Voordat het geval Green v. Kennedy (1970) en Green v. Connally (1971) werd opgelost, werd de belastingvrije status van instellingen zoals evangelische scholen niet gezien als publieke financiering. Na deze rechtszaken werd het duidelijk dat raciaal discriminerende toelatingspraktijken een reden konden zijn om belastingvrije status in te trekken of te weigeren. Het bleef echter een open vraag of de segregatie op basis van religieuze overtuigingen nog steeds beschermd zou worden door het Hooggerechtshof. Dit markeerde het begin van een politieke beweging onder witte evangelischen om de belastingvrije status van hun gesegregeerde scholen te verdedigen.

De vraag of evangelischen betrokken waren bij een politieke strijd vóór de uitspraak van Roe v. Wade is complex. Hele schooldistricten in het Zuiden werden ontruimd door witte leerlingen, en gesegregeerde religieuze scholen ontvingen veel politieke steun van witte evangelischen die zich verzetten tegen raciale integratie. Evangelischen creëerden en werkten actief aan het verdedigen van privé-gesegregeerde scholen, wat een breed en geïnstitutionaliseerd politiek fenomeen werd. Dit was niet beperkt tot een marginale groep, zoals in het geval van Bob Jones University. Evangelische groepen zoals de American Baptist Churches, de United Presbyterian Church en de National Association of Evangelicals dienden amicus curiae-verklaringen in ter ondersteuning van de rechtszaak tegen het beleid van de IRS met betrekking tot de belastingvrije status van gesegregeerde scholen.

Het was duidelijk dat, hoewel het verzet tegen segregatie in de politiek steeds minder geaccepteerd werd door het bredere publiek, het voor evangelische leiders een strategische beslissing was om zich te richten op andere politieke kwesties, zoals abortus, als reactie op de druk van de overheid. Het verdedigen van gesegregeerde scholen was een belangrijke motor voor de mobilisatie van witte evangelischen, maar abortus zou de sleutel worden tot het versterken van hun politieke invloed.

In 1980 begon de steun van evangelischen voor Ronald Reagan, die beloofde de IRS in te tomen, steeds groter te worden. Bij een bijeenkomst van 10.000 evangelische kiezers in Dallas in augustus 1980 sprak Reagan zich uit tegen het "ongrondwettelijke reguleringsbeleid" van de IRS, maar zonder het onderwerp abortus direct te noemen. Desondanks zetten leiders van de religieuze rechterzijde de aanval in op abortus, wat resulteerde in de groeiende politieke kracht van evangelischen als een "moral majority." Balmer (2014) stelt echter dat de werkelijke wortels van de religieuze rechterzijde niet in de verdediging van het ongeboren leven liggen, maar in het verdedigen van raciale segregatie.

De verschuiving van de politieke steun van witte evangelischen naar de Republikeinse Partij was meer dan alleen een reactie op kwesties zoals abortus. Het was het resultaat van een diepergeworteld verzet tegen de integratie van scholen en de bredere rol van de federale overheid bij het waarborgen van gelijke kansen voor minderheden. Dit verzet tegen de federale inmenging in segregatie was een sleutelcomponent van hun politieke mobilisatie, en het was vanaf de jaren '60 een kracht die de politieke koers van evangelischen beïnvloedde.

Wanneer de IRS in de jaren '70 begon met het sturen van vragenlijsten naar evangelische scholen, begonnen leiders van de evangelische beweging zich te verenigen op manieren die ze eerder niet hadden gedaan. Paul Weyrich, oprichter van de Heritage Foundation en een belangrijke figuur in het creëren van de "moral majority", zag een nieuwe mobilisatie van evangelische leiders. Segregatie was niet langer een politiek haalbare optie voor het brede publiek, maar de focus op abortus bood een nieuw politiek kader.

De verschuiving in de stemgedrag van evangelischen van de Democraten naar de Republikeinen wordt vaak toegeschreven aan hun standpunten over abortus. Toch blijkt uit analyses dat raciale attitudes een veel grotere rol speelden in deze verschuiving dan vaak wordt erkend. Onderzoek van David C. Leege en anderen (2002) bevestigt dat van 1968 tot 1988 de verschuiving van evangelischen naar de Republikeinen vooral werd bepaald door raciale kwesties en de rol van de federale overheid in het bevorderen van gelijke kansen voor minderheden.

Hoewel abortus een belangrijk politiek onderwerp werd, was het niet de oorsprong van de politieke verschuiving van evangelischen. De verdediging van segregatie, en de verzet tegen federale pogingen om raciale integratie te waarborgen, was de werkelijke motor achter de politieke beweging van witte evangelischen naar de Republikeinse Partij. De combinatie van deze raciale conservatisme met de latere focus op abortus heeft bijgedragen aan de opkomst van de moderne religieuze rechterzijde.

De cruciale rol van raciale attitudes in het verklaren van de politieke verschuivingen van evangelischen wordt duidelijk wanneer men naar de lange termijn kijkt. Het politieke gedrag van evangelische kiezers kan niet volledig begrepen worden zonder rekening te houden met de dieperliggende raciale overwegingen die hen motiveerden om zich af te zetten tegen de integratie van scholen en de federale bemoeienis met raciale kwesties. De beweging naar de Republikeinse Partij werd gevoed door een breed scala aan culturele en sociale zorgen, waarvan raciale kwesties centraal stonden.

De verschuivingen in het stemgedrag van evangelische kiezers zijn complex en multifactorieel, maar het is belangrijk te begrijpen dat hun steun voor de Republikeinen niet slechts een reactie was op de opkomst van abortus als politieke kwestie. Het was in veel gevallen een voortzetting van een langere strijd om de controle over de manier waarop de Amerikaanse samenleving zich zou ontwikkelen ten aanzien van raciale integratie en de federale betrokkenheid bij deze processen.

Hoe Het Emergent Christendom de Theologie en Gemeenschap Hervormt door Dialoog

Het emergente christendom (ECM) wordt gekarakteriseerd door een verschuiving in de manier waarop kerkelijke gemeenschappen hun geloof begrijpen en praktiseren. Dit nieuwe paradigma ontstond als reactie op de meer traditionele en hiërarchische structuren binnen de evangelische en orthodoxe kerken, waar de focus meestal ligt op vaste leerstellingen en de autoriteit van de geestelijkheid. In tegenstelling tot de klassieke benadering, die sterk afhankelijk is van de schriftelijke waarheid en het vaststaande geloof, benadrukt de ECM dialoog, reflectie en de voortdurende evolutie van theologische overtuigingen door een gezamenlijke zoektocht naar waarheid.

Een belangrijk kenmerk van het emergente christendom is de nadruk op gezamenlijke voorbereiding van de prediking. Waar traditionele diensten vaak een enkele prediker kennen die het geloof verkondigt, werkt de emergente gemeenschap gezamenlijk aan de voorbereiding van de preek. Dit gebeurt doorgaans in een committee dat in de loop van de week bijeenkomt om de teksten te bespreken. Dit proces resulteert in een gezamenlijke preek, meestal gehouden door een lid van de gemeente, waarin ruimte is voor interactie en debat. Na de preek volgt vaak een tijd voor discussie en vragen, waarbij de leden van de gemeenschap betrokken worden bij het gesprek. Dit "progressieve dialoog"-model, zoals het soms wordt genoemd, wordt gekarakteriseerd door openheid, waarbij de toepassing van bijbelse teksten niet vaststaat, maar uitnodigt tot reflectie.

In plaats van te focussen op een definitieve waarheid, moedigt het emergente christendom een dynamisch en open gesprek aan over de bijbel en de christelijke leer. Dit staat in schril contrast met de traditionele benadering van het evangelische christendom, dat doorgaans vasthoudt aan een objectieve en vaste interpretatie van de bijbel en de leer van Christus. In de ECM wordt de rol van de geestelijkheid vaak verminderd, en het geloof binnen de gemeenschap wordt mede gevormd door de veranderende overtuigingen van de leden zelf. Het concept van autoriteit is flexibel; veel emergente christenen beschouwen de autoriteit zowel in de Schrift als in de gemeenschap. Dit resulteert in een voortdurende evolutie van de theologie die beïnvloed wordt door de collectieve reflectie van de leden, in plaats van door een vaststaande dogmatiek.

Dit betekent echter niet dat er geen ruimte is voor geloofsovertuigingen. De ECM moedigt de acceptatie van een breed scala aan perspectieven aan, zowel in het denken als in de praktische toepassing van het geloof. Het is geen kwestie van een allesomvattende dogma, maar eerder een voortdurende zoektocht naar waarheid door gesprek en reflectie. Er is ruimte voor verschillende visies op de bijbel, de rol van Christus, en zelfs sociale kwesties zoals de rol van vrouwen en ethische normen, zonder dat dit leidt tot een verlies van de kernwaarden van het christendom.

Onderzoek naar de receptiviteit van geestelijken voor de emergente theologie heeft aangetoond dat, hoewel het emergente christendom een relatief kleine beweging blijft binnen het grotere christendom, veel geestelijken bereid zijn de theorieën van de ECM te overwegen. Dit blijkt uit een onderzoek onder 411 Amerikaanse geestelijken uit verschillende christelijke tradities, zoals de Southern Baptist Convention en de Presbyteriaanse Kerk. De resultaten gaven aan dat degenen die zich als emergent beschouwden, over het algemeen meer liberale theologische standpunten innamen dan hun tegenhangers die zich niet als zodanig identificeerden. Dit is zichtbaar in hun standpunten over zaken als de letterlijke waarheid van de bijbel, de terugkeer van Christus en de rol van mannen en vrouwen in de samenleving. De resultaten tonen ook aan dat de emergente geestelijken meer bereid zijn tot dialoog en open discussie over theologische vraagstukken, wat hen onderscheidt van hun meer traditionele collega’s.

Wat verder opvalt, is dat de emergente beweging minder nadruk legt op een vaste hiërarchie en de rol van de geestelijkheid. In plaats daarvan pleiten voorstanders van de ECM voor een "platte" organisatie, waarin de hiërarchische structuur van de kerk wordt vervangen door een model waarin alle leden bijdragen aan het gemeenschappelijke gesprek en de ontwikkeling van de geloofsgemeente. Dit staat in schril contrast met de traditionele kerken, waarin de geestelijkheid vaak het exclusieve recht heeft om te onderwijzen en leiding te geven.

De emergente kerk biedt een model waarin alle leden van de gemeenschap betrokken worden bij de vorming van de theologie en de praktijk van het geloof. Dit kan leiden tot een grotere diversiteit in standpunten binnen de kerk, maar het bevordert ook een meer inclusieve benadering van geloof. De nadruk ligt niet op uniformiteit in overtuigingen, maar op de waarde van het gesprek zelf, waarbij iedereen wordt aangemoedigd om na te denken, te luisteren en deel te nemen aan het proces van geloofsvorming. Dit maakt de emergente beweging aantrekkelijk voor veel mensen die zoeken naar een meer dynamische en open benadering van hun geloof, waarin ze zich gehoord voelen en hun persoonlijke ervaringen en overtuigingen kunnen inbrengen in het grotere gesprek van de gemeenschap.

De uitdaging voor de emergente beweging blijft echter of deze benadering van gemeenschappelijk geloof de bredere kerkelijke wereld zal kunnen beïnvloeden. Ondanks de groeiende belangstelling voor de ECM, blijft het een relatief kleine beweging binnen het bredere christendom, en de vraag of deze benadering op lange termijn levensvatbaar is, blijft open. De verschuiving die het ECM vertegenwoordigt, kan gezien worden als een oproep tot vernieuwing en openheid in de manier waarop kerken hun geloofspraktijken en -structuren vormgeven. Echter, de uitdaging is hoe deze nieuwe vormen van kerk-zijn kunnen blijven bestaan zonder de essentiële kern van het christelijke geloof te verwateren of te verliezen in een eindeloze discussie zonder fundamenten.

De invloed van religie en economische opvattingen op politieke voorkeuren

Het is bekend dat economische status een aanzienlijke invloed heeft op politieke opvattingen, maar de relatie tussen religie, economie en conservatisme is een stuk complexer dan op het eerste gezicht lijkt. Dit wordt duidelijk uit de bevindingen die suggereren dat, hoewel de economische positie invloed heeft op conservatisme, het niet noodzakelijkerwijs religieuze orthodoxie beïnvloedt. De rijkste respondenten blijken de minst orthodoxe in hun overtuigingen te zijn, terwijl ze tegelijkertijd de meest conservatieve op economische kwesties zijn. Deze spanning tussen religie en economie roept vragen op over de manieren waarop religieuze overtuigingen de economische houding van individuen beïnvloeden.

Religieus behoren, geloven en gedrag hebben interessante en complementaire invloeden op economische opvattingen. Deze invloeden zijn vaak subtieler dan het gebruikelijke cultuur-oorlogsdenken, dat voornamelijk draait om thema’s zoals abortus of vrijheid van religie. Dit wijst op de complexiteit van religieuze politiek en laat zien dat de invloed van religie op economische kwesties verder gaat dan de traditionele culturele strijdpunten. Zo blijkt uit de gegevens dat religieus betrokken witte evangelische christenen sterk conservatief zijn op economische kwesties. Dit is niet verrassend gezien de lange geschiedenis van het gebruik van religieuze principes om economische rechtvaardigheid en conservatieve economische beleidsmaatregelen te ondersteunen.

Het voorbeeld van Dr. Carson, die in zijn benadering van economische kwesties sterk werd beïnvloed door zijn religieuze overtuigingen, biedt inzicht in hoe religie en economie elkaar kunnen versterken. Onder de witte evangelischen heeft de benadering van Carson waarschijnlijk een brede aanhang, vooral onder degenen die zich het meest religieus verbonden voelen. Dit benadrukt dat hun steun voor de Republikeinse Partij niet enkel uit culturele redenen voortkomt, maar ook vanuit een gedeeld economisch conservatisme. De steun voor president Trump door deze groep heeft echter de traditionele opvattingen over economische politiek bemoeilijkt. Trump, die onorthodoxe economische standpunten innam, zoals zijn verzet tegen vrije handel en zijn steun voor universele gezondheidszorg, leek weinig van de traditionele conservatieve economische denkbeelden te delen. Toch stemde 81 procent van de witte evangelischen voor Trump.

Deze paradox kan deels verklaard worden door het idee dat culturele kwesties voor deze groep belangrijker waren dan strikt economische argumenten. Veel witte evangelischen zagen in Trump een onvolmaakte, maar voor hen acceptabele kandidaat die zou zorgen voor pro-life stemmen in de Supreme Court, ondanks zijn onorthodoxe economische standpunten. Aan de andere kant kan het ook zo zijn dat de verkiezing vooral om economie draaide, maar dan wel in de context van de verstrengeling van conservatief economisch beleid met witte identiteitspolitiek, zoals Trump die in zijn campagnes benadrukte. In dit kader werd "grote overheid" vooral als problematisch gezien wanneer deze voordelen bood aan de "onverdienden", wat de steun voor Trump verklaart, ondanks zijn onconventionele standpunten.

Wat verder opvalt, is hoe de betrokkenheid bij religie zich verhoudt tot de opvattingen over herverdeling van rijkdom. Religie speelt een significante rol in hoe mensen over armoede, belastingheffing en sociale zekerheid denken. Evangelische christenen, die vaak strikte normen aanhangen met betrekking tot economische ethiek, kunnen bijvoorbeeld weinig steun betuigen aan herverdelingsbeleid dat ze beschouwen als een overheidsinterventie die de persoonlijke verantwoordelijkheid ondermijnt. Dit idee is geworteld in een diepere overtuiging dat economische successen en mislukkingen direct gekoppeld zijn aan moreel gedrag en dat een ‘faire’ samenleving die voor iedereen zorgt, de eigen verantwoordelijkheden van het individu ondermijnt.

Wat de politieke voorkeuren van de witte evangelischen ook verduidelijkt, is dat hoewel economische conservatisme de kern vormt van hun politieke overtuigingen, deze conservatieve opvattingen niet altijd consistent zijn met de bredere conservatieve beweging, vooral wanneer economische kwesties zich mengen met cultuur- en identiteitspolitiek. De vraag is dan: wat is de werkelijke aard van hun conservatisme? Is het puur economisch conservatisme, of is het een breder maatschappelijk conservatisme dat culturele en sociale waarden sterker benadrukt dan economische theorieën?

Voor degenen die dieper in deze kwesties willen duiken, is het belangrijk om te begrijpen dat de combinatie van religie en economische opvattingen niet eenvoudig te verklaren is met klassieke modellen van politieke voorkeur. De invloed van religie op economische opvattingen kan in sommige gevallen versterkt worden door historische en culturele contexten, zoals de protestantse ethiek, die al eeuwenlang een invloed heeft op de Amerikaanse benadering van werk, rijkdom en rechtvaardigheid. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat de wijze waarop economische conservatisme in de praktijk wordt ingevuld, niet altijd consistent is met de oorspronkelijke theorieën die het definieerden, en dat dit fenomeen steeds meer wordt beïnvloed door de bredere culturele en politieke veranderingen die zich in de samenleving afspelen.