Microtexturen op snijgereedschappen worden steeds belangrijker in de productie van nauwkeurige en efficiënte verspaningsprocessen. Verschillende studies hebben aangetoond dat het aanbrengen van specifieke texturen op het snijoppervlak van gereedschappen verschillende voordelen biedt ten opzichte van traditionele coatings, zoals TiAlN. Een van de belangrijkste voordelen is de significante vermindering van snijkrachten, waaronder tangentiële krachten, axiale voedkracht en radiale krachten. Dit gebeurt door de verminderde contactlengte tussen het gereedschap en het werkstuk, wat resulteert in minder wrijving en minder energieverbruik.

Bij een experiment waarbij microtextuur-gecoate gereedschappen werden vergeleken met standaard TiAlN-gecoate gereedschappen, werd duidelijk dat de textuur een aanzienlijke vermindering van de krachten teweegbracht. De 45° positieve gereedschappen met een geweven textuur vertoonden de grootste afname van de axiale voedkracht, gevolgd door andere texturen, zoals die met een verticale snijkant en verschillende kruistekstrures. De afname varieerde van 10,7% tot 14,7%, afhankelijk van het type gereedschap.

Bij de metingen van de radiale krachten werd een vergelijkbaar patroon waargenomen. Gereedschappen met een microtextuur hadden lagere radiale snijkrachten dan de reguliere TiAlN-gecoate gereedschappen. De verminderingen liepen uiteen van 10,1% tot 29,7%, met de 45° positieve gereedschappen die het meest effectief waren in het verlagen van deze krachten.

De microtexturen bieden dus niet alleen een afname van de krachten, maar zorgen ook voor een verbeterde hechting van de smeermiddelen in de snijzone. Dit draagt bij aan een betere koeling en vermindering van de slijtage van het gereedschap. Door de verminderde wrijving wordt de temperatuur aan het gereedschapoppervlak verlaagd, wat bijdraagt aan het behoud van de hardheid en levensduur van het gereedschap.

Wat betreft de temperatuur van het gereedschap, werd er een significante afname gemeten bij de microtextuur-gecoate gereedschappen in vergelijking met de conventionele TiAlN-gecoate gereedschappen. De temperatuur van het snijvlak was bij de microtextuur-gecoate gereedschappen gemiddeld 5,7% tot 12,2% lager. De verminderde temperatuur kan worden toegeschreven aan de lagere snijkrachten en de verhoogde warmteafvoer door de texturen, die het contactoppervlak vergroten en de smeermiddelen beter in de snijzone kunnen transporteren.

Wat betreft gereedschapsslijtage werd er bij verschillende microtexturen een verscheidenheid aan slijtagepatronen waargenomen. De kruistekstrures vertoonden de grootste ophoping van materiaal en smeermiddelresten, wat leidde tot blokkades en verminderde smeerprestaties. De parallelle snijkanten en 45° positieve texturen hadden een meer gelijkmatige verdeling van smeermiddelresten, wat resulteerde in een betere bescherming tegen wrijving en slijtage. Gereedschappen met verticale snijkanten vertoonden echter de minste ophoping van materiaal, maar gingen sneller in slijtage.

De secundaire slijtage aan de achterzijde van het gereedschap werd ook geanalyseerd. Bij de traditionele gereedschappen werd er veel slijtage waargenomen door onvoldoende hardheid en taaiheid van het materiaal, vooral bij hoge belasting. Gereedschappen met microtexturen toonden een betere weerstand tegen thermische schade en vertraagden het slijtageproces aanzienlijk, vooral bij 45° positieve microtexturen.

Het gebruik van microtexturen op snijgereedschappen verbetert dus de algehele prestaties van het snijproces door de krachten te verlagen, de temperatuur te verminderen en de slijtage te vertragen. Het is belangrijk te begrijpen dat de effectiviteit van de textuur sterk afhankelijk is van de geometrie en de plaatsing van de texturen op het gereedschap, evenals de manier waarop de smeermiddelen worden aangebracht en getransporteerd. Het type textuur moet zorgvuldig worden gekozen op basis van de specifieke toepassing en de gewenste snijprestaties.

Endtext

Hoe kan warmtebeheer tijdens het slijpen geoptimaliseerd worden door nano-versterkte smeermiddelen?

Tijdens het slijpproces vormt warmteontwikkeling een van de meest kritieke technische uitdagingen. De combinatie van hoge wrijvingskrachten en korte contacttijden tussen het slijpwiel en het werkstuk resulteert in een aanzienlijke opbouw van warmte-energie in de slijpzone. Deze energieconcentratie wordt in hoge mate overgedragen aan het werkstuk, wat leidt tot thermische schade, verminderde oppervlaktekwaliteit en zelfs structurele vervorming. Traditionele koelstrategieën schieten vaak tekort bij het beheersen van deze thermische belasting, met name bij het bewerken van moeilijk verspaanbare materialen zoals titaniumlegeringen.

De introductie van nano-versterkte fasecomponenten (NPEC’s) in koel- en smeermiddelen heeft geleid tot een paradigmaverschuiving in hoe warmteafvoer wordt benaderd in de context van slijpen. De aanwezigheid van nanodeeltjes zoals grafeen-nanoplaatjes (GNP), koolstofnanobuisjes (CNT), en andere keramische additieven in de slijpvloeistof draagt bij aan de vorming van een smeerfilm met hoge thermische geleidbaarheid en uitstekende hechting aan het contactoppervlak. Deze film fungeert als thermische buffer en reduceert de warmteflux die op het werkstuk wordt overgedragen. De werking van dit mechanisme berust op osmotische zelfdiffusie, waarbij de nanodeeltjes zich actief verspreiden en het oppervlak stabiliseren.

In experimenteel onderzoek is aangetoond dat de toepassing van MQL (Minimum Quantity Lubrication) verrijkt met CNT’s tijdens bandslijpen van titaniumlegeringen resulteerde in een temperatuurdaling van 32% en een stijging van de verspaningssnelheid met 48%. Deze resultaten onderstrepen het belang van een geoptimaliseerde deeltjesconcentratie. Te lage concentraties leveren onvoldoende smering en koeling, terwijl te hoge concentraties de abrasieve werking hinderen door verstopte zones en een instabiele filmvorming, waardoor het netto-effect op temperatuurbeheer en energieverbruik negatief uitvalt.

De effectiviteit van NPEC’s in combinatie met verschillende koelstrategieën werd verder bestudeerd via temperatuurveldmodellen. Hierbij bleek dat koude lucht, versterkt met NPEC’s, de meest efficiënte koeling opleverde, op de voet gevolgd door lage-temperatuurlucht met NPEC’s. De convectieve warmteoverdrachtscoëfficiënt (CHTC), gemodelleerd aan de hand van kookwarmtegeleiding, bevestigde experimenteel de temperatuurdalingen en onderbouwde de functionele rol van koude luchtstromen bij het verbeteren van warmteafvoer in combinatie met nanomaterialen.

Een ander essentieel prestatiecriterium in het slijpen is de specifieke slijpenergie—de hoeveelheid energie die nodig is om een volume materiaal te verwijderen. Deze metriek dient als indicator voor de effectiviteit van de smeerlaag op het contactvlak tussen gereedschap en werkstuk. Onderzoek naar palmolie-gebaseerde NPEC’s met verschillende GNP-concentraties toonde aan dat een optimale concentratie van 0,1 wt.% de specifieke slijpenergie met meer dan 90% verlaagde ten opzichte van conventionele methoden zoals overstromingskoeling of standaard MQL met commercieel smeermiddel.

Het effect van GNP in verschillende plantaardige oliën (canola, olijf, zonnebloem) op de slijpkrachten en energieverbruik werd eveneens geanalyseerd. Canola-olie bleek het meest effectief, maar bij toevoeging van GNP’s verschoof het prestatiepatroon, waarbij de efficiëntie in slijpenergievermindering volgde: olijf < zonnebloem < koolzaad. Een GNP-concentratie van 1,5 wt.% reduceerde de slijpenergie met 33,83% ten opzichte van traditionele vloeistoffen.

Bij toepassing van GMQL (Grafeen-MQL) werden verdere verlagingen in specifieke slijpenergie bereikt, met duidelijke afhankelijkheid van de nanodeeltjesconcentratie. De meetresultaten lieten een niet-