De combinatie van koper (Cu) en aluminium (Al) in laminaten ondergaat complexe microstructurele veranderingen tijdens het walsen en de daaropvolgende warmtebehandeling. De hechting tussen Cu en Al wordt aanzienlijk beïnvloed door de annealingtemperatuur, waarbij de intermetallische verbindingen een cruciale rol spelen in de uiteindelijke mechanische eigenschappen. Bij lagere temperaturen rond 350 °C blijven er nog verse koperoppervlakken zichtbaar na het pellen, wat wijst op onvolledige diffusie en zwakkere bindingen. Naarmate de temperatuur stijgt naar circa 450 °C, nemen de diffusielaag en de interfaciale ruwe oppervlakken toe, wat leidt tot een sterkere hechting door de vorming van een intermetallische laag, voornamelijk bestaande uit CuAl2, met kleine hoeveelheden Cu9Al4 en aluminium. Deze fase draagt bij aan een optimale balans tussen sterkte en ductiliteit, omdat het intermetallische laagje niet te dun is om zwakke plekken te veroorzaken, maar ook niet zo dik dat brosheid optreedt.
Bij een nog hogere annealingtemperatuur van 550 °C ontstaat een dikkere diffusielaag met een overmaat aan CuAl-fase, die hard en bros is. Deze fase vermindert de hechtingssterkte juist, omdat de brosheid leidt tot scheurvorming en vermindering van de plastische vervorming. Dit effect wordt versterkt tijdens verder koud walsen, waarbij weliswaar een fase-transformatie van CuAl naar CuAl2 kan optreden, maar de fragmentarische aard van deze lagen belemmerd de vorming van een continue en stevige verbinding. Hierdoor verliezen de laminaten hun mechanische integriteit en de treksterkte daalt.
Experimenten tonen aan dat een annealingtemperatuur van rond de 450 °C het beste compromis biedt. Laminaten die onder deze omstandigheden behandeld zijn, vertonen de hoogste treksterkte en rekbaarheid. Dit wordt verklaard door een goede diffusie, een sterke en uniforme intermetallische laag, en het voorkomen van brosheid. De microstructuur van de intermetallische laag vertoont bij deze temperatuur een ruwe breuklijn, wat duidt op verbeterde samenhang met het matrixmetaal en betere samenwerking in vervorming.
De aanwezigheid van een SUS304 roestvrijstalen tussenlaag in Cu/Al-laminaten introduceert een extra dimensie in het hechtingsmechanisme. Deze tussenlaag wordt tijdens het walsproces fragmentarisch doorbroken, waarbij de mate van fragmentatie en de afstand tussen fragmenten afneemt naarmate de dikte van de SUS304-laag toeneemt. Dikkere SUS304-laagjes ondergaan een grotere dikteafname en vertonen een betere vlakheid, wat de mechanische integriteit bevordert. Dit effect wordt verklaard door de hogere vervormbaarheid van dikkere SUS304-folies, die daardoor beter geïntegreerd worden in de sandwichstructuur.
Op atomair niveau ontstaat aan het Al/SUS304-contactvlak een duidelijk interfaciaal overgangsgebied (interfacial transition zone, ITZ), waar intermetallische verbindingen (IMC's) gevormd worden, terwijl tussen Cu en SUS304 eerder een solide oplossing (solid solution, SS) tot stand komt. Deze verschillen in verbindingstype beïnvloeden de lokale mechanische eigenschappen en de hechtingssterkte tussen de lagen.
De studie van deze laminaten toont aan dat de juiste keuze van annealingtemperatuur en tussenlaagdikte essentieel is om optimale mechanische eigenschappen te bereiken. Een te lage annealingtemperatuur resulteert in onvoldoende diffusie en zwakke bindingen, terwijl een te hoge temperatuur leidt tot dikke, brosachtige intermetallische lagen die de sterkte verminderen. Tegelijkertijd draagt een goed gekozen SUS304 tussenlaag bij aan de vlakheid en cohesie, waarbij dikkere lagen een gunstigere vervorming vertonen.
Voor het beter begrijpen van deze processen is het van belang om niet alleen de microstructurele veranderingen te analyseren, maar ook het spanningsverval tijdens mechanische belasting te bestuderen. De rol van restspanningen, de vorming van microscheuren, en de mogelijke invloed van korrelgroei tijdens annealing kunnen de duurzaamheid en het falingsmechanisme van de laminaten verder beïnvloeden. Daarnaast is het relevant om te onderzoeken hoe variaties in walsparameters, zoals snelheid en druk, de fragmentatie van de SUS304-laag en de diffusieprocessen aan het interfacevlak beïnvloeden. Dit inzicht draagt bij aan het ontwikkelen van laminaten met een nog betere combinatie van sterkte en ductiliteit, afgestemd op specifieke toepassingen in de industrie.
Hoe verandert de microstructuur van Al/Mg/Al-laminaten tijdens het walsproces?
De microstructurele evolutie van Al/Mg/Al-laminaten tijdens het walsen laat zien hoe kritisch het procesparameters zijn bij het bepalen van de uiteindelijke eigenschappen van de verbinding tussen lagen, faseverdeling en korrelstructuur. In het uitgangspunt bevindt zich een LZ91-legering met een typische tweefasenstructuur bestaande uit de α-Mg fase in een β-Li matrix. De α-Mg fase vormt een hcp-oplossing waarin Li oplosbaar is in Mg, terwijl de β-Li fase een bcc-oplossing is met Mg oplosbaar in Li. Deze tweedelige structuur vormt de basis waarop de walsprocessen hun invloed uitoefenen.
Bij het vervaardigen van de Al/Mg-Li laminaten werden geen merkbare intermetallische verbindingen of holtes waargenomen aan de hechtingsgrenzen, hetgeen duidt op een solide metallurgische binding tussen de lagen. Opvallend is de ontwikkeling van een gegolfde grensstructuur bij laminaten die onder een HR+RTR-proces (hot rolling + room temperature rolling) zijn vervaardigd, vooral bij toenemende walsreductie, wat uiteindelijk resulteert in de vorming van schuifbanden. Daarentegen vertonen HR- en HR+CR-laminaten (hot rolling + cryo rolling) een opvallend vlakke grens, onafhankelijk van de reductiegraad.
De faseverhouding en morfologie van de α-Mg fase verandert significant onder verschillende walsroutes. Waar het ongewalste Mg-Li materiaal een α-Mg fractie van 33,5% vertoont, daalt dit na HR tot 32,3%, met een duidelijke verlenging van de α-Mg in slanke stroken. Verdere HR-behandelingen (HR+HR1 en HR+HR2) leiden tot verdunning van deze stroken tot 4,6 µm en 3,0 µm zonder noemenswaardige verandering in volume. RTR-processen veroorzaken daarentegen een aanzienlijke faseovergang van β-Li naar α-Mg met α-Mg fracties tot 73,1%, duidend op een sterke spanningsgeïnduceerde faseomzetting.
Cryo-rolling resulteert in slechts een lichte toename van de α-Mg fractie, maar zorgt voor verdere slankheid van de α-Mg lamellen (tot 1,2 µm). Dit wijst op beperkte spanningsinductie van faseovergang tijdens CR, in vergelijking met RTR. De inversiepolenfiguur (IPF) toont verder aan dat in HR+RTR1 laminaten α-Mg voornamelijk voorkomt in meerdere verlengde korrels, terwijl in HR+CR1 laminaten α-Mg zich vooral voordoet in kleine, geïsoleerde korrels. De fijne korrelverdeling bevestigt dat CR effectiever is in het verfijnen van de α-Mg structuur.
Verder laat de korreloriëntatie-analyse zien dat de verhouding van low-angle grain boundaries (LAGBs) aanzienlijk hoger is bij CR (38,8%) dan bij RTR (18,6%). Dit suggereert dat CR de omzetting van LAGB naar HAGB remt, wat impliceert dat de plastische vervorming meer homogeen blijft zonder recrystallisatie, een effect dat belangrijk is voor het behoud van sterkte bij lage temperaturen.
De Al-lagen in beide laminaten bestaan uit een mix van grove verlengde en fijne equiaxe korrels, wat aantoont dat er gedeeltelijke korrelverfijning optreedt bij plastische vervorming. Het verschil in gemiddelde korrelgrootte van Al tussen HR+RTR1 en HR+CR1 is echter marginaal, wat aangeeft dat de deformatie meer invloed heeft op Mg-Li lagen dan op Al zelf.
De Kernel Average Misorientation (KAM) waarden en bijbehorende GND (Geometrically Necessary Dislocations) kaarten bevestigen dit. De hogere KAM waarde bij CR (0,63° voor α-Mg fase) ten opzichte van RTR (0,52°) wijst op grotere lokale misoriëntatie en dus meer interne spanning. De GND dichtheid is hoger in α-Mg korrels omringd door β-Li, wat suggereert dat de spanningsopname voornamelijk plaatsvindt in de β-Li matrix. In de Al-lagen zijn de KAM waarden nog hoger (tot 1,45°), wat de grotere ductiele vervorming bevestigt.
Een belangrijk gevolg van deze bevindingen is dat de proceskeuze – HR, RTR of CR – een directe invloed heeft op de microstructurele karakteristieken van zowel de α-Mg als Al lagen. RTR bevordert de faseovergang en verlenging van α-Mg, wat potentieel voordelig kan zijn voor sterkteverhoging, maar kan gepaard gaan met grotere interne spanningen en vorming van schuifbanden. CR daarentegen leidt tot verfijning en homogeniteit van structuur, wat kritische implicaties heeft voor eigenschappen als taaiheid, vermoeiingsweerstand en structurele stabiliteit bij lage temperaturen.
De afwezigheid van de β-Li fase in de EBSD-analyse wijst op een zwakke diffractie en snelle oxidatie na polijsten, wat de nauwkeurigheid van structurele interpretaties beperkt. Dit benadrukt het belang van geavanceerde karakterisatietechnieken zoals TEM voor een vollediger beeld van de nanostructuur.
Hoe beïnvloeden verschillende walsprocessen de microstructuur en mechanische eigenschappen van Al/Mg-Li laminaten?
De microstructuur en mechanische eigenschappen van Al/Mg-Li laminaten worden sterk beïnvloed door het type walsproces dat wordt toegepast. Onder Rotary Tube Rolling (RTR) zijn vooral individuele dislocaties waarneembaar, terwijl bij Cold Rolling (CR) veelvuldig verstrengelde dislocaties ontstaan aan de korrelgrenzen. Een hogere dislocatiedichtheid draagt bij aan een verbetering van de mechanische eigenschappen, doordat het materiaal steviger en harder wordt door het afremmen van bewegingen in het kristalrooster. Kleine scheurtjes aan het bindvlak van de laminaten worden bij RTR waargenomen, terwijl dit bindvlak bij CR duidelijk beter behouden blijft, wat erop wijst dat CR een effectievere mechanische vergrendeling van de lagen faciliteert.
De textuurevolutie van de β-Li fase in de Mg-Li laag laat zien dat de gewalste texturen zoals {001}<110> (R-cube), {112}<110> (R-copper) en {111}<110> (E-component) sterker tot uiting komen na CR dan na RTR, bij gelijke reductie. Dit wijst op een intensiever actieve textuurontwikkeling onder CR. Tegelijkertijd is de γ-fiber met de {111}<112> textuur (Y-component) sterker aanwezig na RTR. Deze verschillen in textuur dragen bij aan de mechanische anisotropie en het vervormingsgedrag van het laminaat.
Voor de α-Mg fase in de Mg-Li laag wordt een dubbel piek-textuur waargenomen met basale poles gekanteld van de normale richting (ND) richting de rolrichting (RD) en dwarsrichting (TD). CR zorgt voor een sterkere textuurdichtheid dan RTR, wat wijst op een grotere activatie van glijvlakken. Het wordt duidelijk dat onder de walsprocessen meer prismatische glijdingen worden geïnitieerd dan basale, wat een indicatie is van een complexere vervormingsmechaniek binnen de Mg-Li laag.
Mechanisch gezien laten de spannings-rekcurven zien dat de uiteindelijke treksterkte (UTS) van laminaten na hot rolling (HR) met 50% reductie stijgt met 48%, terwijl de rekbaarheid afneemt. Na aanvullende processen zoals HR+RTR en HR+CR neemt de UTS verder toe, respectievelijk met 111% en 97%, maar de rekbaarheid verschilt aanzienlijk. HR+RTR laminaten hebben de hoogste sterkte maar een scherpe afname in rekbaarheid, wat duidt op brosser gedrag. HR+CR laminaten combineren een hoge treksterkte met een verhoogde ductiliteit, wat leidt tot een betere balans tussen sterkte en vervormbaarheid. Dit verschil wordt ook bevestigd door de strain-hardening curves, waarbij HR+CR laminaten een duidelijk nekkingsstadium vertonen, terwijl HR+RTR laminaten vrijwel direct breken.
De peelsterkte, een maat voor de hechting tussen de lagen, is stabieler en hoger bij HR+CR laminaten dan bij HR+RTR laminaten. Dit duidt op een homogener en betrouwbaarder mechanisch contact tussen de lagen bij cold rolling. Met toenemende reductie neemt de peelsterkte toe, waarbij HR+CR2 laminaten de hoogste waarde behalen.
Wat de microhardheid betreft, neemt deze toe na HR, met een stijging van respectievelijk 30% voor de Mg-Li laag en 75% voor de Al-laag. Na RTR walsen stijgt de microhardheid van de Mg-Li laag aanzienlijk, terwijl CR deze nauwelijks beïnvloedt. Dit verschil kan worden verklaard door een grotere hoeveelheid β-Li fase in HR+CR laminaten, die een lagere hardheid vertoont dan de α-Mg fase. De mechanische eigenschappen van de laminaten, en met name het verschil in ductiliteit en sterkte tussen HR+CR en HR+RTR, lijken dus in belangrijke mate afhankelijk van de microstructuur en faseverdeling binnen de Mg-Li laag.
Fractuurobservaties tonen aan dat bij alle laminaten interfaciale delaminatie optreedt, maar de afstand tussen de lagen bij breuk kleiner wordt naarmate de reductie toeneemt. Dit wijst op een verbeterde binding tussen de lagen bij hogere reducties.
Naast de gedetailleerde microstructuur- en mechanische karakterisering is het essentieel voor de lezer te beseffen dat de keuze van het walsproces niet alleen de onmiddellijke mechanische eigenschappen beïnvloedt, maar ook de duurzaamheid en de toepassingstoepassingen van het laminaat. Het complex samenspel tussen textuurontwikkeling, dislocatiedichtheid, faseverdeling en interfaciale binding bepaalt het gedrag onder operationele omstandigheden. Het begrijpen van deze verbanden maakt het mogelijk om laminaten op maat te ontwerpen voor specifieke toepassingen waarbij balans tussen sterkte, ductiliteit en hechting cruciaal is. Daarnaast is de invloed van temperatuur en reductiesnelheid op glijdingsmechanismen en textuurevolutie van belang, aangezien deze factoren het vervormingsmechanisme en daarmee de uiteindelijke eigenschappen sterk kunnen sturen. Hierdoor kunnen procesparameters worden geoptimaliseerd om de gewenste eigenschappen te verkrijgen zonder concessies te doen aan de structurele integriteit.
Wat is het effect van cryorollen op de mechanische en thermische eigenschappen van Cu/Nb en Cu/Brass laminaten?
De mechanismen van vervorming in de Cu-laag veranderen tijdens het cryorollen. Volgens de Zener-Hollomon-relatie geldt: hoe lager de vervormingstemperatuur, hoe groter de parameter Z, en hoe moeilijker het wordt voor plastische vervorming om plaats te vinden in de Cu-laag. Dit betekent dat dislocatiebewegingen zoals slippen en klimmen in de Cu-laag, die een gematigde stapelfoutenergie heeft, sterk worden belemmerd tijdens het cryorollen, wat resulteert in enkele incomplete dislocaties. Naarmate de vervorming vordert, hopen deze incomplete dislocaties zich op en breiden ze zich uit in het rooster, wat stapelfouten creëert en zo gunstige voorwaarden biedt voor de vorming van twins (zoals te zien in figuur 4.66c). Studies hebben aangetoond dat de aanwezigheid van twins een sterke remmende invloed heeft op de beweging van dislocaties. Een dislocatie kan de twin-grens passeren door middel van cross-slip, of een volledige dislocatie kan worden gedecomprimeerd in twee Shockley incomplete dislocaties op de twin-grens en vervolgens langs deze grens voortbewegen. Beide transmissiemethoden worden aangedreven door extra spanning, wat de sterkte en hardheid van de Cu-laag verhoogt. De aanwezigheid van vervormingstwins draagt dus bij aan de verbeterde sterkte van de Cu/Nb-laminaten.
De thermische stabiliteit van Cu/Nb-laminaten is nauw verbonden met de korrelgrootte, de interface-dichtheid (dikte van de lagen) en de interface-structuur. In deze studie bleek het verschil in gemiddelde laaggroottes tussen de cryorolled en koudgewalste Cu/Nb-laminaten minimaal, en heeft het slechts een verwaarloosbaar effect op hun thermische stabiliteit. De structuurverschillen tussen de interfaces van cryorolled en koudgewalste monsters zijn echter de belangrijkste factor die de verschillen in thermische stabiliteit tussen deze twee soorten Cu/Nb-laminaten verklaren. Zo ontdekten Misra en Hoagland dat Cu/Nb-laminaten, vervaardigd door PVD met een platte interface, de gelaagde structuur konden behouden na verhitten tot 973 K, terwijl de ARB Nb-laag sferoïdische eigenschappen vertoonde. Dit betekent dat een {110} <111> Cu|| {001} <110> Nb-interface betere thermische stabiliteit vertoont dan een {112} <111> Cu||{112} <110> Nb-interface. In deze studie bleek ook dat de hersteltijd van de cryorolled Cu/Nb-laminaten trager was, wat betekent dat de platte interface van de cryorolled Cu/Nb-laminaten een betere capaciteit heeft om het herstel van de Cu-laag te remmen dan de zigzaginterface van de koudgewalste monsters. Dit resulteert in een betere thermische stabiliteit.
Bovendien kan de vorming van vervormingstwins de Cu/Nb-interface-structuur veranderen, waardoor de lokale energie van de Cu/Nb-interface lager wordt. De aanwezigheid van twins leidt tot een afname van de lokale interface-energie, waardoor de kans op Rayleigh-instabiliteit vermindert. Dit is zichtbaar in figuur 4.66b en d, waarin na verhitten tot 773 K de cryorolled Cu/Nb-laminaten minder toename van de laagdikte vertonen en een betere thermische stabiliteit hebben. Zoals weergegeven in figuur 4.65, is de sterkte van de cryorolled Cu/Nb-laminaten na het verhitten vergelijkbaar met die van koudgewalste monsters, maar zijn de hardheidswaarden hoger. Zheng et al. (16) rapporteerden ook dat Cu/Nb-laminaten met een {110} <111> Cu||{001} <110> Nb interface-orientatie na verhitten bij 873 K dezelfde sterkte vertoonden als monsters die ARB+verhitten ondergingen, maar de hardheid van de cross-rolled monsters was hoger dan die van de ARB-monsters.
De half-coherente Cu/Nb-interface heeft een sterke remmende invloed op de transmissie van dislocaties over de interface. Tijdens vervorming remt de Cu/Nb-interface met lage schuifsterkte de voortgang van dislocaties over de interface, waardoor dislocaties binnen de laag blijven en stapelfouten langs de interface ontstaan, wat leidt tot lokale vervorming en spanningsconcentratie. Deze lokale vervorming kan leiden tot de vorming van microgaten en scheuren aan de interface, wat de algehele vervormbaarheid van de Cu/Nb-laminaten beperkt. Naarmate de vervorming toeneemt, interageren de dislocaties met elkaar, waardoor ze zich gelijkmatiger over elke laag verdelen en de spanningsconcentratie verlichten. De zigzag Cu/Nb-interface heeft meer misfit-dislocaties die tijdens vervorming meer glijsystemen kunnen stimuleren, waardoor de spanningsconcentratie effectiever wordt verlaagd. Daarom, zoals te zien is in figuur 4.65, zijn de hardheidswaarden van de cryorolled Cu/Nb-laminaten na verhitten hoger, maar is de sterkte vergelijkbaar met die van de koudgewalste monsters. Na verhitten tot 773 K vertonen de interface-structuren van de cryorolled en koudgewalste monsters dezelfde zigzaginterface (figuur 4.68f).
In de cryorolled Cu/Nb-laminaten moet bij het vervormingsproces rekening worden gehouden met de invloed van twins. Onder invloed van twins kunnen de totale dislocaties in de Nb-laag worden afgebakend als Shockley incomplete dislocaties aan de Cu/Nb-interface en vervolgens langs de twin-grenzen naar de Cu-laag worden overgedragen. De aanwezigheid van twins biedt dus meer dislocatiepaden, verbetert de vervormingscapaciteit van de Cu/Nb-laminaten en verlicht de spanningsconcentratie tijdens de rek. De vorming van twins tijdens het rekken kan dislocaties absorberen, waardoor de plasticiteit van Cu verbetert. Daarom vertonen de cryorolled Cu/Nb-laminaten na verhitten een betere ductiliteit.
Naast het effect op Cu/Nb-laminaten wordt het cryorollen ook toegepast op Cu/brass-laminaten, wat leidt tot een synergetische versterking van zowel de sterkte als de ductiliteit van de heterostructuur. Dit proces heeft invloed op de vorming van schuifbanden, nano-twins, rekristallisatie, de vorm van de interface en HDI-spanning.
De microstructurele evolutie van de Cu/brass-laminaten toont dat de gemiddelde korrelgrootte van de Cu-laag in cryorolled monsters aanzienlijk kleiner is dan in koudgewalste monsters. Dit komt door de onderdrukking van dynamisch herstel en de toename van de dislocatiedichtheid tijdens het cryorollen. In de brass-laag verschijnen veel shear bands die omgeven zijn door lage-hoekige grenzen, wat wijst op verhoogde lokale vervorming in vergelijking met de koudgewalste monsters.
Hoe beïnvloedt cryorollen in combinatie met accumulatieve rollende buiging (ARB) de microstructuur en mechanische eigenschappen van aluminiummatrixcomposieten versterkt met nano-keramische deeltjes?
Tijdens het proces van accumulatieve rollende buiging (ARB) onder cryogene omstandigheden wordt een fijne of ultra-fijne korrelstructuur gevormd door herkristallisatie, wat een belangrijke bijdrage levert aan de sterkteverhoging van het materiaal via korrelgrensversterking. Dit verschijnsel doet zich voor bij vrijwel alle SPD-technieken (Severe Plastic Deformation) en resulteert in een verfijnde microstructuur met verbeterde mechanische eigenschappen. Bij de verwerking van aluminiummatrixcomposieten (AMC's) versterkt met TiC- of SiC-nanodeeltjes leidt cryorollen tot een aanzienlijke verbetering van de laminatenbinding, waardoor de sterkte en ductiliteit van de samengestelde materialen verbeteren.
In tegenstelling tot conventionele ARB-processen, waarbij scherpe interfaces en beperkte bindingsterkte optreden, zorgt cryorollen voor een vrijwel naadloze binding zonder openingen. Dit bevordert de uniformiteit van de microstructuur en voorkomt het ontstaan van kloven die anders kunnen leiden tot vroegtijdige breuk. De aanwezigheid van versterkende TiC-deeltjes beïnvloedt tevens het breukmechanisme: microvoidvorming rondom de deeltjes leidt tot scheurinitiatie, maar de diepe putjes en ductiele breukpatronen duiden op een mengeling van brosheid en taaiheid in het breukvlak. Na meerdere ARB-cycli verdwijnen zones zonder deeltjes en neemt de clustering van TiC af, wat resulteert in een homogener verdeelde hybride deeltjesstructuur met uitstekende hechting tussen matrix en versterking.
SEM-beelden tonen aan dat bij cryorollen de nanodeeltjes, zoals TiC en SiC, gelijkmatig door de aluminiummatrix worden verdeeld. Deze homogene verdeling verbetert niet alleen de sterkte en hardheid, maar verhoogt ook de elasticiteitsmodulus van het composiet. Bij toenemend aantal bewerkingscycli wordt de porositeit verminderd en stijgt de dichtheid van het materiaal, wat overeenkomt met literatuurgegevens over dit onderwerp. Bovendien sluit het verfijnen van de korrelgrootte aan bij de Hall–Petch-relatie, waarbij een afname van de korrelgrootte leidt tot een stijging van de sterkte tot een theoretische limiet. Hierbij is het opmerkelijk dat, na het begin van het vloeien, de mate van verharding beperkt is en dat nekvorming abrupt optreedt, wat de uniforme rek beperkt.
De combinatie van TiC- en SiC-nanodeeltjes in aluminiummatrixcomposieten via ARB en cryorollen blijkt bijzonder effectief te zijn. Aanvankelijk treedt clustering van nanodeeltjes op, wat vrije zones zonder versterking creëert, maar met voortschrijdende bewerking neemt de uniformiteit toe en wordt een gelijkmatige deeltjesdistributie gerealiseerd. Elementmapping met EDS bevestigt een gelijkmatige verspreiding van aluminium, titanium, silicium en koolstof binnen het composiet. Dit draagt bij aan een optimale balans tussen sterkte, stijfheid en ductiliteit.
Het begrip van de interacties tussen nano-versterkingsdeeltjes en de matrix, alsook de rol van cryogene vervorming, is essentieel voor het verbeteren van AMC’s. Verfijning van microstructuur en deeltjesdistributie door ARB gecombineerd met cryorollen maakt het mogelijk om mechanische eigenschappen te optimaliseren, met toepassingen die reiken van lichte structurele materialen tot veeleisende technische componenten.
Naast de microstructuurverfijning en deeltjesverdeling is het van belang dat de lezer inzicht krijgt in de spanningsverdelingsmechanismen binnen het composiet. De interacties tussen nano-versterkingsdeeltjes en matrixresulteren in lokale spanningsconcentraties die het initiëren van microvoids beïnvloeden. De beheersing van deze spanningsvelden via de mate van vervorming en warmtebehandeling bepaalt in grote mate het uiteindelijke breukgedrag en de taaiheid van het materiaal. Tevens verdient het aandacht dat de verminderde porositeit niet alleen de mechanische eigenschappen verbetert, maar ook de corrosieweerstand en levensduur van de composieten kan verlengen. De synergie tussen mechanische eigenschappen en microstructurele stabiliteit onder cryogene vervormingscondities vraagt om verdere diepgaande studie om de toepassingsmogelijkheden optimaal te benutten.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский