De synthese van metalen nanodeeltjes kan tegenwoordig op een milieuvriendelijke wijze plaatsvinden, waarbij het gebruik van agressieve chemicaliën achterwege blijft. Deze groene synthesemethoden maken het mogelijk biocompatibele en ecologisch verantwoorde nanodeeltjes te produceren, die bijzonder waardevol zijn voor farmaceutische toepassingen. Een innovatieve techniek die hierbij veelbelovend is gebleken, is de microgolf-geassisteerde synthese, die een breed scala aan metalen nanodeeltjes kan genereren — waaronder goud, zilver, koper en platina — alsmede hun legeringen en composieten. Deze methode biedt de flexibiliteit om nanodeeltjes met specifieke samenstellingen, maten en vormen te creëren, wat cruciaal is voor gerichte farmacologische toepassingen.

Een van de grootste uitdagingen bij de grootschalige productie van metalen nanodeeltjes is het vermijden van gevaarlijke reagentia en toxische nevenproducten, die vaak onlosmakelijk verbonden zijn met traditionele chemische synthese. Groene synthese, waarbij plantaardige extracten als natuurlijke reductoren en stabilisatoren worden ingezet, vormt een elegant en kosteneffectief alternatief. De in planten aanwezige bioactieve componenten zoals polyfenolen, flavonoïden en andere fyto-chemicaliën reduceren metaalionen en stabiliseren de gevormde nanodeeltjes zonder schadelijke bijproducten te genereren. Bovendien zijn de grondstoffen — plantenmateriaal — gemakkelijk verkrijgbaar, hernieuwbaar en in grote hoeveelheden te produceren, wat deze methode zeer geschikt maakt voor opschaling.

Het proces van groene synthese omvat meestal het verzamelen en extraheren van het gewenste plantendeel, zoals bladeren, bloemen, vruchten of schors, met behulp van oplosmiddelen zoals water, ethanol of methanol. Het verkregen extract wordt vervolgens gemengd met een oplossing van de metaalprecursor (bijvoorbeeld zilvernitraat of goudchloride). De variabelen van de synthese — concentratie van extract en metaalionen, pH en reactietijd — worden geoptimaliseerd om nanodeeltjes met de gewenste eigenschappen te verkrijgen. Resultaten tonen aan dat nanodeeltjes die op deze wijze gesynthetiseerd worden, veelbelovende farmacologische activiteiten vertonen, waaronder antimicrobiële, ontstekingsremmende en anticancereffecten. De synergie tussen de nanodeeltjes en de fyto-chemicaliën versterkt bovendien hun therapeutische potentie.

Naast groene synthese zijn ook andere geavanceerde methoden in opkomst voor de productie en scheiding van nanodeeltjes. Zo bieden waterige tweefasensystemen (ATPS) een efficiënte aanpak waarbij synthese en scheiding in één geïntegreerde stap plaatsvinden. Dit systeem bestaat uit twee niet-mengbare waterige fasen, gecreëerd door het combineren van polymeren en/of zouten. De biocompatibele aard van deze componenten maakt ATPS bijzonder geschikt voor farmaceutische toepassingen. Door variatie in de keuze en concentraties van polymeren en zouten kunnen de eigenschappen van de nanodeeltjes nauwkeurig worden gestuurd. Dit resulteert in nanodeeltjes met specifieke grootte, vorm en samenstelling, die door eenvoudige fase-scheiding — zoals centrifugatie — kunnen worden teruggewonnen.

Verder bieden continue-flow en millifluidische synthese een krachtige oplossing voor het overwinnen van beperkingen van batch-synthese, zoals heterogeniteit en batch-variabiliteit. In deze systemen worden reagentia continu door micro- of millifluidische kanalen gepompt, waar nanodeeltjes zich vormen en groeien onder optimale controle van menging, warmte- en massatransport. Dit leidt tot een verbeterde uniformiteit en reproduceerbaarheid van de nanodeeltjes. De continue karakter van het proces maakt het bovendien geschikt voor grootschalige en duurzame productie.

Naast het belang van het toepassen van milieuvriendelijke methoden en geavanceerde technologieën, is het voor de lezer essentieel te beseffen dat de functionele eigenschappen van nanodeeltjes — zoals hun biologische activiteit, toxiciteit en stabiliteit — sterk afhankelijk zijn van hun fysisch-chemische eigenschappen, die op hun beurt weer worden bepaald door de gekozen syntheseparameters. Het is van cruciaal belang om niet alleen te focussen op het produceren van nanodeeltjes, maar ook op het grondig karakteriseren en optimaliseren van deze eigenschappen voor veilige en effectieve toepassing in de farmacie. Daarnaast moet men de bredere implicaties van opschaling en de milieu-impact van productieprocessen onderkennen; duurzaamheid en biocompatibiliteit zijn geen bijzaak, maar fundamentele voorwaarden voor de toekomst van nanomedicijnontwikkeling.

Wat zijn de beperkingen bij het gebruik van de continuïteitsvergelijking voor het beoordelen van de ernst van coronaire stenose?

De beoordeling van de ernst van coronaire stenose speelt een cruciale rol in de diagnostiek en behandeling van hartziekten. Het meten van de bloedstroom in vernauwde slagaders kan aanwijzingen geven over de mate van obstructie en helpt artsen bij het kiezen van de juiste behandelstrategie. Een van de methoden die vaak wordt gebruikt om de ernst van een stenose te beoordelen, is het toepassen van de continuïteitsvergelijking, die de relatie tussen de bloedstroomsnelheid, de vasculaire diameter en de drukverschillen over de stenose beschrijft. Hoewel deze methode nuttig is, zijn er bepaalde beperkingen en voorbehouden waarmee rekening moet worden gehouden.

Volgens het onderzoek van Di Mario et al. (1993), waarbij de maximale bloedstroomsnelheid in ernstige coronaire stenoses werd gemeten met een Doppler-gidsdraad, kunnen er belangrijke complicaties optreden bij het gebruik van de continuïteitsvergelijking in de praktijk. De studie benadrukt dat de nauwkeurigheid van de continuïteitsvergelijking sterk afhankelijk is van verschillende factoren, zoals de geometrie van de stenose en de aanwezigheid van turbulent stroming. In sommige gevallen kan de methode onjuiste of vertekende resultaten opleveren, vooral wanneer de stenose een onregelmatige vorm heeft, wat bijdraagt aan de complexiteit van de stroombeoordeling.

Daarnaast wordt de continuïteitsvergelijking vaak toegepast in combinatie met Doppler-onderzoeken, die afhankelijk zijn van de juiste positionering van de sonde en de vaardigheid van de arts. Fouten in de interpretatie van de gegevens kunnen leiden tot verkeerde inschattingen van de ernst van de stenose, wat invloed heeft op het behandelplan. De variatie in bloedstroomsnelheden, bijvoorbeeld door tijdelijke veranderingen in de hartslag of de vasculaire tonus, kan eveneens de metingen verstoren.

Bovendien zijn er meer geavanceerde technieken ontwikkeld die de effectiviteit van de continuïteitsvergelijking kunnen verbeteren. Het gebruik van moderne technologieën zoals intraveneuze echografie, optische coherentietomografie (OCT) en angiografie biedt gedetailleerdere informatie over de anatomie van de stenose, wat kan helpen bij een nauwkeurigere beoordeling van de ernst van de obstructie. Deze technieken kunnen de beperkingen van de continuïteitsvergelijking aanvullen door visuele en kwantitatieve gegevens te verstrekken die niet alleen gebaseerd zijn op de bloedstroomsnelheid, maar ook op de wanddikte en het volume van de vernauwing.

De toepassing van nanopartikel-eluerende stents en ballonkatheters is een andere belangrijke ontwikkeling die invloed heeft op de behandeling van coronaire stenose. Nanotechnologie maakt het mogelijk om geneesmiddelen direct naar het gebied van de stenose te leveren, waardoor de kans op restenose en trombose afneemt. Dit biedt een nieuwe benadering voor de behandeling van patiënten met ernstige coronaire aandoeningen. Er zijn echter nog steeds verschillende technische en biologische uitdagingen bij het gebruik van deze innovaties, zoals de lange-termijn stabiliteit van de coating en de precisie van het afgeven van het medicijn.

Belangrijk is dat artsen niet alleen de bloedstroommetingen moeten vertrouwen om de ernst van een stenose te bepalen, maar ook andere diagnostische technieken en klinische informatie in hun beoordeling moeten opnemen. Het is essentieel om de context van de patiënt, zoals comorbiditeiten en klinische symptomen, in overweging te nemen, naast de technische metingen die worden uitgevoerd. Evenzo moet men zich bewust zijn van de mogelijke variabiliteit in de meetresultaten, die kunnen worden beïnvloed door technische factoren en de interpretatie van de arts.

Wat zijn de voordelen en beperkingen van PEGylatie in liposomen voor geneesmiddelentherapie?

RedTM ontwikkelt technologieën die gericht zijn op het verbeteren van therapeutische benaderingen met behulp van nanomedicijnen. Recent onderzoek heeft aangetoond dat tubulaire fotopolymeriseerbare lipiden zoals DC8,9PC, stabiele vesiculaire morfologie kunnen verkrijgen door gebruik te maken van het PEGylated fosfolipide DSPE-PEG2000. De aanwezigheid van hydrofiele PEG-ketens maakt het mogelijk om een lamellaire structuur te induceren, waardoor de noodzaak voor DPPC wordt geëlimineerd. Dit leidt tot een binair lipide stealth nanosysteem. In zeer efficiënte formules werd DC8,9PC in staat geacht om tot 20 mol% van DSPE-PEG2000 in te sluiten en HPPH te kapselen. Dit markeert een significante vooruitgang, aangezien geen eerdere lipideformulering een dergelijke hoge verhouding van PEG-lipiden bevatte. Bovendien werd de encapsulatie van dexamethason, een krachtig medicijn voor reumatoïde artritis, in deze formuleringen onderzocht door een ander team. In beide experimenten leidde het gebruik van DC8,9PC tot een verlengde circulatie, stealth-eigenschappen en een voorkeur voor accumulatie op de gewenste dierlocaties.

PEGylatie van liposomen wordt vaak beschouwd als een veelbelovende technologie voor medicijnafgifte, vooral vanwege de langzame circulatie en stealth-kenmerken die het biedt. PEG (polyethyleenglycol) vormt een beschermende “mantel” rondom de liposomen, waardoor ze moeilijker herkend worden door het immuunsysteem. Hierdoor wordt de afbraak van de liposomen door het mononucleaire fagocytensysteem (MPS) verminderd en wordt de circulatietijd in de bloedbaan aanzienlijk verlengd. Dit verlengt de aanwezigheid van geneesmiddelen in het lichaam en zorgt voor een efficiëntere afgifte aan de beoogde locaties.

De toepassing van PEGylatie kan echter leiden tot onverwachte immunologische reacties, waaronder een versnelde bloedklaring (ABC). Dit fenomeen wordt vaak waargenomen wanneer PEGylated liposomen herhaaldelijk worden toegediend, wat resulteert in de productie van antilichamen tegen de drager. Dit kan leiden tot een verslechtering van de therapieën, aangezien de effectiviteit van de liposomen afneemt door de immuunrespons. Daarom blijft het noodzakelijk om verder onderzoek te doen naar de mechanismen die deze reacties veroorzaken, zodat het ontwerp van PEGylated liposomen geoptimaliseerd kan worden voor langdurige behandelingen.

Naast PEG zijn er andere biocompatibele polymeren die worden gebruikt om stealth liposomen te creëren, zoals polyvinylpyrrolidone (PVP), polyacrylamide (PAA), en TPGS (d-α-tocopheryl PEG 1000 succinaat). Deze alternatieven bieden ook voordelen zoals verhoogde stabiliteit, verbeterde dispersie en langdurige circulatietijden. Zo kan poly(2-ethyleen-2-oxazoline) de bloedcirculatietijd verlengen en de absorptie door de lever en milt verminderen, wat bijdraagt aan een meer gerichte en efficiënte afgifte van geneesmiddelen. TPGS, een vitamine E-derivaat, heeft de aanvullende functie van solubilisator, stabilisator en antioxidant, wat de effectiviteit van de liposomen verhoogt. Polyacrylamide, met zijn hoge waterabsorptiecapaciteit, wordt vaak gebruikt in de productie van stealth liposomen vanwege zijn vermogen om een zachte gel te vormen die nuttig is voor het stabiliseren van geneesmiddelvervoerende systemen.

Hoewel PEGylatie dus aanzienlijke voordelen biedt voor de efficiënte afgifte van geneesmiddelen, zoals verlengde circulatietijden, verminderde immunogeniciteit en de verbetering van de oplosbaarheid van slecht oplosbare stoffen, zijn er ook belangrijke nadelen. Het risico op anti-PEG immuniteit is een van de grootste uitdagingen, waarbij antilichamen tegen PEG kunnen worden aangemaakt, wat de effectiviteit van de therapie na meerdere toedieningen vermindert. Een ander probleem is de zogenaamde complementactivatie-gerelateerde pseudo-allergie (CARPA), die kan optreden bij de toediening van bepaalde PEGylated liposomen, zoals Doxil®. Bij patiënten kan dit leiden tot ernstige allergische reacties, waaronder huiduitslag, ademhalingsmoeilijkheden en hypotensie, wat het gebruik van deze liposomen in langdurige behandelingen kan bemoeilijken.

Naast de genoemde technologieën voor stealth liposomen zijn er ook andere belangrijke innovaties op het gebied van polymeren en biocompatibele materialen. Bijvoorbeeld polysacchariden kunnen specifieke afgifte van geneesmiddelen naar tumoren bevorderen en tegelijkertijd de circulatietijd verlengen. Daarnaast hebben polyglycerolen, die minder vatbaar zijn voor oxidatie en thermische stress dan PEG, bewezen een vergelijkbare anti-aanhechtingseigenschap te bezitten als PEG, wat hen ook tot een veelbelovend alternatief maakt.

Hoewel de voordelen van PEGylatie en andere stealthing-technologieën duidelijk zijn, moeten we blijven zoeken naar manieren om de immunologische uitdagingen te verminderen en de effectiviteit van deze systemen op lange termijn te waarborgen. Het gebruik van stealth liposomen in de klinische praktijk vereist nog steeds uitgebreide studies om het optimale gebruik van deze technologieën te begrijpen en de bijbehorende risico's te minimaliseren.

Welke factoren bepalen het succes van nanomedicijnen in commerciële productie en klinische toepassing?

De ontwikkeling van nanomedicijnen brengt een reeks complexe uitdagingen met zich mee, die vóór aanvang van klinische proeven duidelijk moeten zijn. Vanwege de hoge kosten en de ingewikkeldheid van deze technologieën, moet het voordeel dat nanomedicijnen bieden significant zijn om investeringen te rechtvaardigen. Dit voordeel kan liggen in verbeterde werkzaamheid, verhoogde veiligheid of een grotere gebruiksvriendelijkheid voor de patiënt. Hoe duidelijker deze voordelen zijn, hoe gemakkelijker het is om een hogere prijs te rechtvaardigen bij marktintroductie.

Daarnaast speelt de omvang van de doelgroep een belangrijke rol. Een grotere patiëntengroep betekent een groter marktaandeel en hogere verkoopkansen. Toch moeten deze kansen worden afgewogen tegen de vaak lagere kosten van conventionele geneesmiddelen. Bijvoorbeeld, als een bestaand medicijn eenvoudig oraal wordt ingenomen en het nanomedicijn intraveneus toegediend moet worden, dan is het essentieel te evalueren of artsen en patiënten bereid zijn over te stappen naar een meer invasieve en kostbare behandeling. Hoewel intraveneuze toediening minder frequent kan zijn, vereist het meestal een kliniekbezoek en brengt het hogere totale behandelkosten met zich mee. Zonder duidelijke meerwaarde op het gebied van effectiviteit of veiligheid is de commerciële haalbaarheid van nanomedicijnen beperkt. Daarom moeten deze factoren al vroeg in de ontwikkelingsfase grondig worden onderzocht.

Een ander cruciaal aspect is de bescherming van intellectueel eigendom (IE). Patenten vormen de hoeksteen van commercialisatie, omdat zij innovaties beschermen tegen concurrentie en investeerders zekerheid bieden dat zij hun investering kunnen terugverdienen. Het verkrijgen van IE-bescherming is complex, vooral wanneer het gaat om nieuwe chemische verbindingen, doelgerichte liganden of antilichamen, waarbij vaak meerdere partijen betrokken zijn. Daarnaast moet men oppassen voor zogenoemde "patent thickets" die kunnen leiden tot dure rechtszaken en het commercialisatieproces kunnen belemmeren. Om risico’s te beperken is het belangrijk om vroegtijdig een 'freedom-to-operate' (FTO) analyse uit te voeren. Deze helpt om bestaande patenten in kaart te brengen en waar nodig het productontwerp aan te passen. Inzicht in het patentlandschap is essentieel voor de vertaling van onderzoeksresultaten naar klinisch toepasbare innovaties.

Op het gebied van productie zijn er aanzienlijke uitdagingen. Processen die in kleine hoeveelheden goed werken, zoals sonificatie, homogenisatie of kristallisatie, kunnen bij opschaling leiden tot variabiliteit in kwaliteit en eigenschappen van het nanomedicijn. Consistentie tussen productiebatches is essentieel, omdat verschillen in deeltjesgrootte, oppervlaktestructuur of medicijnencapsulatie de biologische beschikbaarheid en werkzaamheid kunnen beïnvloeden. Het toepassen van 'Quality by Design' (QbD) principes vanaf de vroege ontwikkelingsfase helpt om kritische kwaliteitskenmerken te definiëren en te beheersen.

De stabiliteit van het nanomedicijn tijdens productie, opslag en toediening moet gewaarborgd zijn. Aggregatie of afbraak kunnen de effectiviteit en veiligheid ernstig ondermijnen. Bovendien zijn de kosten van grondstoffen, gespecialiseerde apparatuur en infrastructuur voor GMP-conforme productie hoog. Het samenstellen van een team met multidisciplinaire expertise in nanotechnologie, chemie, biologie en engineering is onmisbaar, maar ook een uitdaging.

Het is van belang dat ontwikkelaars in een vroeg stadium de haalbaarheid en opschaalbaarheid van het productieproces beoordelen. Dit voorkomt onnodige herontwikkelingen en onvoorziene kosten later in het traject. Complexe multifunctionele systemen, bijvoorbeeld met gerichte oppervlakte-modificaties of stimuli-responsieve eigenschappen, verhogen zowel kosten als risico’s. Daarom verdient het aanbeveling om te streven naar eenvoud en reproduceerbaarheid die voldoen aan onvervulde klinische behoeften.

Tot slot is het belangrijk te beseffen dat de mate van verbetering in werkzaamheid en veiligheid ten opzichte van bestaande therapieën het fundament vormt voor acceptatie en succes van nanomedicijnen. Daarnaast kan de patiëntvriendelijkheid, zoals eenvoudiger toedieningsvormen, een doorslaggevende factor zijn in het keuzeproces. Dit alles in samenhang met een voldoende grote doelgroep en de balans tussen investeringskosten en opbrengsten, bepaalt de commerciële levensvatbaarheid van nanomedische producten.

Van belang is ook dat nanomedicine zich beweegt binnen een snel evoluerend wetenschappelijk en regulatoir kader. Regelgevende instanties stellen steeds hogere eisen aan bewijsvoering rond veiligheid en effectiviteit, wat vroegtijdige integratie van regulatoire strategieën noodzakelijk maakt. Verder moeten ethische aspecten rondom nieuwe technologieën continu worden gewogen, evenals de maatschappelijke acceptatie van nanotechnologische toepassingen. Begrip van deze context is cruciaal om innovatie succesvol te vertalen naar klinische praktijk en marktintroductie.

Wat is coacervatie en hoe draagt het bij aan de productie van polymeren voor geneesmiddellevering?

Coacervatie is een proces waarbij een polymeeroplossing zodanig wordt behandeld dat een fase ontstaat die fysisch-chemisch sterk verschilt van het waterige medium waarin het zich bevindt. Dit resulteert in het ontstaan van een polymeer-rijke fase, vaak toegepast bij micro- en nano-encapsulatie van geneesmiddelen. Volgens Ecanow et al. (1990) is de coacervaatfase die het meest afwijkt van water in zijn eigenschappen, en volgens Deasy (1984) is het oplosmiddel aan beide zijden van de interface continu, terwijl polymeren zich tussen beide fasen kunnen verplaatsen. Dit onderscheid maakt coacervatie uniek ten opzichte van andere fasenscheidingsmethoden, zoals emulsificatie en oplosmiddelverwijdering, die eveneens leiden tot de vorming van een polymeer-rijke fase.

Er bestaan verschillende manieren om coacervatie te realiseren, afhankelijk van het type polymeer en de oplosbaarheid ervan. Zo kunnen enkelvoudige wateroplosbare polymeren worden geïnduceerd tot fase-scheiding door toevoeging van een mengbare vloeistof die als niet-oplosmiddel fungeert, verandering in pH, temperatuur of ionen. Ook complexere systemen met twee of meer polymeren, met verschillende oplosbaarheidsprofielen, maken coacervatie mogelijk. In alle gevallen leidt dit tot een polymerenfase waarin de geneesmiddelen effectief ingekapseld kunnen worden.

Coacervatie kan onderverdeeld worden in mono- en complex-coacervatie. Mono-coacervatie gebeurt door het toevoegen van een hydrofiele elektrolyt of niet-elektrolyt om de oplosbaarheid van de nanomaterialen te verlagen, wat agglomeratie en vorming van micropartikels veroorzaakt. Complex-coacervatie gebruikt daarentegen twee polymeren met tegengestelde ladingen, die door elektrostatische aantrekking een vesikel vormen. Dit vermindert eveneens de oplosbaarheid en laat de micropartikels neerslaan uit het oplosmiddel. Dit proces is vooral belangrijk voor de vorming van biocompatibele en afbreekbare deeltjes die toegepast kunnen worden in geneesmiddelleveringssystemen.

De coacervatiemethode maakt het mogelijk om microscopisch kleine polymeren met een gewenste morfologie te verkrijgen, door parameters als polymeerconcentratie, temperatuur en oplosmiddelsamenstelling nauwkeurig te regelen. Dit verklaart waarom polymeren zoals PLGA (polylactic-co-glycolic acid) zo succesvol zijn als dragers voor geneesmiddelen. De flexibiliteit van coacervatie in combinatie met de mogelijkheid tot aanpassing van deeltjesgrootte en oppervlakseigenschappen maakt het een veelzijdige techniek in nanomedicijnproductie.

Daarnaast is de emulsificatie-reverse salting-out techniek een gerelateerde methode waarbij door middel van het toevoegen van zout aan een waterige fase de mengbaarheid met een organisch oplosmiddel wordt verminderd, wat leidt tot de vorming van nanospheres. Hierbij kunnen elektrolyten zoals magnesiumchloride en calciumchloride als zout worden gebruikt, waarbij intensief roeren zorgt voor een olie-in-water emulsie. Verdunning met water zorgt vervolgens voor precipitatie van het polymeer in nanodeeltjes. Hoewel deze techniek een hoge ladingsefficiëntie en schaalbaarheid biedt, moet er rekening worden gehouden met mogelijke incompatibiliteit tussen zouten en geneesmiddelen, en is een zuiveringsstap noodzakelijk.

Een ander belangrijk aspect van nanopartikelproductie betreft de vorming van poly-ionische complexen en ionische gelatie, waarbij geladen polymeren, zogenaamde polyelectrolyten, worden gebruikt. Deze bevatten herhalende elektrolietgroepen die hun lading afhankelijk van de pH kunnen variëren. Polyelectrolyten verbeteren eigenschappen zoals biologische beschikbaarheid en transport over slijmvliezen. Complexen ontstaan bijvoorbeeld tussen polyaminen en nucleïnezuren door complementaire ladingen, waardoor zogenaamde nanoplexes ontstaan die effectief zijn voor de in vivo levering van genetisch materiaal, zoals plasmidegenen, siRNA en antisense-oligonucleotiden. Hierin fungeert het geneesmiddel zelf als onderdeel van het nanocarrier-systeem, wat nieuwe mogelijkheden opent in gerichte therapie.

Naast de chemische en fysische processen is het van belang te begrijpen dat de interacties tussen polymeren, oplosmiddelen en additieven nauwgezet moeten worden beheerst om reproductie en efficiëntie van geneesmiddelleveringssystemen te waarborgen. De oplosbaarheid, mate van fasenscheiding en de eigenschappen van het gevormde polymeer zijn bepalend voor de uiteindelijke functionaliteit van de nanodeeltjes. Deze processen vereisen een grondige kennis van colloïdale chemie, polymeerfysica en farmaceutische technologie.

De kennis van coacervatie en aanverwante technieken vormt daarmee een fundament voor het ontwerp van nieuwe nanomedicijnen, waarbij niet alleen de stabiliteit en afgifte van het geneesmiddel, maar ook de biocompatibiliteit en afbreekbaarheid van de drager worden gegarandeerd. Dit leidt tot betere therapietrouw, gerichte toediening en vermindering van bijwerkingen, cruciaal in de moderne farmacologie.