In de wiskundige theorie van tensors worden ze vaak gepresenteerd als objecten die transformeren tussen verschillende coördinatensystemen, en het begrip tensorcomponenten is essentieel voor het begrijpen van hun rol in deze transformaties. In een vectorruimte kunnen tensors worden gedefinieerd door hun werking op een reeks van vectoren en één-vormen. Het belangrijkste idee is dat een tensor werkt als een multilineaire functie die een lijst van vectoren en één-vormen aanneemt en een reëel getal retourneert. Dit is de basis voor het werken met tensors, en het stelt ons in staat om ze als abstracte objecten te manipuleren, zonder noodzakelijkerwijs specifieke coördinaten te kennen.
Bijvoorbeeld, stel dat we een tensor hebben die een type tensor is, wat betekent dat het covariante componenten en contravariante componenten heeft. Dit geeft aan hoeveel input vectoren (contravarianten) en één-vormen (covarianten) de tensor nodig heeft om een resultaat te produceren. Als we de tensor definiëren in termen van een basis, kunnen we de bijbehorende componenten van de tensor als een set getallen vastleggen die de actie van de tensor op basisvectoren en basis-één-vormen beschrijven.
In een specifiek voorbeeld in een drie-dimensionale vectorruimte, met de basisvectoren en de duale basis , kunnen de componenten van een tensor van type worden gedefinieerd door:
en zo verder. Deze componenten kunnen vervolgens worden georganiseerd in een matrixvorm, die de tensor representeert in de gekozen basis.
Wanneer een tensor wordt toegepast op een specifiek paar van een vector en een één-vorm, zoals een vector en een één-vorm , krijgen we een reëel getal door de tensor toe te passen volgens de bijbehorende componenten van de tensor. Dit kan worden beschreven door een som van de producten van de componenten van de tensor en de coëfficiënten van de vector en één-vorm. Bijvoorbeeld:
Dit proces is niet afhankelijk van de specifieke coördinaten, aangezien tensors basis-onafhankelijk zijn. In plaats daarvan worden de componenten van de tensor alleen bepaald door de basis die we kiezen voor de vectorruimte en de duale ruimte.
Wat verder belangrijk is, is het effect van basistransformaties op de tensorcomponenten. Wanneer we een verandering in de basis doorvoeren, moeten we de tensorcomponenten transformeren volgens een voorgeschreven wet. Voor een tensor van het type bijvoorbeeld, wordt de transformatie van de componenten gegeven door:
waarbij de transformatiecoëfficiënten zijn van de nieuwe basis naar de oude. Dit is vergelijkbaar met de zogenaamde gelijktijdige transformatie die we kennen van lineaire algebra, waarbij de matrix van de tensor verandert volgens de basisverandering.
Het is cruciaal te begrijpen dat hoewel een tensor als een object een multidimensionale structuur heeft, het in wezen een multilineaire functie is die werkt met meerdere vectoren en één-vormen. Het juiste gebruik van tensors vereist dat men niet alleen bekend is met hun componenten, maar ook met de manier waarop ze zich gedragen onder basisveranderingen en hoe ze interageren met andere wiskundige objecten zoals lineaire operatoren.
Bijvoorbeeld, een tensor van het type is geen lineaire operator, hoewel de componenten ervan wel in matrixvorm kunnen worden uitgedrukt. Deze tensor kan bijvoorbeeld worden gebruikt om een bilineaire vorm te representeren, maar ze zal geen lineaire transformatie van een vectorruimte naar zichzelf uitvoeren. Dit benadrukt het verschil tussen eenvoudige tensorcomponenten en lineaire operatoren, die soms hetzelfde uiterlijk hebben, maar een fundamenteel andere rol spelen in de wiskundige structuur.
Tenslotte, het is belangrijk om te realiseren dat een tensor niet zomaar een willekeurig object is, maar een strikt gedefinieerde wiskundige entiteit die aan specifieke transformatiewetten voldoet en operaties uitvoert die zowel vanuit een algebraïsch als geometrisch perspectief betekenisvol zijn. In veel gevallen zijn tensors instrumenten die de interactie tussen verschillende vectorruimten beschrijven en kunnen worden gebruikt om complexe geometrische en fysieke verschijnselen te modelleren, van de theorie van relativity tot de leer van dynamische systemen.
Wat is een symmetrische tensor en hoe wordt deze gedefinieerd?
Een symmetrische tensor is een tensor waarvan de componenten onveranderd blijven wanneer twee indices worden verwisseld. Dit kan wiskundig worden uitgedrukt door de transpositie van twee argumenten i en j, waarbij de tensor T voldoet aan de volgende eigenschap:
Dit houdt in dat de componenten van de tensor in kwestie invariant zijn ten opzichte van de uitwisseling van de betreffende indices. Het is belangrijk te begrijpen dat, hoewel de definitie onafhankelijk is van het coördinatensysteem, de eigenschap van symmetrie doorgaans niet behouden blijft bij het veranderen van coördinaten, tenzij het gaat om bepaalde bijzondere gevallen, zoals de Kronecker-delta.
Voor een symmetrische tensor kunnen we stellen dat voor elke permutatie van de indices, de tensor zich gedraagt volgens de wet van symmetrie:
waarbij σ een permutatieoperator is die de argumenten van de tensor herschikt. Dit betekent dat de uitwisseling van indices geen effect heeft op de waarde van de tensor. Dit is een fundamenteel kenmerk van symmetrische tensors en is een belangrijk uitgangspunt voor het werken met dergelijke entiteiten in de wiskunde en natuurkunde.
In de context van tensorproducten kan een symmetrische tensor worden gedefinieerd als volgt:
De symmetrie komt hier tot uiting doordat de permutatie van de basisvectoren geen verandering teweegbrengt in de waarde van de tensor.
De set van alle symmetrische tensors van type vormt een vectorruimte binnen de tensorruimte , die we Symr noemen. De vraag die zich hier voordoet is: wat is de dimensie van Symr, en hoe kunnen we een basis voor deze subruimte vinden?
Om een symmetrische tensor te verkrijgen uit een algemene tensor, kunnen we gebruik maken van een lineaire operator, de symmetriser, die de tensor gemiddelden van alle permutaties van de indices neemt. Deze operator wordt als volgt gedefinieerd:
waarbij de permutatiegroep is van de indices. Als de tensor al symmetrisch is, dan geldt , en anders kan de symmetriser worden toegepast om de symmetrische componenten van een tensor te extraheren. Dit maakt het mogelijk om de symmetrische subruimte van de tensorruimte expliciet te berekenen.
In de praktijk wordt de symmetriser vaak toegepast op een basis van de tensorruimte om een basis voor de symmetrische subruimte Symr te vinden. Dit gebeurt door de tensoren te projecteren met behulp van de symmetriser. De dimensie van de symmetrische subruimte wordt bepaald door het aantal mogelijke -combinaties met herhaling van de beschikbare basiscomponenten, wat leidt tot de volgende formule:
Dit aantal geeft aan hoeveel lineair onafhankelijke symmetrische tensors er bestaan in de ruimte van -posities.
Een voorbeeld van een symmetrische tensor wordt gegeven door de componenten van de derde-orde tensor , waarvan de symmetrische componenten worden berekend als volgt:
Dit maakt de tensor symmetrisch onder de verwisseling van twee indices, wat aangeeft dat de tensor voldoet aan de eigenschap van totale symmetrie. Door het gemiddelde van de permutaties van de componenten te nemen, verkrijgen we de symmetrische tensor.
De symmetrische tensors vinden breed toepassing in verschillende domeinen van de theoretische fysica en wiskunde, zoals in de studie van de elektromagnetische velden, de relativiteitstheorie en de elastische eigenschappen van materialen. Ze worden vaak gebruikt in de formulering van wetenschappelijke theorieën waar symmetrie een cruciale rol speelt, zoals in de symmetriegroepen van natuurkundige wetten en de beschrijving van fysische systemen.
