In de Republikeinse partijplatformen van 1996 tot 2016 kunnen we een duidelijke verschuiving zien in de nadruk op religie, grondwettelijke rechten en het idee van pluralisme. De platformen weerspiegelen een toenemende invloed van evangelische elites en de manier waarop de partij omgaat met kwesties die te maken hebben met religieuze vrijheid, terrorisme, immigratie en sociale kwesties zoals het huwelijk en seksuele identiteit.

Het platform van 2016 springt eruit door de ongekende nadruk op de bescherming van religieuze instellingen en de beschrijving van de federale regering als een bedreiging voor de vrijheid van religie. Het bevat een ongewoon aantal verwijzingen naar 'amendementen' en de onverkortbaarheid van grondwettelijke rechten, waaronder voorstellen voor amendementen over het recht op leven en een gebalanceerd budget. Dit platform roept op tot de bescherming van religieuze instellingen zoals scholen en kerken, maar deze oproepen zijn diep verbonden met de politieke context van dat moment, waarbij de partij haar bezorgdheid uit over immigratie, pluralisme en het gevaar van te veel overheidscontrole.

Wat opvalt is de toenemende hoeveelheid en kwaliteit van verwijzingen naar religie in het platform. In 1996 was er slechts een oppervlakkige erkenning van religie als een abstract principe, voornamelijk in verband met belastingvoordelen voor religieuze organisaties. In 2016 was het platform echter veel explicieter en gericht op het beschermen van religieuze vrijheden tegen wat zij beschouwden als de ondermijning van religieuze instellingen door de federale overheid. Dit veranderde perspectief komt deels voort uit de verschuiving in de rol die evangelische elites binnen de partij gingen spelen en hun invloed op de richting van het platform. Het platform bevatte een duidelijke afwijzing van de veranderingen die werden doorgevoerd in de samenleving, vooral op het gebied van huwelijksrechten en seksuele identiteit, en benadrukte de noodzaak om de "traditionele waarden" te beschermen tegen de veranderende normen.

Het gebruik van religieuze taal is niet beperkt tot algemene uitdrukkingen zoals 'geloof' of 'religie'. Er wordt steeds meer gesproken over het 'goddelijke', 'schepper' en 'goddelijke voorzienigheid', wat duidelijk de invloed van evangelische activisten weerspiegelt. Dit gaat verder dan een louter symbolische oproep tot religieuze vrijheid en raakt aan de hartslag van het debat over wat het betekent om een religieus Amerika te zijn in een steeds diverser wordende samenleving. In vergelijking met eerdere platformen, zoals die van 2000, is het platform van 2016 veel directer in het afwijzen van andere religies en het verbinden van de islam met terrorisme.

De verschuiving in de toon ten opzichte van islam en terrorisme is een van de meest opvallende aspecten van het platform van 2016. Waar eerdere platformen, zoals dat van 2004, de nadruk legden op de strijd tegen 'radicalisme', is er in 2016 weinig ruimte voor differentiatie tussen 'radicaal' en 'gewone' islam. De referenties naar islamitisch terrorisme zijn frequent en benadrukken een vijandige en bedreigende visie op de islam als geheel. Deze verandering reflecteert niet alleen de wereldwijde angsten na de aanslagen van 11 september 2001, maar ook de politieke spanningen in de VS zelf, waar de vraag naar nationalistische identiteit en de grens tussen ‘ons’ en ‘hen’ steeds belangrijker wordt.

De verschuiving in de benadering van seksuele identiteit en huwelijk is een ander opvallend kenmerk van het platform. Terwijl het platform van 2012 al tegen het homohuwelijk was, richtte het platform van 2016 zich specifiek tegen de uitspraak van het Hooggerechtshof die het homohuwelijk legaliseerde, en het stelde dat vijf niet-gekozen rechters het 'legitieme constitutionele gezag' van 320 miljoen Amerikanen hadden ondermijnd. Het platform van 2016 markeert hiermee een duidelijk breukpunt ten opzichte van eerdere standpunten, waarbij het huwelijk nu wordt gepresenteerd als een centraal strijdpunt in de culturele oorlogen van de partij.

Deze ontwikkelingen laten zien hoe de GOP, onder druk van haar evangelische achterban, haar positionering op belangrijke sociaal-culturele vraagstukken heeft veranderd. De nadruk ligt niet langer alleen op de traditionele grondwettelijke rechten, maar ook op het verdedigen van religieuze instellingen tegen de overheid en het beschermen van 'traditionele' waarden. In deze context is er een groeiende bezorgdheid over de invloed van pluralisme en de uitdagingen die voortkomen uit de veranderende demografie en politieke diversiteit in de Verenigde Staten.

Wat belangrijk is om te begrijpen is dat deze verschuivingen in het platform van de GOP niet alleen een reactie zijn op interne partijpolitiek of maatschappelijke veranderingen, maar ook een weerspiegeling van bredere culturele en ideologische trends. De groeiende invloed van evangelische elites binnen de partij, de politieke dynamiek rond immigratie en culturele identiteit, en de rol van de federale overheid in het reguleren van religieuze instellingen zijn allemaal cruciale aspecten van de veranderende aard van de GOP. Deze veranderingen zijn niet alleen relevant voor de partij zelf, maar voor de bredere politieke en sociale structuur van de Verenigde Staten, waar het debat over de relatie tussen religie, staat en burgers steeds complexer wordt.

Hoe Netwerkdiscrepantie Evangelische Stemgedrag Beïnvloedt: Een Analyse van de Verkiezingen van 1992 tot 2016

Onderzoek naar het stemgedrag van evangelische christenen heeft aangetoond dat religiositeit vaak wordt geassocieerd met de voorkeur voor bepaalde politieke boodschappen, met name in het geval van immigratie en andere maatschappelijke vraagstukken. Tegelijkertijd blijkt uit studies (Djupe en Gilbert, 2009) dat evangelischen met een minder sterke houding vaak ontvankelijker zijn voor invloed van elites (Djupe en Gwiasda, 2010). Dit roept de vraag op: hoe reageren evangelischen wanneer ze geconfronteerd worden met meningsverschillen in hun sociale netwerken? Zijn ze bestand tegen dergelijke invloeden?

Ter vergelijking werd de groep van mainline protestanten gebruikt, aangezien deze demografisch gezien een gelijkaardig profiel vertoont, maar minder religieus is (bijvoorbeeld 25 procent lagere kerkbezoekfrequentie). In figuur 11.2 wordt het verschuiven van stemkeuzes onder evangelischen en mainline protestanten getoond wanneer ze worden blootgesteld aan meningsverschillen over de presidentskandidaten van 1992 tot 2016. Het blijkt dat, telkens wanneer er meningsverschil heerst binnen hun netwerken, de steun voor de Republikeinse kandidaat onder evangelischen aanzienlijk afneemt. Gedurende deze periode verminderde de steun voor de Republikeinse kandidaat met twintig tot vijfentwintig procent bij evangelischen die werden blootgesteld aan netwerkmismatches. Aangezien evangelischen religieuzer zijn dan mainline protestanten, suggereert dit dat religiositeit op zich geen barrière vormt voor invloed.

Een verdere analyse in 2012 en 2016 laat zien hoe netwerkmismatches de stemkeuze voor de Republikeinen beïnvloeden, afhankelijk van kerkbezoek. Evangelischen met een hoog kerkbezoek die geen meningsverschillen in hun netwerken ervaren, stemmen vrijwel unaniem voor de Republikeinse kandidaat. Echter, wanneer ze worden geconfronteerd met tegenstrijdige meningen, verzwakt hun steun: zelfs hoge kerkgangers hebben in zulke gevallen minder dan 40 procent kans om voor Romney te stemmen, en in 2016 was deze kans nog lager. Het is dus duidelijk dat meningsverschillen in netwerken het stemgedrag kunnen beïnvloeden, zelfs onder religieus betrokkenen.

Dit patroon is echter niet universeel. Onder evangelischen die minder vaak de kerk bezoeken, is de invloed van netwerkmismatches in 2016 anders: deze groep steunde Trump meer naarmate ze werden blootgesteld aan meer meningsverschillen binnen hun sociale netwerken. Dit komt overeen met de verwachtingen van de inoculatietheorie (McGuire, 1961), die suggereert dat blootstelling aan meningsverschillen sommige individuen kan aanzetten tot een sterker vasthouden aan hun oorspronkelijke standpunt.

Het opvallende in de gegevens van 2016 is dat, in tegenstelling tot het patroon bij hoge kerkgangers, evangelischen met een laag kerkbezoek juist een sterker gevoel van meerderheidsstatus ontwikkelden wanneer ze werden blootgesteld aan meningsverschillen. Dit laat zien dat de sociale ervaring van meningsverschillen alleen onder bepaalde omstandigheden effectief kan zijn in het overtuigen van individuen, en niet noodzakelijkerwijs leidt tot het verzwakken van politieke overtuigingen.

Het is ook interessant om te constateren dat het niveau van netwerkdiscrepantie varieerde afhankelijk van sociale mobiliteit. In 2012 hadden evangelischen met een hogere opleiding aanzienlijk meer meningsverschillen in hun netwerken dan degenen zonder een middelbare schooldiploma. Deze bevinding geeft aan dat sociaal mobiliteit, die mensen in staat stelt om met een breder scala van mensen om te gaan, de kans vergroot om politieke meningsverschillen tegen te komen (Huckfeldt en Sprague, 1995).

In 2016 was de situatie echter anders: de relatie tussen leeftijd, geslacht, opleiding en netwerkdiscrepantie was niet significant. Het lijkt erop dat er in dat jaar unieke factoren werkten die de invloed van meningsverschillen op het stemgedrag van evangelischen veranderden. Deze factoren kunnen onder meer verband houden met de sterke steun van evangelische gemeenschappen voor Trump, vooral in de aanloop naar de verkiezingen. Ondersteuning voor Trump binnen kerkelijke gemeenschappen steeg van 54 naar 62 procent tegen de verkiezingsdag, en dit stond in contrast met de situatie van mainline protestanten, die slechts een bescheidener stijging van 47 naar 56 procent zagen.

Er is ook bewijs dat de aanwezigheid van meningsverschillen in netwerken de bereidheid van evangelischen om zich aan te sluiten bij de meerderheid vergrootte, wat een indicatie is van de impact van sociale invloeden op politieke keuzes. Echter, deze dynamiek was niet alleen aanwezig bij kerkgangers met een lage kerkfrequentie. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, blijkt dat zelfs de religieus betrokkenen in dit geval werden beïnvloed door meningsverschillen, hoewel het effect voor hen minder uitgesproken was.

Dit onderstreept een belangrijk punt: de impact van netwerkmismatches op stemgedrag kan complex en afhankelijk van verschillende factoren zijn. Religiositeit en kerkgang zijn slechts enkele van de elementen die bepalen hoe men omgaat met tegenstrijdige meningen in hun sociale omgeving. Wat we hieruit kunnen afleiden is dat er niet één uniforme verklaring is voor de reacties van evangelische kiezers op meningsverschillen. De onderliggende factoren, zoals de steun binnen hun religieuze gemeenschap, sociale mobiliteit, en de intensiteit van de politieke campagnes, spelen allemaal een rol in het vormgeven van hun stemgedrag.

Hoe beïnvloeden religieuze overtuigingen de economische attitudes van evangelische protestanten?

In de recente Republikeinse presidentsdebatten in de Verenigde Staten kwam het onderwerp economische politiek vaak naar voren. Een opvallend moment was toen Dr. Ben Carson, een toegewijde zevendedagsadventist, zijn belastingvoorstel verdedigde door te verwijzen naar het bijbelse principe van het tienden. Carson stelde dat de bijbel een eerlijke benadering van belastingheffing ondersteunt, aangezien het systeem van tienden geen rekening houdt met de hoogte van het inkomen, maar enkel met een vast percentage van de opbrengsten, ongeacht de hoeveelheid. Dit idee van eerlijkheid in belastingheffing, ingegeven door religieuze principes, is kenmerkend voor een stroming binnen het evangelisch protestantisme die bekend staat als christelijke reconstructie. Dit denken verenigt heilige en wereldse zaken, waarbij het politieke leven sterk beïnvloed wordt door religieuze overtuigingen.

Carson’s verwijzing naar bijbelse principes in een politieke context is geen uitzondering. In de loop van de 20e en 21e eeuw is er een groeiende tendens om religie en economie met elkaar te verbinden, met name onder evangelische christenen. Het is dus niet verwonderlijk dat politieke leiders zoals Donald Trump in de aanloop naar de verkiezingen van 2016 gebruik maakten van expliciet religieuze taal om de evangelische kiezers aan zich te binden. Trump sprak over onderwerpen als religieuze vrijheid, maar tegelijkertijd haalde hij onderwerpen aan die veel evangelischen nauw aan het hart liggen, zoals het herstel van banen in landelijke gebieden, waar een groot aantal evangelische christenen woont.

Wat deze trend aantoont, is dat economische kwesties een belangrijke rol spelen in de politieke keuzes van evangelische kiezers, vaak naast, of zelfs naast, culturele en religieuze onderwerpen. In de loop der tijd is er echter een complexiteit ontstaan in hoe religie en economie zich tot elkaar verhouden. De meeste studies over evangelische politieke houding richten zich doorgaans op cultuurkwesties zoals abortus en het homohuwelijk, maar weinig aandacht is er voor de manier waarop religie economische overtuigingen kan beïnvloeden.

Wanneer we dieper ingaan op de relatie tussen religie en economie, wordt het duidelijk dat deze relatie niet altijd hetzelfde is. De invloed van religie op economische overtuigingen kan sterk variëren afhankelijk van verschillende factoren, zoals de mate van religieuze betrokkenheid en etniciteit. Zo blijken witte evangelische protestanten vaak een meer individualistische benadering van de economie te hebben, terwijl zwarte evangelische protestanten vaker de nadruk leggen op sociale verantwoordelijkheid en gemeenschapszorg. Deze verschillen kunnen gedeeltelijk worden verklaard door de manier waarop deze groepen de bijbel interpreteren. De calvinistische invloeden, die individualisme en materieel succes als bewijs van goddelijke uitverkiezing zien, staan vaak in contrast met het sociale evangelie, dat de nadruk legt op zorg voor de armen en sociale rechtvaardigheid.

Belangrijk is ook de rol van religieuze betrokkenheid. Hoewel men zou verwachten dat intensieve religieuze betrokkenheid altijd leidt tot meer conservatieve economische overtuigingen, toont onderzoek aan dat dit niet altijd het geval is. In sommige gevallen lijkt de sociaal-economische status meer invloed te hebben op de economische overtuigingen dan de mate van religieuze betrokkenheid. Bijvoorbeeld, mensen die geloven in een letterlijke interpretatie van de bijbel, vertonen vaker een liberale benadering van economische kwesties, hoewel dit vaak samenhangt met hun sociale en economische status.

Het is belangrijk om te begrijpen dat de invloed van religie op economische attitudes niet uniform is. In sommige gevallen heeft religie een sterke invloed op de steun voor bepaalde overheidsuitgaven, zoals uitkeringen en sociale vangnetten, terwijl de invloed op meer algemene marktvraagstukken zoals de vrije markt veel zwakker is. Dit verschil in invloed wijst erop dat religieuze overtuigingen kunnen variëren afhankelijk van de specifieke economische kwestie.

Het is van cruciaal belang voor de lezer om te begrijpen dat de verbinding tussen religie en economie complex is en dat religie niet altijd een uniforme richting aangeeft. De verschillen in overtuigingen tussen witte en zwarte evangelische gemeenschappen, evenals de uiteenlopende invloeden van de bijbel op economische waarden, tonen aan dat religie in politieke en economische contexten een veelzijdige kracht kan zijn. Daarnaast is het belangrijk te erkennen dat de nadruk op economische onderwerpen, zoals belastingheffing en de verdeling van rijkdom, niet losstaat van de culturele en sociale dynamieken die binnen de evangelische gemeenschappen spelen.

Wat Als... Evangelicals en de Toekomst van de Amerikaanse Politiek

Het gebruik van tegenfeitelijke scenario's biedt unieke inzichten in de manier waarop politieke dynamieken functioneren. De verkiezingen van 2016 boden onderzoekers van religie en politiek een kans om te zien hoe evangelische christenen zouden reageren op een ongewone set van omstandigheden. Wat als de Democraten een overduidelijk religieuze kandidaat hadden genomineerd en de Republikeinen een zeer seculiere kandidaat? Zouden de leiders van de Christelijke Rechtse Beweging een linkse draai maken? Zou de evangelische achterban terugkeren naar de partij van William Jennings Bryan, de drie keer genomineerde Democratische presidentskandidaat, die bekend stond om zijn vurige evangelische overtuigingen en zijn rol in het vervolgen van John Thomas Scopes voor het onderwijzen van evolutie in een openbare school in Tennessee?

Hoewel enkele prominente evangelische leiders zich tegen Trump uitspreken, een boodschap die weinig bekend werd, gaven de meeste gevestigde leiders en organisaties van de Christelijke Rechters dezelfde steun aan Trump als ze eerder aan George W. Bush hadden gegeven. Beide kandidaten werden door evangelicals als vrome leiders geaccepteerd. Het is belangrijk om op te merken dat deze steun zich niet beperkte tot de elites, maar ook duidelijk te zien was in het stemgedrag van de evangelische achterban in de brede samenleving. Wat blijkt, is dat het beeld van een vrome kandidaat geen vereiste is voor de steun van evangelicals aan een Republikeinse partij.

Trump zelf maakte wel verschillende pogingen—zij het op een ongemakkelijke manier—om religie als leidraad in zijn leven te presenteren. Hij omarmde de standpunten van de Christelijke Rechtse Beweging over een reeks politieke kwesties, waaronder het toewijzen van een belangrijke rol aan Tony Perkins, de president van de Family Research Council, bij het opstellen van het Republikeinse verkiezingsplatform. Ook koos hij een running mate die door evangelicals werd omarmd als een vrome leider. Zelfs ging hij zo ver om mogelijke rechters van tevoren bekend te maken, in een poging de bezorgdheid over het kiezen van rechters die meer overeenkwamen met de Trump uit de jaren 70, 80 of 90, dan met de 'baby-christelijke' kandidaat die werd gesteund door James Dobson, te verlichten.

Deze informatie maakt duidelijk dat het persoonlijke profiel van Trump misschien niet zo verhelderend is als een tegenfeitelijk scenario. Het feit dat vrijwel elke kandidaat in staat blijkt om een lang record van onreligieus gedrag in een relatief korte campagne te herschrijven, stelt vraagtekens bij het idee dat Trump’s religieuze uitstraling de belangrijkste motivatie was voor zijn steun van evangelicals. Toch is de vraag waarom evangelicals bereid waren deze schijnbare discrepantie te negeren, een intrigerend onderwerp. Zou de reactie van evangelicals anders zijn geweest als de beruchte Access Hollywood-video met Trump tijdens de voorverkiezingen naar buiten was gekomen? Dit tegenfeitelijke scenario roept interessante vragen op over hoe evangelicals moreel elastisch omgaan met politieke keuzes.

Hoewel sommige mensen op de hoogte waren van het bestaan van de video tijdens de voorverkiezingen, werd deze pas aan het begin van de algemene verkiezingen openbaar. Dit suggereert een strategische overweging van de Democraten, die mogelijk dachten dat Trump gemakkelijker te verslaan was. Echter, de reactie van evangelicals, die de video snel afdeden als 'locker-room talk', benadrukt de neiging van veel mensen om cognitieve dissonantie te vermijden wanneer ze politieke keuzes maken. Als een andere kandidaat zoals Ted Cruz de alternatieve keuze was geweest, zouden Trump’s misstappen waarschijnlijk minder verwarring hebben veroorzaakt.

De vraag die oprijst is of religieuze en morele kwesties echt de kern vormen van het motief voor evangelische kiezers. Als dat zo is, dan zou institutionele religie inderdaad een belangrijke rol spelen in de politieke coalities, omdat de traditionele waarden die evangelische aanbidding opwekt doorgaans conservatieve standpunten over abortus en het gezin ondersteunen. Anderzijds, als deze morele kwesties slechts van belang zijn omdat ze tegenwoordig in lijn zijn met de partijdige standpunten over de economie en de rol van de federale overheid in het aanpakken van raciale ongelijkheid, dan heeft de huidige politieke positie wellicht meer te maken met ras dan met religie.

Het is van belang om deze vragen verder te onderzoeken, vooral in het licht van demografische trends die de electorale kracht van evangelicals in de Verenigde Staten ondermijnen. In dit verband wordt de mogelijkheid besproken dat evangelicals zich zouden kunnen aanpassen naarmate het aantal witte christenen afneemt. Dit zou kunnen leiden tot meer tolerante houdingen ten opzichte van andere minderheidsgroepen, terwijl evangelicals proberen hun politieke prioriteiten te behouden ondanks een afnemende politieke macht. Het is echter ook mogelijk dat evangelicals in sommige regio's vasthouden aan een politieke houding die gericht is op het behoud van hun invloed, zelfs als de sociaaleconomische situatie verandert.