AvatarCLIP is een innovatief systeem dat het complexe proces van het creëren van 3D-avatar's aanzienlijk vereenvoudigt. Dit systeem maakt gebruik van krachtige vooraf getrainde modellen, zoals de shape en motion Variational Autoencoders (VAEs), samen met het vision-language model CLIP. Hierdoor kunnen zelfs gebruikers zonder diepgaande technische kennis 3D-avatars creëren en animeren via een eenvoudige tekstinterface. Deze vooruitgang opent de deur naar nieuwe mogelijkheden in de digitale wereld, zowel voor entertainment als voor professionele toepassingen zoals virtual reality en digitale avatars in de sociale media.
In de basis werkt AvatarCLIP door middel van een tekst-naar-beeld benadering. De gebruiker hoeft alleen een beschrijving te geven van de avatar of de beoogde bewegingen, en het systeem genereert automatisch een 3D-model en de bijbehorende animatie. Dit gebeurt door een geavanceerde combinatie van codeboeken en pre-getrainde neurale netwerken die de inputtekst omzetten in visuele output. De kracht van het systeem ligt in zijn vermogen om in real-time pose- en bewegingen te genereren die consistent zijn met de opgegeven tekstuele beschrijving.
De methoden die vóór AvatarCLIP werden toegepast, zoals directe optimalisatie van menselijke poseparameters, waren vaak ineffectief. De traditionele benaderingen, aangeduid als Baseline (i) en (ii), faalden in het produceren van realistische en samenhangende houdingen. De eerste methode probeert direct de parameters van de SMPL (Skinned Multi-Person Linear) model te optimaliseren, terwijl de tweede probeert te optimaliseren in de latente ruimte van een VPoser, wat resulteert in poses die vaak incoherent of onnatuurlijk zijn. AvatarCLIP biedt hieruit een oplossing door gebruik te maken van een codeboekmechanisme dat de gegenereerde houdingen niet alleen visueel acceptabel maakt, maar ook logisch consistent met de opgegeven inputtekst.
In experimenten waarin verschillende methoden voor pose-generatie werden vergeleken, bleek AvatarCLIP significant beter presteren dan andere technieken. De traditionele methoden slaagden er vaak niet in om de gewenste houdingen en bewegingen correct te genereren. In tegenstelling tot deze methoden, produceerde de Real NVP (Neural Variational Posterior) aanpak (baseline iii) al betere resultaten, maar AvatarCLIP bleek een veel beter vermogen te hebben om poses te genereren die zowel van hogere kwaliteit als meer samenhangend waren met de inputomschrijving.
Een van de voordelen van AvatarCLIP is de brede toepasbaarheid in verschillende contexten van tekst-gestuurde avatar-creatie. Het systeem kan omgaan met een breed scala aan bewegingscategorieën: van abstracte emotionele toestanden zoals "moe" of "verdrietig", tot veelvoorkomende fysieke handelingen zoals "wandelen" of "hurken", tot lichaamsdeel-specifieke bewegingen zoals "beide armen opsteken" of "handen wassen". Dit maakt AvatarCLIP veelzijdig en geschikt voor uiteenlopende toepassingen, van videogames en films tot interactieve trainingen en sociale platforms.
Toch zijn er enkele beperkingen. De resolutie van de inputmodellen, zoals CLIP, kan leiden tot imperfecte resultaten wanneer de avatar van dichtbij bekeken wordt. Dit probleem kan in de toekomst worden opgelost door over te stappen naar geavanceerdere beelddiffusiemodellen zoals Stable Diffusion, die in staat zijn om meer gedetailleerde 3D-avatars te genereren. Verder is het genereren van avatars met aanzienlijke variatie op basis van dezelfde tekstprompt uitdagend, omdat de CLIP-tekstkenmerken consistent blijven, wat leidt tot herhaalbare en vergelijkbare uitkomsten bij meerdere runs. Dit is een probleem dat ook wordt waargenomen in andere technologieën zoals Score Distillation Sampling (SDS), waarvoor mogelijke verbeteringen kunnen komen uit variational score distillation (VSD).
Op het gebied van bewegingssynthetisatie is er eveneens een beperking in de mogelijkheid van AvatarCLIP om posevariaties buiten de reguliere distributie te genereren. De huidige codeboekstructuur biedt een gecontroleerde manier van genereren, maar het maakt het moeilijk om complexe en ongewone bewegingen te creëren. Bovendien beperkt de afwezigheid van een videoversie van CLIP de mogelijkheden om gestileerde of complexe bewegingssequenties te maken. Het gebruik van gekoppelde datasets van bewegingen en tekst, zoals het KIT-dataset, kan deze beperkingen deels opvangen door een tekst-naar-beweging diffusiemodel te trainen.
Een ander belangrijk punt van zorg bij het gebruik van dergelijke krachtige systemen is de ethische implicatie van vooroordelen in de gegenereerde avatars. Zo kan bijvoorbeeld de prompt "dokter" vaak resulteren in een mannelijke avatar, terwijl "verpleegster" vaak resulteert in een vrouwelijke avatar. Deze resultaten kunnen genderstereotypen reflecteren die inherent zijn aan de grote hoeveelheden internetdata die gebruikt worden om CLIP te trainen. Dit is een probleem dat aangepakt moet worden om ervoor te zorgen dat de technologie eerlijk en verantwoord wordt toegepast.
De toegankelijkheid van avatar- en animatiecreatie-tools heeft ook het potentieel om negatieve sociale gevolgen te hebben. De mogelijkheid om snel digitale avatars en video’s te genereren, maakt het mogelijk om fake-video’s te produceren, waaronder die van beroemdheden, wat kan leiden tot misbruik van de technologie.
De ontwikkeling van AvatarCLIP vertegenwoordigt een belangrijke stap in de richting van gebruiksvriendelijke 3D-creatie, maar vereist tegelijkertijd een kritische benadering van de ethische implicaties en technische beperkingen. Het blijft belangrijk om zowel de mogelijkheden als de uitdagingen die gepaard gaan met de ontwikkeling van deze technologie zorgvuldig te overwegen.
Hoe Optimaliseer je de Context voor Vision-Language Modellen?
De ontwikkeling van modellen die zowel visuele als tekstuele gegevens kunnen begrijpen, is een belangrijke stap in de vooruitgang van kunstmatige intelligentie, vooral in de context van classificatietaken. Een van de recente benaderingen is het gebruik van differentiable prompt learning, waarbij de promptcontext op een dynamische manier wordt geoptimaliseerd. Dit zorgt ervoor dat de modellen beter kunnen presteren in verschillende scenario's door de context van de prompts te verfijnen, afhankelijk van de specifieke taak.
Het idee achter contextoptimalisatie (CoOp) is eenvoudig: het model gebruikt een set leerbare contextvectoren die kunnen worden geoptimaliseerd door het classificatieverlies te minimaliseren, terwijl de voorgetrainde modelgewichten bevroren blijven. De aanpak, zoals voorgesteld door Zhou et al., introduceert de mogelijkheid om voor elke klasse een unieke set contexttokens toe te wijzen, wat bijzonder nuttig is voor fijne classificatiecategorieën. Dit maakt het mogelijk om zowel voor generieke als meer gedetailleerde classificatietaken een efficiënte oplossing te bieden.
Er zijn twee hoofdvarianten van contextoptimalisatie die het mogelijk maken om de prestaties van het model te verbeteren. De eerste is de geünificeerde context, waarbij dezelfde context voor alle categorieën wordt gedeeld. Dit wordt bereikt door de prompt te ontwerpen in de vorm van een reeks contextvectoren gevolgd door een klasse-token. De dimensie van de vectoren is gelijk aan die van woordembeddings (bijvoorbeeld 512 voor CLIP), en de hyperparameter M bepaalt het aantal contexttokens. Door de prompt door de tekstencoder te sturen, kan een classificatiegewichtsvector worden verkregen die een visueel concept vertegenwoordigt. De voorspelling wordt vervolgens berekend op basis van de overeenkomst tussen de context en de beeldrepresentatie.
De tweede benadering, de klasse-specifieke context (CSC), maakt gebruik van onafhankelijke contextvectoren voor elke klasse. Dit betekent dat de contextvectoren niet worden gedeeld tussen de verschillende klassen, wat kan leiden tot betere prestaties bij fijne classificatietaken waarbij het belangrijk is om onderscheid te maken tussen subtiele verschillen in de visuele data. Dit wordt vaak toegepast in domeinen zoals dierensoortenherkenning of het identificeren van verschillende soorten bloemen, waar het verschil tussen de klassen aanzienlijk klein kan zijn.
Contextleren, of het proces van het verfijnen van de contextvectoren door middel van backpropagatie, speelt een cruciale rol in deze benaderingen. Door het standaard kruis-entropie verlies te minimaliseren, kan de context zich aanpassen en relevante kennis uit de tekstencoder gebruiken. De mogelijkheid om de context aan te passen aan de taakvereisten is bijzonder waardevol voor de aanpassing van grote vision-language modellen, die voor verschillende toepassingen geoptimaliseerd moeten worden. De differentiable aard van de methode zorgt ervoor dat het model volledig kan verkennen in de woordembeddingruimte, wat bijdraagt aan de efficiënte leerprocessen.
Deze aanpak verschilt van de promptleerbenaderingen die vaak worden gebruikt voor taalmodellen in natuurlijke taalverwerking (NLP). In tegenstelling tot taalmodellen, die alleen tekstuele gegevens verwerken, nemen vision-language modellen zowel visuele als tekstuele input op om overeenkomsten tussen beelden en tekst te begrijpen. Dit leidt tot verschillende architecturale eisen en leerdoelen: contrastief leren voor vision-language modellen versus autoregressief leren voor taalmodellen.
Bij het uitvoeren van experimenten met CoOp worden verschillende datasets gebruikt, zoals ImageNet, Caltech101, OxfordPets en meer. Deze datasets omvatten zowel generieke objectherkenning als fijnmazige classificatietaken zoals het herkennen van bloemen of voedselcategorieën. CoOp is getraind op basis van verschillende aantallen shots (1, 2, 4, 8, en 16), en de prestaties worden vergeleken met andere methoden, zoals zero-shot CLIP en lineaire probe modellen. De experimenten tonen aan dat CoOp in staat is om betere resultaten te behalen, vooral bij fijne classificatiecategorieën, door de context voor elke taak optimaal te leren.
Bijvoorbeeld, voor een dataset zoals OxfordPets, waar de taak bestaat uit het herkennen van verschillende huisdierensoorten, wordt de prompt aangepast om "een foto van een [KLASSE], een soort huisdier" te bevatten, wat helpt om het model beter te laten begrijpen dat het om dieren gaat. Voor een taak zoals tekstuurherkenning, bijvoorbeeld in de DTD-dataset, wordt een aangepaste prompt gebruikt zoals "[KLASSE] textuur", waarin de klasse-naam een bijvoeglijk naamwoord is dat de textuur beschrijft, zoals “bobbelig” of “gestippeld.”
Deze benaderingen benadrukken niet alleen de rol van contextoptimalisatie, maar ook de noodzaak om zorgvuldig ontworpen prompts te gebruiken die de specificiteit van de taak weerspiegelen. De resultaten van de experimenten laten zien dat met de juiste contextoptimalisatie, zelfs een model met een beperkte hoeveelheid gegevens (bijvoorbeeld met slechts enkele voorbeelden per klasse) indrukwekkende prestaties kan leveren.
Het is belangrijk voor de lezer te begrijpen dat de effectiviteit van contextoptimalisatie sterk afhankelijk is van de kwaliteit en relevantie van de prompts die worden gebruikt. Het gebruik van handgemaakte prompts kan vaak als een eenvoudiger alternatief dienen, maar voor meer gespecialiseerde taken, vooral wanneer het gaat om fijne classificatietaken of taken met moeilijk te onderscheiden categorieën, biedt contextoptimalisatie aanzienlijke voordelen. Ook moet worden opgemerkt dat hoewel CoOp krachtig is in veel scenario's, het afhankelijk blijft van de juiste afstemming van hyperparameters en het model moet regelmatig worden gevalideerd om overfitting te voorkomen.
Wat zijn de Uitdagingen en Vooruitzichten van Vision-Language Modellen in Kunstmatige Intelligentie?
Vision-language modellen (VLM's) vormen de laatste jaren een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie (AI), waarbij ze de integratie van visuele en linguïstische informatie mogelijk maken. Deze modellen, die in staat zijn om zowel beelden als tekst te verwerken, hebben een breed scala aan toepassingen mogelijk gemaakt, van objectherkenning in afbeeldingen tot het genereren van fotorealistische beelden op basis van tekstomschrijvingen. De basisprincipes van VLM’s weerspiegelen de interactie tussen visuele waarneming en taal, een relatie die in de menselijke cognitie diep verankerd ligt.
Oorspronkelijk werden visuele gegevens en taalstudies vaak gescheiden benaderd. Computervisie richt zich op het interpreteren van beelden, zoals het herkennen van objecten of het identificeren van de locatie van pixels. Tegelijkertijd richt natuurlijke taalverwerking zich op tekst, bijvoorbeeld door sentimentanalyse van klantbeoordelingen of het samenvatten van artikelen. Echter, in de praktijk leren mensen concepten niet alleen via één enkele modaliteit, maar door een interactie van zowel visuele als linguïstische informatie. Dit proces, dat we al vroeg in de ontwikkeling van kinderen zien, speelt een cruciale rol in het leren van de wereld om ons heen.
Wanneer een kind bijvoorbeeld leert wat een appel is, combineert het visuele waarnemingen van de appel met taal: een ouder toont een afbeelding van een appel en zegt "dit is een appel", waardoor het kind een associatie vormt tussen het object en de bijbehorende term. Het proces herhaalt zich in verschillende contexten, waardoor het kind zowel visuele als linguïstische kenmerken van een appel internaliseert. Dit conceptuele leren is een fundamenteel onderdeel van de menselijke ervaring en dient als inspiratie voor de ontwikkeling van AI-systemen die beide modaliteiten kunnen combineren.
De recente vooruitgangen in VLM's hebben de potentie om de AI-wereld te transformeren. Moderne VLM’s zijn aanzienlijk groter in zowel modelarchitectuur als trainingsdata in vergelijking met eerdere versies. Waar vroege modellen enkele miljoenen parameters bevatten, bevatten de hedendaagse modellen honderden miljoenen, zelfs miljarden parameters. Deze uitbreiding in schaal heeft geleid tot een aanzienlijke toename in de vermogen van VLM’s om wereldkennis te leren, wat hen in staat stelt om breed toepasbaar te zijn voor een verscheidenheid aan taken, zowel discriminatief als generatief.
De schaalvergroting van moderne VLM’s heeft echter ook aanzienlijke uitdagingen met zich meegebracht. Vanuit een algoritmisch perspectief is het ontwerpen van modellen die zowel visie als taal effectief integreren allesbehalve eenvoudig. Bovendien vereist de training van deze enorme modellen enorme rekenkracht, wat de brede toepassing van VLM's in de praktijk bemoeilijkt. Dit probleem wordt deels aangepakt door de ontwikkeling van efficiëntere trainingsmethoden en aanpassingsstrategieën, zoals prompt-engineering, waarmee de training van grote modellen mogelijk wordt gemaakt met beperkte middelen.
Vanuit een dataperspectief zijn er aanvullende uitdagingen. Het verzamelen en beheren van biljoenenniveau-trainingsdata vereist zorgvuldige aandacht voor de kwaliteit van de gegevens. Geluidsniveau, vooringenomenheid en diversiteit zijn slechts enkele van de kwesties die moeten worden aangepakt om ervoor te zorgen dat VLM’s robuust en veilig kunnen leren. In de huidige situatie is het niet alleen belangrijk om de juiste gegevens te verzamelen, maar ook om ervoor te zorgen dat deze gegevens representatief zijn voor de breedte van de taken waarvoor de modellen later zullen worden ingezet.
Naast deze technische kwesties moet ook aandacht worden besteed aan de ethische implicaties van de inzet van VLM's. De enorme schaal van de gebruikte data brengt het risico met zich mee dat er vooroordelen en onvolledige informatie in de modellen sluipen, wat kan leiden tot onjuiste of zelfs schadelijke uitkomsten. Het is daarom essentieel dat er mechanismen worden ontwikkeld voor het valideren van modellen, het testen van hun prestaties op een breed scala van scenario’s, en het garanderen van transparantie in hun besluitvormingsprocessen.
Hoewel de vooruitzichten voor VLM’s op het eerste gezicht veelbelovend zijn, is het duidelijk dat er nog aanzienlijke obstakels moeten worden overwonnen om deze technologieën op een breed schaalniveau en op een ethisch verantwoorde manier te implementeren. Toekomstige onderzoeksrichtingen zouden zich kunnen richten op het verbeteren van de efficiëntie van trainingsalgoritmes, het aanpakken van de bias in gegevens, en het ontwikkelen van meer robuuste modellen die in staat zijn om de complexiteit van zowel visuele als linguïstische modaliteiten op een meer verfijnde manier te integreren.
Het succes van VLM's in de toekomst hangt af van een zorgvuldige afstemming van verschillende componenten: algoritmes, rekenkracht, data en ethische overwegingen. Elk van deze aspecten moet verder worden ontwikkeld en geoptimaliseerd om de beloften van deze technologieën te realiseren en ervoor te zorgen dat ze breed toepasbaar zijn voor de complexe taken van morgen. Het begrijpen van de onderliggende concepten en uitdagingen is essentieel voor het verder ontwikkelen van de visie-taalmodellen die onze digitale toekomst zullen vormgeven.
Hoe beïnvloedt de tekstuele afwijking de kalibratie in Vision-Language Modellen?
In de prompt-tuning van CLIP worden de belangrijkste effecten voornamelijk waargenomen in de tekstuele kenmerken. Dit inzicht motiveert ons om te onderzoeken hoe wijzigingen in tekstkenmerken bijdragen aan de miscalibratie die wordt waargenomen bij nieuwe klassen. Om de open-vocabulaire miscalibratie in vision-language modellen (VLM’s) na prompt-tuning beter te begrijpen, analyseren we het binnen de gezamenlijke representatieruimte voor visie en taal. In het bijzonder, geïnspireerd door het concept van de modality gap, worden gepaarde afbeelding-tekst monsters uit downstream datasets verwerkt met zowel zero-shot als getunede CLIP. De resulterende representaties worden vervolgens geprojecteerd in een 2D-ruimte met behulp van singuliere-waarde decompositie (SVD) voor visualisatie.
Uit de bevindingen blijkt dat afbeeldingen en tekst zich op een gematigde afstand van elkaar bevinden in de gedeelde representatieruimte. In zero-shot CLIP zijn de representaties binnen dezelfde modaliteit relatief goed geclusterd. Wanneer echter prompt-tuning wordt toegepast, introduceert dit een uitgesproken gap in de tekstuele distributie tussen de basisklassen en nieuwe klassen. Bovendien neemt de Expected Calibration Error (ECE) aanzienlijk toe, wat de miscalibratie van het model benadrukt. Op basis van deze waarnemingen stellen we informeel de hypothese dat de mate van afwijking in de tekstuele gap een cruciale factor is die de open-vocabulaire kalibratie in CLIP beïnvloedt.
Om deze veronderstelling te verifiëren, introduceren we een op afstand gebaseerde metriek, aangeduid als proximity, om de mate van afwijking in de kenmerken te kwantificeren. Proximity is gedefinieerd als een functie die omgekeerd correleert met de gemiddelde afstand tussen een testmonster en zijn K dichtstbijzijnde buren in de vastgehouden set. Dit houdt in dat wanneer de proximity van een testmonster toeneemt, de kans groter wordt dat het monster uit dezelfde distributie komt als de vastgehouden set. In het geval van VLM’s gebruiken we deze maatregel om de tekstuele distributie gap te benaderen.
In VLM’s hebben we een set van genormaliseerde tekstuele representaties voor de geziene klassen. Voor een willekeurige klasse tijdens de test, berekenen we eerst de genormaliseerde tekstuele representatie van die klasse. De gap tussen deze klasse en de geziene klassen kan worden gedefinieerd door de proximity van de tekstuele representatie. Hoe groter deze gap, hoe moeilijker het voor het model is om een nauwkeurige voorspelling te doen.
We hebben waargenomen dat wanneer de tekstuele representatie ver verwijderd is van de basisklassen, de getunede VLM doorgaans hogere vertrouwenstitels vertoont, wat leidt tot een slechtere kalibratie. Deze miscalibratie is duidelijk zichtbaar in de manier waarop het model nieuwe klassen verwerkt. De contrastieve verliesfunctie, die de verbinding tussen visuele en tekstuele modaliteiten tot stand brengt, zorgt voor een compacte distributie in de representatieruimte. Echter, wanneer een klasse zich significant afwijkend gedraagt van de geleerde tekstuele distributie, zal het model moeite hebben om de modaliteiten goed af te stemmen, wat resulteert in verkeerde confidentievoorspellingen.
Bovendien blijken gangbare kalibratietechnieken, zoals Temperature Scaling (TS), dit probleem niet te verhelpen en kunnen in sommige gevallen zelfs de miscalibratie verergeren. Dit geeft aan dat er behoefte is aan een meer verfijnde aanpak om de confidence levels te corrigeren wanneer voorspellingen een lagere tekstuele proximity vertonen.
Om deze miscalibratie aan te pakken, introduceren we een post-hoc methode, genaamd Distance-Aware Calibration (DAC). Hierbij wordt de verwachte vertrouwensscore aangepast door een score te berekenen die de tekstuele afwijking tussen de nieuwe klasse en de basisklassen weerspiegelt. Deze score wordt vervolgens gebruikt om de temperatuurwaarde te schalen, waardoor de confidentie van de voorspelling wordt aangepast om beter overeen te komen met de werkelijke waarschijnlijkheid van juistheid.
De Textual Deviation (TD) score voor een klasse kan worden gedefinieerd als de verhouding van de afstand van de tekstuele representatie van de nieuwe klasse in de getunede VLM tot die in de vooraf getrainde VLM. Een lage TD-score duidt erop dat de klasse waarschijnlijk meer afwijkt van de tekstuele distributie van de basisklassen, wat wijst op een hogere kans op miscalibratie. Daarom stelt de DAC-methode voor om de voorspelde confidentie aan te passen op basis van de TD-score voor elke klasse.
Wanneer de DAC wordt toegepast, wordt het kalibratieniveau van de voorspellingen voor nieuwe klassen aangepast zonder de kalibratieprestaties voor de basisklassen te beïnvloeden. Dit maakt de DAC benadering zowel realistisch als effectief, omdat het alleen gebruik maakt van informatie die beschikbaar is in de tekstuele representaties, zonder dat er aanvullende visuele informatie vereist is.
Het is belangrijk te begrijpen dat de mate van miscalibratie vaak gerelateerd is aan de afstand tussen de tekstuele representaties van de nieuwe klassen en de basisklassen. Hoe groter deze afstand, hoe groter de kans op miscalibratie. Het toepassen van technieken zoals DAC biedt niet alleen een oplossing voor de miscalibratie, maar helpt ook om het model robuuster te maken voor nieuwe, onbekende klassen.
Wat zijn de Belangrijke Uitdagingen en Innovaties bij Vision-Language Modellen?
Vision-Language Modellen (VLM's) hebben aanzienlijke computatievereisten, vaak afhankelijk van krachtige GPU's of TPU's en enorme hoeveelheden geheugen. Het trainen van systemen zoals GPT-4 vereist wekenlange berekeningen op duizenden versnellingskaarten, met kosten die oplopen tot miljoenen dollars. Inference, vooral voor real-time toepassingen, vereist evenveel rekenkracht, aangezien elke query het verwerken van een groot model inhoudt met substantiële geheugen- en rekeneisen. Om het geheugenverbruik tijdens training te verminderen, maken praktijkmensen gebruik van methoden zoals zero-order optimalisators en technieken voor kwantisatie, die helpen modelgewichten te comprimeren, waardoor de implementatie mogelijk wordt.
VLM's werken vaak met multidimensionale inputs, zoals lange video's of beelden van hoge resolutie, wat de computatiekosten aanzienlijk verhoogt. Het analyseren van een speelfilm of het verwerken van gigapixel medische beelden vereist aanzienlijke geheugencapaciteit en rekenkracht. De meest populaire architectuur voor VLM's, de transformer, heeft te maken met een kwadratische complexiteit in de lengte van de sequentie, waardoor deze inefficiënt wordt voor het verwerken van lange sequenties. Latentie en real-time beperkingen zijn ook een probleem voor veel toepassingen van VLM's, zoals autonome voertuigen, interactieve assistenten en video-analyse. De rekeneisen van grote modellen leiden vaak tot vertragingen, waardoor ze niet geschikt zijn voor latentie-gevoelige taken. Optimalisaties zoals model-caching, adaptieve inference en edge computing kunnen de responstijden verkorten, maar brengen tegelijkertijd extra complexiteit met zich mee in de implementatie.
Het trainen van VLM's in een gedistribueerde omgeving, over meerdere computationele knooppunten, introduceert uitdagingen op het gebied van coördinatie, synchronisatie en communicatie-overhead. Gradientupdates moeten efficiënt worden gedeeld over de knooppunten, wat vaak leidt tot knelpunten in grote opstellingen. Federated learning voegt een extra laag complexiteit toe, omdat dit gedecentraliseerd trainen mogelijk maakt, waarbij gegevens op lokale apparaten blijven om de privacy te waarborgen. Dit is vooral relevant voor toepassingen die met gevoelige multimodale gegevens werken, zoals medische beeldvorming of persoonlijke foto’s.
Datasets van hoge kwaliteit en diversiteit zijn cruciaal voor het succes van VLM's. Echter, het verzamelen, cureren en gebruiken van dergelijke datasets brengt aanzienlijke uitdagingen met zich mee die de prestaties en generaliseerbaarheid van het model kunnen beïnvloeden. De effectiviteit van VLM's is sterk afhankelijk van de diversiteit en representativiteit van de trainingsdata. Multimodale datasets moeten een breed scala aan visuele en linguïstische contexten omvatten om generalisatie over verschillende domeinen en taken mogelijk te maken. De meeste publiek beschikbare datasets zijn echter vaak bevooroordeeld ten opzichte van specifieke geografische regio’s, culturen of domeinen, zoals Westerse beeldvorming. Dit kan ertoe leiden dat het model faalt in ondervertegenwoordigde contexten. Het aanpakken van dit probleem vereist het cureren van datasets die meer inclusief en representatief zijn voor mondiale diversiteit.
De grootte van multimodale datasets gaat vaak ten koste van de kwaliteit. Bij het verzamelen van gegevens zoals de LAION-5B dataset, die afbeeldingen en tekstomschrijvingen uit diverse bronnen aggreggeert, kunnen de bijbehorende omschrijvingen ruis bevatten, onvolledig zijn of irrelevant voor de beelden. Het trainen op dergelijke gegevens brengt het risico met zich mee om fouten en vooroordelen in het model door te geven. Het opschonen en filteren van multimodale datasets op grote schaal vereist robuuste geautomatiseerde pipelines of substantiële menselijke controle, die beide veel middelen vereisen.
Een veelvoorkomend probleem in VLM's is het vastleggen van zeldzame of long-tail concepten die zelden in datasets voorkomen. Bijvoorbeeld, het identificeren van zeldzame diersoorten in wildbeelden of het begrijpen van niche technische terminologie in wetenschappelijke teksten vereist blootstelling aan relevante voorbeelden tijdens training. De ongelijke verdeling van gegevens leidt echter vaak tot overfitting op veelvoorkomende concepten, terwijl zeldzamere concepten minder goed worden opgepakt. Oplossingen hiervoor kunnen bestaan uit data-augmentatie, gebalanceerde sampling en synthetische data generatie.
Het verzamelen van multimodale data roept vaak ethische en privacyzorgen op. Datasets kunnen onbedoeld gevoelige of privé-informatie bevatten, zoals persoonlijke foto’s, locatiegegevens of auteursrechtelijk beschermd materiaal, die vaak zonder expliciete toestemming worden gebruikt. Bovendien riskeren ongereguleerde datasets vooroordelen of aanstootgevende inhoud te verspreiden, wat schadelijke uitkomsten kan veroorzaken in gevoelige toepassingen zoals gezondheidszorg of wetshandhaving. Het is essentieel dat ontwikkelaars duidelijke richtlijnen voor het verzamelen en annoteren van gegevens vaststellen en transparantie bevorderen door middel van gedetailleerde documentatie van datasets. Ethiek in gegevensverwerking is cruciaal voor het bouwen van sociaal verantwoorde en betrouwbare AI-systemen.
De doorbraak in VLM pre-training werd bereikt met CLIP, waarin twee modaliteit-specifieke encoders vanaf nul werden getraind op 400 miljoen afbeeldings-tekst paren met behulp van contrastief leren. Het kernidee van CLIP, namelijk het leren van een gedeelde representatieruimte voor afbeeldingen en tekst, was al meer dan tien jaar geleden onderzocht. De succesfactoren van CLIP zijn te danken aan drie belangrijke innovaties: transformers, contrastief leren en multimodale datasets op web-schaal. Het gebruik van self-attention in transformers vergemakkelijkt de parallelle verwerking van sequentiële data, wat een grote vooruitgang betekende in de pre-training voor taalmodellen. Contrastief leren, dat al uitgebreid is bestudeerd in zelf-supervised representatie leren binnen computer vision, werd verder geoptimaliseerd voor multimodale taken. Deze innovaties legden de basis voor CLIP, en in latere hoofdstukken wordt ingegaan op het schalingprobleem en hoe grotere vision encoders kunnen omgaan met beelden van hogere resolutie.
Een andere veelbelovende aanpak is het combineren van beeld-tekst matching, gemaskerd taalmodeling, en tekstgeneratie op basis van beelden om VLM's te verbeteren. Masked language modeling, bekend geworden door BERT, werd uitgebreid naar multimodale omgevingen door teksttokens te maskeren en de reconstructie ervan te conditioneren op zowel visuele context als omliggende tekst. Deze aanpak heeft bewezen effectief te zijn voor het leren van gecontextualiseerde representaties die zowel visuele als tekstuele modaliteiten omvatten.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский