De scheidslijn tussen de gematigde en extremistische vleugels van de Amerikaanse politiek vervaagde begin jaren '60, waarbij de Republikeinse Partij steeds meer werd doordrongen door radicale elementen, met de John Birch Society (JBS) als een van de meest invloedrijke groepen. De sfeer binnen de partij werd steeds gepolariseerder, en de opkomst van het Goldwater-voor-presidentbeweging was een belangrijk keerpunt in dit proces. Het zou uiteindelijk een bredere verschuiving binnen de partij betekenen, waarbij de conservatieven de dominante kracht werden, maar ook een bondgenootschap aangingen met radicale en extremistische elementen die eerder marginaal waren.
De John Birch Society, opgericht door Robert W. Welch Jr., was een van de krachtigste en meest omstreden rechtse groeperingen van die tijd. Hoewel ze zich presenteerde als een conservatieve kracht die zich verzette tegen de opkomst van communisme, socialisme en een vermeend collectivistisch Amerika, was de JBS vaak gekoppeld aan extreemrechtse en samenzweringsdenkers die het politieke debat verdraaiden. Het verzet tegen de overheid en de vermeende dreiging van een centrale, collectivistische regering werden steeds prominenter in de publieke retoriek, waarbij enkele Republikeinse vertegenwoordigers, zoals Donald Bruce en John Ashbrook, de staat in gevaar achtten door “misgeleide arroganten” die een centraal geleide overheid nastreefden. Deze figuren voorspelden zelfs de “nationale zelfmoord” van de Verenigde Staten.
Toen Barry Goldwater zijn campagne voor het presidentschap begon, kwam zijn beweging al snel in contact met de John Birch Society en andere conservatieve groeperingen die buiten de mainstream-politiek stonden. De aanwezigheid van Birchers binnen de Goldwater-campagne was niet toevallig. Ze speelden een sleutelrol in de organisatie en mobilisatie van zijn steun. Het was geen geheim dat de Birchers zich aangetrokken voelden tot Goldwater's onconventionele benaderingen van het Amerikaanse politieke systeem. De steun die ze gaven aan Goldwater werd niet alleen gemotiveerd door zijn ideologie, maar ook door zijn bereidheid om het gevestigde politieke systeem uit te dagen. Goldwater was, hoewel zelf niet lid van de John Birch Society, bereid om zijn radicale supporters te omarmen.
In 1963 hielden duizenden mensen, waaronder leden van de JBS, zich in de straten van Washington voor de Draft Goldwater-campagne, die werd gekarakteriseerd door een breed scala van conservatieve en rechts-extremistische groepen. Er waren oude dames in gymschoenen, vrachtwagenchauffeurs met tatoeages, professoren die Mises in plaats van Keynes bestudeerden, en zuidelijke blanken die hun geloof in het kruis en de vlag niet wilden opgeven. De diversiteit van de groep was een weerspiegeling van de bredere aantrekkingskracht van Goldwater's boodschap van conservatisme, die werd gevoed door zowel gematigde als extremistische geluiden.
De invloed van de John Birch Society was niet beperkt tot de achterban van Goldwater. Birchers hadden zichzelf ingegraven in de Young Americans for Freedom (YAF), een invloedrijke organisatie van jonge conservatieven, en verwierpen elk compromis met de gematigden van de partij. De vergaderingen van YAF werden gedomineerd door Birchers, en hun invloed strekte zich uit tot de nationale politiek, waar ze vaak de GOP-conventies en de Republikeinse campagnes op een indirecte manier beïnvloedden. Dit was een teken van hoe extreem-rechts langzaam de controle over de Republikeinse Partij overnam.
Nelson Rockefeller, toen gouverneur van New York, zag deze ontwikkeling met bezorgdheid. Hij waarschuwde voor de invloed van extreemrechtse elementen binnen de Republikeinse Partij en uitte zijn zorgen over de groeiende kracht van de John Birch Society. Hij stelde zelfs voor dat Goldwater zich zou distantiëren van deze groepen om zijn geloofwaardigheid te behouden als een gematigde en redelijke kandidaat. Maar Goldwater weigerde afstand te nemen van de Birchers, wat zijn imago als kandidaat verder polariseerde.
Ondanks de pogingen van gematigde Republikeinen om Goldwater te verzwakken, werden de aanvallen van de Birchers tegen hen steeds feller. De ideologische verdeeldheid binnen de partij werd steeds zichtbaarder, vooral toen Goldwater zijn kandidatuur officieel aankondigde. Zijn campagnemensen erkenden de belangrijke rol van de Birchers, maar waren tegelijkertijd bezorgd over het extremisme dat zij met zich meebrachten. De impact van de JBS en soortgelijke groepen op de verkiezingen was onmiskenbaar. Ze zorgden voor een ongekend niveau van activisme en steun voor Goldwater, maar ook voor een groeiende angst bij gematigde Republikeinen dat de partij te veel zou vervallen in extremisme.
Het politieke landschap werd verder verstoord door persoonlijke drama’s binnen de partij, zoals de scheiding van Rockefeller en zijn hertrouwen met Happy Murphy, wat zijn politieke imago verder beschadigde bij conservatieve kiezers. Dit leidde tot een zware campagne tegen Goldwater in Californië, waar de rivalen van de senator de band tussen Goldwater en de extreemrechtse groepen benadrukten. De John Birch Society werd vaak gekoppeld aan de Goldwater-campagne, wat de campagne moeilijker maakte. Toch was Goldwater vasthoudend: hij weigerde zich los te maken van de extremistische vleugel van zijn eigen partij.
Deze periode markeerde een belangrijk moment in de geschiedenis van de Republikeinse Partij, waar de opkomst van rechtse extremisten en hun steeds grotere invloed de toekomst van de partij zou bepalen. Het is van belang te begrijpen dat de Goldwater-beweging de fundamenten legde voor de dominantie van conservatief extremisme in de partij, een verschuiving die nog vele decennia zou voortduren.
Wat hierbij belangrijk is, is de dynamiek van politieke partijen die onder druk van externe extremistische krachten kunnen veranderen. De Republikeinse Partij, voorheen meer gematigd, werd opgeslokt door radicale krachten die het conservatisme opnieuw definieerden, niet alleen door hun ideologie, maar ook door hun tactieken en activisme. Het is cruciaal om te begrijpen hoe dergelijke bewegingen het politieke landschap kunnen transformeren en zelfs mainstream kunnen worden, ondanks aanvankelijke tegenstand van gevestigde partijstructuren. Deze verschuivingen vormen niet alleen de geschiedenis van de politieke partij, maar beïnvloeden ook de bredere politieke cultuur en de wijze waarop verkiezingen worden gevoerd.
Was Nixon's "Silent Majority" a Dangerous Political Strategy?
De dagen na de gewelddadige confrontatie tussen bouwvakkers en studenten in New York, was er weinig tot geen juridische nasleep. De afwezigheid van federale maatregelen, ondanks de gewelddadigheid, liet zien dat de Amerikaanse regering onder Nixon bereid was om een oogje dicht te knijpen voor politiek geweld wanneer het in hun voordeel werkte. De hardhats, die studenten aanvielen, werden niet alleen beschermd, maar zelfs omarmd door het Witte Huis, dat hun acties in wezen goedkeurde. Tom Huston, een assistent van Nixon, schreef een memo waarin hij de minister van Justitie aanraadde geen onderzoek in te stellen naar de oproer: “Hoewel er misschien een gebrek aan inzet van de wetshandhavers was… is het de vraag of de burgerrechten van de protesterende studenten meer geschonden waren dan die van de duizenden andere, die eerder het doelwit waren van studentenprotesten.” Het Witte Huis zag geen reden om het geweld te veroordelen, zolang het hen politiek ten goede kwam.
De harde werkers van New York, voornamelijk bouwvakkers, bleven zich mobiliseren. Op 20 mei organiseerde de Building and Construction Trades Council van New York een massale demonstratie, die door de New York Times werd beschreven als een “rivier van gele, rode en blauwe helmen” die door een sneeuwstorm van tickertape voortbeweegt. Nixon omarmde deze beweging van arbeiders, die zich keerden tegen de studentenprotesten en het Vietnamoorlog steunden. Na de demonstratie belde Nixon met Peter Brennan, de leider van de vakbond voor bouwvakkers, om zijn dankbaarheid te uiten. Er was echter geen sprake van het gewelddadige gedrag van de demonstranten. Nixon zag een kans om de arbeidersklasse in zijn verkiezingscampagne voor zich te winnen, wat hem zou helpen om de "stille meerderheid" te mobiliseren. Deze arbeiders, die zich vaak vergeten voelden door de regering, werden een strategisch doelwit voor Nixon's cultuurstrijd tegen de progressieve krachten in de samenleving.
In de maanden die volgden, werkte Nixon aan het versterken van zijn relatie met een nieuwe, meer extremistische groep. Hij begreep dat de arbeidersklasse, hoewel economisch niet zijn bondgenoten, wel gevoelig was voor de sociale en culturele spanningen van de tijd. Dit was een politiek veld dat hij volledig zou exploiteren. Terwijl de economische omstandigheden van de arbeidersklasse verslechterden, werd de boodschap van Nixon steeds gewelddadiger: hij schilderde de tegenstanders van de oorlog in Vietnam en de sociale bewegingen van de jaren 60 als de vijanden van "echte" Amerikanen. De harde werkers, die woedend waren over de onrust, de studenten en de hippies, zagen in Nixon een vertegenwoordiger van hun ongenoegen.
Nixon's strategie was geen eenvoudige kwestie van politieke voorkeuren. Het was een strategie om de vijanden van de gevestigde orde te demoniseren en een breed gedragen gevoel van afkeer te creëren tegenover de zogenaamde "permissieve" samenleving. Nixon wist dat de "zachte" linkerflank van de politiek geen bondgenoot zou zijn van de arbeiders, maar hij had geleerd hoe hij het cultureel en sociaal ressentiment van deze groep kon kanaliseren. Het werd duidelijk dat de harde werkers niet langer de zelfde politieke kracht waren die tien jaar eerder in de handen van de Democraten lag.
Op een gegeven moment werd de culturele oorlog die Nixon leidde met een gevoel van paranoia gemengd. Nixon, die zijn tegenstanders altijd als verraders en bedriegers beschouwde, begon de grenzen van de politieke strijd te vervagen. In een memo aan Nixon schreef adviseur Pat Buchanan over de populariteit van de hardhats: “Een groep bouwvakkers kwam de Wall Street op en sloeg de demonstranten in elkaar… Of men dit geweld nu goedkeurt of niet, waarschijnlijk applaudisseerden miljoenen mensen in hun woonkamer voor deze vertoning.” De harde werkers waren zijn mensen geworden, en Nixon begreep dat hij hun steun nodig had om zijn herverkiezing veilig te stellen.
Het was deze manipulatie van sociale groepen, het aantrekken van woedende arbeiders en het verder polariseren van de samenleving die uiteindelijk een verwoestend effect zou hebben. Nixon begreep dat politieke verdeeldheid een krachtig wapen was. Maar deze strategie, waarin alles was toegestaan om de tegenstanders te verslaan, zou zich uiteindelijk tegen hem keren. De paranoia die de regering onder Nixon kenmerkte, zou leiden tot een onverantwoordelijke zoektocht naar macht en controle, wat de basis legde voor het schandaal dat zijn presidentschap zou beëindigen.
Naast het begrijpen van de specifieke politieke en culturele context van de jaren 60 en 70, is het essentieel om te zien hoe Nixon's strategie de fundamenten legde voor de politiek van de culturele oorlogen die later de Amerikaanse samenleving zouden verdelen. Zijn benadering van de arbeidersklasse, en het benadrukken van waarden zoals "wet en orde," bereidde de weg voor de verdere verharding van de Amerikaanse politiek. Wat begon als een poging om de “stille meerderheid” te mobiliseren, zou uiteindelijk leiden tot de polarisatie die de VS tot op de dag van vandaag beïnvloedt.
Heeft de Republikeinse Partij de cultuuroorlog verloren?
In de jaren negentig was er een verschuiving te zien binnen de Amerikaanse politiek, vooral in de manier waarop de Republikeinse Partij zich verhoudt tot de conservatieve waarden die haar ooit definieerden. Het idee van een "morele meerderheid" was een van de fundamenten van de Republikeinse politiek, maar na verloop van tijd begon het steeds duidelijker te worden dat deze meerderheid waarschijnlijk nooit zo krachtig was als men had gehoopt. De kritiek op het falen van deze waarden kwam scherp naar voren in de uitlatingen van de conservatieve strateeg Paul Weyrich, die zich al snel realiseerde dat de culture oorlog die de conservatieven zo fel voerden, niet alleen politiek, maar ook moreel, verloren leek te zijn.
Volgens Weyrich was het voor de Republikeinen onmogelijk om de breedte van hun agenda door te voeren, ondanks het feit dat de rechtse extremisten grote invloed hadden binnen de partij. Ze hadden geen significante vooruitgang geboekt op de belangrijkste kwesties die hen bezighielden: abortus, homoseksuele rechten, gebed op scholen, pornografie en de seksuele en gewelddadige inhoud in de media. Zelfs met een dominante invloed binnen de partij, konden zij hun idealen niet realiseren, wat Weyrich zou doen besluiten dat de politiek zelf gefaald had. Het politiek landschap van de jaren negentig was doordrenkt van conflicten en verdeeldheid, met als gevolg dat de traditionele conservatieve waarden steeds meer onder druk kwamen te staan.
Dit probleem werd duidelijker toen George W. Bush zijn kandidatuur voor het presidentschap aanbood. In zijn campagne probeerde hij het begrip "compassionate conservatism" te introduceren, een poging om conservatisme te verfrissen en het te distantiëren van de harde lijn die zijn voorganger, Newt Gingrich, had gepromoot. Voor veel traditionele conservatieven kwam dit idee echter als een verraad aan de kernprincipes van de partij. Bush wilde het conservatisme opnieuw positioneren als een gematigd alternatief, weg van de extremen die de partij in de voorgaande jaren hadden gekarakteriseerd. Dit kwam met de wens om een breed publiek te bereiken, inclusief gematigde kiezers en onafhankelijken, zonder zich te laten leiden door de woeste retoriek van de rechtse extremisten die de Republikeinse Partij ooit in hun greep hadden.
Toch was de relatie tussen Bush en de radicale conservatieven ingewikkeld. Tijdens zijn campagne probeerde Bush de steun van de invloedrijke religieuze leider Pat Robertson en zijn Christian Coalition veilig te stellen, maar hij gaf geen gehoor aan de belangrijkste eisen van deze groep, zoals het verzetten tegen abortus of het invoeren van gebed in de scholen. In plaats daarvan leek hij een evenwicht te vinden tussen het aanvaarden van de steun van conservatieven en het vermijden van een volledige overgave aan hun agenda. De zogenaamde "compassionate conservatism" bood een platform voor gematigde kiezers zonder de conservatieve basis te vervreemden, hoewel veel van de traditionele conservatieven sceptisch bleven over deze benadering.
Tegelijkertijd illustreerde dit de bredere paradox binnen de Republikeinse Partij: de partij was gedwongen een delicate balans te vinden tussen het winnen van verkiezingen en het blijven vasthouden aan de waarden die haar ooit kracht gaven. De partij was sterker dan ooit in haar invloed, maar niet in haar vermogen om daadwerkelijk beleid te implementeren dat de kern van haar sociale agenda weerspiegelde. De Republikeinse kiezers, die zich nog steeds sterk voelden over kwesties zoals abortus, schoolgebed en het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht, zagen hun zorgen vaak genegeerd of gemarginaliseerd, zelfs wanneer hun partij in de macht was.
Wat belangrijk is om te begrijpen, is dat deze situatie de Amerikaanse politiek op lange termijn heeft veranderd. De opkomst van het zogenaamde "culturele conservatisme" heeft niet alleen de Republikeinse Partij beïnvloed, maar ook de manier waarop veel Amerikanen politiek denken. De cultuurstrijd, die vaak werd gepresenteerd als een strijd tussen goede en slechte waarden, heeft de politiek gepolariseerd en sommige kwesties verhard, wat de politieke dialoog verder heeft verslechterd. Wat echter vaak over het hoofd wordt gezien, is dat de veranderingen binnen de partij een bredere verschuiving in de politieke cultuur weerspiegelen: het idee van ideologische zuiverheid heeft steeds minder gewicht gekregen tegenover de wens om meer pragmatische en gematigde oplossingen te vinden, wat betekent dat de klassieke conservatieve ideologie misschien niet langer de fundamenten zijn waarop de Amerikaanse politiek is gebouwd.
De vraag of de Republikeinen de cultuurstrijd hebben verloren, is dus veel complexer dan het simpelweg constateren van een verlies in populariteit of invloed. Het stelt de bredere vraag over wat het betekent om een politieke partij te zijn in een samenleving die steeds meer verdeeld raakt over culturele en sociale kwesties. De nederlaag van de morele meerderheid in het politieke strijdperk betekent mogelijk niet het einde van conservatieve waarden, maar eerder de noodzaak voor een nieuwe benadering van hoe deze waarden worden gepresenteerd en verdedigd binnen het politieke systeem.
Wat maakt een gecomprimeerde luchtmotor geschikt voor voertuigen?
Hoe worden 2D halfgeleiders gesynthetiseerd en gekarakteriseerd, en wat bepaalt hun functionele eigenschappen?
Hoe Samenvattingen en Groeperingen Data Kunnen Helpen Bij Statistische Analyse
Hoe verlies en liefde zich kruisen in tijden van oorlog

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский