De verkiezingen van 2020 in de Verenigde Staten worden gekarakteriseerd door historische gebeurtenissen en controverse, waaronder de wereldwijde protesten naar aanleiding van de moord op George Floyd. In dit kader is het belangrijk om te onderzoeken of deze gebeurtenissen daadwerkelijk invloed hadden op het kiesgedrag en de uiteindelijke verkiezingsuitslag. De dynamiek van deze verkiezingen werd immers niet alleen gevormd door de kandidaten zelf, maar ook door de maatschappelijke spanningen die het land gedurende dat jaar teisterden. Protesten, geweld, en de politieke campagnes van de verschillende partijen speelden een cruciale rol in het vormgeven van de publieke opinie.
De protesten die na de dood van George Floyd in de zomer van 2020 plaatsvonden, waren verre van uniform in hun impact. Er waren steden zoals Kenosha, Wisconsin, waar de spanningen tussen demonstranten en politie escaleerden, met als gevolg geweld en vernielingen. In dit specifieke geval was er een merkbare daling van Biden's stempercentage ten opzichte van Hillary Clinton’s prestaties in 2016. In Kenosha, waar de protestsfeer intens was, was het verlies voor Biden ongeveer 1,4 procentpunt ten opzichte van Clinton. Dit gebeurde ondanks de steun die de democraten in andere steden met vergelijkbare protesten zoals Minneapolis en Portland hadden, waar Biden’s aandeel in de stemmen zelfs hoger was dan Clinton’s.
Er is echter geen direct bewijs dat de protesten Biden direct meer stemmen opleverden, hoewel het ook niet blijkt dat ze hem schade hebben berokkend. Wanneer we andere demografische en sociaal-economische factoren van de counties in aanmerking nemen, blijft het duidelijk dat Biden in protestgebieden beter presteerde dan Clinton, zelfs als er sprake was van arrestaties, gewonden of schade aan eigendommen. Dit suggereert dat de gebeurtenissen in de zomer van 2020 niet noodzakelijk de reden waren voor de verschuivingen in het stemgedrag, maar ze gaven de campagne van Biden een uniek politiek landschap om in te opereren.
Het is belangrijk te begrijpen dat het politieke landschap in 2020 al doordrenkt was van polarisatie, die niet alleen werd aangewakkerd door protesten, maar ook door de toenemende invloed van de media en de advertenties die door de politieke campagnes werden verspreid. De advertenties van Donald Trump over ‘openbare veiligheid’ en de impliciete kritiek op de politiehervormingen leken aanvankelijk een effectief wapen tegen Biden, maar de analyse van de invloed van deze advertenties wees uit dat er geen significante verandering was in de kiesintentie van de kiezers die blootgesteld werden aan deze boodschappen. Het aantal advertenties over openbare veiligheid had geen aantoonbare impact op de keuze van de kiezers. Dit zou kunnen betekenen dat, ondanks de nadruk op politie en criminaliteit in de campagne, het onderwerp zelf niet genoeg gewicht had om het stemgedrag substantieel te veranderen.
Er was wel een diepgaande relatie tussen de houding van de Amerikanen ten opzichte van de politie en de Black Lives Matter-beweging (BLM), en hun politieke voorkeuren. Diepgaande analyses van de verkiezingsdata lieten zien dat de houding van mensen ten opzichte van de politie en BLM veelal een gevolg was van hun bestaande politieke voorkeur, niet noodzakelijk een oorzaak van hun keuze voor Trump of Biden. De houding tegenover politiehervormingen, zoals het verbieden van nekklemmen of de steun voor de BLM-beweging, was vaak gekoppeld aan de ideologische en partijpolitieke voorkeuren die mensen al hadden. Het veranderende beeld van de politie, vooral bij Democratische kiezers, wees op een groeiende kloof tussen de opvattingen van Republikeinen en Democraten, maar deze verschuivingen in opinies leken nauwelijks de uitkomst van de verkiezingen te beïnvloeden.
Wat we uit deze analyse kunnen afleiden, is dat de verkiezingen van 2020 minder draaiden om de kwesties van politiehervorming of publieke veiligheid dan veelal werd gesuggereerd. In plaats daarvan waren de verkiezingen vooral een referendum over de zittende president, Donald Trump, en zijn optreden in de grote crises die het land teisterden: de pandemie, de economische crisis, en de sociale onrust. Terwijl Trump probeerde de aandacht van de kiezers te richten op de politie en de gevaren van sociale onrust, koos Biden ervoor zich te distantiëren van de meer radicale aspecten van het debat, zoals het ‘defund the police’ (verminderen van de financiering van de politie). Biden's gematigde standpunten op dit gebied, gecombineerd met zijn vermogen om steun te verwerven van een breed scala aan kiezers, lijken doorslaggevender te zijn geweest dan de impact van de protesten of de campagnes rond openbare veiligheid.
Wat dus van belang is om te begrijpen, is dat de keuze voor Biden in 2020 niet eenvoudig te herleiden is tot een enkel onderwerp zoals politiehervormingen of de BLM-beweging. Het verkiezingsresultaat was het gevolg van een combinatie van factoren, waaronder een bijzonder onpopulaire zittende president, een polarisatie die diepe sporen had nagelaten in het land, en de verschuivingen in de publieke opinie die zich in de jaren daarvoor hadden voorgedaan. De maatschappelijke bewegingen in 2020 waren zeker invloedrijk, maar ze waren slechts één van de vele factoren die de keuze van de kiezers bepaalden.
Hoe Beleidsvisies en Demografische Kenmerken de Stemgedrag van Democratische Kiezers in de Voorverkiezingen van 2020 Beïnvloedden
In de Democratische voorverkiezingen van 2020 bleek dat de relatie tussen de opvattingen over economische beleidsmaatregelen en stemgedrag meer uitgesproken was voor kiezers die zich als liberaal identificeerden. Kiezers met sterk liberale opvattingen waren aanzienlijk meer geneigd om Elizabeth Warren te steunen dan andere kandidaten zoals Joe Biden of Bernie Sanders. Dit is een belangrijke bevinding die benadrukt hoe ideologische en economische standpunten de keuzes van kiezers kunnen sturen. Bovendien bleek dat de invloed van dergelijke opvattingen sterker was in modellen die gebruik maakten van data uit december 2016, wat logisch is aangezien deze data dichter bij de voorverkiezingen van 2020 lagen.
Kijkend naar de resultaten van de ISCAP-enquêtes, die kiezersintentie in januari 2016 en januari 2020 met elkaar vergeleken, werd wederom een sterker verband gevonden tussen economische beleidsvisies en stemgedrag voor Warren ten opzichte van Biden. Dit suggereert dat de economische beleidsattitudes van kiezers een grotere rol speelden in hun steun voor Warren, terwijl het verschil in steun tussen Sanders en Warren minder duidelijk was, ondanks dat de richting van het effect hetzelfde was: meer liberale kiezers neigden naar Warren.
De Nationscape-enquêtes, die de kiezersintentie in de aanloop naar de voorverkiezingen in 2019 en 2020 onderzochten, gaven een vergelijkbaar patroon van invloed van beleidsvisies op het stemgedrag. De afname van de steun voor Biden onder kiezers met meer liberale standpunten was merkbaar, al was de sterkte van deze relatie bescheiden. Dit betekent dat hoewel het voor liberals onvermijdelijk was om voor een meer progressieve kandidaat als Warren te stemmen, de mate van invloed van economische beleidsvisies op de keuze voor Biden minder uitgesproken was. Bijvoorbeeld, een sterke liberalist, gedefinieerd als iemand die zich op de 95e percentiel van de liberale schaal bevond, was slechts 10 procent minder geneigd om voor Biden te stemmen dan iemand die zich in het midden van de liberale schaal bevond.
Demografische factoren spelen ook een cruciale rol in het stemgedrag. Tabel A4.8 toont bijvoorbeeld aan dat zwarte kiezers in de Democratische voorverkiezingen van 2020 sterk geneigd waren om Biden te steunen, wat waarschijnlijk verband houdt met hun identificatie als sterke Democraten. De raciale en etnische diversiteit onder de Democratische kiezers heeft daarom aanzienlijke implicaties voor de politieke strategieën van partijen en kandidaten. Black American kiezers bleken niet alleen sterker geneigd om Biden te steunen, maar ze waren ook meer geneigd om zich te identificeren als sterke Democraten, wat hun stemgedrag beïnvloedde.
De invloed van leeftijd op stemgedrag was ook significant. Jonge kiezers, vooral onder de 40 jaar, waren over het algemeen meer geneigd om voor Sanders of Warren te stemmen, wat kan worden toegeschreven aan hun neiging om progressieve standpunten te omarmen. Oudere kiezers daarentegen, vooral de 50-plussers, gaven de voorkeur aan Biden. De keuzes van verschillende leeftijdsgroepen benadrukken het belang van de generatiekloof binnen de Democratische partij en hoe deze kloof de keuze voor bepaalde kandidaten beïnvloedt.
Daarnaast toont de variatie in ideologische identificatie een ander belangrijk patroon. In 2020 was er een aanzienlijke verscheidenheid in hoe kiezers zichzelf identificeerden op de ideologische schaal, met een aanzienlijk aantal kiezers die zichzelf als gematigd of conservatief beschouwden binnen de partij. Deze groep, die vaak wordt genegeerd in de algemene discussie over Democratische primaries, was echter meer geneigd om voor Biden te stemmen, wat aangeeft dat matigheid en gematigde progressiviteit aantrekkelijker waren voor een significant aantal Democratische kiezers.
Het model toont dus aan dat, hoewel het ideaalbeeld van beleidsliberalisme de voorkeur gaf aan meer progressieve kandidaten zoals Warren, er nog steeds aanzienlijke invloeden waren van demografische en sociaaleconomische factoren die de uiteindelijke stemkeuze bepaalden. Niet alle liberale kiezers waren echter bereid om de progressieve lijn radicaal te volgen; de kans om voor Biden te stemmen bleef bijvoorbeeld bestaan, zelfs bij degenen met meer liberale beleidsstandpunten, zij het in mindere mate.
De bevindingen geven aan dat het stemgedrag in de Democratische primaries van 2020 veel complexer was dan een simpel patroon van liberalisme versus conservatisme. Kiezers waren niet alleen gemotiveerd door hun opvattingen over economische beleidsmaatregelen, maar ook door hun ideologische identiteit, raciale of etnische achtergrond, en de specifieke ervaringen die zij hadden binnen hun gemeenschappen. Dit maakt de stemkeuzes van primarystemmers tot een veelgelaagd en dynamisch fenomeen, dat verder onderzoek verdient, vooral naar de interacties tussen beleidsvisies en demografische kenmerken.
Hoe ontstaan verkeerde inschattingen van partijverschillen en wat zijn de gevolgen daarvan?
In de hedendaagse Amerikaanse politiek zijn percepties van partijverschillen niet louter gebaseerd op feitelijke standpunten of demografische realiteiten, maar in toenemende mate gevormd door overdreven en vertekende voorstellingen van de ander. Onderzoek wijst uit dat burgers systematisch overschatten hoe verschillend de achterban van de andere partij is op demografisch gebied. Republikeinen denken bijvoorbeeld vaak dat een veel groter percentage van de Democraten zwart, latino of LGBTQ+ is dan in werkelijkheid het geval is. Democraten daarentegen overschatten hoeveel Republikeinen oud, wit en evangelisch zijn. Deze mispercepties fungeren als mentale karikaturen van de politieke tegenstander, en versterken gevoelens van afstand, vijandigheid en zelfs ontmenselijking.
Deze vertekende beelden gaan gepaard met wat onderzoekers “exaggerated meta-perceptions” noemen — het idee dat men denkt dat leden van de andere partij hen haten, terwijl dat in werkelijkheid veel genuanceerder ligt. Dit fenomeen blijkt een sterke voorspeller te zijn van intergroepsvijandigheid. Met andere woorden: mensen worden niet zozeer vijandig omdat ze daadwerkelijk gehaat worden, maar omdat ze dénken dat ze gehaat worden. De vicieuze cirkel van wantrouwen versterkt op die manier affectieve polarisatie.
Affectieve polarisatie, vaak gemeten aan de hand van de mate van sympathie of afkeer voor leden van de andere partij, blijkt in werkelijkheid eerder een reflectie van partijliefde dan van echte afkeer. Met andere woorden, als men een positieve kijk heeft op de eigen partij, betekent dat niet per se dat men de andere partij haat — al worden deze gevoelens vaak als zodanig geïnterpreteerd en gemeten. Tegelijkertijd neemt het stemmen over partijgrenzen heen af, en is er steeds meer trouw aan de eigen partij bij presidentsverkiezingen. De traditionele indicatoren zoals economische prestaties of beleidsinhoud spelen hierbij een afnemende rol. Presidentschap wordt in toenemende mate een moreel en identitair statement.
De relatie tussen economische omstandigheden en de beoordeling van een president vervaagt eveneens. Waar kiezers vroeger geneigd waren om zittende presidenten af te rekenen op economische tegenslagen, laat recent onderzoek zien dat partijdige overtuigingen een veel grotere rol zijn gaan spelen. De electorale ‘shock’ — onverwachte verschuivingen in stemgedrag — is minder geworden, en verkiezingen kennen een grotere mate van continuïteit. Het electorale landschap is in zekere zin versteend.
De afname van “swing states” en de dominantie van het “winner-take-all”-principe in het Amerikaanse kiesstelsel maken het geheel nog rigider. Een steeds kleiner aantal staten bepaalt de uitkomst van presidentsverkiezingen, terwijl grote delen van het land politiek voorspelbaar zijn geworden. Deze ontwikkeling ondermijnt de rol van de middenkiezer en versterkt de afhankelijkheid van mobilisatie van de eigen achterban in plaats van het overtuigen van twijfelaars.
Tegelijkertijd is er sprake van een toename in de partijpolitieke afstand op thema’s als abortus, immigratie, economische herverdeling en raciale rechtvaardigheid. Met name op het vlak van immigratie en ras is de polarisatie tussen partijen sinds 2011 met 0,21 punten toegenomen op een schaal van 0 tot 1 — een aanzienlijke verschuiving. De schaal van ‘racial resentment’ geeft aan dat verschillen in raciale attitudes tussen Republikeinen en Democraten inmiddels structureel zijn geworden. Deze verschuivingen weerspiegelen niet enkel veranderingen in overtuigingen, maar ook in wat kiezers belangrijk vinden — in de intensiteit en de morele lading van hun standpunten.
De polarisatie rondom identiteitsthema’s als ras en geslacht werd tijdens het presidentschap van Trump verder verscherpt. Zijn retoriek functioneerde als een activerende factor voor reeds bestaande vooroordelen en attitudeclusters. Vooral onder blanke kiezers was er sprake van een mobilisatie op basis van negatieve gevoelens jegens andere groepen. Politiek gedrag werd in die context minder een kwestie van beleidsvoorkeuren, en meer een expressie van morele identiteit en groepsloyaliteit.
Verandering in publieke opinie blijkt bovendien niet louter voort te komen uit nieuwe informatie, maar uit zogenaamde “motivated reasoning” — het fenomeen waarbij mensen informatie interpreteren op manieren die hun bestaande overtuigingen bevestigen. De realiteit wordt ondergeschikt aan de logica van partijpolitieke alignering. Opvattingen over zaken als immigratie of gezondheidszorg evolueren daardoor niet autonoom, maar in het kielzog van de partijpolitieke positionering.
Wat hieruit blijkt is dat polarisatie niet alleen een gevolg is van ideologische tegenstellingen, maar evenzeer van psychologische mechanismen, mediaconsumptie en electorale instituties. Mispercepties worden gereproduceerd via sociale netwerken, partijdige media en politieke elites die baat hebben bij een wij-zij-denken. De structurele dynamiek van permanente campagnevoering, waarin tegenstellingen uitvergroot worden en nuance verdwijnt, houdt deze toestand in stand.
Wat essentieel is voor de lezer om te begrijpen, is dat de werkelijke verschillen tussen kiezers niet per se groter zijn geworden, maar dat de beleving van die verschillen drastisch is toegenomen. De kloof is vaak cultureel en symbolisch, eerder dan inhoudelijk. Het gevaar schuilt dan ook minder in de aanwezigheid van verschil, dan in de overtuiging dat het verschil onoverbrugbaar is. Politieke polarisatie is niet alleen een sociaal feit, maar ook een sociaal geloof — en precies daarom zo krachtig.
Hoe de Amerikaanse politiek reageerde op Trumps controversiële beleid en handelsoorlogen
De Amerikaanse politiek onder leiding van Donald Trump werd gekarakteriseerd door frequente en ingrijpende veranderingen in zowel binnenlandse als buitenlandse beleid. De wetgevende macht, voornamelijk bestaande uit de Republikeinen, bevond zich vaak in een tweesprong tussen partijbelangen en de onvoorspelbare koers van de president. De meest opvallende van deze conflicten ontstonden rondom handels- en sanctiebeleid, evenals budgettaire kwesties, waarbij het Congres vaak tegen Trumps initiatieven inging.
De reacties van Republikeinen op Trumps beleid waren allesbehalve eenduidig. Terwijl sommige partijleden zich schaarden achter zijn beleidskeuzes, waren er anderen die zich hardop uitspraken tegen de president, vooral in zaken als de handelsoorlog met China. In 2018 bleek uit verschillende peilingen, zoals die van Gallup, dat een aanzienlijk aantal Amerikanen de door Trump opgelegde tarieven als schadelijk beschouwden voor de Amerikaanse economie. De voorkeur ging uit naar diplomatieke en minder agressieve handelsstrategieën, waarbij het imago van de Verenigde Staten als wereldleider op het spel werd gezet door de abrupte koerswijzigingen van Trump.
Tegelijkertijd werd het beleid van de president met betrekking tot Rusland steeds controversiëler. Zijn weifelachtige houding tegenover het autoritaire regime van Vladimir Poetin, die tijdens de Helsinki-top van 2018 zijn steun voor Poetin uitsprak boven die van zijn eigen inlichtingenorganisatie, leidde tot scherpe kritiek binnen zijn eigen partij. Velen beschouwden deze benadering als een bedreiging voor de nationale veiligheid en de internationale reputatie van de Verenigde Staten. Zelfs Republikeinse senatoren en afgevaardigden distantieerden zich van Trumps ruslandvriendelijke benadering, zoals bleek uit de stemmingen in het Congres die sancties tegen Rusland verhinderden, ondanks Trumps verzoeken om deze te verlichten.
Naast buitenlandse politiek bleef de binnenlandse agenda van Trump, vooral zijn agressieve benadering van het federale budget, een bron van conflict. De bezuinigingen op wetenschappelijke onderzoeksbudgetten, de gezondheidszorg en onderwijs werden stevig bekritiseerd door zowel Democraten als gematigde Republikeinen. De zogenaamde 'Trump-begroting' werd door velen beschouwd als een symbolisch maar inefficiënt beleidsinstrument dat onvoldoende steun kreeg van zowel het Congres als de Amerikaanse bevolking. De Republikeinen die het budget aanvoerden, bevonden zich vaak in de lastige positie om het beleid van de president te verdedigen, terwijl ze tegelijkertijd probeerden tegemoet te komen aan de economische verwachtingen van hun achterban.
Bovendien leidde Trumps aanpak van de Mexicaanse grensmuur tot ernstige interne verdeeldheid binnen de Republikeinse partij. Het gebruik van de zogenaamde nationale noodtoestand in 2019 om de financiering van de muur door te drijven, was een stap die niet door alle partijleden werd gesteund. Dit was niet alleen een politieke zet, maar ook een manier om de eigen partij bij de les te houden, aangezien het Congres uiteindelijk niet bereid was om zijn volledige begrotingsverzoeken te honoreren. Trumps uitspraak dat hij bereid was de federale overheid te sluiten om de muur te bouwen, kwam als een zware beproeving voor zowel zijn politieke invloed als voor de stabiliteit van het land.
Een ander belangrijk aspect van Trumps beleid was zijn constante aanval op de bestaande politieke structuur, inclusief zijn confrontaties met Republikeinse leiders zoals Mitch McConnell. De openlijke ruzies en publieke kritiek op de partijleiding ondermijnden de eenheid van de Republikeinen, die niet altijd in staat waren om als één front naar voren te treden. Dit resulteerde in een politiek vacuüm waarin Trumps macht als president zowel zijn kracht als zijn kwetsbaarheid vergrootte.
Wat belangrijk is voor de lezer om te begrijpen, is dat de tegenstelling tussen het beleid van de president en de reacties van het Congres vaak meer te maken had met politieke overwegingen dan met fundamentele ideologische verschillen. De Republikeinen bevonden zich in een constante afweging tussen hun loyaliteit aan Trump en hun verantwoordelijkheid ten opzichte van hun kiezers en de bredere belangen van het land. Deze dynamiek verklaart waarom er gedurende de Trump-jaren een constante spanning was tussen het Witte Huis en het Congres, waarbij wetgeving vaak niet werd aangenomen of werd aangepast om tegemoet te komen aan de kritiek van gematigde stemmen binnen de partij.
Het is belangrijk te erkennen dat deze politieke onenigheid en de gebrekkige samenwerking tussen de verschillende machtscentra in de VS een breed effect hadden op de algehele stabiliteit van het land. De verdeeldheid binnen de Republikeinse partij, de onzekerheid rondom handels- en buitenlandse politiek, en de onophoudelijke interne conflicten creëerden een situatie waarin het nationale beleid, zelfs in tijden van economische groei, niet altijd optimaal werd uitgevoerd. De rol van het Congres in deze periode is essentieel voor het begrijpen van de beperkingen van de Amerikaanse democratie, waar de verdeeldheid tussen politieke machten kan leiden tot een verlamd systeem, dat soms niet in staat is om adequaat te reageren op dringende vraagstukken van nationaal belang.
Hoe De Strijd Om Macht De Democratie Ondermijnt
Het leek erop dat de loyaliteit van de Republikeinen aan Trump zou veranderen na de rellen van 6 januari. Trump’s goedkeuringscijfer onder Republikeinen daalde eindelijk en een groter aantal Republikeinse leden van het Congres steunde de tweede impeachmentprocedure dan de eerste. Maar na verloop van tijd verschoven de gevoelens binnen de partij. Ashli Babbitt werd een martelaar, terwijl Trump en zijn bondgenoten probeerden de geschiedenis van 6 januari te herschrijven. De steun van Republikeinen voor het vervolgen van de relschoppers nam af. Weer bleek dat een enkel tragisch voorval – een aanval op het Amerikaanse Capitool – niet boven de partijpolitiek uitstak.
Ondertussen voerden Republikeinse leiders in de staten nieuwe obstakels in voor het stemmen en herschreven wetten om de macht weg te nemen van de lokale verkiezingsfunctionarissen die na de verkiezingen niet bezweken voor de druk van Trump. De acties van de Republikeinen illustreren de prikkels die gecreëerd worden door een tijdperk van verstarde politiek en partijpariteit: vind elke mogelijke manier om de regels in je voordeel te buigen en je tegenstanders te belagen. Wanneer verkiezingen en zelfs de controle over de regering afhangen van een paar staten of een paar duizend stemmen, en je denkt dat de andere partij niet alleen verkeerd is in het beleid, maar ook immoreel en onpatriottisch, wordt het makkelijker om alles te rechtvaardigen om te winnen, ongeacht de democratische merites. Veel partizanen zullen maatregelen accepteren die tegen de oppositie gericht zijn, misschien zelfs geweld.
Toen de verkiezingen van 2020 hun bittere einde bereikten, kozen de Republikeinen deze route in plaats van de verlies van de partij te aanvaarden en de richting van de partij te heroverwegen. Maar het had niet zo hoeven zijn. Veel meer Republikeinen accepteerden de nederlaag van Mitt Romney in 2012, en veel meer Democraten accepteerden die van Clinton in 2016. Niemand werd aangespoord om "te vechten als de hel" en stormde het Capitool binnen. Geweld en democratische achteruitgang zijn geen onvermijdelijke gevolgen van verstarde politiek. De toekomst hangt af van wat politieke leiders doen wanneer de verliezen bijzonder bitter zijn – en of zij de democratie zullen handhaven wanneer de bitterheid geen einde in zicht heeft.
Trump had altijd een alternatief pad voor ogen. Zijn verkiezingsbeloften omvatten ook populaire beleidsmaatregelen, zoals investeringen in infrastructuur, die het potentieel hadden om de steun van de Democraten te winnen. Deze beloften hadden vaak alarm geslagen bij traditionele Republikeinen en conservatieven, juist omdat ze in strijd waren met de partijorthodoxie en in feite de oppositie tegemoetkwamen. Maar als president duwde Trump beleid dat vooral populair was bij zijn eigen partij en op sommige punten alleen bij de meest conservatieve facties binnen de partij. Dit was vooral duidelijk op het gebied van immigratie, waar Trump’s harde standpunten hem lof opleverden van Fox News, maar tegenstand van het merendeel van de Amerikanen.
Presidentschap is meestal een zaak van partijbelangen, maar Trump was distinctief in hoe ver hij ging in het negeren van zelfs maar de schijn van inclusiviteit. In plaats van te proberen het land als geheel te vertegenwoordigen, viel hij iedereen aan die niet voldoende steun betuigde. Hij beschuldigde tegenstanders van onwaarheden, gebruikte beledigingen en handelde op een manier die leidde tot federale onderzoeken en zijn eerste impeachment. Zijn reactie op raciaal geladen incidenten en zelfs racistische gebeurtenissen was vaak een verergering van de situatie met zijn eigen opruiende taal. In plaats van eenvoudigweg een verzoenende verklaring af te leggen of een automatische veroordeling van haat, koos Trump vaak voor polariserende retoriek.
Bannon, een van Trump’s belangrijkste strategen, vatte de politiek van de president samen: "Als je denkt dat ze je land zonder strijd teruggeven, dan ben je hopeloos verkeerd." Voor de eerste drie jaar van zijn presidentschap was de strijd een centraal thema. Trump’s ambitie was groot; hij had grote plannen voor zijn eerste 100 dagen in functie. In oktober 2016 schetste hij een breed wetgevingsprogramma, waaronder belastingverlaging voor de middenklasse, infrastructuurinvesteringen en de afschaffing van Obamacare. Met Republikeinse meerderheden in zowel het Huis als de Senaat leek Trump goed gepositioneerd om vooruitgang te boeken.
Maar ondanks de gecontroleerde regering ondervond Trump aanzienlijke obstakels. De Republikeinse meerderheden in het Congres waren smal – typisch voor een tijd van partijpariteit – wat betekende dat de partij samen moest blijven om wetgeving door te voeren en tegelijkertijd kwetsbare leden te beschermen in de aanstaande tussentijdse verkiezingen, waarin de partij van de president meestal zetels verliest. De Republikeinen worstelden bovendien met interne verdeeldheid. Het was gemakkelijker om die verdeeldheid te negeren toen ze in de oppositie zaten, maar onder Trump werd het moeilijker om een gezamenlijke koers te behouden.
De situatie werd verder bemoeilijkt door de politieke polarisatie die door Trump werd versterkt. Waar eerdere presidenten vaak probeerden om een brede electorale basis te bereiken, zocht Trump bewust de confrontatie met de oppositionele krachten, door steeds meer optribale lijnen te spelen. Dit voedde de verdeling en maakte het politieke landschap nog fragieler. Het leidde niet alleen tot interne partijstrijd, maar ook tot een verslechtering van de politieke normen in de Verenigde Staten.
In dit kader moet de lezer begrijpen dat de verharding van de politiek niet onvermijdelijk is. Het hangt af van de keuzes van de politieke leiders, vooral in tijden van verlies. Het is van vitaal belang te begrijpen dat het behouden van een democratische geest en respect voor politieke tegenstanders essentieel is voor het welzijn van een democratie. De verleiding om de regels te buigen om de macht vast te houden is groot, maar het respecteren van de democratische processen is wat de stabiliteit van de politiek waarborgt.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский