Fotoactieve vloeibare kristallijne polymeren (LCP's) bieden veelbelovende mogelijkheden voor toepassingen die zich kunnen aanpassen aan externe invloeden, zoals licht, temperatuur of elektrische velden. Ze vormen een essentieel onderdeel van slimme materialen die reageren op veranderingen in hun omgeving. Hun vermogen om snel van vorm te veranderen bij blootstelling aan licht maakt ze uiterst geschikt voor het ontwikkelen van kunstmatige spieren en andere geavanceerde technologieën. De belangrijkste voordelen van deze materialen zijn hun vermogen om op een milieuvriendelijke manier van vorm te veranderen onder invloed van licht, zonder dat er draadverbindingen nodig zijn, wat het gebruik van energie mogelijk maakt op een manier die schoon en volledig omkeerbaar is.
Vloeibare kristallijne elastomeren (LCE's) die fotoactief zijn, bezitten de kenmerken van zowel de anisotropie van vloeibare kristalfasen als de rubberelasticiteit van polymeren. Deze materialen kunnen ingrijpende vervormingen ondergaan afhankelijk van het type en de intensiteit van het licht dat hen bereikt. Dit maakt ze bijzonder waardevol voor een breed scala aan toepassingen, zoals actuatoren in kunstmatige spieren of in andere componenten waar precisiebewegingen van groot belang zijn.
De werking van fotoactieve vloeibare kristallijne netwerken (LCN's) is gebaseerd op een trans–cis-isomerisatie, waarbij bepaalde chromoforen, zoals azobenzeen, reageren op licht door van vorm te veranderen. Deze verandering kan snel omkeerbaar zijn, wat betekent dat het materiaal kan terugkeren naar zijn oorspronkelijke staat na blootstelling aan een ander type licht. Dit biedt interessante mogelijkheden voor dynamische, lichtgestuurde toepassingen waarbij het materiaal zich op betrouwbare wijze aanpast aan veranderende omgevingsomstandigheden.
In het geval van LCE's die gevoelig zijn voor licht, wordt de vormverandering vaak geïnitieerd door ultraviolet licht. Dit veroorzaakt een contractie van het materiaal die kan worden omgekeerd door zichtbaar licht. Een bekend experiment toonde aan dat films van azobenzeen-bevattende LCE's tot 20% konden samentrekken bij UV-blootstelling, waarbij de oriëntatie van de moleculen verandert en daarmee de macromoleculaire structuur van het materiaal. Dit maakt het mogelijk om de materiaaleigenschappen te manipuleren met een hoge mate van controle over de richting van de vervorming, afhankelijk van de polarizatie van het licht.
Bij sommige vormen van fotoactieve LCP-netwerken wordt het vormherstel geïnitieerd door een foto-geïnduceerde cycloadditie-reactie, die de vorm van het materiaal vastlegt na mechanische vervorming. Dit effect wordt gebruikt in zogenaamde 'shape-memory polymers' (SMP's), waarbij het materiaal zijn oorspronkelijke vorm kan herstellen na een stimulus, zoals licht. Dit is bijzonder nuttig voor toepassingen waarbij tijdelijke vervormingen moeten worden vastgelegd en later omgekeerd.
Deze slimme polymeren kunnen zich aanpassen aan een breed scala van stimuli, zoals licht, temperatuur of pH, en zijn dus zeer veelzijdig. Het verschil tussen shape-memory polymeren (SMP's) en shape-changing polymeren (SCP's) ligt in het feit dat SMP's hun oorspronkelijke vorm herstellen nadat ze aan een extern signaal zijn blootgesteld, terwijl SCP's van vorm veranderen zolang ze blootgesteld blijven aan de stimulus. In beide gevallen is de verandering omkeerbaar, maar de mate en snelheid van het herstel of de verandering hangen af van de specifieke eigenschappen van het materiaal en de externe stimuli.
