In de hedendaagse geneeskunde worden kruiden geneeskrachtige planten steeds meer erkend voor hun vermogen om het lichaam te beïnvloeden. Traditioneel werden deze planten geclassificeerd op basis van hun werkingen, zoals nervines (rustgevend voor het zenuwstelsel), adstringerende stoffen (samentrekkende werking), tonica (versterkend), en andere termen die hun invloed op de fysiologie van het lichaam beschrijven. Pas in de afgelopen twee eeuwen, met de opkomst van de chemie, is men in staat geweest om de werkzame stoffen in planten te identificeren en te begrijpen hoe deze invloed hebben op het menselijk lichaam.

Tegenwoordig kent de westerse kruidengeneeskunde vele benaderingen, variërend van reductionistische, farmacologische benaderingen tot meer traditionele en holistische methoden. Het recentelijk onderzoek naar planten zoals Echinacea (voor het immuunsysteem), Hypericum (Sint-Janskruid voor depressie) en Ginkgo biloba (voor cerebrale circulatie) heeft geresulteerd in de promotie van deze middelen voor specifieke aandoeningen. Toch benaderen veel hedendaagse kruidkundigen de geneeskunde systematisch, door het lichaam als een geheel te zien in plaats van slechts een verzameling afzonderlijke klachten.

De westerse kruidengeneeskunde richt zich vaak op het herstel van de algehele balans van het lichaam. Wanneer een patiënt bijvoorbeeld wordt behandeld voor hoge bloeddruk, kunnen kruiden worden voorgeschreven die niet alleen de bloedsomloop verbeteren, maar ook invloed hebben op het zenuwstelsel en de uitscheidingssystemen. Dit is in tegenstelling tot de puur symptomatische benadering, waarbij de focus alleen ligt op het verlichten van de symptomen van een specifieke aandoening. Het holistische aspect benadrukt de samenhang van alle lichaamsfuncties en het idee dat het herstel van de algehele functie het belangrijkste doel is.

In de praktijk blijven veel kruidkundigen de natuur van de werkzame stoffen in hun krachtigste middelen begrijpen, maar de voorschriften zijn vaak gebaseerd op de traditionele acties van de planten in plaats van hun chemische samenstelling. Dit geeft een holistisch beeld van genezing, waarin niet alleen symptomen worden behandeld, maar ook de onderliggende oorzaken van ziekte en disfunctie. Het idee is dat planten, als producten van de natuur, intrinsiek verbonden zijn met de menselijke natuur, en dat hun helende eigenschappen de kracht van de natuur zelf reflecteren.

Osteopathie, ontwikkeld door de Amerikaanse arts Andrew Taylor Still in de negentiende eeuw, biedt een vergelijkbare holistische benadering van genezing. Na het verlies van drie zonen aan meningitis, ondanks medische zorg, zocht Still naar een manier om de genezende kracht van het lichaam te herstellen door middel van structurele en functionele aanpassingen. Osteopathie benadrukt de rol van de structuur van het lichaam – botten, spieren, zenuwen, bloedvaten – en hoe verstoringen daarin de gezondheid kunnen beïnvloeden. Het geloof in de inherente genezing van het lichaam, die via het zenuwstelsel, bloedcirculatie en lymfestroom wordt gemedieerd, vormt de basis van de osteopathische geneeskunde.

De osteopaat werkt niet alleen mechanisch, maar ook vitaalistisch, waarbij het lichaam wordt gezien als een dynamisch geheel dat zijn eigen herstelcapaciteiten bezit. Beperkingen in de lichaamsstructuur kunnen deze zelfherstellende capaciteiten verstoren, terwijl osteopathische manipulatie helpt deze te herstellen. Dit holistische principe is van groot belang bij osteopathische behandelingen, die verder gaan dan het simpelweg verlichten van pijn of ongemak, en zich richten op het herstellen van de algehele functie van het lichaam.