Daarnaast is het van belang te begrijpen dat symmetrische tensors fundamenteel zijn voor het oplossen van bepaalde lineaire systemen en dat ze regelmatig worden gebruikt in de numerieke simulaties van complexe systemen, zoals bij de analyse van de interacties tussen moleculen of de dynamica van gecondenseerde materie. Het correcte begrip en de behandeling van symmetrische tensors is dus niet alleen van theoretisch belang, maar heeft ook praktische implicaties in moderne wetenschap en technologie.
Hoe kunnen we de Christoffel-symbolen berekenen op een eenheidssfeer?
De parameters die gebruikt worden om de kromming van een oppervlak in een gebogen ruimte te beschrijven, worden affine parameters genoemd. In het geval van de eenheidssfeer, die we beschouwen in de context van de geometrie van Riemann-ruimten, kunnen we de Christoffel-symbolen berekenen door de geodetische vergelijking toe te passen. Laten we stap voor stap bekijken hoe dit werkt.
De interval op de eenheidssfeer wordt gegeven door . De Lagrangiaan die we nodig hebben, is daarom . Dit komt uit de Euler-Lagrange-vergelijking:
Hieruit verkrijgen we twee belangrijke vergelijkingen voor de hoeken en :
De geodetische vergelijking voor deze coördinaten, en , kan als volgt worden uitgebreid:
Door vergelijking (1) en (3) te vergelijken, krijgen we de volgende waarden voor de Christoffel-symbolen:
Van vergelijking (2) en (4) verkrijgen we de volgende waarden:
Deze Christoffel-symbolen beschrijven de geometrische eigenschappen van de eenheidssfeer in termen van hoe de coördinaten en zich bewegen over het oppervlak.
Het transformatiegedrag van de Levi-Civita-verbinding
De Levi-Civita-verbinding, die de metrische verbinding voor een Riemann-ruimte vertegenwoordigt, heeft een transformatiegedrag dat kan worden afgeleid door het gebruik van coördinatentransformaties. De transformatie van de Christoffel-symbolen onder een verandering van coördinaten wordt gegeven door de volgende wet:
Deze vergelijking beschrijft hoe de Christoffel-symbolen veranderen bij een coördinatentransformatie. De eerste term heeft betrekking op de coördinatentransformaties, terwijl de tweede term te maken heeft met de tweede afgeleiden van de coördinaten en de verandering in de basisvectoren van het nieuwe coördinatensysteem. Het is van belang dat de Christoffel-symbolen zelf geen echte tensors zijn, maar dat de tensoriële aard van de verbinding kan worden begrepen door naar de bovenstaande transformaties te kijken.
De Levi-Civita-verbinding speelt een cruciale rol in de definitie van de covariante afgeleide, die weer nodig is voor het berekenen van de kromming en de geodetische kromming van een oppervlak.
Parallelle transport van vectoren op een eenheidssfeer
Parallel transport is een belangrijk concept in de differentiaalmeetkunde, vooral als het gaat om het transporteren van vectoren langs krommen op een oppervlak. Op de eenheidssfeer kunnen we een vector met componenten parallel transporteren langs een cirkel van constante breedtegraad, met coördinaten .
De geodetische vergelijking voor parallel transport langs deze kromme is:
Wanneer we de componenten van de verbinding gebruiken die we eerder berekend hebben, kunnen we de evolutie van de vectorcomponenten en langs de kromme berekenen. De oplossing is:
waarbij . Dit is een klassieke oplossing die vergelijkbaar is met een harmonische oscillator, maar dan in de context van een gebogen ruimte.
Een belangrijke opmerking is dat de parallelle transport van een vector in de buurt van een kromme de hoek tussen de oorspronkelijke en de getransporteerde vector kan veranderen, wat ons helpt de meetkundige eigenschappen van de ruimte beter te begrijpen.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский