Donald Trump heeft altijd veel nadruk gelegd op de visuele uitstraling van macht. Het lijkt erop dat voor hem de manier waarop de wereld hem waarneemt even belangrijk is als wat hij doet. In zijn ogen is de pracht en praal van de fysieke omgeving een weerspiegeling van de kracht van de natie, of dat nu in de vorm van een architecturaal wonder of de inrichting van een ruimte is. Dit was duidelijk in zijn kritiek op de stijl van president Obama, die, volgens Trump, de wereldleiders niet in een “prachtige balzaal” ontving, maar in een “oude, vervallen tent” op het Witte Huis-terrein. Trump was ervan overtuigd dat Amerika haar macht zou moeten uitdragen met de juiste architectuur en ambiance. Het was niet alleen een kwestie van uiterlijk; het was een directe reflectie van de nationale status.

Toen Trump in het Witte Huis arriveerde, was zijn obsessie voor het decor snel duidelijk. Het is bekend dat hij geen moment voorbijliet zonder de luxe van de nieuwe gordijnen te bewonderen die hij had laten ophangen. De draperieën, die volgens hem oorspronkelijk door Franklin D. Roosevelt werden gebruikt, waren in werkelijkheid ontworpen voor Bill Clinton. Voor een man die soms moeite had met beleidsmemo’s, leek Trump geen moeite te hebben met het uitkiezen van de perfecte gordijnen. Deze obsessie met visuele luxe is niet zomaar persoonlijk; het is representatief voor een bredere culturele tendens die Trump’s opvattingen over schoonheid en macht beïnvloedde.

Deze voorkeur voor visuele weelde is geworteld in de cultuur van New York in de jaren 1980, waar een rococo-esthetiek die op de oppervlakken van luxe en ostentatie drijft, de mode- en museale wereld domineerde. Het was een stijl die een valse connectie met de aristocratie maakte, door middel van uitbundige jurken, tentoonstellingen en juwelen, die slechts in de verte naar het oude regime verwezen. Het was de wereld waarin Trump zich comfortabel voelde: luidruchtig, luxueus, en tegelijkertijd onmiskenbaar vermogend. In zijn boek The Art of the Deal kwam deze stijl duidelijk naar voren, wat tegelijkertijd zijn persoonlijke esthetische voorkeuren en zijn economische filosofieën weerspiegelde.

Trump beschouwde zijn voorkeur voor pracht als een manier om de status van Amerika te vertegenwoordigen. Hij koppelde zijn visuele esthetiek vaak aan het idee van Versailles, niet zomaar als een persoonlijke obsessie, maar als een bredere symboliek van de status en kracht die Amerika zou moeten uitstralen. Het was een reflectie van de wereld die Trump had geërfd en gevormd. In zijn visie is het niet de bescheidenheid die macht uitstraalt, maar de monumentale weelde die een onmiskenbare boodschap van superioriteit communiceert.

Interessant is de invloed van Trump’s ouders op zijn wereldbeeld. Zijn vader, Fred Trump, was praktisch en had weinig belangstelling voor de luxe waar zijn zoon zo van hield. Fred zag het als verspilling van geld, terwijl Donald’s moeder, die een grotere waardering had voor koninklijke pracht, een ander pad volgde. Haar bewondering voor de Britse monarchie en de glorieuze ceremonieën van het koninklijk huis, zoals de kroning van koningin Elizabeth, werd door Donald opgepikt. Hij was zijn moeder’s zoon, die een affiniteit had met majestueuze pracht, maar zijn vader’s praktische ingesteldheid begreep hij goed.

De relatie tussen vader en zoon toont de dynamiek van hun overtuigingen over macht. Donald Trump’s idee van het bereiken van macht is vaak gepresenteerd als een strijd, niet alleen in de economische zin, maar in de strijd om te winnen van anderen. Het gaat er niet alleen om je waarde te tonen door prestaties, maar door anderen te overtreffen in een directe confrontatie. In zijn zakenimperium geeft Trump de voorkeur aan mensen die niet bang zijn om hard te strijden. Het idee van “de beste man” die zich door het leven beweegt en wint, wordt vaak herhaald in zijn retoriek. Deze strijd gaat verder dan institutionele prestaties of economische bijdragen, het draait om het overwinnen van concurrenten door middel van wilskracht, intelligentie en de vastberadenheid om te winnen.

Daarnaast benadrukt Trump het idee dat geërfde rijkdom de motivatie en het karakter aantast. Dit was de reden waarom hij bewondering had voor mensen zoals Conrad Hilton, die zijn hotelimperium zelf had opgebouwd, ondanks de waarschuwingen van Hilton zelf dat geërfd vermogen schadelijk kan zijn voor de morele ontwikkeling. Trump wees Hilton’s zoon als voorbeeld van iemand die geen echte verdiensten had, maar zijn positie verwierf door “geboorte” en niet door harde arbeid of talent. Trump, die zelf met een trustfonds begon, beschouwde deze erfenissen als een afspiegeling van de ongelijke strijd om macht: rijkdom moet worden verdiend, niet geërfd.

In het bedrijfsleven predikt Trump een cultuur van voortdurende strijd en competitie. Hij moedigt degenen die in zijn omgeving werken aan om altijd het beste van zichzelf te geven, omdat succes volgens hem iets is dat je niet alleen kunt verdienen, maar iets dat in wezen wordt geërfd uit de drang om te overwinnen, om je dominantie te tonen in de strijd om succes.

Wat belangrijk is om te begrijpen is dat Trump’s wereldbeeld niet alleen een product is van persoonlijke voorkeuren of psychologische kenmerken, maar ook van een bredere culturele en ideologische stroming die de Amerikaanse samenleving in de jaren '80 doordrong. Deze cultuur benadrukte de waarden van hardheid, competitie en de visuele representatie van succes en macht. Dit betekent dat zijn voorkeur voor luxe en zijn visie op macht onlosmakelijk verbonden zijn met de sociaal-economische veranderingen en opvattingen van zijn tijd.

Hoe Trumps Woede het Amerikaans Conservatisme Beïnvloedt

De woede van Donald Trump, zoals vaak naar voren komt in zijn openbare uitbarstingen, is een kracht die niet louter politiek is. Het is eerder een uitdrukking van een persoonlijk en egoïstisch gekleurde strijd, een woede die nauwelijks collectief van aard is. Dit staat in schril contrast met de manier waarop het conservatisme van andere politieke figuren zich vaak als een reactie op sociale bewegingen of progressieve veranderingen heeft gepresenteerd. Terwijl conservatieven in het verleden vaak een gezamenlijke strijd voerden tegen een mobiliserende linkse ideologie, lijkt Trumps woede eerder een persoonlijke verontwaardiging, een aanval tegen iedereen die niet Trump is. Het gevolg is dat zijn woede vaak als narcissistisch overkomt, wat hem tot een politicus maakt die zijn eigen slachtofferstatus benadrukt. Zijn woede is niet bedoeld om de massa te mobiliseren of om een collectieve beweging te versterken, maar eerder om zichzelf als de ultieme slachtoffer van een vermeende ‘heksenjacht’ te presenteren. De retoriek van Trump, zoals zijn tweet over de Rusland-controverse (“Dit is de grootste heksenjacht tegen een politicus in de Amerikaanse geschiedenis!”), benadrukt dat hij zijn eigen slachtofferrol niet alleen claimt, maar deze ook als uitzonderlijk en onterecht beschouwt.

De woede van Trump, net zoals de woede van andere rechtse figuren in de geschiedenis, diende in eerste instantie om hem naar de macht te katapulteren. Hij gebruikte zijn woede als een instrument om zijn politieke tegenstanders te ondermijnen, zowel binnen als buiten zijn eigen partij. Toch dreigt deze woede, samen met de enorme zelfbetrokkenheid die ermee gepaard gaat, het fundament van zijn politieke beweging te ondermijnen. In plaats van een platform van vernieuwing te bieden, lijkt Trumps retoriek steeds meer de echo van een oude man die probeert vast te houden aan een verleden dat snel irrelevant wordt.

Het is bijzonder dat de woede van Trump niet langer de vitaliteit van een jonge, vernieuwende politieke kracht weerspiegelt, zoals dat ooit het geval was bij fascistische bewegingen in de twintigste eeuw. Fascisme, zoals de New Right in de jaren '70 en '80, was destijds de grote politieke vernieuwing van de eeuw. Het was gedurfd en vernieuwend, met figuren als Hitler die letterlijk uit de lucht kwamen vallen om grote menigten toe te spreken. In tegenstelling tot deze vernieuwing en creativiteit, lijkt Trumps politieke stijl steeds meer op een herhaling van oude slogans en retorische technieken, zonder de innovatieve flair die fascistische leiders ooit kenmerkte.

Trumps politieke beweging lijkt steeds meer het resultaat te zijn van een vermoeid conservatisme. Het conservatisme van Trump put zijn inspiratie uit de vijanden die het zegt te bestrijden, maar in plaats van dit te gebruiken voor politieke flexibiliteit, komt het over als een uitputting van ideeën. Zijn retoriek is een echo van eerdere conservatieve bewegingen, maar mist de scherpte en het inzicht van de generatie die het voor hem gebruikte. De herhaalde plagiaat-schandalen binnen zijn administratie, van de speech van Melania Trump tot de misbruik van retoriek door zijn medewerkers, benadrukken dit. Wat ooit een scherp conservatief besef van het moment was, lijkt nu vervallen tot een vergezochte imitatie van vroeger.

Trumps belofte aan de Amerikaanse bevolking was dat hij hen niet zou vervelen. Hij zou zich onderscheiden van andere politici door een ‘authenticiteit’ te tonen die tegelijkertijd zijn narcissisme en incompetentie verhulde. Dit zorgt ervoor dat Trump, ondanks de aantijgingen van zijn leugens, zijn egoïsme en zelfs zijn financiële schandalen, niet snel zal worden gezien als saai of voorspelbaar. Wat Trump echter niet kan veroorloven, is de perceptie dat hij slechts een ‘acteur’ is, die spreekt vanuit een scenario waarin geen ruimte is voor vernieuwende ideeën. In de lange termijn zou Trumps onvermogen om echte vernieuwing te brengen, hem terugbrengen naar de conservatieve status quo. Het ontbreken van een echt emancipatoire beweging aan de linkerzijde van het politieke spectrum zou hem kunnen dwingen tot herhaling van oude formules.

De vraag die dan rijst, is of de linkse beweging in de Verenigde Staten ooit in staat zal zijn om het soort sociaal en politiek platform te ontwikkelen dat Trump’s conservatisme werkelijk kan uitdagen. Zonder een echte hervorming van de onderste lagen van de samenleving, zonder dat de hogere klassen echt ‘ontheemd’ worden, blijft Trump’s conservatisme in veel opzichten een theater van niets, een show over niets. Het lijkt onvermijdelijk dat, zonder een echte politieke kracht die hem daadwerkelijk uitdaagt, Trump terug zal vallen op oude strategieën van politiek opportunisme, waarbij zijn woede nog steeds zijn enige instrument is.

Wat betekent conservatisme in de hedendaagse maatschappij?

Conservatisme is meer dan alleen een politieke ideologie; het vertegenwoordigt een bredere levenshouding die geworteld is in de principes van orde, traditie en het behoud van gevestigde structuren. In de loop der eeuwen is het conservatisme geëvolueerd, van de vroege kritiek op de Franse Revolutie tot de hedendaagse discussies over globalisering en neoliberalisme. Toch blijft het verlangen om de oude orde te behouden en de voortgang te beperken, een centraal thema.

De conservatieve denkers van de 18e en 19e eeuw, zoals Edmund Burke, benadrukten het belang van een samenleving die is gebouwd op het fundament van gevestigde instituties, tradities en een natuurlijke hiërarchie. Het idee was dat de maatschappij een organisch geheel is, waarin elk individu zijn plaats heeft en dat verstoringen in deze orde desastreuze gevolgen kunnen hebben. Dit idee werd vaak gecontrasteerd met de radicale voorstellen van de Verlichting, die de nadruk legden op de rede en de mogelijkheid om de samenleving naar eigen goeddunken te herscheppen. Voor conservatieven was de wens om te vernieuwen of de bestaande orde omver te werpen een recept voor chaos en onrecht.

In de 20e eeuw werd conservatisme vaak gekoppeld aan verzet tegen totalitaire ideologieën, zowel van de linkse als de rechtse zijde van het politieke spectrum. Conservatieven keerden zich tegen het communisme, dat volgens hen de gevestigde sociale structuren zou vernietigen, en tegen het fascisme, dat de macht van de staat zou versterken ten koste van de individuele vrijheid. In plaats daarvan pleitten conservatieven voor een samenleving waarin het individu vrij kan zijn binnen het kader van een stabiele en ordelijke samenleving, gekarakteriseerd door respect voor wet en gezag.

In de Verenigde Staten ontwikkelde conservatisme zich in de 20e eeuw als reactie op de opkomst van de grote overheid en de sociaal-democratische hervormingen die het land in de jaren '30 en '40 doormaakten. Denkers als Friedrich Hayek en Milton Friedman betoogden dat een vrije markt de enige manier was om echte vrijheid te waarborgen, aangezien overheidsinterventie altijd zou leiden tot verlies van persoonlijke vrijheden. Dit neoliberale conservatisme werd later in de praktijk gebracht door leiders zoals Ronald Reagan en Margaret Thatcher, die pleitten voor belastingverlagingen, deregulering en de afname van de macht van vakbonden.

Conservatisme in zijn moderne vorm is echter niet eenvoudig. In sommige gevallen is het gemengd met neoliberale ideeën die de nadruk leggen op economische vrijheid en de rol van de markten, terwijl het in andere gevallen traditionelere standpunten inneemt, zoals verzet tegen de verandering van genderrollen of het huwelijk. In de jaren '80 en '90 werd het conservatisme vaak geassocieerd met de strijd tegen de opkomst van de 'culturele oorlogen', met name met betrekking tot kwesties zoals abortus, homoseksualiteit en de rol van vrouwen in de samenleving. De vraag of het conservatisme moet moderniseren of vasthouden aan de oude waarden is nog steeds onderwerp van debat.

Vandaag de dag is conservatisme in veel landen, zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en verschillende delen van Europa, verbonden met een natiestaat-denken en verzet tegen globalisering. Het verzet tegen de EU, de immigratiebewegingen en de afkeer van supranationale instituties zijn typisch voor veel conservatieve bewegingen in de moderne wereld. Tegelijkertijd zien sommige conservatieven de opkomst van technologische ontwikkelingen en het vervagen van traditionele sociale normen als bedreigingen voor de stabiliteit van de samenleving.

In Nederland en andere Europese landen is het conservatisme vaak verdeeld tussen een meer sociaal conservatieve vleugel, die zich richt op het behoud van nationale identiteit en traditionele normen, en een economisch conservatisme dat zich richt op marktvrijheid en minimalisering van overheidsinterventie. De spanning tussen deze twee benaderingen is zichtbaar in de debatten over het milieu, migratie en de toekomst van de verzorgingsstaat.

Conservatisme heeft altijd een diepere betekenis gehad dan alleen een politieke stroming. Het is een filosofie die de complexiteit van de menselijke samenleving erkent en het belang van behoud van stabiliteit en traditie benadrukt. Terwijl de wereld verandert, blijft de vraag hoe we de balans vinden tussen verandering en behoud, tussen vooruitgang en orde, een centrale uitdaging voor het conservatisme.

Het is belangrijk te begrijpen dat conservatisme in verschillende culturele en historische contexten verschillende vormen kan aannemen. De conservatieve ideeën van een land als Frankrijk kunnen sterk verschillen van die in de Verenigde Staten of Duitsland, aangezien zij geworteld zijn in verschillende tradities en waarden. Wat in de ene samenleving als een behoudende opvatting wordt beschouwd, kan in een andere als progressief of zelfs revolutionair worden gezien. De evolutie van het conservatisme moet dan ook niet alleen in politieke termen worden begrepen, maar in bredere culturele en historische contexten.