteit, immigratie en de cultuur van wapens door witte identiteitspolitiek worden vormgegeven, informeren. De inzichten van James Baldwin in deze mythen blijven een cruciaal element van waarom deze mythen nog steeds resoneren. Baldwin identificeerde meer dan vijfenvijftig jaar geleden de “mythen die witte Amerikanen vasthouden: dat hun voorouders allemaal vrijheidslievende helden waren, dat ze geboren zijn in het grootste land dat de wereld ooit heeft gezien, of dat Amerikanen onoverwinnelijk zijn in de strijd en wijs in vrede, dat Amerikanen altijd eervol hebben omgegaan met Mexicanen, Indianen en andere buren en minderheden” (Baldwin 1963: 101). Door ontkenning en “collectief vergeten” (Glaude Jr. 2016: 46-50) blijven deze mythen hun raciale uitvoeringen behouden, zelfs als die raciale framing voor degenen die witte identiteitspolitiek omarmen vaak onzichtbaar is. Door te weigeren de witte supremacistische geweld in de oprichtingsstructuren van het Amerikaanse politieke systeem te erkennen, kan de historische verantwoordelijkheid voor hun voortbestaan vaak worden genegeerd of toegeschreven aan “afwijkingen van Amerika’s uitzonderlijkheidsd pad” (Behdad 2005: 6).

Het besef van historische verantwoordelijkheid voor de vroegere gruweldaden kan niet worden losgekoppeld van de voortdurende raciale onrechtvaardigheden en ongelijkheden die zich in het hart van de Amerikaanse natie bevinden. Wanneer we bijvoorbeeld de gruwelen van lynchpartijen vergeten, de manier waarop Afrikaanse Amerikanen werden vastgezet in een duale arbeidsmarkt door expliciete racisme, of hoe we ons racisme over de wereld hebben geëxporteerd, onttrekken we ons aan een gevoel van verantwoordelijkheid (Glaude Jr. 2016: 188). De wens voor historische begrip en verantwoordelijkheid heeft mijn onderzoek naar de constructie en deconstructie van witte identiteitspolitiek doen voortduren. Dus voordat we kijken naar hoe wij, witte mensen, “onze eigen raciale realiteit kunnen uitdagen” (DiAngelo 2018: 148) en de schadelijke effecten van witte identiteitspolitiek kunnen elimineren, wil ik benadrukken hoe de “raciale nationalisme” van ons land (Singh 2017) blijft bestaan, hoe immigratie nog steeds wordt gedefinieerd door de stereotypen van het witzijn en witte suprematie (Jacobson 1999), en hoe de wapen-cultuur “witte nationalisme, raciale dominantie en sociale controle door geweld blijft legitimeren” (Dunbar-Ortiz 2018: 25).

Het raciale nationalisme van de Verenigde Staten komt duidelijk naar voren in de manier waarop het land een imperium heeft opgebouwd en onderhouden, of het nu door directe imperialistische agressie was of via zogenaamde indirecte en zachte imperialisme. “Amerikaans imperialisme,” zoals treffend beschreven door Zillah Eisenstein, “projecteert een geracialiseerde en masculinistische vorm” (Eisenstein 2004: 1). Of het nu door de voorstanders van “manifest destiny” in de 19e eeuw was, door Theodore Roosevelt’s “strijdlustig imperialisme” aan het begin van de 20e eeuw, of door Chris Kyle’s “terughoudende” krijger in de 21ste eeuw, de projectie van macht door de Verenigde Staten wordt gekarakteriseerd door racistische beelden en masculinistische militarisme. Tegelijkertijd maakt de culturele conditionering van de “exceptionele” aard van onze nationale identiteit en haar wereldwijde projecties “de feiten van de Amerikaanse macht en de effecten van de uitoefening daarvan onzichtbaar” (Young 202: 279). Het maskeren van de effecten van die geracialiseerde macht biedt ideologisch dekking voor een oorlogsstaat die verantwoordelijk was voor het ondersteunen van wrede regimes, het bombarderen, beschieten, besmetten, martelen en doden van honderden duizenden onschuldigen, en het vernietigen van de vijandige “anderen” (Hixon 2008: 14).