Het identificeren van gebeurtenissen vormt de kern van het ontwerpen van een event-driven architectuur (EDA). Gebeurtenissen zijn fundamentele bouwstenen die systemen aansturen: ze representeren betekenisvolle veranderingen in de toestand van het systeem of de omgeving en activeren daaropvolgende processen of acties. Juist door het nauwkeurig vaststellen en definiëren van de juiste gebeurtenissen ontstaat een solide en effectief ontwerp van een event-gedreven systeem.

De eerste stap in dit proces is het doorgronden van de zakelijke context. Het vereist een diepgaande analyse van het domein en de processen waarbinnen significante statuswijzigingen optreden. Alleen door deze inzichten kunnen de relevante gebeurtenissen worden geselecteerd die aansluiten bij de bedrijfsdoelen. Zo kan bijvoorbeeld een voedselbezorgingssysteem dat zijn voorraadbeheer wil optimaliseren, events onderscheiden als item toevoeging, hoeveelheidsupdate, verbruik van ingrediënten en waarschuwingen bij een lage voorraad.

Na het vaststellen van de zakelijke context wordt een lijst van potentiële gebeurtenissen en hun typen samengesteld. Deze lijst ontstaat doorgaans uit overleg tussen stakeholders en domeinexperts. Het onderscheid tussen interne en externe events is hier cruciaal. Interne gebeurtenissen worden door autoriseerde systeemcomponenten gegenereerd en geconsumeerd binnen de grenzen van het systeem, terwijl externe gebeurtenissen naar of van externe geautoriseerde systemen gaan. Dit onderscheid bepaalt mede de impact en beveiligingsvereisten van de events.

Vervolgens moet de bron van iedere gebeurtenis worden geïdentificeerd. De event producer is verantwoordelijk voor het creëren van het event, en daarmee de initiator van het volgende proces in de workflow. Het helder vaststellen van event triggers en hun gevolgen is een noodzakelijke stap: wat veroorzaakt het event, en welke actie of verandering volgt erop? Deze relaties zijn essentieel om het gedrag van het systeem goed te modelleren en te voorspellen.

Daarnaast is het onderscheid tussen feitelijke events en notificaties van belang. Een notificatie meldt dat iets is gebeurd, zonder uitgebreide detailinformatie, zoals bijvoorbeeld user_logged_in. Een feitelijke gebeurtenis bevat daarentegen gedetailleerde data over een verandering, bijvoorbeeld het aantal gebruikte items bij een voorraadupdate. Dit onderscheid beïnvloedt zowel de verwerking als de informatiedoorstroming binnen het systeem.

Samenwerking tussen verschillende belanghebbenden, zoals business analisten, ontwikkelaars en domeinexperts, is onontbeerlijk om te zorgen dat de geïdentificeerde events zowel technisch haalbaar als functioneel relevant zijn. Deze afstemming voorkomt later misverstanden en zorgt voor een gemeenschappelijk begrip van de workflow.

Diverse methodieken ondersteunen het proces van event-identificatie, waaronder Event Storming, waarbij stakeholders gezamenlijk domeinevents brainstormen, en Domain-Driven Design, dat het systeem opdeelt in kleinere domeinen met eigen events. Ook Business Process Modeling helpt processen te visualiseren en gebeurtenissen te destilleren. Bij bestaande systemen bieden loganalyse en audit trails waardevolle inzichten in reeds aanwezige events en hun betekenis.

Het modelleren van gebeurtenissen brengt deze afzonderlijke events samen in een coherente structuur die het gedrag van het systeem en de onderlinge relaties visualiseert. Binnen event collaboration wordt de workflow niet door één enkele service beheerd, maar door een keten van services die elk een deel van het proces beheren en door events aan elkaar gekoppeld zijn. Dit decentrale patroon zorgt voor flexibiliteit en schaalbaarheid. Een voorbeeld is de voedselbezorging, waar de bestelling, validatie, bereiding en levering elk door verschillende services worden afgehandeld via een reeks opvolgende events.

De relaties tussen events zijn van grote invloed op de workflow. Sommige gebeurtenissen zijn afhankelijk van de uitkomst van voorafgaande events, zoals een betaling die pas verwerkt wordt na validatie van een bestelling. Andere events zijn onafhankelijk, zoals een audit event dat altijd wordt geregistreerd ongeacht de status van de bestelling. Het expliciet modelleren van deze afhankelijkheden maakt de workflow transparant en beheersbaar.

Naast de beschreven processen is het belangrijk te beseffen dat event-driven systemen vaak te maken krijgen met uitdagingen rond foutafhandeling, herhalingsmechanismen en gegevensconsistentie. Het waarborgen van idempotentie bij event consumers en het voorkomen van dubbele events (deduplicatie) zijn cruciale aspecten om een betrouwbaar systeem te garanderen. Ook het correct hanteren van business- en systeemexceptions vergt een doordachte strategie om onverwachte situaties gecontroleerd af te handelen.

Tot slot verdient multi-tenancy aandacht in een event-driven context: het correct isoleren en identificeren van events per tenant voorkomt vermenging van data en functionaliteit in gedeelde omgevingen.

Het begrijpen van deze samenhangende elementen biedt een diepgaand inzicht in het ontwerpen van effectieve, schaalbare en robuuste event-driven architecturen, waarbij events niet slechts signalen zijn, maar dragers van betekenisvolle bedrijfsinformatie en logica.

Hoe werkt event collaboration binnen een food delivery systeem en welke uitdagingen brengt het met zich mee?

Event collaboration draait om het begrijpen van afzonderlijke componenten, hun onderlinge interacties en het functioneren van het systeem als geheel. Dit principe komt helder tot uiting in het voorbeeld van een food delivery systeem, waarbij het event collaboration design pattern wordt geïmplementeerd met Kafka als event broker. Binnen dit systeem worden gebeurtenissen geïdentificeerd zoals "user placed an order", "order is validated", "payment is processed", "order is confirmed", "food is prepared", "order is processed", "food is shipped", "user received food" en "order completed". Deze gebeurtenissen worden in een logische volgorde geplaatst die de workflow van het bestelproces weerspiegelt, waarbij relaties tussen events worden vastgesteld, bijvoorbeeld dat “order is confirmed” afhankelijk is van “payment is processed”.

In de praktijk worden deze events per topic georganiseerd, waarbij een topic verschillende typen events kan bevatten. De workflow begint met het event “order_created” en eindigt bij “order_completed”. Gedurende het proces werken diverse microservices samen via deze events, waarbij elke service slechts een deel van de toestand overneemt en transformeert. Dit patroon van samenwerking zonder centrale regisseur wordt choreografie genoemd, wat verschilt van orkestratie waarbij een centrale controller het proces aanstuurt. Services communiceren niet rechtstreeks, maar uitsluitend via events, wat flexibiliteit en schaalbaarheid bevordert. Een service kan bovendien zowel events produceren als consumeren.

Toch brengt event collaboration inherente uitdagingen mee, vooral op het gebied van consistentie. Omdat events asynchroon worden uitgezonden en verwerkt, is het systeem uiteindelijk consistent (eventual consistency), wat tijdelijk kan leiden tot inconsistenties in de toestand van verschillende services. Het is daarom essentieel om productie- en consumptiesnelheden van events op elkaar af te stemmen en alle events betrouwbaar te verwerken. Dit vraagt om robuuste foutafhandelings- en retrymechanismen, waarbij herstelbare fouten zoals tijdelijke database-uitval herhaald moeten worden, terwijl irrecoverabele fouten zoals ongeldige eventformaten correct afgehandeld worden, bijvoorbeeld door het event te negeren. Monitoring speelt hierbij een cruciale rol om problemen in eventverwerking en -routering tijdig te detecteren en op te lossen.

Een belangrijke aanpak om consistentie te verbeteren is het single-writer principe: elke schrijver (producer) beheert een deel van de workflow via opeenvolgende events. Binnen grotere workflows werken meerdere services samen aan individuele stappen, waarbij voor elke stap aparte topics worden gebruikt en de betreffende service de volledige controle heeft over de statuswijzigingen binnen die topics.

De structuur van een event-payload wordt vastgelegd in een event schema, dat fungeert als contract tussen publisher en consumer en daarmee essentieel is voor een stabiele event-gedreven architectuur. Een goed schema hanteert een standaard naamgevingsconventie en gebruikt een gestandaardiseerd formaat zoals JSON of Avro, om interoperabiliteit te waarborgen. Event types moeten eenduidig en doelgericht zijn, zonder ambiguïteit of cirkelvormige afhankelijkheden tussen publisher en consumer. Versiebeheer is cruciaal, zodat schemawijzigingen backward compatible kunnen zijn, en zo niet, dat dit duidelijk gecommuniceerd wordt. Semantische versiebeheer (MAJOR.MINOR.PATCH) helpt hierbij: MAJOR voor brekende wijzigingen, MINOR voor compatibele uitbreidingen en PATCH voor bugfixes. Complexe geneste structuren worden vermeden vanwege parsing- en compatibiliteitsproblemen.

Voor een robuuste foutafhandeling is het onderscheid tussen business exceptions en system exceptions van belang. Business exceptions ontstaan door bijvoorbeeld ongeldige payloads en vereisen logging en vaak het negeren van het event (poison pills) zonder retries, om blokkades in de eventstroom te voorkomen. System exceptions vragen meestal om retries en herstelmechanismen.

Het systeem functioneert daardoor veerkrachtig en kan blijven doorgaan ondanks fouten. Deze architectuur biedt grote voordelen op het gebied van schaalbaarheid, flexibiliteit en loskoppeling van services, maar vereist nauwgezette aandacht voor eventconsistentie, foutafhandeling en schema-ontwerp om betrouwbaar te kunnen functioneren.

Naast de technische implementatie is het essentieel dat de lezer beseft dat event collaboration niet zomaar een technologie is, maar een fundamentele denkwijze over systeemontwerp. Het vraagt om een andere mindset: het accepteren van tijdelijke inconsistenties, het vertrouwen op asynchrone communicatie, en het belang van duidelijke contracten tussen diensten. De complexiteit van gedistribueerde systemen vraagt om zorgvuldige monitoring, duidelijke afspraken en een robuuste architectuur om fouten vroegtijdig te herkennen en op te vangen. Pas wanneer deze elementen zorgvuldig worden geïntegreerd, kan een event-driven systeem werkelijk betrouwbaar en schaalbaar functioneren.