De menselijke drang naar controle over de natuur heeft ons vaak in de verleiding gebracht om alles om ons heen te domineren. Toch is er iets verontrustends in de gedachte dat zelfs de kleinste, meest verwaarloosde wezens hun eigen perspectief hebben op de wereld en hun plaats daarin. Neem bijvoorbeeld een gesprek met een vlo, een wezen dat we vaak beschouwen als een irritant, ongenode gast in ons leven.
Het begon als een typisch menselijk gevoel van ongeduld en frustratie: de vlo, klein en moeilijk te vangen, bleef me bijten. In een moment van wanhoop vroeg ik hem, wat meer tegen mezelf dan tegen de vlo, waarom hij niet gewoon ergens anders ging. “Als ik groter was,” zei de vlo, “zou ik geen vlo zijn.” Het was een paradox: de vlo was niet zomaar een slachtoffer van zijn eigen aard, maar een wezen dat zijn eigen beperkingen begreep en eraan leek te ontsnappen door zijn kleine, maar essentiële levensfilosofie.
“De grootte van iets zou niet moeten leiden tot minachting,” voegde hij eraan toe. Zijn woorden waren verrassend wijs, zelfs als ze uit de mond kwamen van een wezen dat we normaal als een parasiet beschouwen. De vlo gaf aan dat zijn bestaan helemaal geen kwelling voor hem was, maar eerder een manier om zichzelf in stand te houden in een wereld die ook voor hem onvriendelijk was. Wat wij mensen als vervelend en onaangenaam beschouwen, is voor de vlo een noodzaak, een levenswijze die hij niet ontvlucht.
Hij noemde zichzelf Siphon, en al snel bleek dat ik niet alleen met hem in gesprek was. Er was ook een ander lid van zijn familie, Pulex, die vanaf de voet van het bed met me sprak. "Iedereen is een parasiet," zei Pulex, "en wij vullen gewoon onze biologische bestemming." Dit stelde de vraag wat het betekent om parasitair te zijn en of dat altijd zo negatief moet worden beoordeeld. Als ik naar hen luisterde, leek het alsof ze hun rol als parasieten juist als een soort functie van het leven zagen, een onvermijdelijke schakel in het grote web van de natuur.
“Is het niet saai, steeds hetzelfde te doen, generatie na generatie?” vroeg ik. Maar Pulex antwoordde snel: “Vlooien, gezien hun kleine omvang, zijn te veel bezig met de details van het leven om zich ooit te vervelen. De wereld ziet er heel anders uit van hieruit.” En dat was het moment waarop ik begon te begrijpen dat de vlo, in zijn beperkte perspectief, de wereld niet als wij hem zien, maar in een microscopisch gedetailleerd universum. Wat voor ons triviaal lijkt, is voor hem allesbepalend.
De vlo’s gaven me een interessante suggestie om hun wereld te verkennen: als gidsen voor andere macrames, een soort wezens die de grotere wereld om hen heen niet goed konden waarnemen. Terwijl ik me afvroeg wat dit zou kunnen betekenen voor mijn eigen plannen, realiseerde ik me dat zelfs de kleinste wezens een belangrijke rol spelen in een veel groter systeem.
Toch, zoals bij alle relaties, waren er voorwaarden. “Wat zit er voor ons in?” vroeg Siphon, duidelijk pragmatisch. Wat kon ik hen aanbieden in ruil voor hun diensten? Ze verlangden niet veel, behalve dat de mensheid zou stoppen met het gebruik van schadelijke middelen tegen hen, zoals een bepaalde zeep en rook. Het leek een redelijke vraag, dus ik beloofde hen te helpen. Dit deal vormde het begin van een onverwachte samenwerking, die meer leek op een onverwachte alliantie dan een simpele transactie.
De vlo’s, deze kleine filosofen van het onbeduidende, boden me een andere kijk op de wereld. Ze herinnerden me eraan dat we, ook al zijn we veel groter en machtiger, nooit te groot moeten worden voor de kleinste dingen, voor de onopgemerkte wonderen die zich rondom ons afspelen. Alles, hoe klein of onbelangrijk het ook lijkt, heeft een functie en een betekenis. Wat wij als parasitair beschouwen, kan voor hen simpelweg een manier zijn om te overleven, een manier om hun plek in de grote keten van het leven in stand te houden.
De wereld van de vlo biedt ons niet alleen een les in nederigheid, maar ook in het begrijpen van het belang van perspectief. Wat wij als onbelangrijk beschouwen, kan voor anderen essentieel zijn. Fleas en andere kleine wezens leven in een wereld van gedetailleerde observaties, waar niets triviaal is, alles is van belang. En misschien is het juist deze manier van kijken, deze benadering van het leven in zijn fijnste details, die ons mensen zou kunnen helpen om beter te begrijpen waar we zelf staan in de grote orde van dingen.
Wat gebeurt er als we onszelf verliezen in de laatste dagen van de mensheid?
De wereld stond op het punt om te eindigen, en hoewel de mensen om me heen bezig waren met hun alledaagse handelingen, was er iets fundamentalers dat me steeds meer verontrustte: de manier waarop de mens zich gedroeg in de laatste dagen van zijn bestaan. Het idee van de ondergang was niet slechts een abstracte gedachte, maar een tastbare, alomtegenwoordige dreiging die het gedrag van iedereen beïnvloedde, op manieren die zowel bizar als verontrustend waren.
Op een dag zag ik een oude vrouw die bloemen plantte in een vensterbank. Haar bewegingen waren langzaam en bedachtzaam, zoals het bij oudere mensen hoort, en haar concentratie was compleet. Terwijl ze werkte, passeerde een vreemde Caraputaniaan, die de bloemen opmerkte en op een bijna verheven toon zei: "Oh, Viola tricolor hortensis. Heel Europees." De vrouw, ongevoelig voor zijn opmerking, stopte even, keek naar de bloemen, en begon ze één voor één in de straat te werpen, alsof ze een oude herinnering uitwist. Het was een surrealistisch moment dat de vervreemding van de wereld in dat specifieke moment samenvatte.
Even later, op mijn werk, kwam ik een ander vreemd incident tegen. George, een collega, had zich op een ongewone manier uitgedrukt. Toen ik hem zag, stond hij ongegeneerd in de prullenbak te urineren, grijnzend als een kind dat betrapt wordt op een onschuldige misdaad. Toen ik hem vroeg waarom hij dat deed, fluisterde hij lachend: "Dit wilde ik altijd al doen." Het was een moment dat de betekenis van het gedrag van de mens in tijden van chaos belichaamde: alles leek er niet meer toe te doen.
De wereld, zoals we hem kenden, was aan het verdwijnen, en met die verdwijning leek de moraal van de mens ook te vervagen. De mensen, zo leek het, verloren het besef van wat nog belangrijk was, als alles toch tot een einde zou komen. Dit was misschien wel het grootste verlies: niet het verlies van de fysieke wereld, maar het verlies van richting, van een gemeenschappelijk doel.
Mijn gesprek met Ralph was ook niet veel hoopvoller. Toen ik hem waarschuwde voor de gevaren van de situatie, voor de mogelijke gewelddadige reacties van de mensen om ons heen, antwoordde hij nuchter: "De wereld is wat hij is. Wat kan ik eraan doen?" Hij leek zich niet te bekommeren om wat er met hem zou gebeuren. Dit was de geest van een tijd waarin geen enkel individu zich nog verantwoordelijk voelde voor wat er gebeurde – alleen de alledaagse ervaring was van belang.
Toch was het niet alleen onverschilligheid. Soms leek het alsof mensen zich juist begonnen af te keren van hun eigen emoties en verlangens, alles verloren in de verwachting dat de tijd verstreek. Bea, die altijd een gevoel van urgentie leek te hebben, schreef me een brief waarin ze besloot dat het tijd was om serieus na te denken over haar toekomst. Haar woorden waren vol van zelfverbetering en toekomstplannen, maar tegelijkertijd drong haar wens om met mij te trouwen door tussen de regels door. Het contrast tussen de apocalyptische dreiging van de wereld en haar bijna romantische verwachting van wat er zou komen, was treffend.
Zelfs Lucille, met wie ik altijd een diepe verbinding had gevoeld, leek alles met een zekere gelatenheid te benaderen. Toen ze hoorde van het naderende einde, stelde ze voor dat we een feest zouden geven, een afscheid van de wereld. Haar opvatting was niet van somberheid, maar van acceptatie: misschien was het wel beter zo, misschien zou wat daarna kwam, het beter doen dan de mensheid. Toen ik haar later die nacht bezocht, was het moment allesbehalve romantisch. Wat ik voor altijd had gewild, de vereniging met haar, bleek niets meer dan een leeg ritueel, een daad zonder betekenis in het aangezicht van de onvermijdelijke ondergang.
Maar het was Bea die me het meeste verbaasde. Haar vastberadenheid om met me te praten over haar eigen ondergang was intens. Ze had altijd een glimlach voor me gehad, maar nu zag ik de kwetsbaarheid die ze verbergt achter een masker van zekerheid. Terwijl ze zich openstelde over haar diepste angsten, voelde ik de verleiding om haar te behandelen zoals ik Lucille had behandeld. Maar het was een daad die niets te maken had met echte emoties, geen liefde, geen compassie. Het was het gedrag van iemand die zichzelf verliest in de chaos van de ondergang.
Wanneer het einde komt, zien we de ware aard van de mensheid. In de laatste momenten, als het zicht op de toekomst wordt verduisterd door de dreiging van de dood, blijft de mens zich misschien vastklampen aan oude verlangens en gewoonten. Maar wat voor soort toekomst wil de mens eigenlijk? Wat gebeurt er met ons wanneer er geen toekomst meer is om voor te zorgen? Het is een vraag die zich niet eenvoudig laat beantwoorden, maar de antwoorden liggen misschien in de handelingen die we ondernemen wanneer we geloven dat alles verloren is.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский