Jacques Derrida duikt diep in de aannames waarop het structuralisme gebaseerd is, en voert vooral een aanval op het idee dat er een diepe structuur in teksten zit die hun betekenis vastlegt. Dit concept, dat al veronderstelt dat een tekst een voorafbepaalde structuur bezit die zijn betekenis "behoedt", wordt door Derrida verworpen. In plaats van te denken dat de structuur van een tekst een gegeven is, moet men de tekst beschouwen als iets dat voortdurend in verandering is en steeds nieuwe betekenissen aanneemt. Voor Derrida is schrijven niet iets wat gedetermineerd is of vastligt; het is een creatieve, dynamische en onvoorspelbare handeling: "Schrijven is inauguraal, in de frisse betekenis van het woord, gevaarlijk en angstaanjagend. Het weet niet waar het naartoe gaat."

Dit idee van onbestendigheid van betekenis staat in schril contrast met de gedachte van structureel-analyse. Terwijl het structuralisme stelde dat teksten organische, goed georganiseerde entiteiten waren die onderworpen waren aan systematische ontleding en het vinden van vaste structuren, ziet Derrida teksten als fluïde en ongrijpbaar. De tekst ontsnapt aan de poging om haar onder een eenduidige betekenis te vangen. "Er is wat we de 'speling van de structuur' kunnen noemen", stelt hij. Deze speling, of het ontglippen van betekenis aan de controle, maakt elke poging tot decoderen onzeker. Er kan geen definitieve lezing zijn van een tekst, want elke lezing zal nieuwe betekenissen oproepen, afhankelijk van de lezer en de context.

Dit idee gaat tegen de basisprincipes van veel religieuze tradities in, zoals het christendom of de islam, waar de heilige teksten worden gezien als een drager van een onbetwistbare, definitieve betekenis. Het idee dat de Bijbel of de Koran niet precies zouden weten waar ze naartoe gaan, zou als ketterij worden beschouwd. Dit illustreert de spanning tussen de postmoderne visie van Derrida en de meer traditionele opvattingen over waarheid en betekenis.

Derrida wijst niet alleen de traditionele kritische benaderingen van teksten af, maar stelt ook dat literatuurkritiek, die vaak probeert om de "ware" betekenis van een tekst te onthullen, gebaseerd is op een valse premisse. Volgens hem is literatuurkritiek in de essentie altijd al structuralistisch, in zijn streven om het ondoorzichtige van de tekst te ontrafelen. Deconstructieve critici echter richten zich meer op het vastleggen van de ambiguïteiten en lacunes in de tekst dan op het verklaren van wat de werkelijke betekenis is. Dit leidt vaak tot een ander soort benadering, waarbij de nadruk ligt op het vinden van de gebrokenheid of de onvolledigheid van de tekst, in plaats van op het streven naar een alomvattend begrip.

De vraag naar waarheid in dit alles is ook problematisch. Derrida maakt het duidelijk dat waarheid een concept is dat altijd ongrijpbaar blijft, en dat in plaats van als iets dat ooit volledig wordt onthuld, waarheid altijd een soort van onvolledige aanwezigheid is. In zijn reflectie op de woorden van de schilder Paul Cézanne, die verklaarde "de waarheid in schilderkunst te verschuldigd zijn", twijfelt Derrida aan wat het betekent om waarheid te verschuldigen of te tonen. Waarheid kan niet zonder meer gepresenteerd worden, het is altijd "gedeeld", "verdeeld" en dus nooit geheel volledig. Dit leidt tot de onvermijdelijke conclusie dat waarheid altijd buiten ons bereik zal blijven, en daarmee ook de mogelijkheid voor absolute waardeoordelen.

In dit licht lijkt alles wat met waarheid te maken heeft, altijd slechts een "waarheidseffect" te zijn — een poging om de schijn van waarheid te wekken zonder deze ooit volledig te realiseren. In de moderne context van fake news en de post-truth beweging, waarbij de schijn van waarheid voldoende is om geloofwaardigheid te verkrijgen, kunnen deze zogenaamde "waarheidseffecten" zich als echt voordoen, maar ze blijven altijd slechts illusies. Derrida’s visie stelt dat elke poging om waarheid volledig te definiëren, gedoemd is te falen, omdat waarheid nooit in een zuivere, definitieve vorm kan worden vastgelegd.

Het is belangrijk voor de lezer te begrijpen dat de betekenis van teksten nooit vastligt, en dat de zoektocht naar een onwrikbare betekenis altijd leidt tot een vorm van illusie. De teksten blijven altijd ruimte laten voor interpretatie, wat de rijkdom en de complexiteit van elke lezing vergroot. Het is essentieel om te beseffen dat de zoektocht naar waarheid en betekenis in kunst en literatuur nooit een lineair proces is, maar eerder een steeds voortschrijdende ontdekking die nooit tot een definitief eindpunt komt.

Hoe gaan we om met de waarheid in fictie en postwaarheid?

Fictie heeft altijd gespeeld met de waarheid, waarbij het zich voordoet als een representatie van de werkelijkheid, terwijl we ons ervan bewust zijn dat het een product is van de verbeelding van de auteur. Dit is geen probleem, aangezien we als lezers, kijkers of luisteraars bereid zijn om de wereld van een fictief verhaal binnen te stappen, onze scepsis tijdelijk opzij te zetten en ons onder te dompelen in de wereld die de auteur heeft gecreëerd. Deze suspension of disbelief is een welbewuste keuze, een spel dat wij zonder veel moeite aangaan, en dat maakt fictie tot een bijzondere ervaring. Of het nu gaat om literatuur, film of televisie, ons dagelijks leven wordt voortdurend doordrenkt met verhalen die ons zowel vermaken als informeren.

Daartegenover staat de theorie van samenzweringen, die van ons vraagt om niet slechts tijdelijk onze ongeloof te suspendere, maar om dit op een wilskrachtige en langdurige manier te doen. Het vereist een geloof in het verhaal, dat vaak berust op vervormde of volledig gefantaseerde feiten, maar wordt gepresenteerd als een onthulling van verborgen waarheden. Dit onderscheid is belangrijk, aangezien samenzweringstheorieën vaak bedoeld zijn om niet alleen onze perceptie van de werkelijkheid te veranderen, maar ook ons gedrag te beïnvloeden en ons te manipuleren. Een treffend voorbeeld hiervan zijn de ‘Protocollen van de Wijzen van Sion’, die, hoewel ze volledig verzonnen waren, een enorm destructieve invloed hadden op de publieke opinie, het antisemitisme aanwakkerden en uiteindelijk bijdroegen aan de omstandigheden die de Holocaust mogelijk maakten.

Fictie is altijd bedoeld om de lezer te betrekken, maar slechts voor de duur van het verhaal. We weten dat de gecreëerde wereld niet realiteit is, en zodra het verhaal eindigt, stappen we er weer uit. Het is een tijdelijke, maar betekenisvolle ervaring. Fictie, zelfs wanneer deze de waarheid uitdaagt of verdraait, heeft doorgaans een positieve invloed op onze beleving van de wereld en kan ons zelfs aanzetten tot reflectie en zelfinzicht. Dit staat in contrast met samenzweringstheorieën, die niet alleen de waarheid verdraaien, maar vaak ook schadelijk zijn, omdat ze de mogelijkheid bieden om de massa te manipuleren en zelfs geweld aan te wakkeren.

In de context van de postwaarheid is het cruciaal om te begrijpen dat er verschillende vormen van waarheid en postwaarheid bestaan. Zoals Julian Baggini heeft betoogd, kunnen we verschillende soorten van waarheid onderscheiden, en de postwaarheid is daarin niet eenduidig. Fictie en samenzweringstheorieën vormen twee tegenovergestelde vormen van postwaarheid. De eerste heeft vaak een positief effect op ons leven, terwijl de tweede kan leiden tot wantrouwen, verdeeldheid en destructie. In beide gevallen is er een verhaal, een narratief, dat onze aandacht trekt, maar onze reactie op dat verhaal varieert enorm. Terwijl fictie onze kijk op de wereld kan verruimen, vernauwt de samenzweringstheorie deze vaak, vaak ten koste van de sociale en politieke stabiliteit.

Een ander belangrijk aspect van het omgaan met postwaarheid in fictie en samenzweringstheorieën is het vermogen om onderscheid te maken tussen de twee. Fictie is bedoeld om ons te vermaken of te onderwijzen door middel van verhalen die zich afspelen in een geconstrueerde werkelijkheid, en hoewel het ons soms uitdaagt om na te denken over de betekenis van wat wordt gepresenteerd, is het in wezen een tijdelijke escapade. Samenzweringstheorieën, daarentegen, proberen vaak een blijvende verandering in onze opvattingen teweeg te brengen, en dat is wat hen problematisch maakt. Ze zoeken niet alleen goedkeuring voor hun standpunten, maar proberen ons ook te beïnvloeden om acties te ondernemen op basis van die vervormde realiteit.

Naast deze dynamiek is het essentieel te erkennen dat fictie, ondanks de fantasie die het vaak oproept, ons ook iets over de menselijke natuur en onze samenleving kan leren. Het kan ons confronteren met onze eigen overtuigingen, waarden en vooroordelen en ons helpen om onze wereld op nieuwe manieren te begrijpen. Conspiracy-theorieën daarentegen, hoewel ze soms ook in narratieven gewikkeld zijn, hebben de neiging om de waarheid te manipuleren en te verdraaien om een politiek of ideologisch doel te bereiken, wat vaak resulteert in schade en verdeeldheid.

De uitdaging voor de hedendaagse samenleving is dus niet alleen het onderscheiden van fictie en samenzweringstheorieën, maar ook het vermogen om te navigeren tussen verschillende vormen van waarheid en postwaarheid. Het vereist kritische reflectie, vooral wanneer we geconfronteerd worden met informatie die onze overtuigingen en percepties uitdaagt. Fictie kan ons verrijken, maar we moeten alert blijven voor de destructieve kracht van samenzweringstheorieën, die ons niet alleen een valse waarheid voorschotelen, maar ook onze bereidheid om die waarheid te omarmen kunnen manipuleren. Dit is de essentie van de postwaarheid – het vermogen om waarheden te presenteren die niet gebaseerd zijn op feitelijke realiteit, maar die toch overtuigen en ons handelen sturen.