Wat osteopathie bijzonder maakt, is ook de ontwikkeling van de craniale osteopathie door William Garner Sutherland, die een subtiele ritmische beweging van het cerebrospinale vocht ontdekte. Deze ontdekking heeft geleid tot de praktijk van craniosacrale therapie, die vandaag de dag een integraal onderdeel van de osteopathische geneeskunde is geworden. Craniale osteopathie legt de nadruk op de fijne, ritmische bewegingen van de schedel en het sacrum, die bij de behandeling door de osteopaat worden gecorrigeerd om het zelfherstellend vermogen van het lichaam te bevorderen.

De benaderingen van kruidengeneeskunde en osteopathie delen een gemeenschappelijk uitgangspunt: de overtuiging dat het lichaam als geheel behandeld moet worden, waarbij de onderliggende oorzaken van ziekte worden aangepakt in plaats van alleen symptomen. Beide systemen erkennen het belang van de verbinding tussen lichaam en geest, en de onmiskenbare invloed van de natuur op het welzijn van de mens. In een tijd waarin westerse geneeskunde vaak gericht is op het behandelen van symptomen en het gebruik van geïsoleerde therapieën, bieden kruiden- en osteopathische behandelingen een benadering die de integriteit van het gehele lichaam en zijn zelfregulerende capaciteiten respecteert.

Bij het bestuderen van deze therapieën is het essentieel te begrijpen dat genezing in deze systemen niet alleen een kwestie is van het herstellen van lichamelijke functies, maar ook van het herstellen van de balans tussen het lichaam en zijn natuurlijke omgeving. De nadruk ligt op het herstellen van een gezonde interactie tussen de verschillende systemen van het lichaam, waarbij het zelfherstellende vermogen van het individu centraal staat. Het resultaat is een meer holistische benadering van gezondheid die verder gaat dan het traditionele medische model, en die het lichaam ziet als een levend systeem, verbonden met de natuur en met de kracht om zichzelf te genezen.

Hoe Traditonele Geneeskunde de Basis Vormt voor Complementaire Behandelingen in het Westen

De traditionele Chinese geneeskunde (TCM) is een krachtig en holistisch systeem dat duizenden jaren van culturele ervaring weerspiegelt. Het benadert gezondheid en ziekte vanuit een energetisch perspectief, waarbij de diagnose en behandeling zijn gebaseerd op het concept van qi (levensenergie) en het evenwicht tussen yin en yang. Het doel is om de vrije stroom van energie door het lichaam te herstellen en blokkades te verhelpen die ziekte veroorzaken. Acupunctuur speelt hierin een cruciale rol, maar is niet de enige behandelmethode. Naast naaldbehandeling maakt de TCM gebruik van kruiden, tui na (massage), moxibustie (verbranding van kruiden boven de huid) en diverse andere holistische praktijken zoals tai chi en qigong om het energie-evenwicht van de patiënt te herstellen.

De therapeutische benadering van TCM is gebaseerd op de filosofieën van het taoïsme, dat nadruk legt op harmonie tussen de mens en de natuur. Wanneer deze harmonie verstoord is, door fysieke, emotionele of omgevingsfactoren, kunnen ziekten ontstaan als manifestatie van een disbalans in de energiestroom. De rol van de TCM-beoefenaar is om de staat van deze energie te beoordelen, onbalans op te sporen en deze door middel van verschillende technieken te corrigeren. Het gebruik van kruiden in TCM vormt een uitgebreide farmacopoeia, waarin planten worden gekozen op basis van hun energetische eigenschappen en de specifieke behoefte van het individu.

Naast het holistische karakter van de TCM, kunnen sommige toepassingen, zoals acupunctuur, ook meer symptomatisch gebruikt worden. Zo kan acupunctuur toegepast worden bij pijnbeheersing, zoals bij rugklachten, waarbij naalden worden geplaatst in lokale punten zonder dat er een diepgaande evaluatie van de energetische toestand van de patiënt nodig is. Deze benadering kan ook effectief blijken te zijn, ondanks dat ze afwijkt van de traditionele filosofische principes van TCM. De introductie van elektroacupunctuur als alternatieve anesthesie toont ook hoe TCM technieken kunnen worden toegepast op een meer mechanistische of neurofysiologische manier.

De acceptatie van traditionele geneeskunde, met name TCM, is in het Westen de afgelopen decennia sterk toegenomen. Ondanks dat veel van de onderliggende principes nog steeds niet volledig begrepen zijn vanuit een westers wetenschappelijk perspectief, erkennen steeds meer mensen de effectiviteit van deze behandelingen. Dit heeft geleid tot een groeiende populariteit van complementaire geneeskunde in westerse samenlevingen, waar TCM vaak wordt ingezet naast reguliere medische behandelingen.

Ayurveda, de traditionele geneeskunde uit India, deelt veel overeenkomsten met de Chinese benadering van gezondheid en ziekte. Het is een van de oudste geneeskundesystemen ter wereld en heeft een diepgaande invloed gehad op de filosofieën en medische praktijken in Zuid-Azië. Ayurveda benadrukt, net als TCM, het belang van de balans van interne energieën en het herstellen van harmonie in het lichaam, maar doet dit met behulp van een ander systeem van elementen en dosha's (vata, pitta en kapha). Deze drie kwaliteiten of dosha's bepalen de gezondheid van het individu en hun verstoring leidt tot ziekte. Ayurveda behandelt dus niet alleen de symptomen van een ziekte, maar kijkt naar de algehele levensstijl, voeding en psychologische toestand van de patiënt.

In tegenstelling tot de westerse geneeskunde, die zich vaak richt op het behandelen van symptomen in isolatie, behandelt Ayurveda de patiënt als een geheel, inclusief zijn of haar sociale en omgevingsfactoren. Het doel is om het individu weer in balans te brengen met zijn omgeving en zijn innerlijke zelf. Deze benadering maakt gebruik van kruiden, dieetadviezen, ademhalingsoefeningen, meditatie en yoga om een blijvende gezondheid te waarborgen. Het idee van een holistische benadering van de geneeskunde, die verder gaat dan het lichaam en de fysieke symptomen, is een belangrijk aspect van Ayurveda.

Wat beide systemen van traditionele geneeskunde gemeen hebben, is dat ze proberen de oorzaken van ziekte te begrijpen in termen van diepere energetische en omgevingsfactoren. Het zijn systemen die, hoewel ze soms tegenstrijdig kunnen lijken met de westerse medische wetenschap, steeds meer wetenschappelijke erkenning krijgen door hun bewezen effectiviteit in het bevorderen van gezondheid en welzijn.

Het belangrijkste voor de moderne patiënt is te begrijpen dat deze systemen van geneeskunde niet noodzakelijk moeten worden gezien als een vervanging voor conventionele westerse geneeskunde, maar eerder als een aanvulling erop. De holistische benadering van TCM en Ayurveda kan helpen om een completer beeld van gezondheid te krijgen, waarbij zowel fysieke als emotionele en spirituele aspecten van welzijn in acht worden genomen. Hoewel het belangrijk is om de energetische benaderingen te respecteren, is het evenzeer van belang om te erkennen dat de effectiviteit van deze systemen van traditionele geneeskunde vaak in het vertrouwen en de integratie van patiënt en behandelaar ligt. Het gebruik van dergelijke methoden vereist een open mind, geduld en bereidheid om het lichaam en de geest in hun geheel te benaderen.

De medische nemesis: Hoe biomedische wetenschap de gezondheid en het individu beïnvloedt

Illich was geboren in een Oostenrijks aristocratische familie, waar hij zowel Latijn als Grieks leerde, en was op jonge leeftijd al vloeiend in verschillende Europese talen. Zijn brede culturele en intellectuele achtergrond gebruikte hij ten volle om biomedische geneeskunde te bekritiseren. Medical Nemesis, oorspronkelijk gepubliceerd in 1974 en later uitgebreid heruitgegeven in 1976, is een nauwgezette en intens onderbouwde kritiek op de medische wereld. Illich verwees naar medische schrijvers als René Dubos, Thomas Szasz, Michael Balint, en Maurice Pappworth, maar ook naar sociologen en cultuurhistorici zoals Michel Foucault en Simone de Beauvoir. Zijn analyse was doordrenkt met verwijzingen naar zowel medische tijdschriften als filosofen, wat zijn werk zowel veelzijdig als diepgaand maakte.

Illichs kritiek op de medische gevestigde orde was net zo scherp als die van Paracelsus vierhonderd jaar eerder. Die kritiek ontlokte een reactie die ook niet uitbleef. Zo beschreef Philip Rhodes, voormalig decaan van de medische faculteit van de Universiteit van Adelaide, Medical Nemesis als een "eccentrieke draaiorgel" waarvan de bewegingen moeilijk te volgen zijn. Rhodes bekritiseerde Illich's beperkte kennis van medische praktijken, epidemiologie en openbare gezondheidszorg, en beschouwde de beweringen in het boek als oppervlakkig. Deze kritiek stond in schril contrast met de waardering van andere wetenschappers, zoals Alexander Paton, die Illich’s ideeën wel degelijk waardeerden, ondanks dat ze soms moeilijk te doorgronden waren. Paton moedigde zijn collega’s zelfs aan om Illich te lezen en zijn werk serieus te nemen.

Illich's benadering van biomedische geneeskunde is breed en omvattend. Zijn visie omvatte de medische praktijken door de eeuwen heen in verschillende culturen, evenals de institutionele structuren die de moderne geneeskunde mogelijk maken: politiek, onderwijs, technologie, economie en de maatschappij. Voor Illich was biomedicine geen toevallige of onschuldige kracht, maar een machtige institutionele structuur die zich heeft genesteld in de fundamenten van de moderne samenleving. De medische diagnose van ziekte werd door Illich gezien als een moreel zwakke manier om het slachtoffer de schuld te geven voor de omstandigheden die in wezen door de samenleving zelf zijn gecreëerd. De arts, als lid van de dominante klasse, kijkt naar de patiënt en concludeert dat deze niet past in de door anderen gecreëerde en beheerde wereld.

Illich bekritiseerde de mechanistische en reductionistische benadering van de geneeskunde, die volgens hem te veel nadruk legt op het lichaam als een louter object dat moet worden gerepareerd. Hij pleitte voor een holistischere benadering van gezondheid, waarbij zowel de culturele als de sociale invloeden in acht worden genomen die bijdragen aan het welzijn van een individu. Het was niet alleen de medische wereld die Illich in vraag stelde, maar ook de bredere maatschappelijke impact van de medische interventie in het leven van individuen. De toegenomen medischeisering van het leven, van geboorte tot dood, ontmantelde volgens Illich de capaciteit van mensen om met lijden om te gaan en hun eigen gezondheid en welzijn te beheren.

Illich's kritiek op de medische professionalisering was duidelijk: het individualisme en de autonomie van patiënten zouden verloren gaan in de overmatige medische interventies. Hij zag een gevaar in het feit dat het menselijk leven steeds meer werd gereduceerd tot statistische cijfers en medische procedures. Deze trend was volgens hem het gevolg van een diepgeworteld geloof in de mogelijkheid van volledige controle over het menselijk leven, waarbij het proces van veroudering en de onvermijdelijkheid van de dood werden genegeerd.

In de 21ste eeuw, bijvoorbeeld tijdens de Covid-19-pandemie, bleek dat de medischeisering van het leven slechts is toegenomen. De biopolitieke aanpak van de pandemie in veel delen van de wereld benadrukte de mate waarin de medische sector niet alleen gezondheidszorg maar ook het sociale en politieke leven beheerst. De pandemie bracht Illich’s concepten van medische dominantie en de afname van menselijke autonomie in een nieuw licht, wat een aanwijzing is voor de blijvende relevantie van zijn werk.

Illich’s begrip van iatrogénese, het veroorzaken van ziekte of letsel door medische interventies, breidde zich uit naar een diepere analyse van sociale en culturele iatrogénese. Sociale iatrogénese ontstond wanneer de medischeisering van het dagelijks leven leidde tot een verlies van autonomie en het vermogen van individuen om zelfzorg te praktiseren. Maar het was culturele iatrogénese die Illich als het meest zorgwekkend beschouwde. Dit verwijst naar het verlies van traditionele kennis en bronnen die mensen hielpen omgaan met het lijden, de dood en de beperking die inherent zijn aan het menselijke bestaan.

In traditionele samenlevingen waren psychotherapie, geloofssystemen en middelen om pijn te verlichten ingebouwd in het dagelijks leven, wat het geloof weerspiegelde dat de harde realiteit van het bestaan en de onvermijdelijkheid van de dood een essentieel onderdeel van het menselijk leven zijn. In de 20ste eeuw, echter, werd pijn vaak gezien als iets dat moet worden bestreden door ingrijpende medische ingrepen. Deze benadering ondermijnt niet alleen de manier waarop mensen omgaan met hun eigen lijden, maar creëert ook een samenleving waarin de acceptatie van pijn en de onvermijdelijkheid van de dood wordt beschouwd als een mislukking van het systeem, en dus behandeld moet worden als een noodsituatie.

Hoewel Illich geen pleitbezorger was voor een terugkeer naar eenvoudiger tijden, was hij wel bezorgd over de massale afname van het individu, de persoonlijke autonomie en de interne ervaring als gevolg van de dominantie van moderne technologie en de routinematige medische benadering van gezondheid en ziekte. Zijn werk is geen oproep tot een utopie zonder technologie, maar eerder een uitnodiging om na te denken over de waarde van die elementen die we vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen in onze omgang met gezondheid, technologie en de samenleving. De kritiek die Illich in Medical Nemesis formuleerde blijft een waardevolle reflectie voor het heden, waarbij de balans tussen technologische vooruitgang en de bescherming van de menselijke autonomie opnieuw ter discussie komt te staan.

Hoe verhoudt zich de holistische geneeskunde tot de biomedische praktijk in de moderne gezondheidszorg?

De intentie om te genezen is een eeuwenoud streven, diepgeworteld in de menselijke geschiedenis en cultuur. Deze intentie heeft zich steeds in diverse vormen gemanifesteerd: van de gebeden en rituelen van sjamanen en priesters, tot het zoeken naar natuurlijke en kunstmatige middelen om lijden te verzachten en gezondheid te herstellen. De hedendaagse wetenschappelijke geneeskunde, ook wel biomedicine genoemd, is slechts een van de uitingen van deze wil tot heling, een unieke, krachtige, maar niet exclusieve benadering.

Biomedische geneeskunde onderscheidt zich door haar standaardisatie en universalisering. De medische opleidingen in de ontwikkelde wereld lijken vrijwel identiek, en afgestudeerden beschikken over een encyclopedische kennis van het menselijk lichaam, ziekten, diagnostische technieken, medicatie en chirurgische methoden. Deze uniformiteit betekent dat een patiënt met dezelfde diagnose vergelijkbare behandelingen kan verwachten, ongeacht of deze arts zich in Sydney, Londen, New York of Brussel bevindt. Dit mondiaal gedeelde medisch model, ondersteund door krachtige technologieën en staatsfinanciering, heeft biomedische geneeskunde tot het dominante systeem gemaakt.

Toch is het begrip gegroeid dat biomedicine slechts één van de vele manieren is om gezondheid te benaderen en ziekten te behandelen. Al sinds de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw is er in het Westen een opmerkelijke heropleving van interesse in complementaire en alternatieve geneeswijzen, zoals naturopathie, homeopathie, osteopathie, acupunctuur en kruidengeneeskunde. Deze stromingen werden vaak als marginale en zelfs ‘illegale’ alternatieven gezien door de gevestigde medische wereld, die de integratie ervan aanvankelijk afwees.

Arthur Kleinman, medisch antropoloog, beschreef deze ontwikkeling als een populaire beweging die de gevestigde medische orde uitdaagt en mogelijk wijst op een fundamentele heroriëntatie in de gezondheidszorg. Hoewel de jaren tachtig en negentig deze heroriëntatie niet definitief konden vaststellen, blijft de rol van holistische en complementaire geneeskunde in het nieuwe millennium onduidelijk en ambivalent. De hegemonie van biomedicine werd vooral tijdens de Covid-19-pandemie bevestigd, toen grootschalige vaccinatiecampagnes en epidemiologische maatregelen wereldwijd het beleid bepaalden.

Tegelijkertijd riepen kritische stemmen, zowel binnen als buiten de biomedische gemeenschap, op tot het heroverwegen van alternatieve benaderingen, waarbij de kernprincipes van holistische geneeskunde centraal stonden. Deze principes benadrukken het belang van het individuele verhaal van de patiënt, diens kwetsbaarheden en veerkracht, en het mobiliseren van het natuurlijke zelfherstellend vermogen. Specifiek ging het om het versterken van het immuunsysteem en het voorkomen van ontregelde ontstekingsreacties die bij ernstige infecties kunnen optreden.

Onmiddellijk nadat het SARS-CoV-2-virus bekend werd, publiceerde een groep invloedrijke complementaire geneeskundigen in de Verenigde Staten protocollen voor preventie en behandeling. Zij richtten zich vooral op kwetsbare groepen zoals ouderen en mensen met onderliggende aandoeningen, en pleitten voor vroege, actieve behandeling met ondersteunende middelen. Ondanks deze initiatieven bleef hun invloed op het officiële gezondheidsbeleid beperkt. Het publieke beleid concentreerde zich op lockdowns, sociale afstand, mondkapjes en de snelle inzet van genetisch ontwikkelde vaccins, zonder ruimte voor geïntegreerde, op maat gesneden holistische interventies.

De ervaring met Covid-19 laat zien dat ‘grote wetenschap’ en geavanceerde technologieën vooralsnog de overhand hebben in biomedische zorg en volksgezondheid. De revolutionaire potentie van holistische en complementaire geneeskunde blijft grotendeels onbenut. Het proces van toenemende medicalisering van de samenleving, waar Ivan Illich in de jaren zeventig en tachtig voor waarschuwde, lijkt onverminderd door te gaan.

Naast het inzicht in de kracht en beperkingen van biomedicine is het cruciaal te beseffen dat gezondheid en ziekte meer omvatten dan louter biologische processen. De individuele context, de psychosociale dimensies, de levensstijl en de omgeving spelen een essentiële rol in het ontstaan en herstel van ziekte. Een integratieve benadering die biomedische kennis combineert met een holistisch perspectief kan daarom bijdragen aan een meer humane en effectieve gezondheidszorg. De erkenning van de intrinsieke zelfhelende vermogens van het lichaam en het belang van preventieve maatregelen op maat verdienen meer aandacht. Ook het openstaan voor pluraliteit in medische tradities en het ontwikkelen van flexibele, persoonsgerichte behandelstrategieën is van groot belang.

In het spanningsveld tussen technologische vooruitgang en menselijke ervaring ligt de uitdaging om een gezondheidszorg te creëren die niet alleen ziekte bestrijdt, maar ook welzijn en betekenis bevordert. Het is essentieel dat zorgverleners niet alleen experts worden in de biologie van ziekte, maar ook empathische begeleiders die de unieke omstandigheden van elke patiënt respecteren. Deze visie vraagt om een fundamentele herwaardering van wat het betekent om te genezen in een complexe en diverse wereld.

Hoe beïnvloedt de houding van de arts het genezingsproces en de relatie met de patiënt?

De praktijk van de biomedische geneeskunde wordt bijna universeel erkend als de standaard binnen de gezondheidszorg. Toch blijven beoefenaars van complementaire geneeskunde vaak aan de zijlijn staan. Deze marginale positie leidt vaak tot een meer informele en gelijkwaardige relatie tussen behandelaar en patiënt, met minder sociale afstand. Eric Cassell illustreert dit met een ontmoeting tussen zichzelf en een jonge geneeskundestudent, die vraagt wanneer hij zal zijn zoals een zelfverzekerde arts. Cassell antwoordt eerlijk dat ware deskundigheid niet komt door zekerheid, maar juist door het accepteren van onzekerheid. Deze onzekerheid is een fundamenteel kenmerk van zowel onze menselijke natuur als onze ervaring als artsen en patiënten.

Howard Stein benadrukt dat onze schijnbare competentie steunt op vaststaande zekerheden, maar dat het erkennen van onzekerheden ons juist veel kan leren, niet alleen over onszelf maar ook over onze patiënten. De opleiding in de biomedische geneeskunde versterkt vaak de kloof tussen arts en patiënt. Artsen worden gezien als hoeders van complexe kennis en als figuren die zich op een afstand houden, omringd door krachtige technologieën die het lichaam doorgronden. Dit creëert een realiteit die zich ver verheft boven het alledaagse, en dat draagt bij aan een formele afstandelijkheid binnen de klinische ontmoeting.

Desondanks blijft het contact tussen arts en patiënt in essentie een ontmoeting tussen twee mensen. Een osteopaat beschrijft hoe onze samenleving interactie verwacht en niet het gevoel wil hebben onderdrukt te worden door een autoriteit. Deze osteopaat benadrukt dat openheid en wederkerigheid fundamentele principes zijn die ook binnen de orthodoxe geneeskunde zouden moeten terugkeren. De geneeskunde lijkt een essentiële dimensie van genezing te zijn vergeten, namelijk de menselijke nabijheid en empathie.

Stein gaat hier nog verder in door te stellen dat het afstandelijke, professionele en objectieve karakter van de moderne biomedische geneeskunde de helende kracht van de klinische ontmoeting kan verminderen. Hij onderstreept het belang van co-presentie, van het gezamenlijk aanwezig zijn, en van menselijke empathie als kern van de genezende relatie.

Een beoefenaar van traditionele Chinese geneeskunde (TCM) benadrukt dat hij niet op zoek gaat naar een specifieke oorzaak zoals een micro-organisme of pathologie, maar zich laat leiden door de ervaring van de patiënt zelf. Dit weerspiegelt een holistische benadering die ziekte niet alleen vanuit pathofysiologisch oogpunt bekijkt, maar in bredere termen van disharmonie binnen het leven van de patiënt. De zoektocht naar wat het beste is voor de patiënt wordt zo een gedeeld proces, een therapeutische interactie waarin onzekerheid en openheid de ruimte krijgen om het onbekende te ontdekken.

Deze vorm van aandacht kan worden gezien als een soort ‘zen mind’ of fenomenologische epoché, waarbij men alle vooroordelen terzijde schuift en volledig aanwezig is in het moment. Dit is niet exclusief voor oosterse geneeskunde; ook in de westerse geneeskunde wordt dit door Ian McWhinney gezien als een kenmerk van geavanceerd arts-zijn. Luisteren wordt hier niet slechts als een vaardigheid gezien, maar als een staat van zijn, waarbij de arts responsief is zonder te worden afgeleid door eigen gedachten of emoties.

De holistische arts is tevreden met het uitstellen van oordeel en kiest ervoor aanwezig te zijn, in plaats van voortdurend alle mogelijkheden af te wegen tijdens het consult. In plaats van standaardantwoorden biedt hij een open houding aan, waarin onzekerheid niet wordt gevreesd maar omarmd, en waarin de beste aanpak in dialoog met de patiënt wordt gezocht. Deze benadering staat aan de basis van wat tegenwoordig ‘patiëntgerichte zorg’ wordt genoemd.

Het ontdekken van wat het beste is voor de patiënt vereist dat de arts zich richt op het volledige levensverhaal en de ervaring van de patiënt. Pas wanneer levensomstandigheden, waarden en gevoelens van de patiënt worden begrepen, kan men de complexe wisselwerking van factoren die gezondheid beïnvloeden doorgronden. Zonder een op wederzijds respect en aandacht gebaseerde relatie is het onmogelijk om tot een diepgaand begrip te komen en daarmee het genezingsproces echt te ondersteunen.

Het is van belang te erkennen dat het genezingsproces niet louter een technische of objectieve aangelegenheid is, maar fundamenteel menselijk en relationeel. De bereidheid van de arts om onzekerheid toe te laten, empathisch te luisteren en zich open te stellen voor de ervaring van de patiënt, vormt het kloppend hart van genezing. Dit vraagt een paradigmaverschuiving binnen de geneeskunde, weg van afstand en controle, naar nabijheid en samenwerking, waarin de klinische ontmoeting ruimte biedt voor gezamenlijke exploratie en groei.