Lichtgestuurde polymere netwerken bieden een bijzonder interessante mogelijkheid voor dynamische toepassingen, waarbij de mechanische eigenschappen van het materiaal snel kunnen worden aangepast zonder dat er veel energie nodig is. Dit maakt ze ideaal voor gebruik in robots, kunstmatige spieren en andere slimme systemen. De fotoactieve eigenschappen van deze polymeren kunnen zelfs verder worden gemanipuleerd door de golflengte, intensiteit en polarizatie van het licht aan te passen, waardoor een nieuwe laag van controle over hun gedrag wordt toegevoegd.
De oppervlaktedynamiek van fotoactieve LCP-netwerken is een ander fascinerend gebied van onderzoek. De buitenste lagen van een materiaal kunnen informatie verschaffen over zijn fysieke toestand, zoals de aanwezigheid van een bepaalde textuur of de aanwezigheid van waterafstotende eigenschappen. In recente studies werd bijvoorbeeld aangetoond dat het spin-coaten van een azopolymeer op een geoptimaliseerd micro-nano array-siliconen substraat de volledige lichtgestuurde omschakeling van superhydrofobe hechting aan waterdruppels mogelijk maakte. Dit biedt interessante mogelijkheden voor toepassingen in zelfreinigende oppervlakken of in materialen die reageren op omgevingsveranderingen, zoals temperatuur of vochtigheid.
De dynamiek van de trans–cis oscillatie van azobenzeenmoleculen in relatie tot de vrije volume-effecten biedt waardevolle inzichten in de mechanismen achter de snelle vormveranderingen van deze materialen. Het is van cruciaal belang te begrijpen dat de tijd die nodig is voor het volledige herstel van het materiaal na blootstelling aan licht vaak in de orde van uren ligt, terwijl de mechanische vervorming veel sneller kan plaatsvinden. Dit verschil in snelheid tussen de chemische reacties en de mechanische vervormingen is een van de uitdagingen waarmee onderzoekers momenteel worden geconfronteerd bij het verbeteren van de prestaties van deze materialen.
Om dit beter te begrijpen, werd een experiment uitgevoerd waarbij de mechanische reactie van een dunne film van een fotoactief polymeer werd gemeten op basis van de hoogteverandering in de tijd bij blootstelling aan licht van 365 nm golflengte. Het bleek dat de extra volumeverandering binnen enkele seconden na het uitschakelen van de lichtbron verdween, wat aangeeft dat de respons van het materiaal snel kan herstellen, zelfs na een langdurige blootstelling aan het licht.
Naast de opwindende vooruitzichten die deze materialen bieden, is het belangrijk om te beseffen dat er nog aanzienlijke uitdagingen blijven bestaan in termen van de praktische implementatie en het begrijpen van de langetermijneffecten van herhaalde blootstelling aan licht en andere omgevingsfactoren. Het ontwikkelen van robuuste, langdurig presterende fotoactieve polymeren is essentieel voor hun succesvolle toepassing in real-world scenario's.
Wat maakt vloeibare kristallen anders dan andere materiële toestanden?
Vloeibare kristallen (LC's) vertegenwoordigen een tussenstadium tussen de klassieke fasen van materie: vaste stof en vloeistof. Hun unieke eigenschappen ontstaan door de anisotropie van de moleculen waaruit ze zijn opgebouwd. De moleculen van vloeibare kristallen hebben de neiging zich op een bepaalde manier te ordenen, wat hen kenmerken geeft van zowel een vaste stof als een vloeistof. Dit verklaart waarom vloeibare kristallen niet alleen essentieel zijn voor technologische toepassingen zoals schermen en displays, maar ook voor biologische systemen en nanotechnologie.
De faseovergangen van vloeibare kristallen zijn complex en kunnen variëren afhankelijk van externe invloeden, zoals temperatuur en druk. Dit is te wijten aan de moleculaire structuur van vloeibare kristallen, die een zekere graad van ordening behoudt, ondanks dat ze vloeibaar blijven. De ontdekking van vloeibare kristallen werd oorspronkelijk gedaan door de Oostenrijkse botanicus Reinitzer in 1888, die waarnam dat cholesterylbenzoaat twee smeltpunten vertoonde. Het eerste smeltpunt resulteerde in een troebele vloeistof, en bij verder verwarmen werd deze vloeistof helder, wat overeenkwam met de eigenschappen van een isotrope vloeistof. Later identificeerde de Duitse natuurkundige Lehmann deze substantiële overgang en noemde deze materiële toestand "vloeibare kristallen". Deze ontdekking heeft sindsdien een revolutie teweeggebracht in de materiële wetenschappen en de technologieën die we dagelijks gebruiken.
De vloeibare kristallen kunnen verder worden geclassificeerd op basis van hun moleculaire structuur en chemische samenstelling. In de meeste gevallen wordt een onderscheid gemaakt tussen thermotropische en lyotropische vloeibare kristallen. Ther
Wat is de essentie van nematische vloeistofkristallen en hun rol in displaytechnologieën?
Nematic vloeistofkristallen (LC) vormen een bijzondere fase van materie die tussen de vaste en vloeibare toestanden in valt, wat hen tot een cruciaal onderwerp maakt in de materiaalkunde en de technologie van schermen. Deze vloeistofkristallen bezitten de kenmerkende eigenschap van anisotropie, wat betekent dat hun fysische eigenschappen afhankelijk zijn van de richting waarin ze worden bekeken. Dit gedrag wordt voornamelijk veroorzaakt door de zelforganisatie van moleculen die een voorkeur hebben voor een bepaalde oriëntatie, maar die toch in staat blijven om te bewegen, wat resulteert in de vloeibare aard van de fase.
Nematic vloeistofkristallen hebben een unieke moleculaire structuur waarin de moleculen zich parallel aan elkaar richten, maar niet in een vaste roosterstructuur. In tegenstelling tot kristallen, waarin de moleculen in een regelmatig patroon zijn geordend, kunnen nematische vloeistofkristallen gemakkelijk van oriëntatie veranderen onder invloed van externe invloeden zoals elektrische velden. Dit maakt ze bijzonder geschikt voor toepassingen zoals displaytechnologieën, waar ze worden gebruikt om pixels te manipuleren door het aanpassen van hun oriëntatie.
De concepten van nematische vloeistofkristallen werden voor het eerst uitgebreid onderzocht in de jaren vijftig en zestig, toen onderzoekers zoals Maier en Saupe hun theorieën ontwikkelden die het gedrag van deze moleculaire systemen verklaarden. Dit leidde tot de opkomst van de eerste commerciële toepassingen van vloeistofkristallen in displays. Tegenwoordig zijn vloeistofkristallen een essentieel onderdeel van veel soorten schermen, van televisies tot smartphones, dankzij hun vermogen om efficiënt licht te moduleren.
De fysica van nematische vloeistofkristallen is gebaseerd op de interacties tussen moleculen, waarbij de moleculaire oriëntatie beïnvloed wordt door zowel thermodynamische als elektrodynamische krachten. Het gedrag van deze moleculen wordt vaak gemodelleerd met behulp van de zogenaamde director-functie, die de gemiddelde oriëntatie van de moleculen op een bepaald punt in de ruimte beschrijft. Dit model maakt het mogelijk om de reacties van nematische vloeistoffen op externe invloeden, zoals elektrische en magnetische velden, te voorspellen.
Een belangrijk concept bij nematische vloeistofkristallen is de zogenaamde “flexoelectrische” effect, waarbij de moleculen zich niet alleen oriënteren door externe velden, maar ook door veranderingen in de kromming van de vloeistof zelf. Dit fenomeen heeft belangrijke implicaties voor de ontwikkeling van nieuwe toepassingen zoals flexibele en transparante schermen.
In de context van displays kan de oriëntatie van de moleculen in nematische vloeistofkristallen worden gecontroleerd door het aanleggen van elektrische velden. Dit resulteert in de modulatiedynamiek die typisch is voor LCD-schermen, waar de lichtdoorlaatbaarheid van elke pixel wordt gecontroleerd door de moleculaire oriëntatie van de vloeistofkristallen. Dit biedt zowel energie-efficiëntie als hoge resolutie in vergelijking met andere technologieën zoals de traditionele CRT-schermen.
Daarnaast is er een voortdurende zoektocht naar nieuwe vloeistofkristallen die betere prestaties leveren in termen van snelheid, kleurweergave, en flexibiliteit. Onderzoekers richten zich op het verbeteren van de schakelsnelheden van nematische vloeistofkristallen om deze geschikt te maken voor toepassingen zoals televisie met hoge snelheid en geavanceerde computermonitoren. Er wordt ook gewerkt aan nieuwe methoden om de moleculaire structuur van nematische vloeistoffen te manipuleren, wat kan leiden tot een verbetering van de optische eigenschappen en de algemene stabiliteit van de schermen.
De laatste jaren zijn er ook innovaties op het gebied van de toepassing van nematische vloeistofkristallen in nieuwe technologieën, zoals holografische displays en optische schakelaars. Holografische technieken, die gebruik maken van het interferentiepatroon van licht, kunnen profiteren van de dynamische controle over de lichtmodulatie die nematische vloeistoffen bieden, wat resulteert in displays met nieuwe visuele mogelijkheden.
Verder is het belangrijk om te begrijpen dat de rol van nematische vloeistoffen in de moderne technologie verder gaat dan alleen hun toepassing in beeldschermen. Deze materialen worden bijvoorbeeld ook onderzocht voor gebruik in medische apparaten, sensoren en zelfs in de ruimtevaart, waar hun specifieke eigenschappen kunnen worden benut in extreme omstandigheden.
In de toekomst zal de toepassing van nematische vloeistofkristallen zich blijven uitbreiden naarmate de technologie verder evolueert. De recente ontwikkelingen in nanotechnologie bieden nieuwe kansen voor het verbeteren van de interactie van deze materialen met elektromagnetische velden, wat zou kunnen leiden tot nog efficiëntere en veelzijdigere toepassingen in de industrie.
Wat is de aard van de Uniaxiale Nematische-Smectische A (NSA) Faseovergang?
De overgang van de uniaxiale nematische fase naar de smectische A (SmA) fase is een onderwerp dat intensief is bestudeerd, maar desondanks blijven er tal van onbeantwoorde vragen bestaan. In de afgelopen vijf decennia is er veel onderzoek gedaan naar deze faseovergang, maar het blijft een complexe kwestie. In thermodynamisch opzicht vertoont de Sm A fase geen langeafstandstranslationele orde, wat suggereert dat de theorie van de NSA-overgang kan worden beschouwd als een theorie van eendimensionale smeltprocessen. Dit betekent dat de overgang een continu karakter kan hebben, afhankelijk van verschillende factoren zoals de lengte van de alkylketens in de homologe reeks.
In bepaalde gevallen is de overgang van de nematische fase naar de smectische A fase niet gemakkelijk te onderscheiden van een continue overgang. De overgang wordt beïnvloed door het gedrag van de ordeparameters, zoals de nematische ordeparameter (S) en de director (n) van de nematische fase, evenals de fasefluctuaties van de smectische ordeparameter (ψ). De interactie tussen deze parameters speelt een cruciale rol in de aard van de overgang.
Gedetailleerd Onderzoek naar de NSA Faseovergang
Een belangrijke bijdrage aan het begrip van de NSA-faseovergang komt uit de studie van de homologe reeks 4-n-alkoxybenzylidenen-4-fenylazoaniline. Hier werden NMR-metingen uitgevoerd door Doane et al. en vergeleken met de McMillan SmA-theorie. De resultaten gaven drie interessante regio’s weer in het fasediagram, die de variatie van de gereduceerde overgangstemperatuur van de NSA laten zien in relatie tot de lengte van de alkylketens. In de eerste regio (waarbij de McMillan parameter α < 0.7) is de overgang continu, terwijl in de tweede regio (0.7 < α < 0.98) de overgang van de eerste orde werd waargenomen. De derde regio liet een directe isotrope vloeistof-smectische A overgang zien.
De Experimenten en Theorieën
In de loop der jaren hebben verschillende experimentele benaderingen geprobeerd de natuur van de NSA-overgang te begrijpen. Hierbij werden technieken zoals röntgendiffractie, lichtverstrooiing, Freedericksz-transitiemetingen en calorimetrie ingezet. Deze experimenten hebben nuttige informatie opgeleverd, maar het is nog niet gelukt een coherente en volledige beschrijving van de overgang te formuleren.
Theoretische modellen hebben enkele belangrijke aspecten van de overgang wel weten te vangen. Mesogenen met een groot nematisch bereik vertonen bijvoorbeeld een overgang die niet alleen niet te onderscheiden is van een tweede-orde overgang, maar ook een specifieke warmte-exponent vertoont die overeenkomt met de waarde voor de 3dXY-model. Bij de trifasepunt IL-N-SA, voorspelt de mean-field theorie een tricritische punt, waarbij de overgang van continu naar van de eerste orde kan veranderen.
De Rol van Symmetrie en Interacties
De overgang van de nematische naar de smectische A fase wordt sterk beïnvloed door de symmetrie van het systeem en de interacties tussen de verschillende ordeparameters. Het belangrijkste kenmerk van de SmA fase is de lamellaire structuur, waarbij de translationaliteit van de ordening langs de directeur n wordt verstoord door de discretisatie van de vertaling in de SmA laagstructuur. De invloed van deze interacties wordt beschreven door de vrije-energievergelijkingen die de evolutie van de ordeparameters in termen van temperatuur, volume en externe invloeden weergeven.
In het geval van de NSA-overgang kunnen de fluctuaties in de nematische ordeparameter S en de director n, samen met de fasefluctuaties van de smectische ordeparameter ψ, bepalend zijn voor het gedrag van het systeem. Dit werd verder onderzocht door middel van de vrije-energiedichtheid, die wordt uitgedrukt als een functie van de ordeparameters en hun ruimtelijke variaties. Het resultaat is een model dat de overgang op een microscopisch niveau beschrijft, waarbij de symmetrie van de systeeminteracties centraal staat.
Theoretische Modellen en Fysische Beschrijvingen
De theorievorming omtrent de NSA-overgang heeft in de loop der jaren verschillende benaderingen opgeleverd, met een toenemende nadruk op het begrip van de koppeling tussen nematische en smectische ordeningsparameters. In sommige gevallen wordt de theorie van de NSA-overgang zelfs vergeleken met die van de overgang in supergeleiders, aangezien beide processen analoge fysische mechanismen vertonen. Ondanks de vooruitgang in theoretische modellen blijven er echter talloze onopgeloste vraagstukken bestaan, vooral met betrekking tot de exacte aard van de overgang en de invloed van externe invloeden.
In deze context wordt de vrije-energiedichtheid van het systeem geformuleerd door termen die de interactie tussen de verschillende ordeparameters en de externe verstoringen beschrijven. De ordening van de nematische fase kan variëren afhankelijk van de temperatuur en de relatie tussen de SmA en nematische fasen. Dit betekent dat de NSA-overgang in sommige gevallen continu is, terwijl deze in andere gevallen een meer discontinu karakter kan vertonen, afhankelijk van de specifieke systeemomstandigheden.
Het begrijpen van de NSA-overgang vereist daarom een diepgaande kennis van zowel de thermodynamica als de structurele en dynamische eigenschappen van de stoffen die de overgang vertonen. Dit biedt een rijk domein voor verder onderzoek, waarin theorieën en experimenten verder moeten worden verfijnd om de complexiteit van de overgang volledig te doorgronden.
Wat is het gedrag van vloeibare kristallen in de nabijheid van de SmA–SmBhex-faseovergang?
De recente studies naar vloeibare kristallen (LC), specifiek naar de fasetransities tussen de SmA- en SmBhex-fasen, hebben waardevolle inzichten opgeleverd. Onderzoek van Karacali et al. heeft niet alleen de relevante relaties voor de SmA–SmFhex, SmA–SmC en SmFhex–SmC overgangen geleverd, maar ook berekeningen gepresenteerd die een uitstekende overeenstemming met experimentele resultaten vertonen. Dit benadrukt de waarde van theoretische modellen in de bestudering van deze overgangen, waarbij de experimenten de voorspellende kracht van de theorie bevestigen.
In andere werken, zoals dat van Kats et al., werd de gedragsverandering van de warmtecapaciteit nabij de SmA–SmHex overgangen onderzocht. Ze gebruikten een Landau-fenomenologische benadering, waarbij ze de anomalieën in de kritische warmtecapaciteit uitlegden door de interactie van fluctuaties in twee sterk variërende velden: de hexatische parameter ψ en de kortetermijn dichtheidsmodulatie δρ, die als ordeparameter voor de kristallisatie-overgang fungeert. De modelresultaten voor de LC 65OBC-kristallen kwamen uitstekend overeen met de experimentele data. Dit bevestigt dat in de nabijheid van de overgang tussen SmA- en SmHex, het gedrag van de warmtecapaciteit universeel is, maar buiten deze regio niet tot de standaard universumklasse behoort.
Zaluzhnyy et al. hebben de vraag onderzocht of het gedrag van de BOO (bend-ordering effect) in de SmBhex-fase consistent is voor verschillende LC-moleculen van verschillende samenstellingen en faseovergangen. Hun experimenten met verschillende LC-verbindingen, zoals 75OBC, 3(10)OBC en PIRO6, bevestigen dat, ondanks de variëteit in de kristallijne fasen bij lage temperaturen en de stabiliteit van de SmBhex-fase, het thermodynamisch gedrag in de hexatische fase opvallend vergelijkbaar is. Dit werd geconcludeerd door middel van de analyse van de temperatuurafhankelijkheid van de BOO-parameters in de nabijheid van de SmA–SmBhex overgangen.
De X-ray studies die door Zaluzhnyy et al. werden uitgevoerd, gaven directe informatie over de BOO in de hexatische fasen, waarbij gebruik werd gemaakt van de zogenaamde XCCA-techniek. Dit maakte een gedetailleerde bepaling van de BOO-parameters mogelijk en stelde de onderzoekers in staat om de kritische exponenten te vergelijken voor de verschillende verbindingen. Dit geeft verder inzicht in de stabiliteit en de thermodynamische eigenschappen van de verschillende LC-samenstellingen in de hexatische fase.
Daarnaast werd het verschil in gedrag tussen bulkmonsters en dunne films van mesogene 54COOBC (een specifieke LC verbinding) onderzocht. Bij bulkmonsters werd een eerste-orde overgang van SmA naar SmBhex waargenomen, terwijl in de vrijstaande films van 54COOBC een continue overgang werd gevonden. Dit benadrukt het belang van filmstructuren in de fasegedragingen van vloeibare kristallen, waarbij de interacties tussen moleculen in dunne films anders kunnen zijn dan in bulkmaterialen.
Bij het begrijpen van het gedrag van vloeibare kristallen in de nabijheid van belangrijke fasetransities, zoals de overgang van SmA naar SmBhex, is het essentieel om verder te kijken dan de basismodellen en de invloed van de microscopische structuur, de moleculaire interacties en de grenzen van het materiaal in overweging te nemen. Vloeibare kristallen vertonen een breed scala aan thermodynamisch gedrag afhankelijk van hun samenstelling, temperatuur en de wijze waarop ze zijn gepositioneerd of geconfigureerd, wat cruciale implicaties heeft voor zowel fundamenteel onderzoek als technologische toepassingen.
De rol van fluctuaties, de aard van de ordeparameters en de mate van symmetrie in de fasen zijn centraal voor het volledige begrip van de overgangsverschijnselen in vloeibare kristallen. Bovendien is het duidelijk geworden dat de experimenten met verschillende vloeibare kristallijn verbindingen in de hexatische fase niet alleen bevestigen wat al eerder werd voorgesteld, maar ook een robuust raamwerk bieden voor het voorspellen van het gedrag van nieuwe verbindingen en nieuwe toepassingen van deze materialen.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский