De Amerikaanse president Donald Trump, vanaf het begin van zijn campagne tot het einde van zijn eerste jaar in functie, presenteerde een krachtige narratief waarin hij zich positioneerde als de verdediger van de natie tegen een breed scala aan interne en externe vijanden. Deze "veiligheidsverhaal", zoals het vaak wordt genoemd, gaat verder dan de traditionele veiligheidspolitiek van voorgaande Amerikaanse presidenten en dringt diep door in de psyche van de arbeidersklasse, vooral van de witte bevolking die zich economisch benadeeld voelt. Zijn discours weerspiegelt een mengeling van populistische economische kritiek en autoritaire retoriek, die zowel sympathieën oproept als verdeeldheid zaait.

Het is belangrijk te begrijpen dat Trumps visie op veiligheid, hoewel geworteld in traditionele kwesties zoals terrorisme en buitenlandse dreigingen, sterk verbonden is met zijn interne vijanden. De manier waarop hij het heeft gepresenteerd, vooral in zijn toespraken en tweets, benadrukt een wereld die bedreigd wordt door een breed scala aan "vijanden": van buitenlandse terroristen tot binnenlandse activisten, van immigranten tot de zogenaamde "liberale elite". Zijn harde standpunten over migratie en de zogenaamde islamitische terreurgroepen, gecombineerd met zijn retoriek over binnenlandse 'orde' en de 'misdaad' die de Amerikaanse samenleving zou ondermijnen, creëren een sfeer van voortdurende crisis. Trumps gebruik van termen zoals "dieren" voor Mexicaanse immigranten en zijn expliciete dreiging tegen moslims, markeerde een intensivering van het debat over nationale veiligheid die zowel binnenlandse als buitenlandse dreigingen demoniseert.

Deze aanvallen waren niet alleen gericht op georganiseerde criminele groepen of buitenlandse terroristische netwerken, maar ook op binnenlandse groepen die zich verzetten tegen zijn beleid. Het meest opvallende voorbeeld was de voortdurende aanval op de "Black Lives Matter"-beweging en andere activistische groeperingen die hij in zijn campagne als vijanden bestempelde. Het zwaartepunt van Trumps veiligheidsverhaal was echter altijd de belofte om de Amerikaanse arbeidersklasse te beschermen tegen de "globalisten" en de zogenaamd corrupte politici die volgens hem de economie en de nationale welvaart hebben verkocht aan buitenlandse belangen. Dit is waar de kritiek op het neoliberalisme, die vaak vanuit linkse hoek wordt geuit, op onverwachte wijze in Trumps populisme werd ingepast.

Hoewel veel van Trumps retoriek doordrenkt was met haat en bigotterie, is het essentieel te erkennen dat zijn veiligheidspolitiek deels een reactie was op een legitieme bezorgdheid over de afname van industriële banen en de verplaatsing van werkgelegenheid naar lage-lonenlanden. Trumps belofte om fabrieken en banen terug te halen naar de VS resoneerde sterk bij de arbeidersklasse, die zich verlaten voelde door de globalisering en de gevolgen van vrijehandelsovereenkomsten die hun banen hadden weggenomen. Dit aspect van zijn boodschap, hoe problematisch het ook is, heeft hem een breed bereik gegeven, vooral onder mensen die zich gediscrimineerd voelden door het economische systeem.

Het idee dat er een "globalistisch complot" bestaat, dat wordt uitgevoerd door een politieke en economische elite die de nationale belangen verwaarloost, is een krachtig narratief in Trumps discours. Het benadrukt een verdeeldheid tussen de gewone man en de politieke klasse die volgens hem de werkende Amerikanen heeft verraden. Toch is het belangrijk te begrijpen dat, hoewel Trumps kritiek op de globalisering en handelsovereenkomsten deels legitieme zorgen weerspiegelt, zijn voorstellen, zoals belastingverlagingen voor de rijken en een onverschillige houding ten opzichte van de gezondheidszorg, de situatie voor de arbeidersklasse waarschijnlijk alleen maar zouden verergeren.

De sociaal-economische angsten van de Amerikaanse arbeidersklasse, zoals onzekerheid over de toekomst van hun kinderen, de blijvende nasleep van de recessie en de lage lonen, werden door Trump niet alleen erkend maar zelfs vergroot in de manier waarop hij de 'elites' en de gevestigde politieke macht aanvalt. Veel van zijn aanhangers zijn niet per se gedreven door racisme of extremisme, maar door een diepgeworteld gevoel van onzekerheid over hun sociale en economische toekomst. Dit maakt het Trumps veiligheidsverhaal niet alleen gevaarlijk, maar ook bijzonder moeilijk te ontkrachten zonder de onderliggende zorgen van zijn achterban te adresseren.

Dit alles roept de vraag op: wat moeten we als samenleving begrijpen over de manier waarop dergelijke veiligheidsverhalen invloed hebben op politieke besluitvorming? Trumps benadering laat zien dat veiligheid niet alleen gaat om fysieke bescherming tegen geweld, maar ook over de psychologische en emotionele behoeften van burgers. In een wereld waar de economische machtsverhoudingen steeds onduidelijker en minder voorspelbaar zijn, lijkt de behoefte aan duidelijk afgebakende vijanden en simpele oplossingen sterker dan ooit. Het gevaar hiervan is dat het polariseert, het debat afvlakt en de ruimte voor genuanceerde kritiek op de echte structurele problemen van de samenleving verkleint.

Het is van essentieel belang om te begrijpen dat dit narratief van "veiligheid" en "bescherming" niet alleen gaat over de bescherming van de natie tegen externe vijanden, maar ook over het versterken van de binnenlandse verdeeldheid. Het bestrijden van veronderstelde vijanden binnen de samenleving creëert een klimaat van wantrouwen, waarin elke oppositie wordt gezien als verraad. Dit is een dynamiek die verder gaat dan politieke keuzes; het raakt de fundamenten van de democratie zelf, waar vreedzaam debat en politieke diversiteit essentieel zijn voor het functioneren van de samenleving.

Hoe de "Veiligheidsverhaal" Werkt en de Impact van Trump’s Populistische Strategieën

Het “veiligheidsverhaal” is een cruciaal onderdeel van de legitimatie van het kapitalisme en heeft zich door de tijd heen gevormd als een krachtig middel in politieke retoriek, vooral onder conservatieve leiders. Donald Trump heeft dit verhaal benut om zich als de verdediger van de “vergeten mensen” voor te stellen. Hij presenteerde zichzelf als de stem van de werkende klasse die door het systeem werd verwaarloosd en uitgebuit. Hij beloofde nieuwe handelsovereenkomsten, belastingverlagingen en werkgelegenheid voor de arbeiders die in de vergetelheid waren geraakt. Voor Trump waren deze mensen de echte Amerikaanse helden: de hardwerkende Amerikanen die elke dag de armoede trotseerden, maar geen stem meer hadden in de politieke arena. “Ik ben uw stem,” zei hij, en door deze belofte te herhalen, gaf hij de indruk dat hij hun belangen daadwerkelijk zou behartigen.

Dit element in Trump’s verhaal is essentieel om te begrijpen, want het toont de kern van zijn politieke aantrekkingskracht aan: de opkomst van de werkende klasse als slachtoffer van de globalisering en het neoliberalisme, die tegengewerkt worden door de “elites”. Deze boodschap wordt versterkt door een gevoel van kwetsbaarheid en angst voor fysieke bedreigingen, een gevoel dat door Trump wordt gemobiliseerd en versterkt om de massa achter hem te krijgen. Dit element van angst is cruciaal in het bredere veiligheidsverhaal, waarbij de 'onze' veiligheid wordt gepresenteerd als constant in gevaar van externe dreigingen.

De grootste vijand in dit verhaal is de 'buitenlandse vijand', en vooral de terroristen. Het idee van de “umbrella enemy” – de overkoepelende vijand die altijd een dreiging vormt – is een lange traditie in de westerse wereld. Sinds de val van de Sovjetunie werd de “terrorist” gepresenteerd als de nieuwe vijand, de perfecte dreiging voor de 21ste eeuw. Terrorisme als concept is bijzonder effectief, omdat het nooit volledig te vernietigen is. Elke vorm van terrorisme, zelfs als het slechts door een kleine groep wordt gepleegd, kan worden gepresenteerd als een existentiële bedreiging voor de nationale veiligheid.

In dit narratief is de terrorist altijd dichtbij, altijd latent aanwezig, wat de angst versterkt. Het is niet alleen de dreiging van een grote oorlog, maar de angst voor willekeurige, gewelddadige daden die het persoonlijke leven kunnen verstoren. Dit creëert een bijna existentiële angst die gemakkelijker kan worden benut door politici die claimen de bevolking te beschermen. Deze angst kan ook zeer gericht zijn, zoals het idee dat een terrorist zelfs je favoriete restaurant of sportevenement kan aanvallen. Het is deze angst die de massa vaak richting de autoriteiten doet kijken, in de hoop dat zij de samenleving kunnen beschermen door middel van krachtige maatregelen.

Het is interessant om te zien hoe andere vijanden vaak in dit veiligheidsverhaal worden verweven, zoals illegalen of criminele bendes. Trump verweefde terrorisme met het gevaar van illegale immigranten en in het bijzonder met geweldplegende bendes zoals MS-13, wat de perceptie van de dreiging versterkte. Hij maakte van deze groepen een nieuw soort vijand, waarbij hij de angst voor zowel binnenlandse als buitenlandse dreigingen combineerde. Dit creëerde een beeld van een constante, allesomvattende bedreiging voor de nationale veiligheid, waardoor het makkelijker werd om autoritaire maatregelen te rechtvaardigen.

Deze retoriek over nationale veiligheid heeft niet alleen invloed op de massa, maar versterkt ook de macht van de staat en haar capaciteiten om controle uit te oefenen. De zogenaamde "nationale veiligheid" is uitgegroeid tot de heilige graal van de politieke discours, en het voedt het autoritaire model dat we vandaag de dag vaak zien. Het leidt ertoe dat de president, zoals in het geval van Trump, steeds meer macht krijgt. Dit is een patroon dat teruggaat tot eerdere presidenten, zoals George W. Bush, Ronald Reagan en Richard Nixon, waarbij de macht van het presidentschap steeds meer geconcentreerd werd in handen van één persoon, met de legitimiteit van de strijd tegen terrorisme als rechtvaardiging.

Het nationale veiligheidsverhaal voedt niet alleen de concentratie van macht, maar legitimeert ook de toenemende militarisering van de samenleving. Veiligheidsdiensten en militaire instellingen worden gepresenteerd als de helden die de natie beschermen, niet alleen tegen buitenlandse dreigingen, maar ook tegen binnenlandse chaos. In deze context wordt de president niet langer gezien als een gewone politieke leider, maar als een onbetwiste heerser die recht heeft om buiten de wet te opereren. De zogenaamde “oorlog tegen terrorisme” wordt de ideologie die alle andere ideologieën oversteigt, waarbij de staatsveiligheid het enige doel is dat rechtvaardiging biedt voor ingrijpende en autoritaire maatregelen.

Het is echter van cruciaal belang om te begrijpen dat de belofte van bescherming en veiligheid nooit volledig vervuld wordt. De politici die het veiligheidsverhaal verkondigen, doen dit vaak met de onderliggende bedoeling om hun eigen macht en de belangen van de elites te versterken. De werkelijke problemen van de “vergeten mensen” worden niet opgelost, maar eerder genegeerd, terwijl de staat zich concentreert op de voortdurende strijd tegen gecreëerde vijanden. In werkelijkheid zou een authentieke verandering voor de werkende klasse een radicaal andere benadering vereisen, eentje die de systemische oorzaken van economische onzekerheid en sociale vervreemding aanpakt, in plaats van ze te verdoezelen met valse beloften van veiligheid en nationale bescherming.

Hoe produceert een veiligheidsverhaal binnenlandse vijanden om de natie te zuiveren?

De retoriek en beleidspraktijken die in het aangeleverde fragment worden beschreven, tonen hoe een Security-verhaal een samenleving herconfigureert door specifieke groepen binnen de nationale gemeenschap als existentiële bedreiging te positioneren. Het proces verloopt in meerdere fasen: pathologisering van culturele of religieuze praktijken tot potentiële bronnen van ontrouw; institutionalisering van die pathologisering via juridische voorstellen en administratieve maatregelen (bijvoorbeeld het intrekken van naturalisaties of deportatie op grond van vermeende scharia‑adhesie); en symbolische orkestratie van angst door politieke actoren die binnenkomst van “de ander” verbinden aan externe vijanden zoals terreurorganisaties. Hierdoor ontstaat een discursieve en praktische versmelting van buiten- en binnengevaar — de immigrant, de religieuze minderheid, de etnische ander worden gedoubleerd als instrumenten of agenten van een verondersteld buitenlands complot.

De concrete uitwerkingen die in de tekst worden genoemd — van campagnes tegen Amerikaanse moslims tot de demonisering van Mexicaanse migranten en de systematische scheiding van migrantenkinderen van hun ouders — maken zichtbaar hoe dergelijke veiligheidsretoriek tastbare staatspraktijken legitimeert. Deze maatregelen worden niet louter als veiligheidsmaatregelen voorgesteld, maar als noodzakelijke handelingen ter bescherming van de natie, waarbij fundamentele rechten en normen (oudsheren van democratische legitimiteit) worden opgeschort of hergedefinieerd. Door het politieke discours te koppelen aan beelden van volkssoevereiniteit en zuiveringslogica, wordt raciale en culturele exclusie gerechtvaardigd: de natie wordt voorgesteld als een etnisch of civilisationeel homogeen object dat beschermd moet worden tegen “besmetting”.

Historisch en functioneel gezien versterkt dit soort verhalen bestaande sociale hiërarchieën. Het discours van de “inside enemy” mobiliseert een coalitie tussen economische en culturele elites en gedeelten van de benedenlagen die zich identificeren met een natiebeeld. De vijandconstructie werkt als een splijtzwam die economische tegenstellingen verdoezelt door culturele of raciale verdeeldheid te accentueren; culturele oorlogsvoering neemt de plaats in van klassenstrijd. De voorbeelden in de tekst — birtherism, de aanval op gekleurde gemeenschappen en op sporters die protesteren — laten zien hoe symbolen (nationaal volkslied, patriotische rituelen) worden ingezet om loyaliteit af te dwingen en afwijking te stigmatiseren.

De morele en juridische implicaties zijn ingrijpend: het etiket van ‘ontrouw’ kan leiden tot staatsgeweld, uitsluiting en verlies van burgerrechten. De normalisering van dergelijke praktijken ondermijnt grondslagen van rechtsbescherming en pluralisme en creëert langdurige trauma’s in gemeenschappen die tot vijanden zijn bestempeld. Effectief verzet wordt bemoeilijkt doordat het conflict wordt gepresenteerd als existentiëlerechtvaardiging van de politieke autoriteit zelf — kritiek wordt weggezet als medeplichtigheid aan het gevaar.

Statistische documentatie van de effecten (aantallen gescheiden kinderen, deportaties, juridische procedures) en persoonlijke getuigenissen zijn noodzakelijk om de abstracte retoriek aan concrete levens te koppelen. Vergelijkende historische context — bijvoorbeeld eerdere gevallen van massale stigmatisering en internement — helpt patronen zichtbaar te maken en de urgente consequenties te duiden. Evenzo vereist een uitgebalanceerde analyse aandacht voor de institutionele mechanismen (wetgeving, uitvoerende bevoegdheden, bestuurspraktijken) die zulke veiligheidslogica operationeel maken en duurzaam verankeren.