De houding van Donald Trump tegenover de pers was zonder precedent en vormt een directe bedreiging voor de persvrijheid, niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook wereldwijd. Het risicoloze gedrag van autoritaire regimes die de pers trachten te onderdrukken, werd tijdens Trumps campagne voor het presidentschap versterkt door zijn woorden en daden. Waar andere wereldleiders misschien voorzichtig zijn in hun kritiek op de media, gaf Trump blijk van een openlijk vijandige houding. Deze retoriek en de acties die ermee gepaard gingen, hebben niet alleen de Amerikaanse pers in gevaar gebracht, maar ook de vrijheid van journalisten wereldwijd.
Voorheen had de Verenigde Staten zich vaak gepresenteerd als de voorvechter van de persvrijheid op het wereldtoneel. Met zijn diplomatieke invloed en militaire macht had het land in het verleden politieke druk kunnen uitoefenen om de rechten van journalisten in repressieve regimes te beschermen. Het verlies van deze invloed, als gevolg van Trumps vijandigheid tegenover de pers, heeft de mogelijkheden om op te komen voor de vrijheid van meningsuiting in landen met autoritaire leiders aanzienlijk verminderd.
In de aanloop naar de verkiezingen van 2016 werd Donald Trump bekritiseerd door verschillende journalistieke organisaties, waaronder het Committee to Protect Journalists (CPJ), die hem beschreef als een directe bedreiging voor de persvrijheid. Het was een ongekend moment voor zo'n organisatie om zich expliciet tegen een politieke kandidaat uit te spreken, maar Trumps herhaalde aanvallen op journalisten maakten zijn houding tegenover de media onmiskenbaar. Hij stelde niet alleen de legitimiteit van de berichtgeving ter discussie, maar ondernam ook actieve stappen om journalisten die zijn standpunten niet ondersteunden uit te sluiten van persconferenties en publieke optredens. Dit was een nieuwe wending in de manier waarop een Amerikaanse politieke leider zich tegenover de pers opstelt, en het creëerde een angstige en vijandige atmosfeer voor journalisten die de taak hadden om de regering verantwoordelijk te houden.
De houding van Trump tegenover de pers kwam ook tot uiting in zijn publieke toespraken. Bij zijn “Make America Great Again”-rallies, waar de steun van zijn aanhangers centraal stond, ging hij herhaaldelijk in op de “fake news”-media. Trump stelde dat de mainstream media het volk misleidde en legde de schuld voor elke negatieve berichtgeving bij hen. Tijdens deze toespraken riepen zijn aanhangers slogans als “CNN sucks” en “fake news”, wat de kloof tussen de president en de pers verder vergrootte. Het werd duidelijk dat zijn kritiek niet alleen gericht was op het bekritiseren van specifieke berichten, maar op het ondermijnen van de hele institutionele rol van de pers in een democratie.
De gevolgen van deze vijandigheid waren niet beperkt tot de Verenigde Staten. Het schept een precedent voor andere wereldleiders die minder geneigd zijn om de persvrijheid te respecteren. In landen met autoritaire regimes biedt de retoriek van Trump een rechtvaardiging voor het verder inperken van de persvrijheid, aangezien het idee van ‘nepnieuws’ door veel regeringen wordt overgenomen als een manier om kritiek te onderdrukken. Het model van Trump wordt hierdoor in andere landen als voorbeeld gezien, wat kan leiden tot een grotere repressie van journalisten wereldwijd.
Naast de directe aanvallen op de pers, was er ook de manier waarop Trump de kritiek van de media trachtte te delegitimeren. Door journalisten als vijanden te bestempelen, werd elke vorm van oppositie door de media niet alleen gepolitiseerd, maar werd deze ook als gevaarlijk en onbetrouwbaar gepresenteerd. Dit is een gevaarlijke ontwikkeling, vooral in een tijd waarin de pers een cruciale rol speelt in het informeren van het publiek en het controleren van de macht.
In dit klimaat werd het steeds moeilijker voor journalisten om hun werk te doen zonder angst voor vergelding, wat hun vermogen om de macht te controleren en verantwoording af te leggen ondermijnde. Dit werd nog duidelijker toen Trump zijn steun uitsprak voor wetgeving die het voor journalisten moeilijker zou maken om bronnen te beschermen. Het gevolg was een verslechtering van de werkvoorwaarden voor journalisten en een grotere dreiging van juridische gevolgen voor degenen die kritisch waren over het beleid van de regering.
Het is van essentieel belang te begrijpen dat de gevolgen van Trumps aanvallen op de pers niet beperkt blijven tot de Verenigde Staten. Ze hebben wereldwijd invloed, omdat ze het wereldbeeld van journalisten beïnvloeden en de druk op andere landen vergroten om dezelfde technieken te gebruiken om media tegen te werken. De democratische waarden die de persvrijheid ondersteunt, zijn onmiskenbaar met de verdediging van de pers als een recht dat wordt gedragen door zowel de overheid als de samenleving.
De rol van journalisten in de samenleving is cruciaal. Ze fungeren als de ogen en oren van het publiek en stellen de regering en machtige instanties in staat om verantwoording af te leggen voor hun daden. Het is essentieel dat deze rol wordt beschermd, niet alleen in de Verenigde Staten, maar wereldwijd. Wat er onder Trumps regering gebeurde, was een waarschuwing voor de wereld over de gevaren van het ondermijnen van de persvrijheid en de noodzaak om journalisten te beschermen tegen politieke aanvallen. Het behoud van een vrije en onafhankelijke pers is een hoeksteen van elke democratie en moet onverminderd worden verdedigd tegen degenen die proberen deze vrijheid in gevaar te brengen.
Hoe de Persvrijheid Onder Druk Staat: De Gevallen van Kelly en Pompeo
Het incident tussen NPR-journaliste Mary Louise Kelly en de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo onthult een zorgwekkende trend in de omgang met de pers in de huidige politieke sfeer. Kelly’s interview met Pompeo, dat oorspronkelijk was opgezet om te spreken over de situatie in Iran, escaleerde toen ze ook vragen stelde over de Oekraïne-affaire. Wat volgde was een publieke confrontatie waarin Pompeo haar beschuldigde van het verspreiden van leugens, ondanks dat uit e-mailcorrespondentie bleek dat de Pompeo-staf op de hoogte was van haar intentie om breed te vragen, zonder enige bezwaren tegen de onderwerpen.
Het incident zette een breed debat in gang over de verhoudingen tussen de Amerikaanse regering en de pers. Na het interview werd Kelly geconfronteerd met directe repercussies, zoals de weigering van de Staatspersdienst om NPR-correspondente Michele Kelemen accreditatie te geven voor een buitenlandse reis met Pompeo. De reactie van Pompeo, die de journalist onder druk zette en haar werk publiekelijk aanhaalde, werd door velen gezien als een poging tot intimidatie en censuur.
De persoonlijke aanvallen op journalisten door politici, vooral wanneer ze kritisch verslag doen, komen niet uit de lucht vallen. In de afgelopen jaren heeft de president van de Verenigde Staten, Donald Trump, herhaaldelijk de pers beschuldigd van "nepnieuws" en haar als "de vijand van het volk" bestempeld. Dit creëert een gevaarlijk precedent voor de relatie tussen de regering en de media, waarin de persvrijheid wordt ondermijnd door politieke druk en retaliatie. Het incident met Pompeo, waarbij hij een journalist publiekelijk discrediteerde, is slechts een voorbeeld van hoe de pers steeds vaker wordt geconfronteerd met vijandigheid, zowel van regeringsfunctionarissen als van het publiek.
Opmerkelijk is dat het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat zich normaal gezien moet inzetten voor de verdediging van de persvrijheid wereldwijd, in deze situatie juist de aanval koos. Dit werd nog problematischer toen het gebruik van officieel briefpapier van het ministerie werd ingezet om de beschuldigingen tegen Kelly kracht bij te zetten. In een tijd waarin journalisten wereldwijd worden gevangengenomen en gedood omwille van hun werk, lijkt het steeds minder vanzelfsprekend dat de VS zich daadwerkelijk aan hun principes van vrije pers houdt.
De rol van de pers in een democratie is essentieel. Het waarborgen van de vrijheid van de media is cruciaal voor het functioneren van een gezonde samenleving, waarin burgers toegang hebben tot onpartijdige en feitelijke informatie. Het incident tussen Kelly en Pompeo benadrukt de groeiende kloof tussen de politiek en de pers, en de gevolgen die deze scheiding kan hebben voor de integriteit van nieuwsberichten en publieke opinie.
Deze situatie roept de vraag op hoe we als samenleving kunnen reageren op pogingen om de pers het zwijgen op te leggen. Het is niet alleen een kwestie van het beschermen van individuele journalisten, maar van het handhaven van de vrijheid van informatie. Wanneer de overheid zich mengt in de berichtgeving, of het nu gaat om het ontslaan van journalisten van persreizen of het afsnijden van toegang tot belangrijke informatie, zetten ze een gevaarlijk precedent. Persvrijheid is een fundament van elke democratische rechtsstaat en moet ten koste van alles worden verdedigd.
Als we kijken naar de bredere context van dit incident, moet men zich ook bewust zijn van de wereldwijde uitdagingen waarmee journalisten worden geconfronteerd. In landen waar persvrijheid ernstig onder druk staat, worden journalisten vaak het doelwit van geweld, arrestaties of zelfs moorden. Dit heeft invloed op de manier waarop nieuws wordt verzameld, geanalyseerd en gedeeld. De bescherming van journalisten en het waarborgen van hun veiligheid zijn van vitaal belang voor de toekomst van een vrije en eerlijke pers.
Endtext
De strijd tussen persvrijheid en censuur tijdens de Amerikaanse burgeroorlog en de Eerste Wereldoorlog
Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog en de Eerste Wereldoorlog was de kwestie van persvrijheid in de Verenigde Staten een complex en vaak beladen onderwerp. In beide gevallen stelden overheidsfunctionarissen zich op het standpunt dat de controle over de media noodzakelijk was voor de bescherming van nationale veiligheid en stabiliteit, maar het bracht ook een spanningsveld tussen het recht van de pers om vrij te publiceren en de regeringsbehoefte om potentiële gevaren voor de oorlogsinspanningen te voorkomen.
Tijdens de Burgeroorlog, vooral in de vroege jaren van het conflict, werd de persfreedom ernstig ingeperkt door de federale regering. Terwijl de maatregelen oorspronkelijk werden ontworpen om te voorkomen dat geheime informatie over troepenbewegingen of militaire kampen in de openbaarheid kwam, werden ze ook gebruikt om dissidente stemmen te onderdrukken. De regering van Abraham Lincoln was hierin niet altijd direct verantwoordelijk, maar de besluiten om de pers te censureren werden vaak genomen door de kabinetsecretarissen en militaire bevelhebbers. De acties waren vooral gericht op staten zoals Missouri en Kentucky, waar de dreiging van afscheiding groot was. In Missouri werden bijvoorbeeld kranten die de Confederatie steunden, zoals de St. Louis State Journal, gesloten en werd de redacteur gearresteerd.
De censuur werd vaak uitgeoefend door militaire autoriteiten, die krantenkantoren afsloten, drukmateriaal in beslag namen en journalisten intimideerden of zelfs arresteerden. Een voorbeeld hiervan is de sluiting van de krant in Louisville in 1861 en de arrestatie van haar redacteuren. Deze acties waren vaak niet officieel goedgekeurd door de regering van Lincoln, maar de federale autoriteiten stonden ze zelden tegen. Hoewel er geen direct bewijs was dat Lincoln persoonlijk de onderdrukking van de pers goedkeurde, was er evenmin bewijs dat hij deze praktijken tegenhield.
De pers in Noordelijke staten was niet immuun voor pogingen tot censuur. Kranten die tegen de oorlog waren of die de Republikeinse regering bekritiseerden, werden vaak het doelwit van gewelddadige aanvallen door pro-oorlogsmensen. Een voorbeeld hiervan was in Haverhill, Massachusetts, in augustus 1861, toen een boze menigte de redacteur van de Essex County Democrat aanviel en hem besmeurde en door de straten sleurde. Hoewel de aanvallers uiteindelijk aangeklaagd werden, werd niemand daadwerkelijk bestraft. In veel gevallen steunden Republikeinse kranten deze aanvallen, waarbij ze de Democratische kranten beschuldigden van het schaden van de eenheid van de Unie.
De vraag of de censuur gerechtvaardigd was, wordt nog steeds besproken door historici. Sommigen stellen dat de federale overheid de vrijheid van meningsuiting schond, vooral door de pers te beperken in een tijd van oorlog. Anderen beweren echter dat dergelijke maatregelen noodzakelijk waren voor het behoud van de Unie en om de vijandige Confederatie te verslaan. In 1863 bijvoorbeeld herstelde Lincoln de rechten van de Chicago Times, die tijdelijk was geschorst door een generaal. Lincoln verweet de generaal dat hij de belangen van de persvrijheid niet had gewogen tegen de belangen van de Unie. Hoewel Lincoln zich vaak zorgen maakte over de impact van bepaalde publicaties op de oorlogsinspanningen, was hij op sommige momenten bereid om een balans te vinden tussen nationale veiligheid en de vrijheid van de pers.
Dit spanningsveld tussen nationale veiligheid en persvrijheid kwam opnieuw naar voren tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen president Woodrow Wilson pogingen ondernam om wetgeving in te voeren die zijn administratie de bevoegdheid zou geven om de pers te censureren. In een brief aan Edwin Y. Webb, voorzitter van de commissie voor Justitie van het Huis van Afgevaardigden, pleitte Wilson voor de noodzaak van censuur om schadelijke of gevaarlijke informatie die de oorlogsinspanningen zou kunnen ondermijnen, tegen te houden. Wilson erkende de kracht van de pers om de publieke opinie te beïnvloeden, maar waarschuwde dat sommige actoren in de media acties zouden kunnen ondernemen die "hoogst gevaarlijk" zouden zijn voor de natie in oorlogstijd.
Hoewel de censuurmacht die Wilson zocht uiteindelijk niet in de Espionage Act van 1917 werd opgenomen, werd veel van zijn verzoek in 1918 ingevoerd in de zogeheten Sedition Act, die werd ontworpen om kritiek op de oorlogsinspanningen en de regering te onderdrukken. De vraag of dergelijke maatregelen gerechtvaardigd waren blijft een punt van discussie, maar de ideologie die achter Wilsons verzoeken stond, was duidelijk: de pers moest onder controle worden gehouden om gevaarlijke ontrouw te voorkomen en de nationale veiligheid te waarborgen.
In zowel de Burgeroorlog als de Eerste Wereldoorlog zien we hoe de overheid de vrijheid van meningsuiting vaak inperkte uit angst voor gevaarlijke publieke opinies die de oorlogsinspanningen konden ondermijnen. Dit roept de vraag op in hoeverre de bescherming van nationale veiligheid het recht op vrije meningsuiting mag inperken, een vraag die nog steeds relevant is in moderne conflicten en tijden van crisis.
Wat ging er mis op de verkiezingsavond van 2000? Een journalistieke evaluatie van CNN's verslaggeving
Op de verkiezingsavond van 2000 beschrijven CNN's leidinggevenden, correspondenten en producenten de verslaggeving als een fiasco, een ramp en een debacle. Deze kritieken worden in ons rapport bevestigd. Wij willen graag twee hoofdpunten toelichten: ten eerste de context van ons rapport en ten tweede de inhoud ervan.
Allereerst is het belangrijk om te benadrukken dat ons rapport een beoordeling van de journalistiek betreft. Als journalisten en academici kregen wij de opdracht van CNN om een onafhankelijke evaluatie uit te voeren en de vraag te beantwoorden: Wat gebeurde er op verkiezingsavond 2000? Waarom gebeurde het en wat kan er gedaan worden om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen? Onze bevindingen, oordelen en aanbevelingen zijn gebaseerd op de idealen, principes en beste praktijken van de journalistiek. Het rapport moet worden beschouwd als een onafhankelijke peer review van de kwaliteit van de journalistieke verslaggeving, niet als een politieke of juridische opinie of als een verklaring over het openbaar beleid. Wij geloven dat CNN geprezen moet worden als de enige zender die een volledig onafhankelijke externe evaluatie van haar verkiezingsverslaggeving heeft gevraagd, met de bedoeling haar prestaties in de toekomst te verbeteren.
De kritiek in ons rapport richt zich op de kernmissie van de journalistiek: het verstrekken van accurate informatie waarmee het publiek weloverwogen beslissingen kan nemen over belangrijke publieke kwesties. Wij concluderen echter dat CNN en de andere netwerken faalden in het precies rapporteren van de verkiezingsresultaten, vooral in Florida, dat uiteindelijk de doorslaggevende staat bleek voor de verkiezingsuitslag. Deze misser werd veroorzaakt door een overmatige snelheid en hypercompetitie, gecombineerd met overmoed in de inschattingen van experts en een overmatige afhankelijkheid van steeds twijfelachtiger peilingen. De drang om als eerste te zijn of om in ieder geval niet achter de andere netwerken aan te hollen, leidde tot beslissingen die vaak werden genomen op basis van onvolledige of zelfs foutieve informatie.
Het verlangen naar snelheid ten koste van nauwkeurigheid werd mede gedreven door de zakelijke belangen van televisienieuws. De kijkcijfers bepalen de prijs van advertenties, en de advertenties bepalen op hun beurt de winst van de netwerkeigenaren. Deze commerciële belangen waren dus bepalend voor de verslaggeving, en niet de journalistieke standaarden van nauwkeurigheid en integriteit. De berichtgeving werd gestuurd door de drang om als eerste te berichten, wat resulteerde in ongecontroleerde projecties, soms zelfs voordat de verkiezingsbureaus hun definitieve cijfers hadden gepresenteerd.
Daarnaast stellen we dat de Voter News Service (VNS), die als enige bron van informatie voor alle netwerken diende, serieuze gebreken vertoonde. VNS was een samenwerkingsverband tussen concurrerende nieuwsorganisaties, en hoewel het pooling van bronnen kostenefficiënt was, leidde het gebrek aan concurrentie binnen dit systeem tot een verlies van de checks and balances die doorgaans het fundament van de journalistiek vormen. Het ontbreken van een tweede onafhankelijke bron maakte het moeilijk om de juistheid van de verkregen informatie te verifiëren, wat leidde tot het onterecht snel maken van keuzes.
Bovendien vonden we dat de peilingen, en met name de exitpolls, verouderd en onbetrouwbaar waren. Het gebruik van peilingen voor het voorspellen van de verkiezingsuitslagen is problematisch, vooral in dicht op elkaar liggende races, zoals die van 2000. Veel factoren, zoals het toenemende aantal stemmen per post en onvolledige gegevens van niet-beantwoorde vragen, werden onvoldoende in aanmerking genomen. Dit maakt peilingen tot een onvolmaakte maatstaf voor de werkelijke verkiezingsresultaten.
Wij bevelen dan ook aan om exitpolls niet meer te gebruiken om staten te projecteren of te verklaren wie de winnaar is. Ze zouden alleen nog als hulpmiddel voor analyse moeten dienen. Het gebruik van model- of steekproefgebieden moet eveneens worden vermeden, aangezien deze vaak foutieve voorspellingen opleveren. Alle uitspraken over de uitslag zouden gebaseerd moeten worden op daadwerkelijke stemresultaten, en geen projecties mogen worden gedaan zolang de stembureaus nog open zijn.
Daarnaast is het noodzakelijk om de Voter News Service opnieuw te evalueren en mogelijk een tweede parallelle peiling te implementeren. Hoewel deze veranderingen de snelheid van de verslaggeving zouden vertragen, zou dit in wezen een positief effect hebben. Vertraging zou de focus op nauwkeurigheid verbeteren, wat een essentieel element is van journalistieke integriteit.
De gebeurtenissen op die verkiezingsavond hebben niet alleen het vertrouwen in de berichtgeving beschadigd, maar ook een onbedoelde politieke spanning gecreëerd. Het voortijdig toekennen van de overwinning aan Al Gore en later George Bush, gebaseerd op foutieve gegevens, ondermijnde de geloofwaardigheid van de media en zorgde voor verwarring over de werkelijke uitslag van de verkiezingen. Deze fouten waren niet het resultaat van vooropgezette bedoelingen, maar eerder het gevolg van de waan van snelheid en de druk van commerciële belangen.
De kern van dit rapport is dus een oproep om het journalistieke proces in verkiezingsverslaggeving te verbeteren. Er is een duidelijke behoefte aan het herstellen van de balans tussen snelheid en nauwkeurigheid. Journalistieke waarden van integriteit, verantwoordelijkheid en transparantie moeten worden hersteld, waarbij de publieke dienst en niet de winst centraal moet staan in de verslaggeving.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский