Magnetische smeermiddelen vertonen bijzondere magnetische, optische en elektrische verschijnselen die hen onderscheiden van traditionele smeermiddelen. Het begrijpen en controleren van deze eigenschappen is van cruciaal belang voor de verdere ontwikkeling en toepassingen van magnetische vloeistoffen. De fysieke eigenschappen en de karakterisering van magnetische smeermiddelen kunnen uit verschillende perspectieven benaderd worden, wat ons in staat stelt om nauwkeurige modellen en betere toepassingen te ontwikkelen.

Er zijn twee hoofdmethode om constitutieve modellen van magnetische smeermiddelen te formuleren: analytische modellen, die afgeleid zijn van fysische wetten, en datagestuurde modellen, die op experimentele gegevens zijn gebaseerd. De laatste kunnen verder worden onderverdeeld in empirische modellen (op basis van enkel meetgegevens) en semi-empirische modellen (die een combinatie van meetgegevens en gedeeltelijke analysegegevens bevatten). Traditionele modellen zoals het HB-model, het Robertson-Stiff (RS)-model, het Seo-Seo (S-S)-model en het Casson-model worden veelvuldig toegepast, hoewel deze enkele beperkingen vertonen. Zo bleek uit onderzoek dat het Casson-model onbetrouwbare resultaten gaf bij gemiddelde en hoge schuifspanningen, terwijl het HB-model de invloed van magnetische velden niet expliciet meebracht.

De afgelopen jaren hebben onderzoekers bestaande modellen verbeterd of nieuwe modellen ontwikkeld. Een voorbeeld hiervan is het werk van Asiaban et al., die een nieuw constitutief model voor magnetische smeermiddelen ontwikkelden en dit vergeleken met de HB- en Casson-modellen. Hun model bood een veel nauwkeuriger resultaat. Zhang et al. pasten een vergelijkende benadering toe om een aangepast model voor MRF op basis van CI-deeltjes te ontwikkelen, waarvan de experimentele resultaten aantoonden dat het effectiever was dan de traditionele modellen. Dit aangepaste model is niet alleen toepasbaar op MRF op basis van CI, maar ook op andere magnetische smeermiddelen. Nieuwere benaderingen, zoals die van Bahiuddin et al., maakten gebruik van extreem leren machines om een nieuw constitutief model voor MRF-actuatoren te ontwikkelen, met een foutmarge van minder dan 6% onder verschillende omstandigheden.

Naast de constitutionele modellen speelt de verzadigingsmagnetisatie een essentiële rol in het ontwerp en de werking van magnetische smeermiddelen. Wanneer de magnetische veldsterkte een bepaald niveau bereikt, vervangt de lineaire toename van de magnetisatie het fenomeen van verzadiging. Verzadeging van de magnetisatie is een belangrijk parameter voor het optimaliseren van engineeringontwerpen en voor het ontwikkelen van nieuwe materialen. Experimenten hebben aangetoond dat factoren zoals magnetische veldsterkte, bevriezing en de magnetisatie-intensiteit van magnetische deeltjes invloed hebben op de verzadigingsmagnetisatie. Bijvoorbeeld, Yao et al. ontdekten dat de verzadigingsmagnetisatie van een Ni0.5Zn0.5Fe2O4 magnetisch smeermiddel toenam wanneer de vloeistof bevroor, als gevolg van de volumevergroting van het smeermiddel. Dit werd gevolgd door een toename van de magnetische moment van de deeltjes, die het magnetische gedrag beïnvloedde. Bovendien bleek de verzadigingsmagnetisatie een proportionele relatie te vertonen met de magnetische veldsterkte, en stabiliseerde zich wanneer deze boven de 400 mT kwam.

Viscositeit is ook een fundamentele thermofysische eigenschap die de werking van magnetohydrodynamica en de smeereffectiviteit beïnvloedt. De viscositeit van magnetische smeermiddelen varieert afhankelijk van verschillende factoren, zoals temperatuur, volumeconcentratie van de magnetische deeltjes en de sterkte van het magnetische veld. Bij een stijgende temperatuur neemt de viscositeit van magnetische smeermiddelen doorgaans af, doordat de moleculaire beweging toeneemt, waardoor de interactie tussen de moleculen afneemt. Dit effect is in het begin sterk, maar stabiliseert zich uiteindelijk naarmate de temperatuur verder stijgt. Dit gedrag wordt verklaard door de verhoogde botsingsfrequentie van moleculen bij hogere temperaturen, die de stroomweerstand van de vloeistof beïnvloedt. Bij hogere temperaturen, bijvoorbeeld boven de 60 °C, blijkt de viscositeit van Fe3O4 nanovloeistoffen aanzienlijk hoger dan die van andere magnetische smeermiddelen, zoals Ni0.5Zn0.5Fe2O4, wat de invloed van de deeltjessamenstelling op de smeereigenschappen benadrukt.

Daarnaast heeft de volumefractie van magnetische deeltjes een directe invloed op de viscositeit en andere mechanische eigenschappen van de vloeistof. Hoe hoger de concentratie magnetische deeltjes, hoe hoger de viscositeit. Dit effect is cruciaal voor toepassingen waarbij een hoge viscositeit nodig is om een film te vormen die het contact tussen twee oppervlakken minimaliseert, zoals in lagers of tandwielmechanismen.

Bij de ontwikkeling van nieuwe magnetische smeermiddelen is het van groot belang om de interactie tussen deze verschillende factoren te begrijpen en te beheersen, zoals de concentratie van magnetische deeltjes, de sterkte van het magnetische veld en de omgevingsomstandigheden zoals temperatuur. De manier waarop deze parameters samenhangen bepaalt de effectiviteit van het smeermiddel in specifieke toepassingen, van machineonderdelen tot voertuigen en zelfs medische apparaten.

Hoe beïnvloedt elektrostatistische atomisatie de efficiëntie van MQL-bewerking bij verschillende spanningstoestanden?

Elektrostatistische atomisatie in combinatie met Minimum Quantity Lubrication (EMQL) is een veelbelovende technologie in de verspaning, vooral in situaties waar traditionele koelmethoden niet effectief genoeg zijn. Het proces van elektrostatistische atomisatie maakt gebruik van elektrische ladingen om de druppels van het smeermiddel te verkleinen en te versnellen, wat resulteert in een meer efficiënte toepassing van smeermiddel in de snijzone. Dit heeft een directe invloed op verschillende procesparameters, zoals de snijkracht, gereedschapsverslijtage, temperatuur en oppervlakteafwerking.

Wanneer EMQL wordt toegepast onder verschillende spanningsomstandigheden, wordt het effect op de bewerkingsprestaties duidelijk zichtbaar. Uit onderzoek blijkt dat de machinering van roestvrij staal AISI 304 bij een spanning van –4 kV betere resultaten opleverde dan bij –2 kV. Wanneer de spanning echter verder stijgt, bijvoorbeeld tussen –4 kV en –10 kV, verslechteren de snijkrachten, gereedschapsverslijtage, snijtemperatuur en het oppervlak van het werkstuk. Dit suggereert dat er een optimaal spanningsbereik is voor EMQL, waarbij de prestaties het best zijn bij een negatieve spanning van ongeveer –4 kV.

In een ander experiment met dezelfde staalsoort, AISI 304, werd een lagere gereedschapsverslijtage gemeten bij een spanning van –5 kV in vergelijking met een spanning van –10 kV. Dit toont aan dat er een significant verschil is in de prestaties afhankelijk van de gekozen spanning. Bovendien bleek uit een vergelijking tussen positieve en negatieve spanningen dat EMQL met zowel positieve als negatieve spanningen superieure resultaten opleverde ten opzichte van conventionele MQL-bewerking. Bij hogere positieve spanningen werd een langere gereedschapslevensduur en een betere oppervlakteafwerking waargenomen.

Het effect van de spanning op de prestaties van EMQL kan verder worden verklaard door verschillende mechanismen. Ten eerste, wanneer de spanning boven een bepaald niveau uitkomt, neemt de hoeveelheid druppels die de snijzone bereiken af, omdat de hoek van de atomisatieconus te groot wordt. Dit heeft een negatieve invloed op de bevochtiging van de snijzone en kan leiden tot een verminderde effectiviteit van het smeermiddel. Ten tweede vermindert bij hogere spanningen de oppervlaktespanning van de druppels, wat de doordringingscapaciteit van de druppels in de snijzone beïnvloedt. Ten derde kan een sterk elektrisch veld de neiging van metalen oxiden om te reduceren, wat gunstig kan zijn voor de prestaties van EMQL, vooral bij hoge positieve spanningen.

Daarnaast wordt de invloed van de ladingen in de smeermiddeldruppels op het slijtagegedrag van het gereedschap onderzocht. Negatief geladen oppervlak-actieve stoffen kunnen de rheologische eigenschappen van metalen beïnvloeden en zo de sterkte en hardheid van zowel het gereedschap als het werkstuk verminderen. Dit fenomeen, bekend als het Rehbinder-effect, leidt tot verminderde slijtage bij een lage ladingdichtheid, terwijl bij hoge ladingdichtheden de slijtage juist kan toenemen door verhoogde adhesie van het werkstukmateriaal aan het gereedschap.

De prestaties van elektrostatistische atomisatie-MQL zijn niet alleen afhankelijk van de spanning, maar ook van andere factoren zoals de vloeistofstroom, de luchtdruk en het type smeermiddel. Tabel 6.4 toont de variatie in prestaties onder verschillende instellingen van deze parameters. In sommige gevallen, zoals bij de verwerking van Ti-6Al-4V, werd een significante verbetering van de oppervlakteruwheid en een verlaging van de slijtage bereikt bij de toepassing van positieve spanningen in het bereik van 20 kV.

De toepassingen van EMQL breiden zich uit naar verschillende bewerkingsprocessen, waaronder slijpen en frezen, waarbij elektrostatistische atomisatie duidelijke voordelen biedt ten opzichte van traditionele lucht-geatomiseerde MQL-technologieën. Bij het slijpen van Cr12 met een spanning van 4 kV werden bijvoorbeeld lagere waarden van snijkracht en slijpratio gemeten, samen met een lagere oppervlakteruwheid, in vergelijking met lagere spanningen. Dit onderstreept de rol van elektrostatistische atomisatie in het verbeteren van zowel de procesprestaties als de gereedschapslevensduur.

In conclusie kan worden gesteld dat de technologie van elektrostatistische atomisatie in combinatie met Minimum Quantity Lubrication aanzienlijke voordelen biedt voor de verspaning van verschillende materialen. De keuze van de spanning heeft een directe invloed op de prestaties van het proces, waarbij er een optimaal spanningsbereik is voor het behalen van de beste resultaten. Het begrijpen van de onderliggende mechanismen van deze technologie en de effectiviteit ervan bij verschillende spanningen is essentieel voor het verder verbeteren van de verspaningsprocessen.

Wat is de rol van microbiële stabiliteit in snijvloeistoffen en het beheer van besmettingen?

Microbiële stabiliteit in snijvloeistoffen is van cruciaal belang voor de gezondheid van zowel de werknemers in de industrie als de kwaliteit van de geproduceerde producten. Het gebruik van wateroplosbare snijvloeistoffen is wijdverspreid in de metaalbewerking, maar deze vloeistoffen kunnen snel besmet raken met een breed scala aan micro-organismen, waaronder bacteriën, schimmels en mycobacteriën. De aanwezigheid van deze microben kan leiden tot een aantal problemen, waaronder de afname van de prestaties van de snijvloeistof, gezondheidsrisico’s voor de werknemers en een verslechtering van de machineringsefficiëntie.

Bacteriële infecties in snijvloeistoffen zijn een veelvoorkomend probleem, omdat de vloeistoffen vaak in contact komen met een breed scala aan contaminanten. Deze bacteriën kunnen biofilms vormen, die de effectiviteit van de vloeistofbehandeling verminderen, de levensduur van de gereedschappen verkorten en zelfs de uiteindelijke productkwaliteit beïnvloeden. Een biofilm is een complexe gemeenschap van micro-organismen die zich aan oppervlakken hechten en omgeven zijn door een beschermende matrix. De aanwezigheid van biofilms verhoogt de resistentie van bacteriën tegen antimicrobiële middelen en maakt het moeilijker om besmettingen te beheersen.

Een veelvoorkomend probleem dat wordt veroorzaakt door de microbiële contaminatie van snijvloeistoffen is de ontwikkeling van microbiële resistentie tegen de biociden die in deze vloeistoffen worden gebruikt. Het gebruik van metalen zoals zink en koper als antimicrobiële middelen in diervoeders en snijvloeistoffen kan ook bijdragen aan de ontwikkeling van resistentie bij bacteriën van dierlijke oorsprong. Dit roept zorgen op over de mogelijkheid van kruisresistentie, waarbij bacteriën tegelijkertijd resistent worden tegen meerdere antimicrobiële middelen.

De microbiële flora in snijvloeistoffen varieert sterk afhankelijk van het type vloeistof, de gebruikte technologie en de omgeving waarin deze wordt toegepast. Bij metaalbewerking komen bacteriën zoals Pseudomonas aeruginosa en Staphylococcus aureus vaak voor, maar de recente ontdekking van mycobacteriën in snijvloeistoffen heeft de aandacht getrokken vanwege de mogelijke gezondheidsrisico’s voor werknemers. Dit is met name relevant voor mensen die in contact komen met de vloeistoffen zonder adequate beschermende maatregelen.

Microbiële verontreiniging van snijvloeistoffen kan ook een aanzienlijke impact hebben op de prestaties van de snijvloeistof zelf. Wanneer de concentratie van micro-organismen in de vloeistof toeneemt, kan dit leiden tot de afbraak van de chemische samenstelling van de vloeistof, waardoor deze zijn smörende en koelende eigenschappen verliest. Het resultaat is een verhoogde wrijving en warmteontwikkeling tijdens het bewerkingsproces, wat kan leiden tot een snellere slijtage van gereedschappen en een vermindering van de kwaliteit van het eindproduct.

Daarom is het noodzakelijk om regelmatig de microbiële toestand van snijvloeistoffen te controleren en bij te sturen, indien nodig. Biociden worden vaak toegevoegd om microbiële groei te onderdrukken, maar de effectiviteit van deze stoffen kan verminderen door de opkomst van resistentie. Nieuwe technologieën, zoals het gebruik van ozon voor het zuiveren van de vloeistof, worden steeds vaker toegepast als alternatieve behandelingsmethoden. Ozon heeft bewezen effectief te zijn in het doden van micro-organismen, maar het moet zorgvuldig worden toegepast om de stabiliteit van de snijvloeistof te behouden.

Naast chemische biociden wordt er ook steeds meer gebruik gemaakt van fysieke methoden, zoals het gebruik van ultrafijne bellen of nanomaterialen, die een antimikrobiële werking kunnen bieden zonder de schadelijke effecten van chemische stoffen. Het gebruik van nanographiet in wateroplosbare snijvloeistoffen, bijvoorbeeld, heeft aangetoond de bacteriegroei effectief te remmen, terwijl het tegelijkertijd de smerende eigenschappen van de vloeistof verbetert.

Een ander belangrijk aspect van microbiële controle in snijvloeistoffen is de preventie van de vorming van biofilms. Biofilms kunnen moeilijk te verwijderen zijn en zijn vaak de oorzaak van langdurige besmettingen in het productieproces. Regelmatige reiniging en het gebruik van geschikte antimicrobiële middelen kunnen helpen om de groei van deze biofilms te beheersen en de effectiviteit van de snijvloeistoffen te waarborgen.

Naast de microbiële aspecten moet de gezondheid van de werknemers die in contact komen met snijvloeistoffen niet uit het oog verloren worden. Langdurige blootstelling aan besmette snijvloeistoffen kan leiden tot respiratoire problemen, huidirritaties en zelfs longziekten. Het is van groot belang om persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen, zoals handschoenen en ademhalingsmaskers, en de werkplekken goed te ventileren.

De microbiële stabiliteit van snijvloeistoffen speelt dus een essentiële rol in het behoud van zowel de gezondheid van de werknemers als de prestaties van de bewerkingssystemen. Het ontwikkelen van alternatieve en duurzamere manieren om microbiële groei te beheersen zonder schadelijke effecten op de productieprocessen is een belangrijke uitdaging die de komende jaren de aandacht van zowel de industrie als de wetenschappelijke gemeenschap zal blijven trekken.

Hoe nanovloeistoffen de prestaties van koel- en smeermiddelen in de verspaningstechniek verbeteren

Nanovloeistoffen, die een suspensie van nanodeeltjes in een vloeistof zijn, hebben de afgelopen jaren aanzienlijke aandacht gekregen vanwege hun verbeterde thermofysische eigenschappen. In het bijzonder voor koel- en smeertoepassingen in de verspaningstechniek biedt het gebruik van deze nanovloeistoffen een potentieel om de energie-efficiëntie te verhogen, de slijtage van gereedschappen te verminderen en de kwaliteit van de verwerkte oppervlakken te verbeteren. Nanodeeltjes zoals SiO2, ZnO, TiO2 en grafen zijn vaak de basis van dergelijke vloeistoffen, en hun effecten op de wrijvings- en warmteoverdrachtseigenschappen spelen een cruciale rol in industriële processen zoals slijpen, draaien en frezen.

In tal van experimenten is aangetoond dat nanovloeistoffen de thermische geleidbaarheid verhogen, wat leidt tot efficiëntere warmteafvoer tijdens bewerkingsprocessen. Dit is vooral belangrijk bij het bewerken van materialen met een lage thermische geleidbaarheid, zoals titanium- en nikkelhoudende legeringen, die anders moeite hebben met het afvoeren van de warmte die ontstaat door de wrijving tussen gereedschap en werkstuk. Het gebruik van nanovloeistoffen helpt de temperatuur te reguleren, wat resulteert in een verlengde levensduur van de gereedschappen en een hogere precisie bij de bewerking.

Daarnaast speelt de viscositeit van de vloeistof een belangrijke rol in het transport van de nanodeeltjes naar de werkplek. Bij gebruik van nanovloeistoffen wordt vaak een verbetering van de smering en wrijving waargenomen. Dit leidt tot een verminderde slijtage van zowel het gereedschap als het werkstuk. In sommige gevallen zorgt de toevoeging van nanodeeltjes voor een 'boundary lubrication' effect, waarbij de nanodeeltjes zich aan de oppervlakken van het gereedschap en het werkstuk hechten, wat de wrijvingscoëfficiënt verlaagt en de slijtage vermindert. Dit fenomeen is te danken aan de hoge specifieke oppervlakte en de interactie tussen de nanodeeltjes en het smeermiddel, die bijdragen aan een betere hechting op de oppervlakken.

Er zijn echter verschillende factoren die de prestaties van nanovloeistoffen kunnen beïnvloeden, zoals de vorm van de nanodeeltjes, hun concentratie in de vloeistof en de interactie met andere additieven in het smeermiddel. Zo heeft de vorm van de nanodeeltjes, zoals plaatvormige of bolvormige deeltjes, invloed op de thermofysische eigenschappen van de vloeistof en dus op de effectiviteit ervan bij de koeling en smering. Bovendien kan de stabiliteit van de nanovloeistof zelf variëren afhankelijk van de interacties tussen de deeltjes, wat belangrijk is voor de consistentie van de prestaties over de tijd.

Uit verschillende studies blijkt dat de eigenschappen van nanovloeistoffen afhankelijk zijn van het type en de aard van de nanodeeltjes. Bijvoorbeeld, grafen en grafeenoxide nanodeeltjes blijken bijzonder effectief te zijn in het verbeteren van de tribologische eigenschappen, zoals wrijvingscoëfficiënt en slijtageweerstand, vanwege hun uitstekende mechanische en thermische eigenschappen. Het gebruik van olie- of waterbasis nanovloeistoffen heeft bovendien een grote invloed op hun prestaties, wat aantoont dat de keuze van het oplosmiddel een belangrijke overweging is bij de formulering van nanovloeistoffen voor specifieke toepassingen.

Naast de thermische en tribologische voordelen van nanovloeistoffen zijn er milieu- en economische overwegingen die eveneens aandacht verdienen. Het gebruik van milieuvriendelijke biolubricanten, zoals plantaardige oliën gemengd met nanodeeltjes, is een trend die steeds populairder wordt. Deze benadering biedt niet alleen verbeterde prestaties, maar vermindert ook de ecologische voetafdruk van de verspaningstechnieken. De keuze van het type nanodeeltjes en het oplosmiddel kan ook invloed hebben op de duurzaamheid en kosten van de toepassingen. Dit betekent dat naast de technische voordelen van nanovloeistoffen, ook een zorgvuldige afweging van de economische en milieukosten noodzakelijk is voor de lange-termijntoepassing van deze technologieën in industriële processen.

Wanneer men de toepassing van nanovloeistoffen in de verspaningstechniek overweegt, is het van belang te begrijpen dat de prestaties van deze vloeistoffen niet alleen afhangen van de gekozen nanodeeltjes, maar ook van de bewerkingsomstandigheden en de interactie tussen verschillende materialen. Bij het slijpen van titaniumlegeringen bijvoorbeeld, kan het gebruik van TiO2 nanovloeistoffen aanzienlijke voordelen bieden in termen van vermindering van de slijtage en verbetering van de oppervlakteruwheid. Tegelijkertijd moeten fabrikanten zich bewust zijn van de potentiële uitdagingen die samenhangen met het gebruik van nanovloeistoffen, zoals de kosten van productie, de stabiliteit van de vloeistof en de mogelijke gezondheids- en veiligheidsrisico's bij langdurige blootstelling aan nanodeeltjes.

De evolutie van nanovloeistoffen biedt veelbelovende vooruitzichten voor de verspaningstechniek, maar er is meer onderzoek nodig om de optimale samenstelling van nanovloeistoffen te bepalen voor verschillende toepassingen. Het verbeteren van de stabiliteit van de suspensies en het optimaliseren van de interactie tussen de nanodeeltjes en het smeermiddel blijven cruciale onderwerpen voor toekomstig onderzoek. Het is ook belangrijk dat ingenieurs en onderzoekers rekening houden met de verschillende materiaaleigenschappen van de werkstukken die worden bewerkt, evenals de specifieke eisen van de verspaningstechnieken, zoals precisie en productiviteit.