In de recente vooruitgangen in contrastieve visuele-taalpretraining, zoals CLIP, wordt een veelbelovende richting gepresenteerd voor het ontwikkelen van foundation-modellen voor visuele herkenning. Deze foundation-modellen coderen een breed scala aan visuele concepten na het trainen op miljoenen lawaaierige afbeeldings-tekstparen en kunnen worden toegepast op downstream-taken op een zero-shot manier, zonder taak-specifieke trainingsdata. Dit wordt mogelijk gemaakt door zorgvuldig ontworpen instructie-prompts. Een voorbeeld hiervan is beeldclassificatie: door bijvoorbeeld de naam van een categorie vooraf te plaatsen met een prompt zoals "een foto van een" (bijvoorbeeld "een foto van een hond"), kunnen afbeeldingen vervolgens worden geclassificeerd door CLIP te gebruiken om de overeenstemming met de verschillende klassebeschrijvingen te meten. Het ontwerpen van dergelijke prompts speelt hierbij een cruciale rol.
Prompt-tuning, dat wil zeggen het leren van prompts met behulp van trainingsdata uit de downstream-data-distributie, biedt een verbetering ten opzichte van handmatig ontworpen prompts. Dit proces is effectief in het verbeteren van de prestaties van vision-language modellen, maar het trainen op domeinspecifieke data heeft vaak een negatief effect op de generalisatiecapaciteit van het model naar nieuwe, ongeziene domeinen. Dit brengt ons bij het concept van Test-Time Prompt Tuning (TPT), een methode die adaptieve prompts leert "on the fly" met behulp van een enkele testsample.
Het idee achter TPT is om de prompt te optimaliseren door de entropie te minimaliseren met behulp van een vertrouwensselectie. Dit zorgt ervoor dat het model consistente voorspellingen maakt over verschillende geaugmenteerde weergaven van dezelfde testsample. Wanneer TPT wordt geëvalueerd op natuurlijke distributieshift, overtreft het eerdere methoden voor prompt tuning die extra taak-specifieke trainingsdata vereisen. Onder de cross-dataset generalisatie-instelling presteert TPT op hetzelfde niveau als de meest geavanceerde methoden die wel extra trainingsdata gebruiken.
De kracht van Test-Time Prompt Tuning ligt in zijn vermogen om de kennis die in de vooraf getrainde modellen is opgeslagen effectief te benutten, zonder dat er extra trainingsdata nodig is. Dit maakt het bijzonder geschikt voor situaties waarin slechts een beperkte hoeveelheid gegevens beschikbaar is of wanneer er behoefte is aan een flexibele benadering voor de verwerking van verschillende datadomeinen.
Wat belangrijk is om te begrijpen, is dat TPT geen traditionele fine-tuning is waarbij het volledige model opnieuw wordt getraind, maar een gerichte aanpassing van de prompt zelf. Dit biedt voordelen in termen van efficiëntie en gebruik van bestaande modelkennis. Bovendien laat TPT zien hoe de rol van prompts in moderne vision-language modellen verder verfijnd kan worden om de prestaties op een breder scala van taken te verbeteren, zonder dat er behoefte is aan dure of omvangrijke datasetverzamelingen.
Het gebruik van Test-Time Prompt Tuning opent mogelijkheden voor het toepassen van krachtige visuele taalmodellen in dynamische en onvoorspelbare omgevingen, zoals real-time beeldclassificatie of zelfs in toepassingen die visuele en tekstuele informatie uit verschillende bronnen combineren, zoals medische beeldvorming of multimedia-analyse.
Hoe presteren verschillende prompt tuning-methoden bij cross-dataset generalisatie in visuele taalkundige modellen?
Cross-dataset generalisatie blijft een van de grootste uitdagingen in visuele taalkundige modellen, vooral bij few-shot prompt tuning-methoden. Veel benaderingen zijn sterk afhankelijk van de data waarop ze getraind zijn en verliezen aanzienlijk aan effectiviteit wanneer ze geconfronteerd worden met datasets buiten hun trainingsdomein. In dit kader wordt het Test-Time Prompt Tuning (TPT) concept geïntroduceerd, dat zich onderscheidt doordat het niet gebonden is aan een specifieke trainingsdataset, en daarmee een nieuwe richting biedt in het verbeteren van generalisatie.
De evaluatie van TPT is uitgevoerd op tien diverse datasets die uiteenlopende taken omvatten, variërend van fijnmazige classificaties van bloemen en huisdieren tot scènes, texturen, voedsel, voertuigen, menselijke acties, satellietbeelden en algemene objecten. Twee settings zijn onderzocht: één waarin ImageNet met zijn 1000 categorieën als bron wordt gebruikt, en een uitdagendere, waarin de brondata ook uit gespecialiseerde fijnmazige datasets komt zonder overlap in categorieën tussen bron en doel.
De resultaten onderstrepen de kracht van TPT in cross-dataset generalisatie. Terwijl conventionele few-shot methoden zoals CoOp en CoCoOp, getraind op ImageNet, goede prestaties leveren op bekende datasets, laten ze een negatieve prestatieverbetering zien wanneer ze worden toegepast op volledig nieuwe doelsets zonder categorie-overlap. Dit suggereert dat deze methoden minder robuust zijn en overfitten op de brondata, wat hun toepasbaarheid in reële scenario’s beperkt. TPT daarentegen, dat werkt in een zero-shot modus zonder specifieke training op brondata, behaalt vergelijkbare of zelfs betere prestaties dan CoCoOp getraind op ImageNet. Bovendien toont TPT in het tweede, moeilijkere scenario een consistente prestatieverbetering op alle tien doeldatasets, wat wijst op een superieure generalisatiecapaciteit.
Het succes van TPT kan worden toegeschreven aan het feit dat de prompt-tuning niet vooraf wordt gefixeerd op een specifieke dataset, maar zich adaptief aanpast tijdens testtijd op basis van de beschikbare supportbeelden. Deze flexibele benadering maakt het model beter bestand tegen de variabiliteit en diversiteit van nieuwe gegevens. Het gebruik van geavanceerde data-augmentatietechnieken zoals AugMix versterkt deze robuustheid verder.
Naast beeldclassificatie is TPT ook geëvalueerd in contextafhankelijke visuele redenering, zoals op de Bongard-HOI benchmark, die het herkennen van menselijke-object interacties in contextuele settings behelst. In vergelijking met eerdere methoden, waaronder CNN-baselines, meta-learning benaderingen en transformer-gebaseerde HOI detectie, overtreft TPT duidelijk de prestaties. Dit onderstreept dat adaptieve prompt tuning ook nuttig is in meer complexe visuele taken waarbij begrip van relaties en context cruciaal is.
De implicaties van deze bevindingen zijn significant. Het toont aan dat het generalisatieprobleem in visuele taalkundige modellen met succes kan worden aangepakt door dynamische, testtijd-gebaseerde tuning in plaats van statische, dataset-specifieke training. Dit betekent een grotere toepasbaarheid in realistische en gevarieerde omgevingen zonder noodzaak voor uitgebreide hertraining.
Voor de lezer is het essentieel te beseffen dat het vermogen van een model om te generaliseren niet alleen afhangt van de grootte of diversiteit van trainingsdata, maar ook van de flexibiliteit van de methoden waarmee het model zich aanpast aan nieuwe situaties. Dit betekent dat toekomstig onderzoek zich moet richten op methoden die adaptief kunnen reageren op veranderende en onbekende contexten, waarbij testtijd-tuning een veelbelovende richting vormt. Ook moet aandacht worden besteed aan het balanceren van generalisatie en specialisatie: een model moet enerzijds flexibel genoeg zijn om te generaliseren, maar anderzijds ook voldoende kennis behouden om accuraat te classificeren in bekende domeinen.
Verder is het van belang te begrijpen dat hoewel TPT in deze studie sterke resultaten laat zien, de keuze van initialisatie, optimalisatieparameters en data-augmentaties een grote invloed heeft op het eindresultaat. Het implementeren van dergelijke methoden vereist dus een zorgvuldige afstemming en begrip van onderliggende mechanismen. Het inzicht in de interactie tussen prompt tuning en modelarchitectuur (bijvoorbeeld CLIP met ResNet-50 of ViT-B/16) kan additionele verbeteringen opleveren.
De evolutie van visuele taalkundige systemen vraagt om een diepgaand begrip van hoe modellen omgaan met discrepanties tussen bron- en doeldatasets en hoe ze kunnen profiteren van informatie uit contextuele aanwijzingen tijdens inferentie. De praktische relevantie van technieken als TPT ligt in hun potentieel om modellen minder afhankelijk te maken van grootschalige, handmatig gelabelde datasets, en beter toe te rusten voor taken met beperkte of geen gelabelde data.
Hoe CLIP-Adapter en Tip-Adapter de Prestaties van CLIP Verbeteren bij Few-Shot Classificatie
CLIP-Adapter is een methode die het mogelijk maakt om de kennis van CLIP, een krachtig model voor visuele en tekstuele representaties, over te dragen naar taken die slechts een beperkt aantal voorbeeldafbeeldingen (few-shot) vereisen voor classificatie. Het concept is geïnspireerd door adapters, een techniek waarbij een lichte, extra laag aan een voorgetraind model wordt toegevoegd om het verder aan te passen aan nieuwe taken. In het geval van CLIP-Adapter wordt een lichtgewicht, twee-laagse Multi-Layer Perceptron (MLP) toegevoegd aan het voorgetrainde, bevroren CLIP-model, waarbij de adapter residuele kenmerken voorspelt voor elke invoerafbeelding. Deze residuele verbinding in CLIP-Adapter combineert de visuele kennis die door CLIP is gecodeerd met de bijgewerkte kenmerken die uit de few-shot trainingsset worden afgeleid, zodat effectieve aanpassing mogelijk is met minimale extra parameters.
Bij het verwerken van een invoerafbeelding wordt eerst een L2-genormaliseerd kenmerk geëxtraheerd met de visuele encoder van CLIP. Vervolgens verfijnt de MLP-adapter dit kenmerk door het door een activatiefunctie te halen en een lineaire transformatie toe te passen. De geadapteerde feature wordt gecombineerd met het oorspronkelijke kenmerk via een hyperparameter , wat resulteert in de uiteindelijke classificatielogits die de categorieën van de afbeelding voorspellen. Dit mechanisme maakt het mogelijk om CLIP op een efficiënte manier aan te passen aan taken met weinig trainingsdata zonder de noodzaak om het hele model opnieuw te trainen.
Hoewel CLIP-Adapter al aanzienlijke verbeteringen biedt voor few-shot classificatie, is er een bijkomend nadeel: het vereist extra training, wat kan leiden tot hogere rekenkosten en langzamere aanpassing in vergelijking met de oorspronkelijke zero-shot CLIP-methode. Om dit te verhelpen, werd Tip-Adapter geïntroduceerd, een training-vrije methode die de prestaties van CLIP bij few-shot classificatie verder verbetert. Tip-Adapter maakt gebruik van een niet-parametrisch sleutel-waarde cachemodel dat is opgebouwd uit de few-shot trainingsdata. Dit model slaat de nieuwe kennis op die uit de trainingsset is gehaald en gebruikt deze kennis om het oorspronkelijke CLIP-model verder te verfijnen.
In het proces van Tip-Adapter worden de visuele representaties van de trainingsafbeeldingen omgezet in genormaliseerde vectoren, die vervolgens als sleutels worden opgeslagen in de cache. De bijbehorende labels worden als waarden opgeslagen. Wanneer een nieuwe testafbeelding wordt gepresenteerd, wordt de visuele representatie ervan geëxtraheerd en vergeleken met de sleutels in de cache. De affiniteit tussen de testafbeelding en de opgeslagen sleutels wordt berekend door de cosine-similariteit van de vectoren te berekenen, wat resulteert in een affiniteitmatrix. Op basis van deze affiniteiten wordt de bijbehorende waarde, oftewel het label, opgehaald uit de cache om de uiteindelijke classificatie te bepalen.
In tegenstelling tot CLIP-Adapter, vereist Tip-Adapter geen extra training. In plaats daarvan wordt het kennisopslagmechanisme van de cache benut om snel een voorspelling te doen, wat de rekenkosten aanzienlijk verlaagt. Echter, deze methode kan niet altijd de prestaties van methoden zoals CLIP-Adapter en CoOp evenaren wanneer het aantal trainingsvoorbeelden groter wordt. Dit komt doordat de kwaliteit van de affiniteitsschattingen beperkt blijft tot de opgeslagen kennis in de cache, wat bij grotere datasets kan leiden tot minder nauwkeurige voorspellingen.
Om de prestaties van Tip-Adapter verder te verbeteren, werd Tip-Adapter-F ontwikkeld. Deze methode maakt gebruik van de cache als een effectief startpunt voor leerbare parameters en fine-tunet deze met behulp van stochastische gradiëntafdalingsmethoden (SGD). Door de cache te ontgrendelen en de sleutels bij te werken, kan Tip-Adapter-F de nauwkeurigheid van de affiniteitsschattingen verbeteren zonder een langdurige training. Dit leidt tot een aanzienlijke prestatieverbetering ten opzichte van de standaard Tip-Adapter, terwijl de rekenkosten nog steeds laag blijven.
De verschillen tussen CLIP-Adapter en Tip-Adapter kunnen worden begrepen door te kijken naar de manier waarop kennis wordt geïntegreerd in de uiteindelijke classificatie. Bij CLIP-Adapter wordt de kennis gepredict door een learnable MLP-adapter, terwijl Tip-Adapter de kennis direct uit de cache haalt, die een representatie is van de few-shot trainingsdata. CLIP-Adapter kan worden beschouwd als een specifieke versie van Tip-Adapter wanneer bepaalde voorwaarden worden vervuld, zoals het initialiseren van de sleutels en waarden op basis van de few-shot data. Ondanks deze overeenkomsten, blijven er belangrijke verschillen, met name in de manier waarop de sleutels en waarden worden behandeld en geüpdatet.
Het is belangrijk voor de lezer te begrijpen dat, hoewel beide methoden aanzienlijke voordelen bieden voor few-shot classificatie, ze verschillende benaderingen van kennisintegratie en modelaanpassing vertegenwoordigen. CLIP-Adapter vereist enige extra training, maar biedt potentieel een meer robuuste en flexibele oplossing voor specifieke taken, terwijl Tip-Adapter in zijn basisvorm minder rekenintensief is en sneller kan worden toegepast zonder training. De keuze tussen deze twee benaderingen hangt af van de specifieke eisen van de taak, zoals de hoeveelheid beschikbare trainingdata, de vereiste snelheid van aanpassing, en de rekencapaciteit.
Hoe transformer-modellen het begrip van taal en beeld verbeteren: De integratie van visuele en taalkundige representaties
In recente jaren heeft de vooruitgang in machine learning geleid tot de ontwikkeling van geavanceerde transformer-modellen, die zowel natuurlijke taal als visuele input kunnen verwerken. Een van de bekendste voorbeelden van deze technologie is BERT (Bidirectional Encoder Representations from Transformers), gepresenteerd door Devlin et al. in 2019. Dit model markeert een significante verschuiving in hoe machines taal begrijpen en verwerken, door de bidirectionele context van woorden te benutten. Het belangrijkste voordeel van BERT is zijn vermogen om de betekenis van woorden in een zin te begrijpen door zowel de voorafgaande als de volgende woorden in overweging te nemen, wat leidt tot een veel accuratere taalverwerking dan eerdere modellen.
Naast de taalmodellen die specifiek voor tekst zijn ontworpen, zijn er ook transformer-modellen die zich richten op het verwerken van visuele gegevens. Een opvallend voorbeeld hiervan is het werk van Dosovitskiy et al. (2021), waarbij transformers worden toegepast voor beeldherkenning. Hun onderzoek bewees dat een afbeelding kan worden behandeld als een reeks tekstachtige eenheden, waardoor dezelfde principes van transformer-architecturen gebruikt kunnen worden om visuele input te begrijpen. Deze benadering maakt gebruik van zogenaamde 'patches' van afbeeldingen, die op hun beurt functioneren als de invoer voor de transformer, vergelijkbaar met hoe BERT werkt met tekst.
De integratie van taal en beeld kwam verder tot ontwikkeling door modellen zoals CLIP (Contrastive Language-Image Pretraining), gepresenteerd door Radford et al. (2021). CLIP combineert tekst- en beeldrepresentaties door een contrastieve benadering toe te passen, waarbij het model leert om overeenkomsten en verschillen te herkennen tussen beelden en bijbehorende tekstbeschrijvingen. Dit biedt enorme voordelen voor toepassingen zoals visuele zoekmachines, waar het model in staat is om afbeeldingen te vinden die overeenkomen met tekstuele zoekopdrachten, en vice versa.
Een belangrijke uitdaging in het werken met zowel taal- als beeldmodellen is het creëren van efficiënte representaties die beide modaliteiten kunnen combineren. Verschillende benaderingen hebben geprobeerd deze uitdaging aan te gaan, waaronder visuele prompttuning (Jia et al., 2022) en methoden die de kracht van zelf-geleide representaties benutten, zoals beschreven door Grill et al. (2020). Dit stelt de modellen in staat om visuele en taalkundige informatie effectiever te combineren door gebruik te maken van de representaties van één modaliteit om de andere te sturen.
De recente ontwikkelingen in visuele en taalkundige representatie-modellen hebben niet alleen geleid tot betere prestaties in traditionele taken zoals objectherkenning en tekstverwerking, maar hebben ook de deur geopend voor nieuwe, interdisciplinaire toepassingen. Een voorbeeld hiervan is visuele vraagbeantwoording, waarbij het systeem een vraag in natuurlijke taal ontvangt en een passend antwoord vindt door visuele informatie te analyseren. Dit vereist dat het model niet alleen de betekenis van de woorden begrijpt, maar ook de visuele context correct interpreteert.
Er zijn echter nog veel uitdagingen die opgelost moeten worden om de potentie van transformer-modellen voor visuele en taalkundige integratie volledig te benutten. Een belangrijke uitdaging is de datadiversiteit. Modellen zoals CLIP hebben een enorme hoeveelheid data nodig om goed te kunnen presteren, en de kwaliteit van de modellen hangt sterk af van de hoeveelheid en variëteit van de data die beschikbaar is voor training. Het verkrijgen van representatieve, goed-gelabelde datasets die zowel visuele als tekstuele informatie bevatten, blijft een van de grootste obstakels in dit onderzoeksgebied.
Naast de technische uitdagingen is er ook de vraag hoe we de ethische implicaties van dergelijke technologieën kunnen beheren. Visuele en taalkundige AI-systemen hebben de potentie om onbedoelde vooroordelen en misinformatie te versterken, vooral als de data waarmee ze worden getraind niet representatief zijn voor alle groepen en perspectieven. Het is van cruciaal belang dat onderzoekers en ontwikkelaars niet alleen kijken naar de prestaties van hun modellen, maar ook naar de sociale impact van deze technologieën op de samenleving.
Wat van belang is om te begrijpen, is dat de integratie van taal- en beeldmodellen niet simpelweg een kwestie is van het combineren van twee soorten informatie. Het is een proces van diepgaande interactie tussen de twee modaliteiten, waarbij het model leert de complexe relaties tussen visuele inhoud en de bijbehorende taalkundige betekenis te begrijpen. De verdere ontwikkeling van deze modellen zal leiden tot meer geavanceerde systemen die in staat zijn om te begrijpen wat ze zien en wat ze lezen op een manier die veel dichter bij de menselijke perceptie ligt.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский