In recente studies over hyperspectrale beeldregistratie zijn verschillende benaderingen en technieken ontwikkeld om de nauwkeurigheid en robuustheid van het registratieproces te verbeteren. Deze methoden spelen een cruciale rol in het effectief combineren van beelden met verschillende spectrale eigenschappen, zoals die welke worden verkregen met satellieten en andere geavanceerde sensoren.
Een belangrijke ontwikkeling is de methode van bandselectie op basis van informatie, zoals voorgesteld door Cariou et al. (35). Ze stelden voor om spectrale banden van een afbeelding te clusteren in twee groepen door de wederzijdse informatie te minimaliseren. Deze aanpak helpt om de meest relevante spectrale gegevens te extraheren, wat essentieel is voor het verbeteren van de registratie. Ordonez et al. (38) breiden deze benadering verder uit door de entropie van spectrale banden te berekenen, niet alleen voor individuele beelden, maar voor beide beelden die voor registratie worden gebruikt. Deze techniek maakt het mogelijk om de spectrale banden met de maximale entropie te selecteren en de meest informatieve kenmerken te extraheren, wat resulteert in een robuustere registratie bij het werken met meerdere hyperspectrale beelden.
De toepassing van de Scale-Invariant Feature Transform (SIFT) voor sleutelpuntextractie en matching is een andere belangrijke techniek. SIFT, ontwikkeld door Lowe (39), maakt het mogelijk om extreme punten in een afbeelding te identificeren en robuuste descriptoren te extraheren, die ongevoelig zijn voor schaling en rotatie. Dit maakt SIFT bijzonder nuttig voor het matchen van beelden die variëren in oriëntatie en schaal. In hyperspectrale beeldregistratie worden deze SIFT-punten vaak gebruikt in combinatie met andere technieken, zoals PCA (Principal Component Analysis), en het extraheren van sleutelpunten over meerdere spectrale banden in plaats van slechts één enkele band. Dit verhoogt de nauwkeurigheid van de registratie, vooral wanneer de beelden verschillen in hun spectrale resolutie.
Er zijn verschillende varianten van de SIFT-methode, zoals de Orientation Restricted SIFT (OR-SIFT) van Vural et al. (41), die de descriptoren aanpast om robuuster te zijn tegen niet-lineaire intensiteitsveranderingen. Dergelijke verbeteringen helpen bij het registreren van beelden die zijn verkregen op verschillende tijdstippen of onder verschillende omstandigheden, zoals variaties in belichting. In sommige gevallen wordt SIFT zelfs gecombineerd met andere technieken zoals Harris en SURF (Speeded-Up Robust Features) voor het extraheren van sleutelpunten, wat leidt tot betere resultaten in de registratie van hyperspectrale beelden.
Een ander belangrijk aspect in hyperspectrale beeldregistratie is de selectie van de juiste spectrale banden voor de matching. In de studie van Ordonez et al. (38) wordt de nadruk gelegd op het gebruik van de entropieën van de spectrale banden uit beide HS-beelden voor de bandselectie. De experimenten toonden aan dat het gebruik van cross-berekeningen van informatiegebaseerde metrieke waarden tussen de twee beelden betere prestaties opleverde dan het werken met afzonderlijke beelden. Dit wijst erop dat het belangrijk is om de interacties tussen de spectrale banden van beide beelden in aanmerking te nemen om een nauwkeurige en robuuste registratie te bereiken.
Bovendien kan het gebruik van technieken zoals Maximally Stable Extremal Regions (MSERs) het potentieel voor nauwkeurige matching vergroten. MSERs worden gedefinieerd als gebieden waar de pixelwaarden binnen het MSER hoger of lager zijn dan die buiten de grens van het MSER. Deze regio's worden als robuuster en onderscheidender beschouwd dan traditionele SIFT-punten voor de registratie van hyperspectrale beelden.
Wat verder essentieel is om te begrijpen, is dat er niet één ideale benadering is voor hyperspectrale beeldregistratie. De keuze van de techniek hangt af van de aard van de beelden die geregistreerd moeten worden, de sensoren die zijn gebruikt, en de specifieke eisen van de applicatie. Sommige technieken presteren beter bij het omgaan met variaties in lichtomstandigheden of opnamen onder verschillende hoeken, terwijl andere beter zijn in het omgaan met spectrale variaties tussen beelden. Het is ook belangrijk om te erkennen dat hoewel sommige benaderingen veelbelovend zijn, ze vaak nog steeds gevoelig zijn voor bepaalde uitdagingen, zoals het behandelen van niet-lineaire veranderingen in intensiteit of het omgaan met ruis in de beelden.
Tot slot moeten we het belang van continue evaluatie van de prestaties van verschillende technieken benadrukken. Het vergelijken van verschillende registratietechnieken op basis van meerdere metrische criteria—zoals de percentage van correcte sleutelpunten, de gemiddelde ruimtelijke afstand tussen punten na transformatie, en de structurele gelijkenis tussen de referentie- en getransformeerde beelden—is van cruciaal belang. Dit stelt onderzoekers in staat om de meest geschikte methode te kiezen voor een specifieke toepassing en om de effectiviteit van hun gekozen techniek te waarborgen.
Hoe kunnen verschillende hyperspectrale beeldregistratiemethoden omgaan met de vervorming tussen beeldparen?
De registratie van hyperspectrale beelden (HS) is een complex proces dat meerdere uitdagingen met zich meebrengt, vooral wanneer we kijken naar multispectrale (MS) en hyperspectrale (HS) beelden. Een van de belangrijkste problemen is het gebrek aan voldoende sleutelpunten voor registratie, een gevolg van de schaalverschillen tussen MS- en HS-beelden. In hun studie stelden Ren et al. voor om een netwerk te ontwerpen dat de gemeenschappelijke en stabiele grijs- en randkenmerken van beide beelden extraheren kan. Dit verhoogde het aantal geëxtraheerde sleutelpunten en het percentage van juiste overeenkomsten aanzienlijk. Het gebruik van dit netwerk bleek met name effectief te zijn wanneer het schaalverschil tussen de beeldparen groter werd.
Hoewel diepe leertechnologieën de afgelopen jaren veel aandacht hebben gekregen in verschillende domeinen van beeldanalyse en -begrip, bevinden ze zich nog in de beginfase wat betreft hyperspectrale beeldregistratie. Dit komt door verschillende uitdagingen zoals onvoldoende gelabelde data, sensorverschillen voor verschillende spectrale bereiken, thermische ruis in thermische banden, evenals de impact van dag- en nachtschommelingen, weersomstandigheden en seizoensveranderingen. Ook de toepassing van beeldsynthesetools voor verschillende spectrale regio’s vormt een complicerende factor. Deze aspecten zijn essentieel om te begrijpen in het kader van de ontwikkelingen in diepe-leertechnologieën voor HS-beeldregistratie.
Het proces van beeldregistratie wordt verder gecompliceerd wanneer we kijken naar thermische spectrale regio’s, zoals de midden-infrarood (MWIR, 3-5 μm) en lange-golf infrarood (LWIR, 7,5-14 μm) banden. In de VNIR- en SWIR-banden worden signalen voornamelijk gedomineerd door gereflecteerde componenten van de scène. In de thermische banden wordt het signaal echter beïnvloed door zowel de thermische straling die door de pixels wordt uitgezonden, afhankelijk van hun temperatuur, als door de emissiviteitskenmerken van de pixels, die verband houden met de materiaaleigenschappen. Dit maakt de registratie van HS-beelden in thermische spectrale banden aanzienlijk complexer, vooral vanwege temperatuurveranderingen tussen het moment van beeldvastlegging en de sterkere thermische ruis in de thermische banden. Daardoor is de registratie van thermische HS-beelden een relatief weinig onderzochte problematiek.
In een van de weinige studies over de registratie van MWIR- en LWIR-HS-beelden wordt de standaard beeldregistratieprocedure gevolgd. Eerst worden de MWIR- en LWIR-HS-beelden omgezet naar 2D-beelden. Deze 2D-beelden worden vervolgens gefilterd van ruis en geschaald naar hetzelfde bereik. Daarna wordt de sleutelpuntgebaseerde registratie toegepast op de 2D-beelden. De resulterende transformatie wordt vervolgens toegepast op alle banden van de MWIR- en LWIR-HS-beelden om de HS-cubussen uit te lijnen. Het grootste vraagstuk bij dit proces is het vinden van de beste 3D/2D-transformatie. Verschillende alternatieven zijn onderzocht, zoals temperatuurkaarten, pixelenergie, emissiviteitkaarten en hoofdcomponenten.
Een van de veelbelovende methoden voor het registreren van beelden tussen MWIR- en LWIR-banden is het gebruik van geschatte temperaturen van de pixels in beide spectrale bereiken. Bij voorbeeld, de gebruikelijke technologieën zoals de helderheidstemperatuur, pixelenergie, gemiddelde emissiviteit en eerste hoofdcomponent kunnen dienen als gemeenschappelijke kenmerken voor beeldregistratie. Experimenten tonen aan dat de helderheidstemperatuur, pixelenergie en de eerste hoofdcomponent goed correleren met elkaar in het thermische bereik. Dit maakt ze bijzonder geschikt voor de registratie van MWIR- en LWIR-HS-beelden. De resultaten van deze benadering waren veelbelovend, met hoge percentages van correcte sleutelpunten en succesvolle mozaïekconstructie van de beelden.
Bij het vergelijken van verschillende methoden voor het registreren van MWIR- en LWIR-HS-beelden, blijkt uit de gegevens dat de voorgestelde methode – die gebruik maakt van 3D/2D-transformatie, 2D-kaarten, SIFT en RANSAC – betere prestaties levert dan handmatige selectie van sleutelpunten. Dit geldt vooral omdat handmatige selectie in thermische HS-beelden uitdagend is door de sterke thermische ruis. Het automatische proces voor sleutelpuntselectie na de 2D-transformatie blijkt veel efficiënter te zijn.
Bij het werken met thermische HS-beelden is het belangrijk te begrijpen dat naast de technische uitdagingen van beeldregistratie, zoals ruis en temperatuurvariaties, de keuze van de juiste kenmerken voor de transformatie cruciaal is. Sleutelkenmerken zoals de helderheidstemperatuur, emissiviteit en energie van de pixels zijn niet alleen noodzakelijk voor het verbeteren van de registratie-efficiëntie, maar ook voor het waarborgen van een succesvolle interpretatie van de beelden na de transformatie.
Het registreren van thermische HS-beelden vereist een diep begrip van de spectrale eigenschappen van de beelden en de bijbehorende emissiviteitsmodellen. Deze kennis stelt onderzoekers in staat om de juiste registratiemethoden te kiezen, de beeldkwaliteit te verbeteren en een meer gedetailleerde en accurate analyse van de beelden uit te voeren. De vooruitgang in de ontwikkeling van diepgaande leermethoden voor beeldregistratie heeft het potentieel om een breed scala aan toepassingen in onder andere aardobservatie, milieuonderzoek en defensie te verbeteren, maar er zijn nog steeds aanzienlijke technologische en praktische obstakels die moeten worden overwonnen.
Hoe de Multi-Otsu en Meervoudige Drempelalgoritmes de Segmentatie van Hyperspectrale Beelden Verbeteren
De Multi-Otsu-algoritme biedt een effectieve oplossing voor het segmenteren van beelden met complexe intensiteitsverdelingen door de intensiteits-histogrammen van de beelden te analyseren en een gewenst aantal klassen voor segmentatie te detecteren. Dit algoritme is bijzonder krachtig voor het segmenteren van beelden met verschillende intensiteitspieken, waarbij het doel is om de drempelniveaus zo te berekenen dat de variantie tussen de klassen wordt gemaximaliseerd. Dit maakt het mogelijk om pixels die tot verschillende objecten behoren, nauwkeurig te segmenteren.
De variantie wordt berekend voor elke subrange tussen de drempels, die zijn afgeleid van de intensiteitspieken in het histogram. De kostenfunctie van het algoritme wordt gegeven door de formule:
waarbij het gewicht of de klassekans is, en de standaarddeviatie van de klasse-intensiteit. De complexiteit van het algoritme varieert afhankelijk van het aantal intensiteitspieken en de grootte van het beeld, en ligt ergens tussen en , waarbij het aantal intensiteitspieken is en en respectievelijk de breedte en hoogte van het beeld vertegenwoordigen.
Wat betreft de nauwkeurigheid van de segmentatie, worden verschillende statistische maatstaven gebruikt, waaronder de Mean Squared Error (MSE), Peak Signal-to-Noise Ratio (PSNR) en Root Mean Square Error (RMSE). De MSE meet het gemiddelde van de gekwadrateerde afwijking tussen de werkelijke pixelintensiteit en de voorspelde segmentatieresultaten. Hoe lager de MSE-waarde, hoe beter de segmentatie. PSNR wordt gebruikt om de kwaliteit van de segmentatie te beoordelen in vergelijking met het oorspronkelijke beeld, waarbij hogere waarden duiden op een betere overeenstemming tussen de gesegmenteerde en het originele beeld. RMSE biedt een enkel numeriek resultaat dat de algehele fout meet tussen de werkelijke en voorspelde waarden, waarbij lagere waarden een hogere nauwkeurigheid aangeven.
In de praktijk leveren de Multi-Otsu en Meervoudige Drempelmethoden uitstekende prestaties in termen van segmentatiekwaliteit en rekenkundige efficiëntie. In de gevallen van de datasets van Pavia University, Indian Pines en Salinas vertonen de Multi-Otsu-segmentatie en Meervoudige Drempelmethoden opmerkelijke resultaten, waarbij de laagste MSE- en RMSE-waarden vaak samenhangen met een hogere PSNR-waarde. De Multi-Otsu-algoritme blijkt bijzonder effectief te zijn bij het segmenteren van beelden met meerdere intensiteitspieken, terwijl de Meervoudige Drempelmethode doorgaans sneller werkt, wat deze methode aantrekkelijk maakt voor toepassingen met complexe of grote datasets.
Hoewel de Multi-Otsu-methode de voorkeur heeft voor toepassingen die nauwkeurigheid vereisen, is het belangrijk om te realiseren dat de rekenkundige complexiteit toeneemt naarmate het aantal intensiteitspieken en drempels stijgt. Dit kan de snelheid van de segmentatie beïnvloeden, vooral bij grotere beelden of meer gedetailleerde datasets. Daarom is de keuze tussen de twee algoritmes vaak afhankelijk van het specifieke gebruiksscenario, waarbij de Meervoudige Drempelmethode het meest geschikt is voor toepassingen die snelheid vereisen, en Multi-Otsu ideaal is wanneer precisie en nauwkeurigheid van groot belang zijn.
De verscheidenheid aan beschikbare algoritmes biedt veel flexibiliteit, en de keuze tussen verschillende technieken moet zorgvuldig worden gemaakt op basis van de specifieke eisen van het onderzoek of de toepassing. Het gebruik van deze methoden in toepassingen zoals remote sensing en hyperspectrale beeldverwerking biedt aanzienlijke voordelen in termen van zowel snelheid als nauwkeurigheid, maar vereist ook een goed begrip van de onderliggende wiskundige principes en de manier waarop verschillende parameters de uiteindelijke prestaties beïnvloeden.
Met betrekking tot de MSE-, RMSE- en PSNR-waarden wordt duidelijk dat er een aanzienlijke verbetering in de segmentatieresultaten kan worden bereikt door het aantal klassen en drempels te verhogen, maar dit moet altijd worden afgewogen tegen de toenemende rekentijd. Bovendien speelt de keuze van de drempelwaarden een cruciale rol bij het bepalen van de balans tussen nauwkeurigheid en rekenkundige efficiëntie. Het is daarom essentieel om de drempelniveaus zorgvuldig te kalibreren om optimale resultaten te verkrijgen zonder onnodige rekenlast.
Bij het toepassen van Multi-Otsu of Meervoudige Drempelmethode in hyperspectrale beeldsegmentatie, moeten onderzoekers ook rekening houden met de visuele perceptie van de resultaten. Ondanks dat de algoritmes uitstekende numerieke prestaties leveren, kunnen de perceptuele verschillen voor menselijke waarnemers soms groter zijn dan de numerieke fouten suggereren. Dit benadrukt het belang van het integreren van zowel objectieve statistische maatstaven als subjectieve beoordeling bij het evalueren van segmentatieresultaten.
Hoe kunnen geoptimaliseerde modificaties van AuNP's met alkanethiolen nonspecifieke binding in DNA-assays onderdrukken?
Hoe Multi-level XGBoost kan worden toegepast voor het analyseren van vervaagde patronen in sterrenbeelden
Hoe Grafieken te Teken uit C-Programma's en Analyseren met Gnuplot en Octave

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский